5. a) Ja, brood bevat veel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet



Vergelijkbare documenten
5. a) Ja, brood bevat vel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet

THEMA: VOEDING EN VERTERING VWO

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4

beschermende bouwstoffen brandstoffen reservestoffen eiwitten x x vetten x x x vitamine x x water x Mineralen x x koohlydraten x x x

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

Samenvatting Biologie Thema Vertering

2,7. Samenvatting door Niels 1791 woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

7,7. Samenvatting door een scholier 2220 woorden 23 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en vertering

Mitochondriële ziekten

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

boek: biologie voor jouw ; klas 5 hoofdstuk 4 voeding hoofdstuk 4 paragraaf 1 geen belangrijke informatie hoofdstuk 4 paragraaf 2 voedingsmiddelen:

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

8.3. Boekverslag door T woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4. 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Boekverslag door Anoniem 860 woorden 16 april Samenvatting Hoofdstuk 2 Voeding en vertering

Mitochondriële ziekten Spijsvertering

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Tractus digestivus externe secretie

5,2. Samenvatting door een scholier 1671 woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen.

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Voeding en Vertering Biologie voor Jou VMBO 4. M.b.v. melkzuurbacteriën kun je melk omzetten in yoghurt Kaas en zuurkool

Spijsvertering vmbo-b12

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

- melkzuurbacteriën maken van melk yoghurt - melkzuurbacteriën worden gebruikt om zuurkool te maken

Samenvatting Biologie Thema 4 voeding en vertering

- Bij dierlijke voedingsmiddelen wordt bederf vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën.

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

5,8. Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Samenvatting door een scholier 1678 woorden 31 oktober keer beoordeeld.

- Yoghurt: aan melk worden speciale soorten bacteriën toegevoegd. Deze bacteriën zetten energierijke stoffen in melk om in melkzuur.

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

Examen Voorbereiding Voeding

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen. Zetmeel Calcium Broccoli

6,8. Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Samenvatting Biologie H2: Voedsel en vertering

Aantekeningen B4T1 Voeding en vertering

1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden

5,5. Samenvatting door een scholier 2060 woorden 22 februari keer beoordeeld. Biologie

SPIJSVERTERINGSKLACHTEN

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Voeding en vertering

Koolhydraten. Voeding en Welzijn

Voorbereidende opgaven Examencursus

- De allereerste moedermelk bevat eiwitten. Daardoor is de melk gelig van kleur, eiwitten zijn belangrijk voor een baby om nieuwe cellen te maken

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

Voeding en vertering. Hoofdstuk 2

Energie-uitwisseling en stofomzetting in organismen. Plantyn Copyright

Samenvatting door een scholier 2124 woorden 26 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en Vertering.

6 groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water mineralen en vitamines. Je hebt alle 6 voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.

Eiwitten. Voeding en Welzijn

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

Mitochondriële ziekten

Praktische opdracht Biologie Het verteringsstelsel

Alles over KOOLHYDRATEN. E-book

Samenvatting Biologie H7 Biologie Eten

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Module 5 Spijsverteringsstelsel. De evolutie. De visser verzamelaar. Overleven en eten of gegeten worden

S C H I J F V A N V I J F

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

In dit deel van de bronnenbundel wordt eerst het verteringsstelsel van koeien beschreven. Daarna wordt het verteringsstelsel van varkens beschreven.

Dia 1. Dia 2 Wat is voeding: Dia 3. Voeding - Alles over voeding - Voeding in de praktijk - Voedingsschema. Koolhydraten

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen Kiwi Zetmeel Calcium Broccoli

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 4. Gezonde voeding

Thema 3 Voeding en je lichaam

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

Gezond leven betekent dat je; - voldoende beweegt - gezond eet

Samenvatting Biologie Thema 2 voeding en vertering.

Gezondheid & Voeding

Koolhydraten en suikers in brood

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen.

6,5. Samenvatting door een scholier 1940 woorden 21 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

Wij, Nederlanders, hebben er ook veel nieuwe eetgewoontes bij gekregen. Dat komt door drie dingen:

Examen Voorbereiding Stofwisseling

6,5. Dit geldt voor: Samenvatting door een scholier 2149 woorden 15 april keer beoordeeld. Biologie Interactief

Wij, Nederlanders, hebben er ook veel nieuwe eetgewoontes bij gekregen. Dat komt door drie dingen:

Mitochondriële ziekten Stofwisseling

6,9. Samenvatting door E woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3. Gezonde voeding

HOOFDSTUK 15 VOEDING EN VERTERING

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Lactose vrije half -volle melk

Samenvatting Biologie thema 2 voeding en vertering

ENZYMEN. Hoofdstuk 6

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1.

Samenvatting door Een scholier 2020 woorden 23 mei keer beoordeeld. Biologie voor jou. Samenvatting Biologie Thema 1.

Woordenlijst. Aminozuurpreparaat Wordt in dit handboek ook preparaat genoemd. Zie preparaat. Arts metabole ziekten Zie metabool arts.

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het

Cellen aan de basis.

1. Hier zie je een overzicht van alle compartimenten van het spijsverteringsstelsel in ons lichaam. Geef de namen van de compartimenten en organen.

Spijsverteringsstelsel. Anatomie. Mondholte Andere namen: Transportfunctie. Digestieapparaat Spijsverteringsapparaat

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Samenvatting Hoofdstuk 11 Vertering

Transcriptie:

Paragraaf 3.1 1. a) consumenten b) producenten en consumenten c) alleen producenten 2. (Per stap van de voedselpyramide gaat 70-90 % van de biomassa verloren, dus voor 1 kilo vlees is 6-10 kilo plantaardig voedsel nodig, wat voor dezelfde hoeveelheid voedingsstoffen dus veel meer grond kost) b) Bij de oogst van voedselgewassen (in nederland) c) In vlees (en mest, maar die wordt in de biologische landbouw vaak weer op teruggebracht in de oorspronkelijke kringloop) d) Deze planten leven in symbiose met knolletjesbacterieen en brengen stikstof uit de lucht in de kringloop. Via de planten en de mest van het vee wordt zo de stikstof weer op peil op peil gebracht. e). (in ontwikkelingslanden (bij de oogst) f) Stikstof uit ontwikkelingslanden komt hier als mest in de grond g) Paragraaf 3.2 1. begrippen 2. koolhydraten en vetten b) eiwitten, mineralen en vetten c) mineralen, vitaminen en vezels d) koolhydraten, vetten, eiwitten, nucleinezuren, vitaminen, vezels e) eiwitten en nucleinezuren f) koolhydraten, vetten, eiwitten, nucleinezuren, g) vezels 3. a) Ionen, kleine moleculen: vitaminen en mineralen fosfolipiden: vetten DNA en RNA: kernzuren b) Thymine (komt alleen in DNA voor en daarvan zit veel minder in cellen) c) Omdat we thymine alleen nodig hebben voor DNA synthese en niet voor RNA, en er dus ook vel minder van nodig hebben 4. a) amylose (zetmeel) en cellulose b) cellulose c) vezels. d) glucose e) glucose en fructose f) valine: want essentieeel g) Methionine en cysteine h) runderlever, want veel eiwit i) Vitamine D j) Zomer, want ook aanmaak onder invloed van UV k) vitamine D is Vetoplosbaar(en lost dus niet op in vruchtensap) 5. a) Ja, brood bevat veel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet 6. A, want spieren zijn uit eiwitten opgebouwd (en eiwitten zijn uit aminozuren opgebouwd) Paragraaf 3.3 en 3.4 1. energiebehoefte: hoeveelheid brandstoffen die een organisme nodig heeft

grondstofwisseling: metabolisme om het lichaam te onderhouden (zonder extra activiteiten) glycogeen: polysacharide dat als reservestof in de lever wordt opgeslagen ATP Energiebron van cellulare processen BMI (Body mass index) Berekenmethode van gewicht/lengtevehouding van een persoon obesitas Ongezonde vorm van overgewicht overgewicht Gewicht bij een BMI tussen 25 en 30 ondergewicht Gewicht bij een BMI onder de 19 2. a) aminozuren b) essentiële aminozuren c) koolhydraten naar vetten 3. a) 25 gram pinda s bevatten 2600/4 =650 kj. Per uur gebruikt deze persoon 50 x 31,5 Kj=1575 Kj. 650/1575 =0,4 uur is 24 minuten b) Hij heeft gelijk, want per minuut verbrandt je met rustig lopen of stevig doorstappen minder, maar omgerekend naar de afstand (omdat je er langer over doet) bij wandelen evenveel en bij stevig doorstappen juist meer. 4. a) ze verbruiken 4,5 x 77,9 Kj (zie tabel in tekstboek) x 70 of 90 = 24538 kj of 31550 kj: verschil: 7000 kj b) Bij flinke inspanning gebruikt het lichaam bij voorkeur koolhydraten, ((blz 40 rechtsboven) c) 7000/4170 = 1,7 kilo pasta 5. a) 0,4 x 17 x 55 = 374 x 200 =74800 b) 74800/37 = 2012 g = 2 kg c) 1 blikje: (25 x 16,8 = 420/374 = 1,2 ) 6. a) glycogeen b) per gram glucose verliezen ze ook 4 gram water: dus 5 kilo afvallen is 4 kilo water c) de lever (hier ligt glycogeen opgeslagen) d) Gelijk blijven e) De glycogeen voorraad herstelt zich, en dus komt al het watergewicht er ook weer bij. 7. a) Eigen inzicht 8. Vitaminen, mineralen en vezels 9. Moedermelk a) koolhydraten b) organische c) Calcium d) essentiële aminozuren e) Aminozuren f) productie in melkvormende cel, opslag in klierholte, afvoer via afvoerbuisje g) Dekweefsel (epitheel) h) koemelk i) Pooldieren en zeezoogdieren: veel vet nodig voor vetlaag als isolatie. j) Dit geeft snelle energie, wat het kind nodig heeft om zijn lichaamstemperatuur op peil te houden k) Konijnemelk (veel caseine) l) aminozuren

10. a) Bert: obesitas, modellen anorexia nervosa b) in mineraalwater zitten alleen anorganische (mineralen) deze bevatten dus geen (bruikbare) energie. c) De cellen zullen veel water opnemen, om het osmotisch evenwicht te herstellen en kunnen knappen. Paragraaf 3.5 1. voedselvergiftiging Misselijkheid of ziekte ontstaan door gifstoffen uit bedorven voedsel voedselinfectie Misselijkheid of ziekte ontstaan door bacteriën uit bedorven voedsel voedselallergie Afweer(over)reactie op voedingsstoffen voedselintolerantie overgevoeligheid voor voedingstoffen zonder dat het afweersysteem betrokken is lactose-intolerantie Overgevoeligheid voor lactose omdat het enzym lactase afwezig is 2. voedselvergiftiging ontstaat door gifstoffen (van bedorven voedsel) en voedselinfectie wordt veroorzaakt door bacteriën (uit rauw voedsel) 3. a) Voedselinfectie, want lang verhitten maakt bacterieen dood. Als hiermee het probleem verholpen is zijn het dus geen gifstoffen. b) 2 18 = 262144 4. voedselintolerantie ontstaat als mensen een bepaalde voedingstof niet kunnen verdragen omdat ze hem bijvoorbeeld niet kunnen afbreken, voedselallergie treedt op als het afweersysteem op voedingsstoffen reageert.. 5. Allergie want, in eerste instantie reageert de baby nog niet (omdat het nog geen antistoffen heeft aangemaakt) en als het lactose intolerantie was zou het ook niet tegen moedermelk kunnen, (Want daar zit ook lactose in). 6. Kijken of er antistoffen/afweercellen tegen het de stof in het bleod zitten. 7. Allergie, want de afweercellen zijn betrokken Paragraaf 3.6 1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving Extracellulaire vertering Vertering buiten de cellen intracellulaire vertering Vertering in de cel maagportier Kringspier die de maag afsluit tijdens vertering emulgeren Mengen van twee vloeistoffen (in dit geval vet en water) Mechanische vertering Verkleinen van het voedsel door kauwen oid. enzymatische vertering Afbraak van voedingstoffen tot hun bouwstenen darmvlokken Uitstulpingen op de dunne darmplooien amylase Zetmeelverterend enzym Peristaltische beweging Beweging van de darm om voedsel te verplaatsen lipase Vetverterend enzym protease Eiwitverterend enzym nuclease Nucleïnezuurverterend enzym 2. Toegankelijker voor enzymen, beter te transporteren door darmen, nodig om te proeven

3. Alle ruimte in de darmen en de maag bevinden zich buiten onze weefsels. 4. Vitaminen, mineralen 5. eiwitten, DNA,, zetmeel. 6. overeenkomst: stoffen worden afgebroken Verschil: verteren kost energie, dissimilatie levert energie 7. Pancreas : alvleesklier en Appendix: wormvormig aanhangsel (van de blinde darm) 8. 1Maag, 2 alvleesklier 3 lever, 4 galblaas, 5 dunne darm 9. Neutraliseren van de zure voedselbrij uit de maag 10. De enzymen moeten pas werken als ze het voedsel bereiken en niet de kliercellen zelf (die ook eiwitten bevatten) afbreken 11. a) Ze nemen te weinig voedingsstoffen op. De dunne darm is dan aangetast. b) De bacterieen in de dikke darm maken vitamine K Door de ontsteking kunnen deze vitaminen niet/slecht opgenomen worden. Vitamine K is nodig voor de aanmaak van stollingseiwitten (BINAS tabel 82b). 12. a) De tanden en kiezen in je mond maken een begin met de Mechanische vertering van het voedsel. Daarbij worden grote voedselbrokken in kleinere stukken gehakt. b) Ook de enzymatische vertering begint in de mond. c) Daarbij wordt zetmeel door amylase/enzymen van het speeksel omgezet in maltose. d) In de maag zetten enzymen van het maagsap een eerste stap in de richting van de eiwit vertering. Daarbij ontstaan polypeptiden. e) De enzymen van de maag werken bij een lagere ph dan de enzymen van de rest van het verteringskanaal. f) Deze ph wordt veroorzaakt door het zoutzuur van het maagsap. g) Alvleessap breekt koolhydraten, vetten en eiwitten verder af. h) Alvleesap komt bij het voedsel in de 12-vingerige darm net zoals gal uit de galblaas i) De functie van gal is het emulgeren van vetten waardoor ze beter kunnen worden verteerd door lipase j) De afbraak van deze stoffen wordt door het darmsap voltooid. Uiteindelijk worden glucose, aminozuren glycerol en vetzuren opgenomen in de darmvlokken 13. a) Deze larven hebben zich ingekapseld in een eiwitkapsel, (In speeksel zitten geen eiwitverterende enzymen) b) in de maag c) 12-vingerige darm (De leverbot legt in de galgangen eieren, de galgang komt uit in de 12-v darm) 14. B Paragraaf 3.7 1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving Resorptie opnemen van (voedings)stoffen lymfevat Kanaal waar lymfe door stroomt

monosachariden lysosomen Darmplooien enkelvoudige suikers (glucose, fructose en galactose) Celorganellen met verterende enzymen Uitstulpingen van de dunne darm. 2. darmplooien, darmvlokken en microvill 3. Permeasen/eiwitpoortjes/transporteiwitten 4. Groep voedingstoffen Opgenomen als Opgenomen in koolhydraten Monosachariden (vrnl glucose) bloedvaten eiwitten aminozuren bloedvaten vetten vetzuren lymfevaten vitaminen vitaminen bloedvaten mineralen mineralen bloedvaten 5. Hemochromatose a. actief, want de opname kan verhoogd worden b. 25% als beide heterozygoot zijn, 50 % als een hetero en de ander homozygoot is, 100% als beide homozygoot zijn. c. ja d. ja, want niet iedereen wordt ziek. (er speelt dus nog iets mee) e. via de ontlasting 6. Zonnen of eten? a) Donkere huid houdt UV tegen. Minder UV zorgt voor minder aanmaak VitD, waardoor engelse ziekte kan ontstaan. b) Dunne darm c) 4 x 200 is 800 mg. 800/1100=0,727 * 100 = 73% 7. A Paragraaf 3.8 1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving Hypothalamus: orgaan in de hersenen waarin het hongercentrum zich bevindt hongercentrum Centrum in hersenen dat voedingsgedrag stimuleert verzadigingscentrum Centrum in hersenen dat voedingsgedrag remt Gastrine Hormoon dat maagsapklieren stimuleert secretine Hormoon dat alvleesklier stimuleert 2. het autonoom zenuwcentrum 3.

Hongercentrum - Rekzintuigen Verzadigingscentrum Eetgedrag Stijging glucose In b) Negatieve terugkoppeling. c) Indien de maag vol is moet het eetgedrag al geremd worden, omdat er dan waarschijnlijk al voldoende energie is ingenomen (maar nog niet opgenomen) d) De rekzintuigen worden sneller geprikkeld om een vol gevoel te geven (en dus te stoppen met eten 4. a) Anders werken de enzymen uit de alvleesklier niet goed, omdat het nog niet de goede ph heeft en dan alweer zuurder zou worden door nieuw voedsel. b) Het voedsel dat uit de maag in de twaalfvingerige komt heeft een lage PH Zolang dit voedsel zuur/basisch is blijft de maagportier gesloten Bij het zien van voedsel wordt secretine geproduceerd. Dit heeft het volgende effect op de alvlees klier: de alvleesklier gaat sap produceren Het bestandeel natriumwaterstofcarbonaat uit de het alvleessap zorgt ervoor dat de ph in de voedselbrij daalt/stijgt Hierdoor gaat het maagportier open, wordt de maag leger en gaan er geven de rekzintuigen minder/meer prikkels aan het honger/verzadigingscentrum.