2. Basketbal 2: lummelen Nodig: 2 basketballen 3 (5 banken) 2 lintjes voor de lummels



Vergelijkbare documenten
LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN:

LES 3. GROEP 3 t/m 8 HANDBAL. DOELSTELLINGEN:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN:

15 min. Stick Skills - Dominante hand hoog (3/4 de van de stick) - Andere hand helemaal bij het uiteinde van de stick

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal.

Leskaart les 5, ronde 3

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL.

Groep 3/4 - De leerlingen houden de hockeystick op de juiste manier vast. - De leerlingen kennen de regels wat betreft de veiligheid van hockey.

LES 39 GROEP: 3 t/m 8 Springen, Hardlopen, Doelspelen DOELSTELLINGEN:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 HOCKEY.

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

- De leerling kan een medeleerling veilig heen en weer laten zwaaien.

Oefenvormen - Het Oversteekspel

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal

Leskaart les 4, inleiding en ronde 1

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal

Deze warming up is geschikt voor alle groepen. De warming up bestaat uit verschillende baloefeningen die hieronder worden beschreven:

Let s Smash! StreetSmash Spellenboek Voor Sportleiders. Superhandig. boekje

POULEINDELING GROEP 5 & 6

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL.

LES 38 GROEP: 3 t/m 8 Handstand, mikken, over de kop gaan

LES 26. GROEP: 3 t/m 8 Sportspelen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN:

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning:

Uitwerking vrije lessen

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen.

Spelboekje. Districtstoernooi 2015

POULEINDELING GROEP 5 & 6

Sporttoernooi. KoningsspelenPakket

Stok-hockey NIJHA BV HANZEWEG 2 POSTBUS 3 NL-7240 AA LOCHEM TEL (0573) FAX (0573) INFO@NIJHA.NL KVK (1)

Blok 4 les 2 Groep 7,8

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch)

LES 17. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Doelspelen, Tikspelen.

LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen

Spelregels : Drietal Hockey Versie oktober 2011 Bron: KNHB / District Zuid JJ

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal, de basis.

Lessen 1 ste middelbaar

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL. DOELSTELLINGEN:

Veldmarkeringen in de vorm van pylonnen. Doelmarkeringen in de vorm van pylonnen

Spelregels drietal hockey

Inleiding. Kern A B A B A B A B A B A B A B. Groep 7 en 8 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

Veldmarkeringen in de vorm van pylonnen Doelmarkeringen in de vorm van pylonnen

Spelregels zestal hockey

Leskaarten muurkaatsen

Standaard jaarplanning E pupillen en D jeugd (8-11 jaar)

Inleiding. Kern. Groep 3 en 4 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

SAMENSPELEN/POSITIESPEL

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON

Uitbouwkaart station 2: Pilonbal:

De gymles van begin tot eind

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Arbitrage : van 8-tal hockey naar 11-tal hockey Versie november 2010 Bron: KNHB / B.Bams

LES 34. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, tikspelen, Stoeien. DOELSTELLINGEN:

Spelregels : Zestal Hockey Versie oktober 2011 Bron: KNHB / District Zuid JJ

CIOS Arnhem Sporting Events SPELREGELS. Sportdag Sportaccentscholen

Oefenvormen - 'Kegel-spel 4 tegen 2'

GiGa Bewegingsonderwijs Leerlijn

Spelregels zestal hockey

Introductiebasis Duokorfbal ACTIVITEIT ARRANGEMENT REGELS Éénderde van het veld bij ong. 8 kinderen,

Spelregels 3-tal, 6-tal en 8-talhockey bij de mini's

Volleybal hooghouden en volleybalmiksituaties

1 SPELREGELS 3-TALLEN 5m 5m 5m 2m 2m 2m speelrichting speelrichting 2m 2m 2m 5m 5m 5m 5m.

LES 14. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Tikspelen, Afgooispelen. DOELSTELLINGEN:

Gymrooster groep 3 Opgesteld voor 20 weken, dus twee keer in het jaar uitvoeren Elske Schudde CZ 09/10

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent:

Sportkanjers in de gymles. Sportkanjers in de gymles. gy m 10 SPORTKANJERGYMLESSEN VOOR DE BASISSCHOOL BOVENBOUW

GiGa Bewegingsonderwijs Leerlijn

HOCKEYVELD... 2 HOCKEYSPEL ALGEMEEN... 3 HOCKEYREGELS...

Blok 1 les 1. Groep 3,4 HUIS

De volgende 6 thema s komen aan bod: 1. Schot uit stand 2. Samenspelen - het vrijlopen en het herkennen

LES 36. GROEP: 3/4 Over de kop gaan, Klauteren, Tikspelen.

groep 3 WU 3.1 en 3.4 / oefenvorm 3.1 t/m 3.9 / partijvorm 3 llen aanva

Spelregels achttal hockey. Hoe ziet het speelveld eruit? 15m. speelrichting. 15m. Veldmarkeringen in de vorm van pylonnen

Spelregels Minipolo. Pupillen 1 Voorwoord:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal DOELSTELLINGEN:

Spelregels Jongste Jeugd. Rijswijksche Hockey Club Seizoen

MODULE FLAGFOOTBAL TWEEDE FASE

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 VOETBAL. DOELSTELLINGEN:

Volleybal binnen het basisonderwijs

Kennismaken met korfbal

Het creëren van kansen en het scoren. Uiteindelijk moet er gescoord worden. Hoe creëer je kansen en wat is van belang bij het benutten van kansen?

Inleiding. Kern. Groep 5 en 6 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

Trainingsprogramma 1 e jaars F-pupillen

15m. 15m. Veldmarkeringen in de vorm van pylonnen. Doelmarkeringen in de vorm van pylonnen

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL

HOCKEYVELD... 2 HOCKEYSPEL ALGEMEEN... 3 HOCKEYREGELS...

(Spel)regels 3-tallen seizoen

Spelregels aspiranten E (5-5)

Spelregels achttal hockey. Hoe ziet het speelveld eruit? 15m. speelrichting. 15m. Veldmarkeringen in de vorm van pylonnen

Wat staat erin? September

Briefing spelbegeleiders Jongste Jeugd

Transcriptie:

1. Basketbal 1: dribbelen en doelen 1 basket 2 korfbalpalen met korf 6 pilonnen 6 paaltjes 3 touwen (tussen paaltjes vastmaken) Voor ieder kind 1 basketbal Beschrijving: We maken een rondje door het vak: Slalom al dribbelend met de bal om de pilonnen heen, dribbel onder de touwtjes door die tussen de paaltjes zijn opgehangen en dribbel daarna naar de korf. Probeer op een basketbal manier te doelen, pak de bal weer op en dribbel naar de basket, probeer weer te doelen en daarna bij de laatste korf nog een keer. Begin daarna weer opnieuw Als je dribbelt met een bal, dan is het net alsof de bal lang aan je hand plakt, laat de bal rustig omhoog komen en duw hem naar beneden (niet erop slaan). Probeer zowel met links als met rechts te dribbelen. Ga bij het doelen niet te dicht bij de korf of de basket staan. Neem de tijd voor het doelen, je kunt met meerdere kinderen tegelijk doelen, je hoeft er niet per sé recht voor te staan (is in de wedstrijd ook lang niet altijd!!) 2. Basketbal 2: lummelen 2 basketballen 3 (5 banken) 2 lintjes voor de lummels We spelen het spel in 2 vakken. De lummel probeert de bal te pakken te krijgen die de spelers naar elkaar toe gooien. Als de lummel de bal te pakken krijgt, dan wordt degene die de bal verkeerd heeft gegooid, of degene die niet goed heeft gevangen de nieuwe lummel. Spelers mogen niet lopen met de bal in de handen. Er mag ook niet gedribbeld worden. De spelers mogen wel van links naar rechts bewegen over een denkbeeldige lijn als ze géén bal vast hebben (vrijlopen) De spelers mogen niet langer dan 5 tellen de bal vasthouden (straf: wisselen) De lummel probeert de bal te onderscheppen. Hij/zij mag door het hele vak bewegen. Als de lummel de bal heeft onderschept wordt er gewisseld. D egene die de bal verkeerd heeft gegooid, of degene die niet goed heeft gevangen wordt de nieuwe lummel. Voor de lummel: Ga niet te dicht bij de spelers staan. Stel je een beetje in het midden op zodat je nog alle kanten uit kan rennen. Voor de spelers: Beweeg veel van links naar rechts en maak daarbij ook schijnbewegingen. Probeer ook als je gooit de lummel te foppen. Makkelijker: voor lummel: Na 10x overspelen wordt er altijd gewisseld van lummel. De spelers blijven op de plaats. Bal aangeraakt door lummel is ook genoeg om te moeten wisselen. Moeilijker: voor de lummel: De spelers mogen door het hele veld bewegen

3. Basketbal 3: Spel op één basket met recht van aanval halen 4 lintjes 1 basketbal 1 basket Probeer al samenspelend te komen tot een schot op de basket. Als de gele spelers de bal hebben gaan de blauwe verdedigen en andersom. Maak vaste koppels. Als blauwe speler x de bal heeft, wordthij/zij verdedigd door gele speler x en andersom. Dit is duidelijk en zorgt ervoor dat het spel niet zo rommelig verloopt. We spelen met de basketbalregels op 1 basket. De belangrijkste regels zijn: Als de gele ploeg aanvalt en de bal kwijtraakt aan de blauwe ploeg, dan heeft de blauwe speler die de bal heeft bemachtigd een vrije loop naar de banken (de bal mag dan niet worden afgepakt door geel) Door met de bal of met de voet de bank aan te tikken krijgt de blauwe ploeg het recht van aanval. Na het aanraken van de bank mogen zij pas gaan aanvallen op de basket en mag de gele ploeg proberen om de bal weer in bezit te krijgen. Er mag worden gedribbeld met de bal. Als de bal wordt vastgepakt, mag er niet opnieuw gedribbeld worden (=second dribbel). De bal moet dan worden afgespeeld of er moet worden gedoeld. Je mag 2 passen lopen met de bal in je handen. Lichamelijk contact is verboden. De bal mag niet uit de handengepakt worden. Als een speler een van de genoemde overtredingen begaat, volgt er een vrije worp voor de tegenpartij aan de zijlijn (zo dicht mogelijk bij de plaats van overtreding) Bij een score gaat de bal over naar de andere partij die het recht van aanval eerst moet halen 4. Hockey 1: dribbel,pushen en stoppen van de bal 3 banken (op de kant) 7 pilonnen Voor elk kind 1 hockeystick Voor iedereen een hockey- of tennisbal Afspraken: De stick blijft laag, nooit boven de knie De bal wordt over de grond gespeeld De bal mag niet tegen de voeten aankomen (dit is moeilijk, maar zeker niet opzettelijk met de voeten aanraken) De bal mag alleen met de platte kant gespeeld worden. (niet gelijk bestraffen maar proberen zoveel mogelijk te spelen met platte kant In de zaal mag alleen gepusht worden (duwen tegen de bal) Slaan is absoluut verboden!! Oefenvormen: (we beginnen kris kras door het vak heen dus niet de opstelling zoals op de tekening) Vertel eerst hoe de stick vastgepakt moet worden: linkerhand boven beetje gedraaid (net alsof je op je horloge kijkt), rechterhand gewoon iets boven het midden van de stick vastpakken. We beginnen met dribbelen door het hele vak. Geef kleine tikjes tegen de bal met de platte kant van de

stick. Gebruik de bolle kant zo weinig mogelijk. Raak de bal niet kwijt en probeer de bal van de anderen ook niet aan te raken. Als boven, maar slalom om de pilonnen heen en schuif de bal af en toe tegen de muur aan, neem hem weer mee met de stick. Opstelling zoals op de tekening: maak 3 tallen 1 kind dribbelt met bal aan de stick (kleine tikjes) om de pilon heen en weer terug. Leg de bal stil voor het volgende kind (stick op bal om te stoppen) die dan aan de beurt is. Als boven, maar nu om de pilon heen en dan stilstaan en de bal pushen naar de volgende die eerst de bal aanneemt en dan gaat dribbelen. 5. Hockey 2 : Lummelspel 4 banken Voor ieder kind 1 hockeystick 2 (hockey)ballen 8 pilonnen 2 lintjes De spelers proberen de bal naar elkaar toe te spelen. De lummel probeert de bal te onderscheppen. Kijk ook bij afspraken bij spel 14! Zorg dat de stick op de grond blijft Speel zoveel mogelijk met platte kant Spelers mogen zich tussen pilonnen verplaatsen van links naar rechts. De spelers proberen bal naar elkaar te spelen De lummel probeert de bal die wordt overgespeeld te onderscheppen De speler die de bal heeft mag niet worden aangevallen, dus in balbezit is speler vrij De lummel blijft in lummelveld (binnen 4 pilonnen) Wisselen: Als de lummel 3x bal heeft onderschept òf Als spelers 10x hebben overgespeeld zonder dat de bal is onderschept òf Als de lummel aangeeft te willen wisselen 6. Hockey 3: spel 3 tegen 3 3 banken, 2 op de kant, 1 bank recht als wisselbank) 2 goaltjes (kan ook met 4 pilonnen gemaakt worden) 6 (of8) hockey sticks 1hockeybal (of tennis bal) We spelen het hockeyspel 3:3 met een wissel op de bank. Probeer bij de andere partij te scoren. Er wordt gespeeld zonder vaste doelverdediger. Zorg dat de stick zo op de grond blijft Speel zoveel mogelijk met de platte kant De bal mag niet geslagen worden, alleen pushen De bal mag niet met de voeten gespeeld worden Er is geen vaste doelverdediger, maar dit wordt afgewisseld. Degene die in het doel staat mag wel de ballen met de voet tegenhouden. Er mag pas op goal gepusht worden als de middenlijn is gepasseerd Als er is gescoord wordt er gewisseld bij beide partijen. (1 speler eruit, wisselspeler erin). Extra regel als er te snel op doel wordt gepusht: je moet eerst 3x (of 5x) overspelen voordat er op doel mag worden gespeeld.

7. Handbal 1: Dribbelen en gooien op doel 1dikke mat 1 turnmatje 1 kastdeksel 1 bok 1 pilon Voor ieder kind 1 bal (of ballen doorgeven) Beschrijving: In het vak staan 2 verschillende situaties opgebouwd: 1. dribbel met bal naar de pilon.pak de bal vast. Maak max. 3 passen en gooi met bovenhandse strekworp op doel (dikke mat). De keeper probeert de bal tegen tehouden. Loop hierna met bal naar situatie 2 2. dribbel met bal naar de pilon. Pak de bal vast. Maak max 3 passen en zet 1 voet op het bovenste kastdeel. Zet met deze voet af zodat je een sprong maakt en gooi in de sprong de bal richting pilon die op de bok staat. Probeer de pilon eraf te mikken met n sprongworp. Loop hierna met bal naar situatie 1. Als je dribbelt met een bal, dan is het net alsof de bal lang aan je hand plakt, laat de bal rustig omhoog komen en duw hem naar beneden (niet erop slaan). De werpbeweging van de bal gaat als volgt: bovenarm is horizontaal naast schouder. Onderarm verticaal met bal in de gespreidde hand (niet knijpen in de bal). Tegenovergestelde arm en been wijzen naar voren. De werpbeweging wordt gemaakt door met je romp in te draaien en vervolgens de werpbeweging met de arm te maken. Sprongworp: zet de voet aan de niet-werphand op de kast en zet hiermee af (schuin-omhoog) Gooi de bal in de sprong. (zelfde werpbeweging als boven) 8. Handbal 2: Pilonhandbal 8 pilonnen 1 handbal Krijtje 4 rode,4 blauwe,4 gele lintjes (keeper heeft 2 lintjes gekruisd om) Probeer via samenspel vanuit het speelveld (middelste veld) een van de pilonnen in het doelgebied (gebieden achter de lijnen) van de tegenstander om te gooien. We spelen met beschermd balbezit (=geen lichaamscontact en op 1 meter van de tegenstander verdedigen.) Bal niet afpakken maar proberen te onderscheppen. De keeper mag bij balbezit van de eigen partij meespelen in het speelveld en moet bij balbezit van de tegenpartij terug naar zijn eigen doelgebied Je mag 3 passen lopen met de bal in de handen Met de bal dribbelen mag, maar als dit ten koste gaat van het samenspel dan kan je dit het beste verbieden Bal uit betekent inworp Na een score wordt de pilon weer rechtop gezet. De groep die niet speelt houdt de score en de tijd bij. Na 3 minuten gaat 1 groep wisselen Benadruk de passenregel niet teveel Overgooien van de bal op hoofdhoogte (hou de handen klaar om de bal te krijgen)

Benadruk het gebruik van de hele ruimte Tips balbezitter: Speel niet over de tegenstander heen maar speel met een stuit of met een schijnbeweging Tips medespeler: Loop snel bij je tegenstander vandaan Ga niet te dicht bij de balbezitter staan (loop hier ook van weg) Makkelijker: Groter doel om op te mikken bv 2 pilonnen op de kop naast elkaar Verhoogde scoringsplaats (pilonnen op een bank zetten) Doelgebied verkleinen Moeilijker: Kleiner doel om op te mikken Doelgebied vergroten Minder scoringsplaatsen 9. Handbal 3: Spel op 1 goal 3 turnmatjes of 1 dikke mat 3 gele, 3 rode,3 blauwe lintjes 1 handbal Probeer samenspelend met behulp van het vrije aanspeelpunt op de mat tot een score tegen de mat van de tegenpartij te komen Je mag 3 passen lopen met de bal in de handen, een stuit maken (of meerdere) en daarna weer 3 passen lopen je mag pas proberen te scoren als de bal minimaal 3x is overgespeeld na een doelpoging of na een onderschepping van de bal, wordt de bal naar het vrije aanspeelpunt gespeeld op de mat. Deze brengt dan de bal weer in het spel 1 partij krijgt 5x de kans om te scoren Als het vrije aanspeelpunt op de mat 5x de bal weer in het spel heeft gebracht na een onderschepping of doelpoging, gaan we wisselen van functies en een andere partij gaat op de bank zitten Het vrije aanspeelpunt mag ook tussendoor aangeseeld worden. Benadruk de passenregel niet teveel Overgooien van de bal op hoofdhoogte (hou de handen klaar om de bal te krijgen) Benadruk het gebruik van de hele ruimte Tips balbezitter: Speel niet over de tegenstander heen maar speel met een stuit of met een schijnbeweging Ga niet teveel stuiteren Tips medespeler: Loop snel bij je tegenstander vandaan Ga niet te dicht bij de balbezitter staan (loop hier ook van weg) Makkelijker: Maak het doel groter (bv dikke mat) Laat spelen met beschermd balbezit (=geen lichaamscontact en verdedigen op 1 meter van de tegenstander) Moeilijker: Spelen zonder vrij aanspeelpunt

10. Toverkoordtrefbal 1 toverkoord (liefst 10m) 2 zachte ballen Probeer met de ballen alle tegenspelersaf te gooien. Als alle tegenspelers af zijn beginnen we weer opnieuw. Het toverkoord wordt vastgehouden door de leerkracht en een kind (of aan één kant vastbinden aan wandrek oid) Degene die een bal heeft mag in het toverkoord lopen tot aan de lijn en van daaruit gooien. Na het gooien zo snel mogelijk terug lopen. Welke groep heeft het snelst alle tegenstanders afgegooid? Je mag lopen met de bal in je handen Als je een bal hebt kun je niet worden afgegooid Alléén als je een bal hebt mag je in het toverkoord lopen, je mag niet verder lopen dan de witte lijn. Als je gegooid hebt ren je snel weer terug naar je eigen vak, je kunt dan wel worden afgegooid. Het toverkoord mag niet met de handen aangeraakt worden. Je mag afweren met handen en armen Word je geraakt op lichaam of benen, dan ben je af en ga je op de bank zitten Bij een vangbal mag iedereen die af was weer meedoen 11. Kasttrefbal 2 kasten 1 of 2 zachte ballen 4 of 5 lintjes 6 grote pilonnen Probeer zo snel mogelijk alle pilonnen van de kast af te krijgen, of alle kinderen van de tegenpartij af te gooien. Je mag niet afweren, alleen hoofd is niet af. Als je wordt afgegooid ga je op de bank zitten. Als je de bal vangt, dan mag er 1 kind van jouw ploeg weer mee komen doen Gooi je een pilon van de kast van de tegenstander af, dan mogen alle kinderen van jouw ploeg die af waren weer meedoen Een pilon die van de kast af is gegooid leggen we even aan de kant Einde spel: Als alle 3 de kegels van de kast af zijn gegooid of als alle kinderen van een ploeg zijn afgegooid

12. Vlag veroveren evt. krijtje 1 grote badhanddoek of pilon 10 blokjes om de stand bij te houden Er zijn 2 ploegen en er is 1 spelleider (kind of lkr) Elke ploeg heeft 4 of 5 kinderen. Ieder kind kiest een nummer. Bij 4 kinderen per groep kiezen we 1,2,3 of 4 en bij 5 kinderen 1,2,3,4 of 5. In elke groep zitten dus kinderen met eenzelfde nummer. De ploegen stellen zich achter hun eigen lijn op. De spelleider roept een nummer. Degene die dat nummer heeft rent naar voren naar de vlag. Probeer de vlag mee te nemen over jouw lijn zonder getikt te worden. Niet binnen de cirkel komen met je voeten om de vlag te pakken Als je de vlag hebt, ren dan zo snel mogelijk naar je eigen land terug (over de lijn). Lukt dit zonder te worden getikt, dan heb je 1 punt voor jouw ploeg Degene die de vlag niet heeft, kan het kind met de vlag proberen te tikken Als je wordt getikt met vlag in de hand, gaat het punt naar de tegenstander Als je de vlag eenmaal vasthebt, mag je hem niet meer loslaten (dus niet weggooien) De spelleider houdt de punten bij (met blokjes) en zorgt ervoor dat iedereen n paar keer kan rennen Einde spel: Als iedereen n paar keer heeft gerend wisselen van spelleider, we beginnen weer opnieuw met de puntentelling. (Evt. nieuwe nummers kiezen als dat niet te verwarrend is) 13. Touwtje springen 1 lang springtouw (7meter) 5 à 6 pilonnen Beschrijving: We gaan zoveel mogelijk samen touwtje springen. Dit samen kan zijn: tegelijk springen, maar ook achter elkaar springen door goed op elkaar te letten. De leerkracht kan zelf draaien maar je kunt ook kinderen laten draaien die zelf niet mee kunnen doen met de gymles. Om de beurt draaien kan ook. Draai het touw rustig rond. Let op dat je het touw altijd naar de kinderen toe draait. Dit is makkelijker. Wissel de draaiers regelmatig af. Met touwtje springen is het moment van inlopen erg belangrijk. Als het touw het hoogste punt is gepasseerd moet erg ingelopen worden. Ondersteun de kinderen die dit moeilijk vinden door ENNN JA te zeggen. Je kunt ook 2 kinderen elkaar de hand laten geven. Door zelf mee te springen naast het touw kunnen sommigen kinderen ook geholpen worden. Enkele mogelijkheden: Loop met z n 2-en tegelijk naar het touw. Loop onder het touw door en spring er niet

overheen. Loop om de pilonnen heen terug naar je eigen groepje. 1 persoon geeft aan wanneer er wordt gestart. ENNN JA!! Als boven, maar nu met z n 4-en tegelijk Maak nu één rij en loop om de beurt naar het touw. Ga in het midden even stilstaan en wacht totdat het touw daalt, spring er 1x overheen en loop daar naar de andere kant. Dit noemt men ook wel inspringen Doe de laatste vorm zo snel mogelijk achter elkaar als het goed gaat. Probeer het touw nooit leeg te laten. Met 1x springen heet dat 1 volgs, met 2x springen 2 volgs etc. Probeer met zoveel mogelijk kinderen tegelijk touwtje te springen. 14. Obstakeltikbal (voor afbakening spelvak) 2 kasten (evt bok) 2 hoepels 1 zachte bal 3 pilonnen De lopers proberen zolang mogelijk in het veld te blijven.ze mogen gebruik maken van schuil- en vrijplaatsen. De tikkers proberen de lopers af te gooien. Niet op de obstakels klimmen De tikkers mogen 3 passen lopen met de bal. Ben je getikt dan leg je een pilon om en speel je weer mee, zijn er 3 pilonnen om dan wisselen de tikkers. Iemand die net een pilon heeft omgelegd mag niet gelijk worden afgegooid. Hoepels zijn vrijplaatsen. 1 loper in een hoepel, de laatst aangekomen loper heeft recht op de vrijplaats, de ander moet er dan uit. Als je net een hoepel uit bent, moet je eerst gebruik maken van een andere schuilplaats voordat je weer terug mag in dezelfde hoepel. Makkelijker voor de tikkers: Tikkers mogen lopen met bal Moeilijker voor de tikkers: De lopers moeten worden getikt met de bal in de handen (dus niet meer gooien!) 15. Ringhockey 4 banken evt. krijtje 6 stokken 2 rubber ringen Probeer de rubber ring tegen de bank van de tegenstander aan te schuiven met behulp van de stok. De verdedigende partij probeert dit te voorkomen. De wachtende partij zit ACHTER de bank Alleen de speler met de ring mag in het aanvalvak komen De punt van de stok mag niet boven de knieën komen. (vooral na het schuiven erop letten dat de stok niet te hoog komt.) Ben je met z n 2-en van 1 partij in het aanvalvak omdat je allebei een ring hebt, ga dan ver uit elkaar staan. LET GOED OP ELKAAR!! Staan er 2 kinderen van verschillende partijen tegenover elkaar in eigen aanvalvak: ook uit elkaar staan.

Heb je geen ring meer: dan snel terug naar het verdedigingsvak en ga voor de bank zitten. Tegenhouden van de ring mag met stok (plat) of met voeten Laat niet telkens hetzelfde kind met de ring schuiven Is de ring 3x tegen de bank gekomen van een partij, dan wisselen met de partij die achter de bank zit. Geef de stokken aan de andere partij Makkelijker: Start eerst met 1 ring (dit is echter lang niet zo intensief) Moeilijker voor verdedigende partij: Maak het doel groter ( naast elkaar)