BEVOEGDHEDEN VAN HET COMITE PBW OP GROND VAN DIVERSE WETGEVINGEN Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Transcriptie

1 Bijlage 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET COMITE PBW OP GROND VAN DIVERSE WETGEVINGEN 1. Leefmilieu wetgeving 1.1. Voorafgaand akkoord Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Art De aanwijzing en de vervanging van een milieucoördinator-wn in klasse I- inrichtingen, de verwijdering uit zijn functie en de aanstelling van een tijdelijke plaatsvervanger, worden door de WG uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het Comité of, bij ontstentenis ervan, van de vakbondsafvaardiging. In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het Comité of met de vakbondsafvaardiging, wordt het advies ingewonnen van het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur B.Vl. Reg. van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake Art , 4.- Met de instemming van de afdeling Milieuvergunningen van AMINAL, kan één milieucoördinator van twee of meer klasse I-inrichtingen, die geen bedrijfslocatie vormen, gezamenlijk worden aangesteld. Het verzoek tot instemming dient een verklaring van de exploitant te bevatten. Indien het de aanstelling van een milieucoördinator-wn van de exploitant betreft, dan moet de verklaring vergezeld zijn van het akkoord van het Comité. Art , 1.- De aanwijzing en de vervanging van een milieucoördinator-wn, de verwijdering uit zijn functie en de aanstelling van een tijdelijke plaatsvervanger, worden door de WG van een klasse I-inrichting uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het Comité of, bij ontstentenis ervan, van de vakbondsafvaardiging. In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het Comité of met de vakbondsafvaardiging, wordt het advies ingewonnen van de afdeling Milieuvergunningen van AMINAL. Deze bepaling wordt nog eens herhaald in art , 1.6 en art , Documenten te ontvangen, ter beschikking of ter inzage te houden Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Art , 3.- De milieucoördinator stelt ten behoeve van de WG en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het Comité, of bij ontstentenis van deze organen, van de vakbondsafvaardiging jaarlijks een verslag op over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld. Dit verslag bevat onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven.

2 B. Vl. Reg. van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I) Art. 6, 2.- Gelijktijdig met de indiening van de in art. 5 van dit besluit bedoelde milieuvergunningsaanvraag, maakt de WG in voorkomend geval een exemplaar van het vergunningsaanvraagdossier met de voorgeschreven bijlagen over aan het Comité. Deze bepaling is niet voorzien voor: - een melding overeenkomstig art. 2 t.e.m. 4 van dit besluit; - een verandering van een vergunde inrichting, klasse 1 of klasse 2, overeenkomstig art. 6bis van dit besluit. Art. 35, 5 en art. 36, 5.- Ontvangst vanwege de vergunningverlenende overheid (Bestendige Deputatie - klasse 1 of Burgemeester - klasse 2) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing per ter post aangetekende zending van de beslissing over een milieuvergunningsaanvraag. Art. 50, 4 en art. 52, 4.- Ontvangst vanwege de in beroep vergunningverlenende overheid (Bestendige Deputatie - klasse 2 of Vlaamse Minister - klasse 1) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing per ter post aangetekende zending van de beslissing over een beroep tegen een verleende milieuvergunning B. Vl. Reg. van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake Art Alle documenten en gegevens die in toepassing van VLAREM II aan de overheid moeten bezorgd worden, moeten tevens ter beschikking worden gesteld van de werknemersvertegenwoordiging in de ondernemingsraad en in het Comité. Bij ontstentenis van deze beide organen worden de documenten en gegevens ter beschikking gesteld van de vakbondsafvaardiging. Art , 3.- De milieucoördinator dient jaarlijks een verslag op te stellen over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld met onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven. Hij bezorgt het verslag vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, aan de bedrijfsleiding, de ondernemingsraad en het Comité of, bij ontstentenis van deze organen, aan de vakbondsafvaardiging. Deze bepaling wordt herhaald in art , 2. Art , 1, 1, a).- Indien dit dient te worden opgesteld (zie afd van VLAREM II) vóór 1 april van het jaar, volgend op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, een afschrift van het milieujaarverslag bezorgen aan de leden van het Comité. Art , 1, 2.- Volgende documenten dienen ter beschikking gesteld te worden van het Comité: - het afschrift van de bijlagen van het hierboven vermelde milieujaarverslag; - alle al dan niet door de milieureglementering opgelegde inlichtingen, verslagen, adviezen en documenten die rekening houden met het milieu en/of de externe veiligheid.

3 3 Het betreft inzonderheid de inlichtingen, verslagen, adviezen en documenten die de instelling met toepassing van de milieureglementering aan de overheid dient te verschaffen of ter inzage dient te houden B. Vl. Reg. van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag (B.S., 4 juni 2004) Art. 3, 2.- Op het moment dat de milieujaarverslagplichtige het integrale milieujaarverslag aan de administratie verstuurd (vanaf 2005), bezorgt hij tevens een afschrift aan: 3 e de werkende en de plaatsvervangende leden van het Comité tenzij het huishoudelijk reglement van het Comité het anders bepaalt; 4 e de effectieve leden van de Ondernemingsraad, tenzij het huishoudelijk reglement van de raad de informatieverstrekking op een andere, meer efficiënte wijze, waarborgt Recht op informatie en/of opleiding B. Vl. Reg. van 6 februari 1999 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende milieuvergunning (VLAREM I) Art. 17, Schriftelijke kennisgeving aan het Comité door de bevoegde burgemeester, tijdens het openbaar onderzoek ervan, van een milieuvergunningsaanvraag door een vreemde onderneming, gelegen in een straal van 100 m rond de eigen instelling B. Vl. Reg. van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake Art , Het Comité dient geïnformeerd te worden: - over het hulppersoneel, de lokalen, het materiaal en de middelen, ter beschikking gesteld van de milieucoördinator; - over de inlichtingen, verslagen, adviezen en documenten waarop de instelling inzagerecht kan doen gelden ingevolge milieuaanvragen van derde ondernemingen; - over de wijzigingen, aangebracht aan procédés, technieken of installaties als ze de bestaande risico's voor het milieu en/of de externe veiligheid zouden verergeren of er nieuwe zouden vormen; - over alle nodige informatie opdat de leden aan het Comité met volledige kennis van zaken adviezen zouden kunnen uitbrengen. Art , 1, 4.- Het Comité dient de toelichting bezorgd te krijgen waarnaar een lid van het Comité, met betrekking tot het milieu of de externe veiligheid, zou hebben gevraagd. Art , 1, 5.- Het Comité dient, tijdens een vergadering, jaarlijks een omstandige toelichting bezorgd te krijgen met betrekking tot het door de onderneming gevoerde milieubeleid.

4 Opdrachten, bevoegdheden, initiatiefrecht en medewerking aan het beleid B. Vl. Reg. van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake Art , 3.- Het Comité heeft hoofdzakelijk tot taak alle middelen na te sporen en voor te stellen, alsook actief bij te dragen tot alles wat wordt ondernomen in het kader van de bedrijfsinterne milieuzorg. Om deze taak te volbrengen, moet het inzonderheid adviezen uitbrengen en voorstellen formuleren omtrent: - het door de instelling gevoerde beleid inzake bedrijfsinterne milieuzorg; - het milieujaarverslag en de andere documenten, alsook de toelichting en inlichtingen die de exploitant, overeenkomstig dit reglement, gehouden is aan het Comité te verstrekken. Deze bepaling in VLAREM II gaat verder dan wat vastgelegd is in het Decreet van 5 april 1995 en is in principe dus niet na te leven. Bij onenigheid in het Comité PBW moet de instelling wel naar de rechtbank stappen om de nietigheid van deze bepalingen in te roepen Interpretatie van deze bepalingen in de milieuwetgeving De teksten dienen gelezen zoals ze er staan, dus geen rol voor de vakbondsafvaardiging indien niet expliciet vermeld; 2. Andere wetgeving 2.1. Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 Art Het slachtoffer van een arbeidsongeval kan vrij een geneesheer, een apotheker of een medische, farmaceutische en verpleegdienst kiezen, behalve wanneer de WG of de verzekeringsonderneming op eigen kosten een medische, farmaceutische en verplegingsdienst heeft ingesteld. Het Comité dient in dit geval te worden geraadpleegd. Art De WG of de verzekeringsonderneming moet buiten de medische, famaceutische en verplegingsdienst ten minste drie geneesheren aanwijzen, tot wie het slachtoffer van een arbeidsongeval zich kan wenden voor de voortzetting van en het toezicht op de medische behandeling die door deze dienst oorspronkelijk werd voorgeschreven en toegepast en voor de controle op zijn arbeidsongeschiktheid. Deze aanwijzing kan tijdelijk of toevallig zijn telkens wanneer het slachtoffer zijn verblijfplaats heeft buiten de streek waar de medische, farmaceutische en verplegingsdienst is ingesteld of waar de als vast erkende geneesheer gevestigd is. Het Comité kan de drie geneesheren aanduiden indien: 1) de WG of de verzekeringsonderneming nalaat drie geneesheren aan te duiden; 2) de WG of de verzekeringsonderneming geneesheren aanduidt die gevestigd zijn buiten de streek waar het slachtoffer zijn verblijfplaats heeft, met het oog op zijn volledig herstel.

5 KB van 19 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Fonds voor beroepsziekten in het kader van zijn preventieve opdrachten adviezen inzake blootstelling aan beroepsziektenrisico's kan verstrekken (B.S. 23 juli 1999) Art. 2.- De aanvragen om het advies dienen schriftelijk naar het Fonds voor de beroepsziekten gestuurd te worden, ofwel door de PA-AG, ofwel door het Comité. Art. 8.- Het Fonds voor beroepsziekten deelt zijn advies mee aan de WG, en aan de PA-AG. Zij leggen het op zijn eerstvolgende vergadering voor aan het Comité. 3. Diverse bevoegdheden van het Comité PBW bij afwezigheid van een ondernemingsraad 3.1. MB van 17 juni 1997 tot vaststelling van de functie van logistiek assistent (B.S., 1 juli 1997) Art. 3.- Het toezicht op de inhoudelijke tewerkstelling van de logistiek assistenten in verpleeginrichtingen en meer speciaal op de kwaliteitsverbetering van de verzorging van het comfort van de patiënt tengevolge van de inzet van dit personeel, valt onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van het verpleegkundig departement. Onder leiding van dit hoofd stelt de instelling jaarlijks een rapport op omtrent de wijze waarop dit personeel wordt ingezet. Dit verslag wordt uiterlijk eind februari overgemaakt aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, aan het Comité of, bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaarding KB van 25 april 2007 waarbij de CAO nr. 89 van 30 januari 2007, gesloten in de NAR, betreffende de diefstalpreventie en de uitgangscontroles van WN bij het verlaten van de onderneming of de werkplaats, algemeen bindend wordt verklaard Art. 7, 1. Voorafgaandelijk en bij het opstarten van een systeem van uitgangscontroles moet de WG de ondernemingsraad over het systeem informatie verschaffen overeenkomstig de bepalingen van de CAO nr. 9 van 9 maart Bij ontstentenis van een ondernemingsraad wordt de informatie verschaft aan het Comité of, bij ontstentenis daarvan aan de vakbondsafvaardiging, of, bij ontstentenis daarvan, aan de WN KB van 20 september 1998 waarbij de CAO nr. 68 van 16 juni 1998 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de WN ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats algemeen bindend wordt verklaard (B.S. 2 oktober 1998) Art. 9.- Voorafgaandelijk aan het opstarten van een camerabewaking moet de WG de ondernemingsraad over alle aspecten van de camerabewaking informatie verschaffen, zoals in dit artikel bepaald. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad, wordt deze informatie verschaft aan het Comité, of bij ontstentenis daarvan aan de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis daarvan, aan de WN.

6 6 Art Als naar aanleiding van informatie die wordt verstrekt op basis van art. 9 van dit besluit, blijkt dat de camerabewaking implicaties kan hebben voor de persoonlijke levenssfeer van één of meerdere WN, wijdt de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, het Comité, een onderzoek aan de maatregelen die dienen genomen te worden om de inmenging in de persoonlijke levenssfeer tot een minimum te beperken. Indien de camerabewaking ingevoerd wordt met het oog op de controle van het productieproces dat betrekking heeft op de WN of met het oog op de controle van de arbeid van de WN, en bij ontstentenis van een ondernemingsraad of een Comité, wordt het hier bedoeld onderzoek in samenspraak tussen de WG en de vakbondsafvaardiging uitgevoerd. De ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, het Comité, moet regelmatig de gehanteerde bewakingssystemen evalueren en voorstellen doen met het oog op herziening in functie van de technologische ontwikkelingen.