VZW-WOONZORGCENTRA IN VLAANDEREN



Vergelijkbare documenten
SECTORANALYSE ALGEMENE ZIEKENHUIZEN OP BASIS VAN HET MAHA-ANALYSEMODEL

Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap

Voorzieningen voor Ondersteuning van Personen met een handicap

Voorzieningen voo. met een handicap

Nieuwe sectoranalyse van de algemene ziekenhuizen in België

Voorzieningen voor Ondersteuning van Personen met een Handicap

Voorzieningen voor Ondersteuning van Personen met een handicap

Maha-analyse Algemene ziekenhuizen. Brussel, 10 oktober

Nota aan departement Interne Organisatie - dienst Griffie

Bijzondere jeugdbijstand

Sectoranalyse algemene ziekenhuizen op basis van het MAHA-analysemodel

DE MEDISCHE RAAD GEADVISEERD. Ervaringen uit de praktijk. Precise. Proven. Performance.

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Nota aan departement Interne Organisatie - dienst Griffie

Een meerwaarde voor u en uw klanten! Financiële analyse. Dossier De brouwerij. Studie gerealiseerd op basis van de gegevens van de klant

Roadshow 4: Build & Care

Inhoud Sectoranalyse

De huidige OCMW-beleidsinstrumenten. II.1. De financiële registratie in functie van de jaarrekening

Hoofdstuk II Verticale en Horizontale analyse

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen van Gimvindus nv

Inzicht in uw cijfers

onderneming : Algemene informatie Naam onderneming Ondernemingsvorm (maak een keuze uit de lijst) Minimum geplaatst kapitaal 18.

20 jaar sectoranalyse van de algemene ziekenhuizen in België: Maha-studie 2014

Kernboodschappen

3.4 Financieel verslag

Voor het bedrijf. Climasoft nv. Vertegenwoordigd door Dirk Maartens. Financiële planningen. van januari 2010 tot december 2012

Sectoranalyse van de algemene ziekenhuizen: Maha-studie 2015

Hfst 6 : Solvabiliteit

Nieuwe sectoranalyse van de algemene ziekenhuizen in België

Ziekenhuissector klaar voor investeringen

De financiële situatie van de Belgische Algemene ziekenhuizen. 2 februari 2019

Voorwoord Geconsolideerde balans na resultaatsverwerking Activa Passiva Geconsolideerde resultatenrekening...

jaarlijkse groei 15% 12% 10% 10% jaarlijkse groei 20% 15% 12% 12% jaarlijkse groei 20% 15% Percentage van de omzet 45% 45% 45% 45% 45%

Prof. dr. Jozef Pacolet & Annelies De Coninck HIVA KU Leuven

Voorwaarde voor het berekenen van de ratio De noemer moet positief zijn 70/74 > 0 70/74 > 0

Brussel, 28 september Geert Gielens, Chief Economist Bernard Michaux, adjunct directeur Wallonië

Kenmerkende gegevens DE 1. Ondernemingsdossier BE Brussel, 31 mei Balanscentrale. Ondernemingsnummer

Zorgnet-Icuro: even voorstellen VVOS / Vlaams-Brabant OCMW Galmaarden Dinsdag 17 november Karolin Vannieuwenhuyse, stafmedewerker ouderenzorg

Hfst 5: Liquiditeit. 5.1 Analyse van de liquiditeit binnen de onderneming

Dossier regionale luchthavens. 0. Aanleiding:

Kernboodschappen 2017

Financiële analyse vzw

Turnhout. Financiële analyse. Erik Corluy, Lennie Oorts, Yannick Stoffelen

DOSSIER N BUDGET/FEDCOM/2015/02 - Annexe 2.4. Balanscentrale. Ondernemingsdossier

FINANCIËLE SITUATIE EN EVOLUTIE VAN DE ONDERNEMING

Minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel

Boekhouding verenigingen 28 februari Sylvia Thienpont

Boekjaar 2017 in grafiek

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

LIQUIDITEIT. + kasinkomsten (=omzet + afname handelsdebiteuren/ - toename handelsdebiteuren) - totale kasstroom van operaties : 360

JAARREKENING IN EURO

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

HARTELIJK WELKOM. 18 mei Startersdag Unizo. BAERT Alfred

Boekjaar 2015 in grafiek

Expertisecentra kraamzorg

JAARREKENINGEN 2012 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS. FINANCIEEL BEELD PER SECTOR Versie 1.0 definitief

Deel 2: Financiële jaarrekening

Deel 4: CM in cijfers

JAARREKENING IN EURO

Is er leven na VIPA? Colloquium 30/3/2015. Clara Van den Broeck Stafmedewerker Ouderenzorg Zorgnet Vlaanderen

De rusthuissector als macro-gegeven in Vlaanderen

JAARREKENING IN EURO

In een notendop De instellingsfinanciering voor woonzorgcentra vandaag en morgen. 9 oktober 2015

Bevraging AZ begroting 2014 Resultaten

Jaarrekening 2014 UAB

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Exploitatiefinanciering WZC Stand van zaken

Rentabiliteitsratio s

Omzet in jaar 5 Jaaromzet , , , , ,00 Variabele kosten , , , , ,00

Interne jaarrekening - Uitgebreid verslag (Vennootschap)

Participatiemaatschappij Vlaanderen

Bijlage bij het koninklijk besluit betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen

Balans per 31/12/2011 (Boekjaar van 1/1/2011 tot 31/12/2011)

VASTE ACTIVA 20/ , ,83. I. Oprichtingskosten , ,45

Totaal NMBS. I. Bedrijfsopbrengsten 2.328,5 88, ,3 359,5

KERNCIJFERS Bert Coenen, financieel-administratief directeur JUNI 2015 INTRO 1

Stichting NME Alkmaar gevestigd te Alkmaar. Jaarrekening 2013

Deel 111 Samenvatting van de algemene rekeningen

TOELICHTING BIJ DE BALANS EN DE RESULTATENREKENING

123WatEenSite C. van de PC Teststraat ZZ Alblasserdam

De omzet moet ingevuld zijn (verplichte vermelding) 70 > 0

8. ONZE FINANCIËLE MIDDELEN

CASE II - GROEP EMMAÜS

BALANS NA WINSTVERDELING

Jaarrekening. Stichting Nederlands Museum voor de Pluimveehouderij Barneveld

Jaarrekening. Stichting Nederlands Museum voor de Pluimveehouderij Barneveld

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

JAARREKENING. Toel / / / / ,67 Aandelen /8

Jaarrekening boekjaar Internationale Luchthaven Oostende-Brugge

Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening

Vaste activa Materiële vaste activa

Jaarverslag. Wij staan graag tot uw dienst! Duurzaam ondernemen met hoofd en hart

Universitair Ziekenhuis Gent Jaarrekening 2014

Bijlage bij het koninklijk besluit betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen

Deel 4: CM in cijfers

LRM BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

HERWERKING VAN DE BALANS EN DE RESULTATENREKENING

Toerisme Vlaanderen (TV)

JAARREKENING IN EURO

Lijninvest BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

Transcriptie:

Financiële Analyse Boekjaren 2010-2013 VZW-WOONZORGCENTRA IN VLAANDEREN In een samenwerkingsverband tussen Zorgnet Vlaanderen, Corilus (Certacc) en Belfius Bank is jaar na jaar werk gemaakt van een financiële analyse over de sector van de private woonzorgcentra zonder winstoogmerk in Vlaanderen. De bedoeling van de financiële analyse van een jaarrekening is vanuit verschillende invalshoeken de financiële gezondheid van deze woonzorgcentra onder de loep te nemen. Die kan immers niet via één gegeven of verhoudingsgetal samengevat worden. De combinatie van meerdere gegevens en inzichten in hun onderlinge wisselwerking is nodig. De doelstelling van dergelijke analyse bestaat erin de sterke en zwakke punten op financieel vlak te onderkennen. De sectoranalyse is een eerste stap in de financiële analyse. Op basis hiervan kan een oordeel gevormd worden over de financiële gezondheid van de sector. Zo wordt ook aan de individuele voorzieningen een referentiekader geboden waaraan de eigen situatie kan worden getoetst: de individuele positionering. Een financiële analyse van een sector is maar mogelijk wanneer men zich kan baseren op een gedetailleerd boekhoudkundig plan en een geheel van uniforme afspraken over een divers aantal boekingen. Tijdens de voorbije periode van 9 jaar is vooral gewerkt aan de maturiteit van de gegevens en het afstemmen van de studie op de noden van de sector. In samenwerking met Zorgnet Vlaanderen is nu ook geopteerd om te werken aan een HUB (Handboek Uniform Boekhouden) voor wat betreft de MARA-input. Belfius Bank heeft een jarenlange ervaring opgebouwd met dergelijke studies, gebaseerd op het MAHA-model (Model For Automatic Hospital Analysis). Al meer dan 20 jaar wordt in de ziekenhuissector gewerkt met de FINHOSTA-definities. Ook in de sector voor Hulp aan Personen met een Handicap heeft men reeds 14 jaar geleden een HUB uitgeschreven. De Vlaamse Overheid heeft de inhoud ervan overgenomen in haar advies over de boekhouding die dient gevoerd te worden door deze voorzieningen. Hoe meer de cijfers op elkaar zijn afgestemd, hoe meer de geaggregeerde cijfers immers een getrouw beeld geven over de sector. Dit jaar namen 186 voorzieningen deel aan de MARA-studie (Model For Automatic Resthome Analysis), waarvan 177 werden weerhouden in de globale steekproef. Een zevental OCMW-woonzorgcentra namen eveneens deel, maar hun cijfers werden niet weerhouden in de steekproef. Hun boekhouding wijkt immers te veel af van de boekhoudpraktijken binnen de vzw-sector. Deze 177 woonzorgcentra dekken 44 % van de woongelegenheden binnen de Vlaamse vzw-sector. De studie vergelijkt 4 opeenvolgende boekjaren via de geaggregeerde gegevens. Een geaggregeerd gegeven wordt bekomen door de respectievelijke posten (bedragen) van alle deelnemende voorzieningen op te tellen en deze te beschouwen als de gegevens van één grote voorziening. Een geaggregeerd gegeven houdt rekening met de grootte van het WZC. Hoe groter het WZC, hoe groter diens gewicht bij de berekening van het geaggregeerd gegeven. Zo krijgt men een correcter beeld van de sector dan wanneer men met gewone gemiddelden zou werken. Om meer specifieke invloeden te kennen op de financiële cijfers is gewerkt met categorale indelingen. Hierbij is telkens een groep van WZC s met eenzelfde kenmerk afgezonderd. 1

O.m. de volgende categorale indelingen werden gehanteerd: de grootte van de voorzieningen op basis van het aantal woongelegenheden; de verhouding RVT-bedden t.o.v. het totale aantal erkende bedden; het al dan niet geïntegreerd zijn van de cijfers van serviceflats; de zorgload aan de hand van het aantal gerealiseerde O- en A- dagen (afhankelijkheidsscore op basis van de KATZ-schaal); het niveau van het bovennormzorgpersoneel; de RVT-dekkingsgraad (aantal B-C-Cc-Cd-dagen in RVT); de hoogte van de gemiddelde dagprijs in een éénpersoonskamer. Voorzieningen kunnen zich positioneren ten opzichte van de totale steekproef of ten opzichte van een beperkte steekproef al dan niet samengesteld uit voorzieningen met serviceflats (assistentiewoningen) en/of dagverzorgingscentra. BALANS In de sectorstudie spreken we over de geaggregeerde balans waarbij alle balansen van alle deelnemende voorzieningen zijn opgeteld tot één grote balans. De actiefzijde van de balans geeft de bezittingen van de voorzieningen weer en de passiefzijde de wijze waarop deze bezittingen werden gefinancierd. De geaggregeerde balans wordt zowel in relatieve waarden (verticale analyse) als in absolute waarden (horizontale analyse) besproken. De verticale analyse geeft de structuur weer van de balans terwijl de horizontale analyse eerder de evoluties in kaart brengt. Opvallend is de stijging tussen 2012 en 2013 van het balanstotaal met 10,07 % naar 1 885 miljoen EUR. De jaren ervoor was dit ook het geval. Toen steeg het balanstotaal met respectievelijk 6,45 % en 8,53 %. Deze stijging is vooral te verklaren door de boekingsmethode van de kapitaalsubsidies die werden ter beschikking gesteld van de voorzieningen die grote investeringen hebben gerealiseerd via een VIPA-dossier. De vaste activa met inbegrip van de vorderingen op meer dan één jaar zijn gestegen met 10,61 %. Daarnaast stellen we vast dat de vaste activa in aanbouw (dit wijst op de bouwactiviteit) gestegen is met liefst 19,01 %. Aan de passiefzijde moet eenzelfde stijging terug te vinden zijn. Die bevindt zich inderdaad ter hoogte van het eigen vermogen dat met 9,15 % stijgt. Vooral het vreemd vermogen met de financiële langetermijnschuld stijgt met bijna 14 %. Uit een kleine berekening blijkt dat er tussen 2012 en 2013 door de voorzieningen in de steekproef voor 144 miljoen EUR werd geïnvesteerd, wat een stijging geeft van 105 miljoen EUR binnen het vreemd vermogen, terwijl ongeveer 39 miljoen EUR afkomstig is van autofinanciering. Het bedrijfskapitaal: volgens de gangbare financieringsprincipes dienen de vaste activa, bezittingen met een langetermijnkarakter, te worden gefinancierd met langetermijnmiddelen (permanent vermogen: eigen vermogen en vreemd vermogen op lange termijn) om de financiële risico s te beperken. Er is een buffer aan permanent vermogen ten opzichte van de vaste activa. Uitgedrukt als een percentage op het balanstotaal bedraagt deze buffer 10,29 %. Dit overschot aan permanent vermogen wordt het bedrijfskapitaal genoemd. Actief Vaste activa (+ vorderingen > 1 jaar) 75,64 % Passief Eigen vermogen 53,07 % Vreemd vermogen LT 32,86 % + bedrijfskap. 10,29 % Vlottende activa 24,36 % Schulden kort 14,07 % } Permanent vermogen = eigen vermogen + VVLT (+ voorzieningen) Permanent vermogen 85,93 % De solvabiliteit of de solvabiliteitsratio is een tweede zeer belangrijke balansindicator. Deze ratio gaat de verhouding na tussen het eigen vermogen en het balanstotaal en bedraagt 53,07 %. Dit is relatief hoog maar wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van 22,62 % kapitaalsubsidies. Deze kapitaalsubsidies worden afgeschreven volgens hetzelfde ritme als de vaste activa waarvoor ze werden toegekend. Het is daarom verantwoord om het eigen vermogen te bekijken zonder de kapitaalsubsidies. De eigenlijke solvabiliteit valt dan terug op 30,45 % wat dicht bij de norm van 30 % ligt. De evolutie van de solvabiliteit over 10 jaar is licht dalend, maar de sector blijft zeer solvabel. 2

De financiële schuldgraad is de mate waarin de vaste activa worden gefinancierd met financiële schulden (vooral aangegaan bij financiële instellingen). Het is de verhouding van de financiële langetermijnschuld, de vervallen langetermijnschuld en de financiële kortetermijnschuld op het balanstotaal. De financiële schuldgraad is opgelopen tot 30,06 %. De financiële kortetermijnschuld is het laatste jaar fors teruggevallen. De liquiditeit uitgedrukt in de acid test geeft aan in welke mate de woonzorgcentra aan hun kortetermijnverplichtingen kunnen voldoen. Hierbij worden de kortetermijnmiddelen tegenover de kortetermijnschulden geplaatst. De acid test van de geaggregeerde balans toont een verhouding van 2,05. Dit betekent dat er dubbel zoveel kortetermijnmiddelen aanwezig zijn dan kortetermijnverplichtingen. Er kan dan ook gesproken worden over een liquide toestand. RESULTATENREKENING De uitgebreide omzet voor 177 WZC is tussen 2012 en 2013 gestegen met 5,41 %. Met de uitgebreide omzet wordt bedoeld: de omzet van de dagprijs, supplementen, RIZIV-tegemoetkoming, subsidies in kapitaal en intresten, werkingssubsidies en recuperatie van personeelskosten. In de analyse van de resultatenrekening worden de onderlinge elementen steeds vergeleken met de uitgebreide omzet. De evolutie over vier jaar voor 163 WZC vertoont een lineaire stijging van de gecorrigeerde omzet. Voor de totale steekproef van 177 WZC bedraagt in 2013: de omzet van de dagprijs: 373,45 miljoen EUR met een stijging van 4,57 % tegenover het jaar ervoor; de omzet van de mutualiteiten: 401,04 miljoen EUR met een stijging van 5,71 % tegenover het jaar ervoor; andere subsidies en recuperaties: 143,17 miljoen EUR met een stijging van 5,14 % tegenover het jaar ervoor. Hieruit blijkt dat de opbrengsten afkomstig van de RIZIV-instellingsfinanciering (40,96 %) hoger liggen dan de opbrengsten uit de aanrekening van de dagprijzen aan de bewoners (38,15 %), maar ook dat bij de RIZIV-opbrengsten de groei het grootst is. Dit heeft ook te maken met de gestegen zorggraad. Het effect van de kosten voor schulden (650) uitgezet per klasse-indeling gebaseerd op hoogte van de dagprijs 14 Kosten voor financiële schulden (650) 2013 12 10 8 +60 EUR 55-60 EUR 50-55 EUR 45-50 EUR -45 EUR Geagg. gegevens Mediaan 6 4 2 0 Kosten voor financiële schulden (650) 2012-2 0 2 4 6 8 10 12 14 3

RESULTATENREKENING OVER DE JAREN 2010-2013 2010 2011 % 2012 % 2013 % EUR per verblijfsdag Werkingsopbrengsten (70/74) 111,55 116,23 +4,19 120,39 +3,59 125,96 +4,62 Uitgebreide omzet (70+736+737+738+747) 108,61 113,21 +4,24 117,21 +3,53 123,19 +5,10 Opbrengst dagprijs (700) 41,99 43,06 +2,56 44,83 +4,10 46,76 +4,31 Opbrengst mutualiteiten (702) 44,11 46,71 +5,89 48,07 +2,91 50,57 +5,20 Opbrengsten div. diensten 0,25 0,23-9,83 0,23 +0,39 0,24 +5,88 Aang. med. kosten 1,42 1,41-0,47 1,48 +5,31 1,49 +0,47 Aang. andere kosten 1,53 1,60 +4,80 1,66 +3,91 1,70 +1,99 Subs. in kap en intr. (736) 2,39 2,52 +5,64 2,77 +9,80 2,89 +4,45 Subs. en recup pers. (738) 16,05 16,69 +3,96 17,21 +3,11 18,03 +4,77 Recup. pers. nevendiensten 0,35 0,35-1,40 0,32-7,40 0,80 +149,21 Werkingskosten 106,76 111,40 +4,35 116,11 +4,23 121,40 +4,55 Voorraden en leveringen 7,41 7,67 +3,62 7,91 +3,11 8,13 +2,69 Diensten en leveringen 13,86 13,97 +0,79 14,50 +3,85 15,12 +4,24 Bezoldigingen 77,33 81,06 +4,83 84,36 +4,07 88,53 +4,94 Brutobedrijfsresultaat 12,96 13,53 +4,35 13,62 +0,67 14,18 +4,17 Afschrijvingen en waardeverminderingen 7,65 8,16 +6,73 8,64 +5,89 8,97 +3,79 Voorzieningen 0,17 0,12-27,50 0,26 +112,69 0,18-29,77 Nettobedrijfsresultaat 4,79 4,82 +0,69 4,28-11,24 4,56 +6,56 Financiële opbrengsten 0,61 0,79 +30,75 0,96 +20,99 0,75-21,65 Financiële kosten 1,64 2,01 +22,43 2,24 +11,93 2,35 +4,58 Kosten van schulden 1,54 1,86 +20,74 2,12 +14,02 2,23 +4,88 Andere financiële kosten 0,07 0,12 +65,09 0,10-16,94 0,10-2,78 Gewoon bedrijfsresultaat 3,76 3,61-3,94 3,00-17,04 2,96-1,18 Uitzonderlijk resultaat 0,28 0,06-78,0-0,86 n.b. -0,19-77,6 Uitzonderlijke opbrengsten 0,53 0,49-6,29 0,41-17,44 0,61 +49,24 Uitzonderlijke kosten -0,36-0,43 +19,69-0,79 +82,87-0,80 +1,39 Resultaat van het boekjaar 3,93 3,67-6,51 2,63-28,27 2,79 +6,04 Het geaggregeerd gemiddelde van het RIZIV-instellingsforfait bedraagt 55,99 EUR de verdeling in percentielen toont een zeer groot verschil tussen de voorzieningen. De dagprijzen van de eenpersoonskamers zijn gestegen met 4,08 % en bedragen gemiddeld 50,79 EUR/dag. De spreiding tussen het 10e percentiel 45,58 EUR per dag en het 90e percentiel 57,29 EUR is relatief groot. Veel heeft te maken met de rentelasten van de leningen en de ouderdom van de ter beschikking gestelde gebouwen. 4

De subsidies voor arbeidsduurvrijstelling stijgt met 5,9 % naar 2,43 % van de loonmassa, wat overeenkomt met een bedrag van 2,18 EUR per verblijfsdag. Ten slotte is er de financiering Derde Luik die daalt met 2,2 % naar 8,22 % van de loonmassa, maar nog steeds overeenkomt met 7,32 EUR per verblijfsdag. Geaggregeerd wordt vastgesteld dat de overheidsfinanciering in de buurt ligt van 55,08 % van de uitgebreide omzet. 26 voorzieningen komen net niet aan 50 %. Zij zouden ontsnappen aan de regelgeving overheidsopdrachten. De aanwezigheid van een groter aandeel serviceflats in de exploitatie kan hier de oorzaak zijn. De werkingskosten in nominale bedragen stijgen met 4,85 %. De personeelskosten, goed voor 72 % van de opbrengsten, stijgen met 5,22 %. De gemiddelde personeelskost per VTE is opgelopen tot 55 220 EUR per jaar. De personeelskost stijgt sneller dan de inflatie. Zo goed als geen woonzorgcentrum vertoont negatieve brutobedrijfsresultaten (dit is het resultaat van de opbrengsten min de aankopen van goederen en diensten, de overige kosten en de personeelskosten). 37 op 167 voorzieningen hebben echter een negatief boekhoudkundig resultaat. Voor het eerst is een beeld gevormd over vier functies binnen de woonzorgcentra: de woonfunctie: 27,53 EUR (stijging met meer dan 10 EUR over tien jaar); de zorgfunctie: 72,91 EUR (stijging van 17 EUR over tien jaar); de leeffunctie: 16,80 EUR (stijging van 5,7 EUR over tien jaar); de beleidsfunctie: 17,70 EUR(stijging van 4,6 EUR over tien jaar). Opvallend zijn de grote verschillen tussen de wooncentra. Voor details kan best verwezen worden naar de respectieve tabellen Het nettobedrijfsresultaat loopt op tot 3,68 % van de uitgebreide omzet. Na het financieel resultaat en het uitzonderlijk resultaat houdt de sector 2,31 % over van de uitgebreide omzet in het boekhoudkundig resultaat voor 2013. WOONFUNCTIE (MEDIANEN) 2010 2011 % 2012 % 2013 % 2013 EUR per verblijfsdag 10 % 25 % 50 % 75 % 90 % Totaal 24,82 25,98 +4,69 27,57 +6,13 27,53-0,15 19,37 22,27 27,53 36,45 43,82 Huurlasten 0,63 0,63 +0,89 0,68 +7,61 0,54-20,71 0,05 0,24 0,54 1,31 2,11 Kosten van schulden 0,96 1,24 +29,77 1,46 +18,10 1,60 +8,95 0,00 0,23 1,60 4,18 7,74 Afschrijvingen en waardeverminderingen 7,98 8,66 +8,53 9,64 +11,35 9,44-2,12 3,89 6,13 9,44 14,20 16,56 Onderhoud en schoonmaak 0,10 0,12 +11,60 0,10-9,67 0,11 +4,48 0,02 0,07 0,11 0,23 0,66 Onderhoud en herstellingen 1,62 1,67 +3,29 1,68 +0,41 1,70 +1,18 1,20 1,37 1,70 2,28 2,93 Klein materiaal onderhoud 0,87 0,91 +5,70 0,91-0,36 0,91-0,16 0,52 0,72 0,91 1,15 1,54 Textiel en wasproducten 0,10 0,10 +0,10 0,09-10,86 0,11 +18,44 0,01 0,04 0,11 0,20 0,29 Was en linnen 0,60 0,62 +3,90 0,64 +3,31 0,71 +10,55 0,09 0,30 0,71 1,21 1,73 Energie 3,36 3,26-3,01 3,58 +9,70 3,59 +0,42 2,74 3,00 3,59 4,35 4,98 Loonkost onderhoud 7,59 7,85 +3,48 8,01 +1,92 8,13 +1,51 5,32 6,46 8,13 10,15 12,89 5

ZORGFUNCTIE (MEDIANEN) 2010 2011 % 2012 % 2013 % 2013 EUR per verblijfsdag 10 % 25 % 50 % 75 % 90 % Totaal 62,60 65,80 +5,12 70,23 +6,73 72,91 +3,82 63,37 67,22 72,91 77,91 84,42 Uitzendpersoneel 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,24 1,22 Med. en para-med. verzorging Externe medische verzorging 1,28 1,27-1,03 1,36 +6,72 1,43 +5,17 0,93 1,16 1,43 2,84 3,33 0,20 0,21 +4,01 0,22 +3,47 0,23 +4,47 0,00 0,02 0,23 2,35 4,06 Loonkost medisch 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Loonkost paramedisch 5,10 5,88 +15,34 6,51 +10,75 6,90 +5,88 4,36 5,65 6,90 9,04 10,58 Loonkost verplegend 24,00 24,86 +3,59 26,64 +7,13 27,98 +5,05 21,43 24,75 27,98 31,15 34,55 Loonkost verzorgend 29,28 31,52 +7,65 32,51 +3,14 33,53 +3,13 28,07 31,15 33,53 37,11 40,38 LEEFFUNCTIE (MEDIANEN) 2010 2011 % 2012 % 2013 % 2013 EUR per verblijfsdag 10 % 25 % 50 % 75 % 90 % Totaal 15,27 15,97 +4,59 16,49 +3,24 16,80 +1,87 13,41 15,47 16,80 18,86 20,94 Voeding 5,68 6,03 +6,14 6,11 +1,33 6,38 +4,43 0,78 2,94 6,38 7,73 8,52 Keuken 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 5,22 8,69 Toilet en opschik 0,04 0,03-21,11 0,04 +18,39 0,05 +36,48 0,00 0,00 0,05 0,11 0,24 Socio-culturele activiteiten 0,33 0,38 +14,20 0,36-4,29 0,39 +6,64 0,14 0,26 0,39 0,60 0,78 Loonkost keuken 5,75 5,85 +1,60 6,05 +3,46 6,14 +1,57 3,25 4,57 6,14 7,60 9,69 Loonkost animatie 2,26 2,25-0,38 2,44 +8,58 2,61 +6,70 1,06 1,95 2,61 3,19 3,83 15,27 15,97 +4,59 16,49 +3,24 16,80 +1,87 13,41 15,47 16,80 18,86 20,94 BELEIDSFUNCTIE (MEDIANEN) 2010 2011 % 2012 % 2013 % 2013 EUR per verblijfsdag 10 % 25 % 50 % 75 % 90 % Totaal 14,91 16,21 +8,75 16,57 +2,18 17,70 +6,81 11,59 13,97 17,70 22,39 25,34 Administratie 0,65 0,70 +7,23 0,69-1,74 0,69 +0,09 0,46 0,55 0,69 0,89 1,17 Sociaal secretariaat 0,28 0,26-8,17 0,26 +3,49 0,27 +3,56 0,18 0,22 0,27 0,34 0,46 Boekhouding 0,21 0,22 +1,99 0,25 +12,96 0,28 +12,67 0,00 0,06 0,28 0,41 0,78 Bureelinformatica 0,23 0,23 +0,09 0,26 +14,07 0,23-12,19 0,12 0,16 0,23 0,30 0,40 Informatieverwerking 0,01 0,02 +41,36 0,03 +68,47 0,04 +47,88 0,00 0,00 0,04 0,37 0,62 Algemene onkosten 0,43 0,44 +1,38 0,48 +9,71 0,51 +6,96 0,27 0,37 0,51 0,68 0,96 Verzekeringen 0,31 0,31 +1,18 0,33 +6,23 0,35 +5,32 0,22 0,27 0,35 0,51 0,65 Bestuurders 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Erelonen 0,43 0,45 +5,47 0,45 +0,72 0,51 +12,61 0,25 0,41 0,51 0,64 0,86 Loonkost administratie 5,51 5,87 +6,63 6,33 +7,83 6,73 +6,28 3,09 4,57 6,73 8,30 11,06 Loonkost andere 5,43 6,60 +21,47 6,99 +5,94 7,12 +1,88 3,30 5,24 7,12 10,33 13,48 6

CASHFLOW De cashflow geeft een goed beeld van de financiële middelen gegenereerd door de activiteiten van de WZC. Het verschil met het resultaat van het boekjaar is dat er abstractie wordt gemaakt van de niet-kaskosten (aangelegde provisies, minwaarden en afschrijvingen) en de niet-kasopbrengsten (terugnemingen, meerwaarden, afschrijvingen kapitaalsubsidies). De cashflow wordt bijgevolg berekend door bij het resultaat van het boekjaar de niet-kaskosten op te tellen en de niet-kasopbrengsten af te trekken. Met de vrije cashflow wordt de cashflow bedoeld na aftrek van de vervallen langetermijnschuld die binnen het jaar vervalt. 139 op 167 WZC hebben financiële langetermijnschuld. Voor 29 voorzieningen zijn de gehaalde cashflows kleiner dan de vervallende langetermijnschuld. Deze voorzieningen bevinden zich in een gevarenzone. Het opvolgen van de terugbetalingscapaciteit van die WZC wordt een must in het kader van de toenemende kredietverlening veroorzaakt door de voorfinanciering van de VIPA-subsidiëring voor de investeringen. De analyse van de balans en resultatenrekening geeft aan dat de meeste WZC financieel klaar zijn om verdere (vervangings)investeringen aan te kunnen. 9 WZC hebben een negatieve cashflow en 6 voorzieningen hiervan hebben leningen lopen bij financiële instellingen. Als deze situatie bij deze WZC verschillende jaren na elkaar blijft aanhouden, bevinden ze zich in een zorgwekkende financiële situatie. Een grondig onderzoek en aanpak van hun problemen dringen zich op. CASHFLOW OVER DE JAREN 2010-2013 2010 % 2011 % 2012 % 2013 % Aantal "WZC" met CF > 0 162 97,0 159 95,2 156 93,4 158 94,6 Aantal "WZC" met CF < 0 5 3,0 8 4,8 11 6,6 9 5,4 Aantal WZC met fin. LT schuld 134 80,2 138 82,6 140 83,8 139 83,2 Aantal WZC met CF< verv. LT schuld 16 9,6 21 12,6 33 19,8 29 17,4 Aantal WZC met CF< 0 en LT schuld 4 2,4 7 4,2 9 5,4 6 3,6 in mio EUR % % % % Totale Cashflow 68,10 100,0 70,49 100,0 66,57 100,0 69,16 100,0 Schulden >1 j vervallen <1j 22,92 33,7 25,95 36,8 28,74 43,2 32,73 47,3 Vrije Marge 45,18 66,3 44,54 63,2 37,83 56,8 36,43 52,7 INVESTERINGEN Investeringen zijn niet onbelangrijk. Om goed te kunnen functioneren, de beeldvorming over de voorzieningen in stand te houden en een antwoord te bieden op de stijgende behoefte, zijn investeringen noodzakelijk. Op sectorniveau moet permanent geïnvesteerd worden. Er zijn vier grote groepen van investeringen: nieuwbouwinvesteringen, de noodzakelijk vervangingsinvesteringen, de investeringen voor groot onderhoud en de andere (gewoonlijk kleinere) investeringen. In de praktijk zijn de grote (nieuwbouw-)investeringen tot op heden afhankelijk van overheidsbeslissingen. De overheid heeft binnen de vzw-sector mee projecten gesubsidieerd en waarborgen verleend. Vroeger verliep de subsidiëring via rechtstreekse tussenkomsten (60 % van een bouwplafond). Sinds 2009 werd deze vorm van subsidiëring vervangen door een gebruikstoelage. Het is precies de boeking van deze gebruikstoelage die ervoor zorgt dat de balansen van de voorzieningen de laatste jaren zo sterk groeien. Het systeem van de gebruikstoelage geeft aanleiding tot veralgemeende voorfinanciering van het gesubsidieerd gedeelte van de investeringen. 7

De voorzieningen moeten ook beschikken over voldoende liquiditeiten en over voldoende autofinanciering. Voornamelijk vervangingsinvesteringen en groot onderhoud worden vaak gefinancierd met liquide middelen. Wat de toekomst met zich zal brengen is een grote vraag. Meer en meer wordt duidelijk dat de overheid het moeilijk krijgt om op de klassieke manier projecten in de ouderenzorg te financieren. Ook de financiering via de gebruikstoelage komt meer en meer onder druk te staan door de interpretatie over de staatsschuld en het al dan niet opnemen van engagementen op de budgetten van de Vlaamse gemeenschap. Binnen de steekproef is er in 2013 wel degelijk geïnvesteerd en zijn vervangingsinvesteringen doorgevoerd. Dit maken we op uit de analyse over verschillende jaren van de balans. De vraag blijft: wordt er voldoende geïnvesteerd om op langere termijn de leeftijdsstructuur van de materiële vaste activa (MVA) op peil te houden? Geaggregeerd beschikken de WZC over 52 474 EUR MVA per woongelegenheid. Uiteraard loopt dit uiteen tussen de WZC onderling: het 10e percentiel bedraagt 14 541 EUR en 90e percentiel ligt op 114 625 EUR. De continuïteitsratio, met name de verhouding bruto-investeringen in materieel vast actief (MVA) ten opzichte van de geboekte afschrijvingen MVA bevestigt de relatief belangrijke mate van investeringen bij de voorzieningen. De ratio komt volgens het geaggregeerde gegeven (voor 162 voorzieningen) uit op 2,30, wat betekent dat er tweemaal meer wordt geïnvesteerd dan afgeschreven. De grote investeringen in gebouwen worden door een beperkt aantal voorzieningen gerealiseerd. Het is belangrijk om minstens een waarde tussen 1 en 2 te behalen om de ouderdom van de infrastructuur op peil te houden. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat, boekhoudkundig gezien, de investeringen steeds aan historische aanschafwaarde staan ingeboekt, en bijgevolg ook de afschrijvingen deze historische aanschafwaarde volgen. Indien de betrokken investeringen echter duurder worden in de loop der jaren (op basis van een sterk gestegen bouwkost), is een continuïteitsratio van 1 te laag om louter de vervanging van de bestaande uitrusting te kunnen garanderen. Er moet ook rekening gehouden worden met een aantal voorzieningen waarbij de activa al volledig zijn afgeschreven, maar die meegerekend blijven bij de aanschafwaarde van de activa, omdat ze nog in gebruik zijn. De mediaanwaarde van de continuïteitsratio ligt met de waarde van 0,51 onder de richtwaarde van 1. Dit betekent dat een kleinere groep van voorzieningen zware investeringen uitvoert. De mediaanwaarde, als middelste waarde van een reeks, geeft het niveau van de vervangingsinvesteringen weer. De continuïteitsratio met betrekking tot de materiële vaste activa wordt ook best berekend over een langere periode. Spreiding van de ouderdomsindicator 120 Ouderdom 2013 in % 100 80 60 +60 EUR 55-60 EUR 50-55 EUR 45-50 EUR -45 EUR Geagg. gegevens Mediaan 40 20 0 Ouderdom 2012 in % -20 0 20 40 60 80 100 120 8

De ouderdomsindicator geeft de verhouding weer tussen de boekwaarde en de aanschafwaarde van de materiële vaste activa. Deze dient op termijn constant of stijgend te zijn. Zoniet signaleert hij een veroudering van de voorzieningen. Na grondige controle en bijsturing van de investeringsgegevens en bij uitvergroting van de grafiek is aangetoond dat de ouderdomsindicator voor 162 WZC wel degelijk dalend is. Voor de volledige steekproef (169 WZC) blijft de ouderdomsindicator echter constant op 60 %. De ouderdomsindicator en de dagprijs hebben een relatie met mekaar. Hoe ouder de infrastructuur, hoe lager de aangerekende dagprijs. Op een uitzondering na zijn alle voorzieningen met een lage dagprijs te vinden in het laagste gedeelte van de bubbelgrafiek over de ouderdomsindicator. Eén voorziening heeft een lage dagprijs en toch een zeer hoge ouderdomsindicator (nieuwe infrastructuur). Deze voorziening heeft echter pas zware investeringen achter de rug die nog niet vertaald zijn in een hogere dagprijs binnen hun jaarrekening. ACTIVITEITEN De bezettingsgraad blijft hoog, zowel in de WZC als in de centra voor dagverzorging en in serviceflats (meer dan 99 %). Dit is noodzakelijk om een voorziening financieel leefbaar te houden. Verder toont de hoge bezettingsgraad aan dat woonzorgcentra zonder vrees voor leegstand de uitbreiding met nieuwe woongelegenheden kunnen realiseren. De gemiddelde bezettingsgraad van de centra voor kortverblijf bedraagt 88 %. De sector beantwoordt daarmee aan een maatschappelijke vraag. Naast de bezettingsgraad is de zorgload belangrijk. Hierbij worden de gerealiseerde RIZIV-dagen (of facturatiedagen) onder de loep genomen. Deze worden ingedeeld volgens de KATZ-profielen. Het aantal O- en A-profielen is gedaald van 21,6 % naar 18,8 % in 2013. Sinds januari 2013 werd het ROB D-profiel ingevoerd. Ondertussen zijn ongeveer 2,2 % bewoners met A-profiel doorgegeven aan de ziekenfondsen als D- profiel omwille van de diagnosestelling dementie. De RVT-dekkingsgraad duidt op de zorgomkadering van de zware zorgprofielen binnen een RVT-setting. De RVT-dekkingsgraad daalt echter van 88,2 % naar 87,4 %. Dit heeft o.m. te maken met het (voorlopig) niet verder omzetten van ROB- naar RVT-woongelegenheden. ZORGGRADATIE 2012 2013 ROB + RVT Totalen Geaggr. geg. Geaggr. geg. 25 % Mediaan 75 % Totalen 6 621 190 % % % % % 6 666 228 O-patiënten 624 117 9,43 8,16 3,41 6,32 11,24 543 738 A-patiënten 806 271 12,18 10,68 7,61 10,76 14,35 712 089 B-patiënten 1 807 506 27,30 28,33 23,25 28,00 32,30 1 888 779 C-patiënten 920 653 13,90 13,80 10,01 13,01 16,69 919 866 Cc-patiënten 78 147 1,18 0,67 0,00 0,00 0,00 44 700 Cd-patiënten 2 384 496 36,01 36,17 28,23 35,57 40,06 2 411 107 D-patiënten 0 0,00 2,19 0,00 1,19 3,27 145 949 9

PERSONEEL De verhouding van de personeelskost op de uitgebreide omzet bedraagt om en bij de 72 %. Het boekhoudkundig resultaat over 10 jaar genomen gedraagt zich omgekeerd evenredig met deze ratio. Een zeer belangrijk deel van de kost van het norm- en bovennormzorgpersoneel wordt gerecupereerd via het dagforfait van het RIZIV. Bijkomend wordt er 20,45 % gerecupereerd via sociale maribel (4,94 %), animatie (1,55 %), eindeloopbaan (2,44 %) en derde luik (8,3 %). Per 100 wooneenheden wordt er geaggregeerd 36,03 VTE zorgpersoneel en 20,50 VTE niet-zorgpersoneel ingezet. Daarbovenop komen er nog de sociale maribel -medewerkers en vervangers eindeloopbaan. De ratio bovennormzorgpersoneel wordt jaarlijks berekend. Deze ratio geeft de verhouding aan van de (A1 +A2)/A1. Deze ratio geeft een goed zicht op de financiering van het bovennormzorgpersoneel. Bij een financiële optimalisatie wordt een niveau bereikt van 12,49 %. De sector ziet de bovennormzorgpersoneelratio stijgen van 14,16 naar 15,72 %. De verklaring is wellicht te zoeken in de stijging van de zorgzwaarte zonder bijkomende RVTreconversie en de stijging van de anciënniteit. 6 voorzieningen hebben een A2-deel dat op nul is gevallen. Zij krijgen dus geen A2-financiering en laten op die manier een zeer belangrijk deel van de loonkostfinanciering aan zich voorbijgaan, wat ten koste gaat van de basiszorg aan de bewoners en op die manier ook van de andere personeelsleden. Zelfs 1/3 van de voorzieningen laat hier financiële middelen liggen die kunnen worden ingezet in de voorziening voor een betere permanentie, hogere zorgkwaliteit en reductie van de hoge werkbelasting. GECOMBINEERDE TEST De financiële gezondheid van een voorziening kan worden samengevat via de gecombineerde test. Deze test gaat na in welke mate de woonzorgcentra voldoen aan de aanvaarde richtnormen voor een aantal ratio s of verhoudingsgetallen. Volgende normen worden vooropgesteld: Solvabiliteit (eigen vermogen - kapitaalsubsidies op balanstotaal) > 30 %; Resultaat > 0 en cashflow / vervallen langetermijnschuld > 1,1; Liquiditeit (acid test) > 1; Continuïteit in combinatie met de ouderdomsindicator: Als ouderdomsindicator < 0,4 dan continuïteitratio > 2; Als ouderdomsindicator >= 0,4 en <= 0,6 dan continuïteitsratio > 1,5; Als ouderdomsratio =>0,6 dan wordt geen rekening gehouden met de continuïteitsratio. De gecombineerde test over de jaren 2010-2013 80 70 60 67 71 67 66 0 criteria 50 40 47 52 54 1 criteria 2 criteria 3 criteria 30 40 36 4 criteria 20 24 27 22 24 10 19 19 17 0 0 3 7 6 2010 2011 2012 2013 10

In 2013 slaagden 53,9 % van de WZC uit de steekproef erin om aan minstens drie criteria te voldoen. Dit is een lichte vooruitgang ten opzichte van 2012 toen dit aandeel 51,5 % bedroeg. Dit percentage ligt toch nog altijd ruim 10 % onder de resultaten van de gecombineerde test van 2010 en 2011. Er zijn echter geen direct bedreigende factoren die deze verhouding in vraag stellen voor de toekomst. In de sociale sector spelen de rentabiliteitratio s minder een rol bij gebrek aan aandeelhouders. Daarom is er meer aandacht gegeven aan de hoogte van het resultaat tegenover de gecorrigeerde omzet. Met enerzijds een geaggregeerd gegeven van 2,3 % kan vrij gerust worden gesteld dat er voldoende buffer wordt opgebouwd. De toegenomen inkomsten liggen hieraan ten grondslag. Zodra een WZC een positief boekhoudkundig resultaat kan realiseren, bouwt zij aan haar financiële onafhankelijkheid en continuïteit. De meest relevante ratio hiervoor is, zoals gesteld, de solvabiliteitsratio. Anderzijds is vastgesteld dat voor de meeste voorzieningen de cashflow voldoende groot blijft om de vervallen langetermijnschulden terug te betalen. De liquiditeitsratio geeft aan of een WZC in staat is te voldoen aan haar betalingsverplichtingen. Tussen 2012 en 2013 bleef de liquiditeitspositie ongewijzigd. Met een acid test van 2,1 stellen er zich geaggregeerd geen problemen. Door de zesde staatshervorming is de bevoegdheid rond de financiering van de ouderenzorg overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap. Vlaanderen beseft dat de factuur oploopt gezien de sterke capaciteitsuitbreiding die wordt gerealiseerd en de stijging van de zorgzwaarte. Verder is er de strenge Europese regelgeving rondom ESR-neutraliteit, staatssteun en overheidsopdrachten met een belangrijke impact op de sector. Op korte termijn wenst Vlaanderen continuïteit te bieden aan de zorgaanbieders. Op langere termijn dient een nieuw financieringssysteem te worden uitgedacht. Dit systeem dient in de eerste plaats cliëntgericht te zijn en tevens rekening te houden met een gelijk speelveld voor zowel publieke als private spelers. Ontschotting is daarbij een derde doelstelling. Met deze MARA-studie wensen we een realistisch beeld te geven over de gedetailleerde financiële situatie van de vzw-woonzorgcentra. Dit in de eerste plaats voor de deelnemende woonzorgcentra en in de tweede plaats voor beleidsmakers en andere stakeholders. Uiteraard steeds de anonimiteit van individuele voorzieningen respecterend. Renaat Van Der Stock (Belfius) Ann Goossens (Certacc) Clara Van den Broeck (Zorgnet Vlaanderen) 11

Verantwoordelijke uitgever: Etienne Wauters, voorzitter Zorgnet Vlaanderen, Guimardstraat 1, 1040 Brussel.