Jaarverslag 2011. Stichting Pensioenfonds SNT

Vergelijkbare documenten
Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SNT

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Verkort jaarverslag 2011

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Beleggingsovertuigingen. Stichting Pensioenfonds Openbare Bibliotheken

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Verkort jaarverslag 2013

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

Het jaarverslag 2014 samengevat

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

VERKORT JAARVERSLAG 2015

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Achmea life cycle beleggingen

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds Randstad

Generali Beleggingsmogelijkheden Pensioen

VERKORT JAARVERSLAG 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Overige. Wijziging rente. Rendement. Toeslagen. Uitkeringen. Premies

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

1e kwartaal 2017 Den Haag, april 2017

Het Garantiepensioen met collectief beleggen en kasstroommatch

1e kwartaal 2016 Den Haag, 20 april 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014

BELEGGINGSMOGELIJKHEDEN PENSIOEN JANUARI 2018

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN

HERSTELPLAN 31 maart 2009

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Ontwikkelingen in 2012

van Stichting Achmea Algemeen Pensioen Fonds

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017

4.1. Algemene uitgangspunten 4.2. De beleggingsstrategie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

Terugblik 2011 in cijfers

Transcriptie:

Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds SNT Datum rapport 07-06-2012 Nummer/versie Definitief Auteur Bestuur Telefoon 050-5821990

Inhoudsopgave Kerncijfers 2 Bestuursverslag 4 1. Woord van de voorzitter 5 2. Algemene informatie 7 2.1 Juridische structuur 7 2.2 Doelstelling 7 2.3 Personalia 8 3. Financiële positie en beleid in 2011 9 3.1 Financiële opzet en positie 9 3.2 Beleid en beleidskeuzes 10 3.3 Risicobeheer 14 4. Beleggingen 17 4.1 Algemeen 17 4.2 Regulier vermogen 17 4.3 Beschikbare-premieregeling 20 5. Pensioenen 22 5.1 Pensioencommunicatie 22 5.2 Pensioenadministratie 23 5.3 Pensioenregeling 24 5.4 Nieuwe wetgeving 25 6. Actuariële analyse 29 7. Besturing en naleving wetgeving 31 7.1 Algemeen 31 7.2 Bestuursaangelegenheden 31 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 31 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 34 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 34 7.6 Gedragscodes 35 7.7 Organisatie en uitvoering 35 7.8 Uitvoeringskosten 35 7.9 Statutenwijziging 37 8. Verwachte gang van zaken 38 Jaarrekening 40 9. Jaarrekening 41 9.1 Balans 41 9.2 Staat van baten en lasten 42 9.3 Kasstroomoverzicht 43 9.4 Toelichting op de jaarrekening 44 Overige gegevens 70 10. Overige gegevens 71 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 71 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 71 10.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 72 10.4 Actuariële verklaring 74 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 76 Bijlagen 77 Bijlage 1 Deelnemersbestand 78 Bijlage 2 Begrippenlijst 79 1

Kerncijfers Bedragen x 1.000 2011 2010 2009 2008 2007 Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet 2.334 2.190 2.870 3.167 3.260 Gewezen deelnemers 2.140 2.248 2.128 1.856 1.655 Ingegane pensioenen 360 308 241 190 131 Totaal aantal verzekerden 4.834 4.746 5.239 5.213 5.046 Pensioenen Kostendekkende premie 6.391 6.058 6.784 6.188 6.112 Gedempte premie 6.333 6.048 - - - Feitelijke premie - jaarpremie 6.546 6.103 6.801 6.188 6.112 Uitvoeringskosten 635 650 667 554 460 Uitkeringen 490 372 418 402 167 Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Betreft ingegane pensioenen en premievrije rechten 1,57% 0,71% 2,78% 1,61% 1,14% Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen 2.545 2.206 1.652 1.597 982 Minimaal vereist eigen vermogen regulier vermogen 327 206 151 113 100 Minimaal vereist eigen vermogen beschikbare premieregeling 727 862 942 260 0 Vereist eigen vermogen (PW art. 132) 1.293 1.283 1.291 497 151 Voorziening pensioenverplichtingen 34.582 31.641 30.356 22.483 22.909 waarvan: VPV voor risico pensioenfonds - waarvan herverzekerd 8.772 599 6.305 571 4.435 618 3.303 470 2.003 183 VPV voor risico deelnemers 25.809 25.336 25.921 19.180 20.906 Dekkingsgraad in %* 129,0% 135,0% 137,2% 156,4% 154,0% Gemiddelde duration 11,4 10,9 9,8 10,3 10,0 Rentetermijnstructuur (RTS) 2,7 3,4 3,8 3,7 4,7 2

Bedragen x 1.000 2011 2010 2009 2008 2007 Beleggingen Balanswaarde** 35.434 31.845 32.324 24.193 23.659 waarvan uit hoofde van beschikbare premieregeling 25.809 25.336 25.921 19.180 20.906 Beleggingsopbrengsten -135 2.004 3.776-5.009 436 Beleggingsrendement (exclusief deelvermogens) Jaarrendement portefeuille 9,7% 7,8% 8,1% 0,5% 4,7% * De dekkingsgraad wordt tot en met 2008 bepaald door het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds exclusief het herverzekerde deel, te delen door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds exclusief het herverzekerde deel. Met ingang van 2009 heeft het bestuur de interpretatie van de minister van maart 2010 gevolgd en dit leidt tot een herziening van de definitie van de dekkingsgraad. Met ingang van 2009 wordt de dekkingsgraad bepaald door het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds inclusief het herverzekerde deel, te delen door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds inclusief het herverzekerde deel. ** Met ingang van 2010 bestaat de balanswaarde van de beleggingen uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers. Voor 2009 is de totale balanswaarde weergegeven. 3

Bestuursverslag 4

1. Woord van de voorzitter Na de kredietcrisis in 2009 en de daaropvolgende economische crisis volgde begin 2011 de schuldencrisis. De gevolgen waren dalende beurskoersen en een lage rente. Door de blijvende onrust op de financiële markten zijn de dekkingsgraden van de Nederlandse pensioenfondsen het afgelopen jaar verder gedaald. Door deze onrust is ook het vertrouwen in het Nederlandse pensioenstelsel afgenomen. Het is onze taak om iedereen uit te leggen hoe het wél in elkaar steekt, helder uit te leggen waar het bestuur mee bezig is en wat dit concreet voor alle belanghebbenden betekent. In dit jaarverslag van Stichting Pensioenfonds SNT (STPS) leggen wij verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2011. Financiële positie De dekkingsgraad van een pensioenfonds maakt duidelijk hoe gezond een fonds financieel is. Bij STPS heeft de dekkingsgraad betrekking op de pensioenverplichtingen van de ingegane pensioenen en voor de na ontslag, arbeidsongeschiktheid of door overlijden toegekende pensioenaanspraken. Bij de bepaling van dekkingsgraad wordt geen rekening gehouden met de individuele pensioenkapitalen van de beschikbare premieregeling en de individuele spaarregeling. Deze regelingen hebben het karakter van een premieovereenkomst. De financiële positie van STPS is, gezien de ontwikkelingen relatief goed, de dekkingsgraad eind 2011 bedroeg 129,0% (2010: 135,0%). Het vereist eigen vermogen van STPS bedraagt 106,9%. Het pensioenfonds heeft geen herstelplan hoeven in te dienen bij De Nederlandsche Bank. Beleggingsrendement Voor de beleggingen wordt onderscheid gemaakt tussen de beleggingen voor de ingegane pensioenen (ook wel regulier vermogen genoemd) en de beleggingen van de (gewezen) deelnemers in de beleggingsdepots van de beschikbare premieregeling en de individuele pensioenspaarregeling. Beleggingen ingegane pensioenen Het rendement op deze beleggingen bedroeg in 2011 9,7% (2010: 7,8%). Het positieve resultaat kwam door het positieve rendement op de beleggingen in langlopende Europese staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid. De waarde van de verplichtingen van de ingegane pensioenen zijn door de lage marktrente ook sterk gestegen. Beleggingen beleggingsdepots beschikbare premieregeling De ingelegde premies voor (gewezen) deelnemers worden voor risico van de (gewezen) deelnemers belegd in de Life Cycle of in één van de vrije beleggingsdepots. De rendementen over 2011 van de verschillende beleggingsdepots gaven een wisselend beeld. De depots waarin meer dan 25% wordt belegd in aandelen tonen negatieve rendementen. De overige depots behaalden over 2011 een positief rendement. Toeslagverlening Het bestuur heeft besloten om het toeslagbeleid per 1 januari 2012 aan te passen. Eind 2011 heeft het bestuur een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat als het huidige toeslagbeleid wordt voortgezet de toekomstige pensioengerechtigden weinig uitzicht meer hebben op toeslagverlening Hierdoor worden de belangen van de verschillende groepen niet evenredig behartigd. Het aangepaste toeslagbeleid gaat uit van een toeslagambitie van 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens. Op basis van de financiële positie van het fonds en het aangepaste toeslagbeleid heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 een 5

toeslag van 0,8% te verlenen (dit is 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens) op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. Bestuursmutaties In 2011 hebben er zich geen bestuurswisselingen voorgedaan. Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. In 2011 heeft het fonds haar website vernieuwd. Deze is overzichtelijk en gemakkelijk in gebruik. Daarnaast is ook de pensioenkrant verschenen. Verantwoordingsorgaan Over 2011 heeft het verantwoordingsorgaan geoordeeld dat het bestuur in 2011 met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen, Multi-opf Het bestuur heeft in 2011 op verzoek van de werkgever KPN samen met de besturen van de andere KPN pensioenfondsen de mogelijkheden onderzocht om samen te gaan in een Multi ondernemingspensioenfonds (Multi-opf). In het Multi-opf blijven de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm, worden naar verwachting voordelen behaald ten aanzien van de uitvoering en de besturing van het pensioenfonds. Het bestuur staat, gelet de continuïteit van het fonds, positief tegenover het samengaan in een Multi-opf en zal op zijn vroegst eind 2012 een besluit nemen om toe te treden tot het Multi-opf. Toekomstverwachtingen Het jaar 2012 belooft, evenals de afgelopen jaren, een uitdagend jaar te worden. De gevolgen van de schuldencrisis zijn moeilijk in te schatten. Het pensioenfonds blijft zich inspannen om de risico s te beperken en de ingegane pensioenen zo veel mogelijk veilig te stellen. De verwachting is dat het Pensioenakkoord, dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid in 2011 hebben gesloten, in 2012 duidelijke contouren krijgt. Daarnaast zal het nieuwe pensioencontract vorm krijgen. Deze veranderingen hebben tot doel de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel te waarborgen. Ook heeft op 30 mei 2012 het kabinet de hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader pensioenen gepubliceerd. In deze nota geeft het kabinet de aanpassing weer die het voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken. Wat de exacte gevolgen zijn voor ons pensioenfonds is nog niet bekend. Den Haag, 7 juni 2012 F.H.K. Ooms 6

2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur Stichting Pensioenfonds SNT (STPS), statutair gevestigd te Zoetermeer, Maanplein 55, locatie TP2/4. 34, 2516 CK s Gravenhage, is opgericht op 30 september 2002. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27253541. STPS is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel met een arbeidsovereenkomst van KPN Contact. De pensioenregeling van STPS is een beschikbare-premieregeling en wordt gekwalificeerd als een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever en de deelnemers. Als deelnemer wordt in het pensioenfonds opgenomen (tenzij in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald) de werknemer van 21 jaar en ouder met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten en de werknemer die door het bestuur als deelnemer in het pensioenfonds is toegelaten. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 4.834 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa EUR 35,4 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Het bestuur is conform de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris Towers Watson, externe accountant PricewaterhouseCoopers en een externe en interne beleggingscommissie. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn volledig herverzekerd bij Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (ZwitserLeven). 2.2 Doelstelling Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De doelstelling van STPS is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het (gedeeltelijk) waardevast houden van de ingegane pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Tevens draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het pensioenfonds voert een beleid dat in overeenstemming is met deze doelstelling. Dit beleid is vastgelegd in beleidsdocumenten, waarvan de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd op 30 augustus 2011. 7

2.3 Personalia Bestuur Benoemd namens de werkgever: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot F.H.K. Ooms Voorzitter 01-11-2009 01-11-2013 Directeur Functie/in dienst van Compensations Benefits ing. J.A. van Dijk bestuurslid 01-09-2010 01-09-2014 Manager Financiën Operations & Klantprocessen KPN residential & Benoemd namens de deelnemers: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot Functie/in dienst van mw. M.T. Roorda van Eijsinga Secretaris 30-09-2002 01-01-2015 Medewerker Scripting Mw. S.Y. Eijgermans-Jacobs bestuurslid 20-08-2010 20-08-2014 Bestuurder Abvakabo FNV Beleggingscommissie De beleggingscommissie gevormd vanuit het bestuur bestaat uit: ing. J.A. van Dijk, voorzitter (vanaf 01-01-2011) mw. M.T. Roorda van Eijsinga Verantwoordingsorgaan (per 1 juli 2011) L. Koch RA, namens de werkgever W. Scholma, namens de deelnemers mw. E.C. Klöpping-de Jong, namens de gepensioneerden Visitatiecommissie (per 1 januari 2009) mr. P.J. Akkermans A.M.J. de Bekker AAG drs. E.G.C. Vollenbroek RA Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het pensioenfonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Herverzekeraar Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Towers Watson, externe actuaris 8

3. Financiële positie en beleid in 2011 3.1 Financiële opzet en positie Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. Bij STPS heeft de dekkingsgraad betrekking op de pensioenverplichtingen van de ingegane pensioenen en voor de na ontslag, arbeidsongeschiktheid of door overlijden toegekende pensioenaanspraken. Bij de bepaling van dekkingsgraad wordt geen rekening gehouden met de individuele pensioenaanspraken van de beschikbare premieregeling en de individuele spaarregeling. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: 2011 2010 Dekkingsgraad 1 januari 135,0% 137,2% Effect premies 2,2% 0,8% Effect toeslagverlening -/- 1,5% -/- 2,5% Effect beleggingsresultaat 9,7% 5,8% Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen -/- 15,7% -/- 10,6% Effect aanpassing levensverwachting 0,0% -/- 3,4% Effect overige oorzaken -/-0,7% 7,7% Dekkingsgraad 31 december 129,0% 135,0% Zoals bovenstaande figuur laat zien, veroorzaakten vooral de positieve beleggingsresultaten en de premie de stijging van de dekkingsgraad. Effect van de toeslagverlening en effect van de rentetermijnstructuur zorgden vooral voor een daling van de dekkingsgraad. Rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2011 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad. DNB heeft de rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2011 vastgesteld op basis van de gemiddelde RTS over het laatste kwartaal van 2011 in plaats van de actuele RTS per 31 december 2011. Dit zorgt voor een positief effect op de dekkingsgraad op 31 december 2011, omdat deze gemiddelde RTS hoger is dan de RTS op 31 december 2011. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad van 3,2%. 9

3.2 Beleid en beleidskeuzes Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. 3.2.1 Financieringsbeleid Financieringssysteem en ABTN De premie voor de basisregeling bestaat uit een beschikbare premie die gebaseerd wordt op een leeftijdsafhankelijke staffel, een risicopremie voor het partnerpensioen die per individu wordt bepaald, en de uitvoeringskosten. De premies voor de aanvullende modules worden individueel bepaald en komen volledig voor rekening van de deelnemers. Zowel het overlijdensrisico als het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt herverzekerd bij ZwitserLeven. In de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds is bepaald dat de werkgever in geen enkel geval een aanvullende betalingsverplichting heeft wanneer de middelen van het pensioenfonds ontoereikend zijn ten opzichte van de verplichtingen. De ABTN bevat onder andere informatie over de inhoud van de pensioenregeling, de technische grondslagen, premiebeleid, toeslagbeleid, beleggingsbeleid en de administratieve organisatie. 10

In de ABTN zijn de volgende grenzen voor het eigen vermogen gedefinieerd: o Minimaal vereist vermogen Zowel voor het regulier vermogen als voor de beschikbare-premieregeling dient een minimaal vereist eigen vermogen te worden bepaald: Minimaal vereist eigen vermogen voor het regulier vermogen (ingegane pensioenen) Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld conform artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt ultimo 2011 103,7% van de voorziening voor risico pensioenfonds inclusief herverzekerde verplichting. Minimaal vereist eigen vermogen beschikbare-premieregeling Als gevolg van aangepaste Europese pensioenrichtlijnen dient ook over de voorziening voor risico deelnemers een minimaal vereist eigen vermogen te worden aangehouden. Dit hangt samen met risico s in verband met kosten, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Ultimo 2011 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen vastgesteld op 102,8% van de voorziening voor risico deelnemers. o o Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het weerstandsvermogen negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van DNB. Ultimo 2011 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 106,9% van de voorziening voor risico pensioenfonds inclusief herverzekerde verplichting. Gewenst eigen vermogen Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: - de actuarieel benodigde premie voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met aangroei van pensioenverplichtingen; - opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen; - opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten; - actuariëel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van de rekenrente. De rekenrente wordt vastgesteld op de tariefrente van de inkooptarieven. De actuarieel benodigde koopsom voor de pensioenopbouw op basis van de gedempte premie is gebaseerd op een gedempte rekenrente van 4%. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de ABTN. De door het pensioenfonds te ontvangen premie is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare 11

premie, risicopremies en uitvoeringskosten. De eigen bijdrage voor de deelnemer is vastgelegd in de CAO. De werkgever is uitsluitend de jaarlijkse kosten van de regeling verschuldigd. De maximale werkgeverspremie bedraagt 7,3% van de totale loonsom van de deelnemers. Premies en grensbedragen Voor 2011 golden de volgende premies en grensbedragen: - franchise van 13.633; - de premie voor de beschikbare-premieregeling wordt aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel bepaald. Voor het partnerpensioen op risicobasis wordt separaat een premie in rekening gebracht; - de premie voor de aanvullende modules WIA-excedent en ANW-aanvulling worden per individu bepaald aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel. 3.2.2 Toeslagbeleid Op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken (conform artikel 27 van het reglement) kan per 1 januari van enig jaar een toeslag worden verleend. Het toeslagpercentage is afhankelijk van de dekkingsgraad die behoort bij deze pensioenaanspraken en het bestuursbesluit. Het bestuur heeft de volgende beleidsrichtlijnen opgesteld: Indien de dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen kan het bestuur eventueel besluiten tot korting op de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken; Indien de dekkingsgraad hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen kan het bestuur besluiten tot het verlenen van een toeslag op de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken. Het toeslagpercentage zal niet uitgaan boven de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud uitgaande van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (oktober oktober). Deze toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Op basis van de financiële positie van het fonds per 1 januari 2011 heeft het bestuur besloten om per deze datum een toeslag van 1,57% te verlenen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. Eind 2011 heeft het bestuur een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat als het huidige toeslagbeleid wordt voortgezet de toekomstige pensioengerechtigden weinig uitzicht meer hebben op toeslag op hun pensioen. Hierdoor worden de belangen van de verschillende groepen niet evenredig behartigd. Het bestuur heeft begin 2012 besloten om het toeslagbeleid aan te passen. Het aangepaste toeslagbeleid gaat uit van een toeslagambitie van 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens. Op basis van de financiële positie van het fonds en het aangepaste toeslagbeleid heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 een toeslag van 0,8% te verlenen (dit is 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens) op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. 12

3.2.3 Beleggingsbeleid De beleggingen voor het pensioenfonds kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: de beleggingen voor de beschikbare-premieregeling en de beleggingen voor de ingegane uitkeringen (regulier vermogen). Beschikbare-premieregeling Zolang er nog geen omzetting in pensioen of premievrije aanspraken heeft plaatsgevonden, ligt het beleggingsrisico bij de deelnemer. Het pensioenfonds loopt geen risico over de verplichtingen die tegenover dit vermogen staan. Voor de beschikbare-premieregeling kunnen deelnemers beleggen via Life Cycle. Life Cycle betekent dat naarmate de pensioendatum dichterbij komt, de beleggingsmix minder risicovol wordt. Daarnaast kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Een overzicht van de depots wordt gegeven in paragraaf 4.3. Regulier vermogen Op het moment van pensionering wordt het opgebouwde vermogen omgezet in een pensioenuitkering. Het opgebouwde vermogen gaat op dat moment over naar het zogeheten regulier pensioenvermogen van het pensioenfonds. Het pensioenfonds bepaalt voor het regulier vermogen het beleggingsbeleid en draagt voor alle ingegane pensioenen collectief het beleggingsrisico. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het strategische beleggingsbeleid vast voor het vermogen voor de ingegane uitkeringen (regulier vermogen). Duurzaam beleggen In het beleggingsbeleid vindt STPS het belangrijk dat bij aandelen- en / of obligatiekeuze rekening wordt gehouden met waarden en normen ten aanzien van mens, milieu en maatschappij. Door middel van het participeren in de beleggingsfondsen van TKPI wordt invulling gegeven aan dit verantwoord beleggingsbeleid. Deze fondsen hanteren als uitgangspunt voor hun verantwoord beleggingsbeleid de door de Verenigde Naties opgestelde UN Global Compact Principles. Stembeleid De beleggingsfondsen beleggen wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen en kunnen bij een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) gebruik maken van het stemrecht. Het stembeleid wordt toegepast op Europese beursgenoteerde ondernemingen. Voor de uitvoering van het stembeleid wordt gebruik gemaakt van een daartoe gespecialiseerd stemadviesbureau Institutional Shareholder Services (ISS). Screening Jaarlijks wordt er een screening uitgevoerd van de aandelen- en obligatiebeleggingen. Bedrijven worden op basis van de UN Global Compact Principles beoordeeld. Indien in strijd met deze principles wordt gehandeld, zal met een selectie van deze bedrijven een dialoog gevoerd worden om hen aan te moedigen zich conform de UN Global Compact Principles te gedragen. Als dit niet leidt tot gewenste resultaten is het mogelijk dat niet langer in de betreffende onderneming belegd wordt. Uitsluitingen In sommige gevallen zal op voorhand gekozen worden voor uitsluiting. Dit betreft een aantal ondernemingen dat direct betrokken is bij de productie van bepaalde controversiële wapens, zoals anti-persoonsmijnen, chemische en biologische wapens, verarmd uranium munitie, nucleaire wapens en clusterbommen. Daarnaast wordt op basis van universeel erkende veroordelingen een aantal landen uitgesloten om in te beleggen. De uit te sluiten beleggingen 13

zijn staatsobligaties en overige leningen uitgegeven door staten die sancties hebben van de VN Veiligheidsraad en waarbij tot boycot opgeroepen is door de International Labour Organisation (ILO). Beleggingsbeheer Het beheer van de beleggingen vindt plaats volgens het manager of managers principe. Voor de actief beheerde portefeuille houdt dit in dat verschillende managers geselecteerd worden per beleggingscategorie, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces. De ingezette externe vermogensbeheerders worden continu op een aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, kan dit leiden tot ontslag. Voor de passief beheerde portefeuilles, waarbij de benchmark wordt gevolgd, wordt in principe gebruik gemaakt van 1 manager. In hoofdstuk 4 Beleggingen wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes. 3.3 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico s. Financiële risico s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Beleggingsrisico s De belangrijkste beleggingsrisico s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. De afdekking van het renterisico van de verplichtingen is ingevuld met behulp van de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden binnen de portefeuille. De vastrentende waarden portefeuille bestaat uit EMU-staatsobligaties (met een AAA-kredietwaardigheid) en inflatie gerelateerde obligaties uitgegeven door Duitsland. Afgerond wordt 98% van het renterisico van de VPV afgedekt na een voorgeschreven FTK-renteschok. 14

Valutarisico Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Bij de overige beleggingscategorieën wordt in principe het gehele valutarisico afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico s is het afwikkelingsrisico ( settlementrisico ). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Om de concentratierisico s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gediversifieerd. Verzekeringstechnische risico s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het pensioenfonds, wordt het verzekeringstechnisch 15

risico daar waar van toepassing herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 (gecorrigeerd voor de fondsspecifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Niet-financiële risico s Naast financiële risico s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en TKP Investments BV (TKPI). Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP en TKPI over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie in control is. PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (certificeert de ISAE 3402-rapportage. Door PwC wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Voor een nadere toelichting op de risico s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1). 16

4. Beleggingen 4.1 Algemeen Begin 2011 was de algemene marktverwachting nog dat de economie licht zou groeien en dat een nieuwe recessie onwaarschijnlijk zou zijn. De bedrijfsresultaten waren over het algemeen goed. Dit bevestigde het beeld van een aantrekkende economische groei. Dit kwam ook terug in de positieve rendementen op de aandelenmarkten in het eerste kwartaal. Daarnaast steeg de lange rente (30 jaars swaprente) van 3,5% naar 3,9%. Wel bleven de hoge schulden van overheden van Zuid Europese landen onderwerp op de Europese agenda. Ook in de Verenigde Staten waren de staatsschuld en een verlaging van de kredietwaardigheid een belangrijk thema. Deze problemen domineerden de markt de rest van het jaar. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa kwamen politici niet met daadkrachtige oplossingen. De problemen van Griekenland verspreidden zich over Europa. Beleggers gingen hierdoor ook twijfelen aan de kredietwaardigheid van andere Europese landen en de risicopremies voor Spaanse, Italiaanse en Belgische staatsobligaties stegen sterk. Daarnaast was er een verslechtering van het economische nieuws. Bijna alle uitgekomen cijfers wezen op een groeivertraging. Vooral in het derde kwartaal was de crisissituatie op de financiële markten hierdoor groot. De correlatie tussen verschillende vermogenstitels was erg hoog. Dit betekende fors lagere aandelenkoersen en een dalende rente voor Duitsland en Nederland, door de vlucht van beleggers naar de meest kredietwaardige landen. Ook daalde de euro vanaf het derde kwartaal tegenover de meeste andere valuta s. Over geheel 2011 daalde de euro 2,6% ten opzichte van de dollar. De lange rente (30 jaars swaprente) eindigde het jaar op 2,6%. Na het zeer negatieve derde kwartaal, herstelden de aandelenkoersen wereldwijd weer in het vierde kwartaal. Dit maakte de eerdere koersdalingen echter niet goed, waardoor de aandelenmarkten wereldwijd (dollar, yen, pond afgedekt naar de euro) het jaar 2011 negatief eindigden. 4.2 Regulier vermogen Op het moment van pensionering van de deelnemer wordt het via de Beschikbare Premieregeling opgebouwde vermogen omgezet in een pensioenuitkering. Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en draagt daarbij het beleggingsrisico. Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks het strategische beleggingsbeleid vast voor het vermogen voor de ingegane uitkeringen (regulier vermogen). Het belegd vermogen bedroeg eind 2011 9,6 miljoen. Samenstelling beleggingen De beleggingsmix bestond in 2011 strategisch voor 80% uit vastrentende waarden, 18% uit aandelen en 2% uit alternatieve beleggingen, grondstoffen. Hierbij zorgen de beleggingen in de vastrentende waarden ervoor dat de looptijd van de beleggingen zo goed mogelijk aansluiten bij die van de verplichtingen, zodat het renterisico is afgedekt. In november 2011 is het strategische beleggingsbeleid door het bestuur geëvalueerd. Besloten is de strategische beleggingsportefeuille te wijzigen in: 80% vastrentende waarden, 15% aandelen en 5% grondstoffen. Deze wijzigingen zijn eind 2011 doorgevoerd. 17

Gewicht Rendement Benchmark Relatief Resultaten regulier belegd vermogen 2011 (%) Aandelen 15,4-9,2-7,3-2,1 Wereldwijd 12,3-8,8-6,9-2,1 Europa 2,0-10,3-9,1-1,3 Opkomende markten 1,1 3,1 1,9 1,1 Vastrentende waarden 79,4 14,2 14,3-0,1 Langlopende staatsobligaties 36,3 14,0 14,0 0,0 Nederlandse staatsobligaties 33,4 0,1 0,1 0,0 Inflatiegerelateerde obligaties 9,7 1,4 1,5 0,0 Alternatieve beleggingen 5,2-1,4-0,9-0,5 Grondstoffen 5,2-1,4-0,9-0,5 Totaal 100,0 9,7 9,8-0,1 In de onderstaande tabel wordt het rendement van het regulier belegd vermogen over de afgelopen jaren weergegeven. 2011 2010 2009 2008 2007 Rendement portefeuille 9.7% 7.8% 8.1% 0.5% 4.7% Rendement benchmark 9.8% 8.0% 8.5% 0.8% 5.4% Relatief rendement -0.1% -0.2% -0.3% -0.3% -0.7% 4.2.1 Aandelen Samenstelling De aandelenmix bestaat uit 80% aandelen wereldwijd en 20% Europa, waarbij het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen is afgedekt naar de euro. De wereldwijde aandelenbeleggingen zijn regionaal gespreid. De aandelenbeleggingen vinden plaats via multi-manager beleggingsfondsen. De fondsen maken voor de aandelenselectie gebruik van gespecialiseerde externe vermogensbeheerders. Er wordt gestuurd op een evenwichtige verdeling van mandaten over verschillende thema s zodat een gematigd risicoprofiel ontstaat. Naar aanleiding van de evaluatie van het strategische beleggingsbeleid is ook de samenstelling binnen de categorie aandelen gewijzigd om meer spreiding aan te brengen. De aandelenmix is gewijzigd in 80% aandelen wereldwijd, 13% Europa en 7% opkomende markten. De werkelijke verdeling van deze beleggingen per eind 2011 over de verschillende regio s en sectoren wordt weergegeven in de jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische normgewichten. Rendement Het rendement op de aandelenbeleggingen was door de koersdaling van aandelenwereldwijd in 2011 ruim negatief met -9,2%. De aandelenbeleggingen bleven achter bij de benchmark. Dit kwam vrijwel volledig door de beleggingen in Europa en Noord Amerika. Deze beleggingen 18

bleven achter toen de aandelenkoersen gemiddeld fors daalden, met name in het derde kwartaal. De portefeuilles van deze managers waren aan het begin van het kwartaal gepositioneerd voor een bescheiden economische groei. Op het moment dat de euro crisis verhevigde en markten opeens uitgingen van een nieuwe economische recessie, deden de portefeuilles van deze managers het minder goed dan de benchmark. In het vierde kwartaal herstelden de koersen op de aandelenmarkten wereldwijd. De managers binnen het fonds wisten over een breed front waarde toe te voegen, maar dit was niet voldoende om het lagere rendement dan de benchmark in het derde kwartaal goed te maken. De managers uit de andere regio s lieten wel een beter resultaat zien dan de benchmark. Zo belegden de managers in opkomende landen relatief meer in aandelen gericht op de binnenlandse economie en minder in de minder presterende sectoren, zoals basismaterialen en grondstoffen. Afdekken van valuta Het afdekken van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen droeg negatief bij aan het absolute rendement van het wereldwijd beleggende aandelenfonds. Dit kwam voornamelijk door de stijging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. Zonder de valuta afdekking bedroeg het rendement van de wereldwijd benchmark -4,2%, met afdekking bedroeg het rendement -6,9%. 4.2.2 Vastrentende waarden Samenstelling De vastrentende waarden portefeuille bestaat voor 100% uit een beleggingsfonds met langlopende EMU staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid. Dit fonds hanteert een passief beleggingsbeleid en volgt de benchmark. De samenstelling binnen de beleggingen in vastrentende waarden is naar aanleiding van de evaluatie van het strategische beleggingsbeleid gewijzigd. De mix vastrentende waarden als percentage van het totaal is gewijzigd in 35% EMU staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid, 35% Nederlandse staatsobligaties en 10% uit Duitse inflatiegerelateerde obligaties. Deze wijzigingen zijn eind 2011 doorgevoerd. Alle genoemde gewichten zijn dynamisch en wijken gedurende het jaar af van het normgewicht door marktontwikkelingen. De werkelijke gewichten, de rating en de sectorverdeling worden weergegeven in de jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische normgewichten. Rendement EMU-AAA langlopende staatsobligaties behaalden een positief rendement van 14,0% in 2011 doordat beleggers hun toevlucht zochten in de meest kredietwaardige landen. De rente op staatobligaties uit AAA landen daalde hierdoor fors. In 2011 is de benchmark van deze beleggingen gewijzigd. De oude benchmark was gebaseerd op marktkapitalisatie: het land met de meeste schuld heeft ook het hoogste gewicht in de benchmark. De nieuwe benchmark is gebaseerd op omvang van de economie, de schuld en de risicopremie op de obligatiemarkt. Deze methode zorgt dat landen met minder schuld en een lagere risicopremie een groter gewicht binnen de benchmark hebben gekregen. Door de wijziging daalde het gewicht van Frankrijk met ruim 15%-punt en steeg het gewicht van Nederland (+10%-punt) en Finland (+5%-punt). Het minder beleggen in Franse staatobligaties had een positief effect op het resultaat. Franse staatsobligaties kwamen onder druk door de angst voor een lagere kredietwaardigheid. Hierdoor was het rendement op Franse staatsobligaties lager dan het rendement van de benchmark als geheel. 19

4.2.3 Grondstoffen De beleggingen in grondstoffen worden passief beheerd. Het fonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het onderpand en de kasgelden behorend bij de beleggingen worden belegd in T-bills (overheidspapier (VS, NL, Duitsland) met een looptijd korter dan één jaar), zodat het kredietrisico beperkt is. In 2011 is de benchmark gewijzigd, waardoor niet langer in aardgas wordt belegd vanwege de op langere termijn verwachte negatieve rendementen. Rendement De grondstoffen beleggingen behaalden in 2011 door de daling van de grondstofprijzen een negatief rendement van -1,4%. Het niet langer beleggen in aardgas had in 2011 een positief effect op het rendement. 4.3 Beschikbare-premieregeling Voor de beschikbare-premieregeling en de individuele bijspaarregeling kunnen deelnemers beleggen via de Life Cycle. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Het beleggingsrisico en het langlevenrisico van de IPS- en BPR-regeling is voor rekening van de deelnemer. De samenstelling van de beleggingsdepots wijkt hierdoor af van de samenstelling van de beleggingen van het reguliere vermogen. Zo wordt het renterisico bij de IPS en BPR beleggingsdepots gegeven het inkoopbeleid bij het pensioenfonds, niet door langlopende EMUstaatsobligaties afgedekt, zoals bij het reguliere vermogen. Juist deze beleggingen had de grootste positieve bijdrage aan het rendement van de beleggingsportefeuille van het reguliere vermogen. Eind 2011 was in totaal ongeveer EUR 25,8 miljoen (2010: EUR 25,3) belegd via de beschikbare-premieregeling, waarvan ongeveer EUR 22,2 miljoen via de Life Cycle en ongeveer EUR 3,6 miljoen via vrij beleggen-depots. De onderstaande tabellen geven de samenstelling van de Life Cycle en van de Vrij Beleggen depots weer. Life Cycle (in termen van jaren tot pensionering en voor pensioenleeftijd 65) Jaren tot pensionering Leeftijd Depot Beleggingsmix Aandelen/Obligaties/Geldmarkt >22 <43 I 90%/10%/0% 16-22 43-49 II 75%/25%/0% 8-15 50-57 III 50%/50%/0% 5-7 58-60 IV 25%/75%/0% <5 61-64 V 10%/0%/90% 20

Samenstelling Vrij beleggen depots A B C D E F G *betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria. Samenstelling 100% aandelen, 0% obligaties 75% aandelen, 25% obligaties 50% aandelen, 50% obligaties 25% aandelen, 75% obligaties 0% aandelen, 100% obligaties 50% aandelen*, 50% obligaties 100% geldmarkt De aandelenmix bestaat uit 80% aandelen wereldwijd en 20% Europa, waarbij het valutarisico voor het aandelengedeelte van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen is afgedekt naar de euro. Ook bestaat er de mogelijkheid om 100% in aandelen die voldoen aan duurzame criteria te beleggen. Duurzame beleggingen zijn beleggingen waarbij, naast de financiële doelstellingen, rekening wordt gehouden met waarden en normen ten aanzien van mens en milieu. Het bestuur heeft besloten de wijzigingen in de samenstelling voor de aandelenmix voor het reguliere vermogen ook door te voeren voor de beleggingsmixen voor 2012. De vastrentende waarden voor de beleggingsdepots worden gespreid over verschillende soorten obligaties. De samenstelling van de vastrentende waarden voor de beleggingsdepots is: 40% Euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid, 40% bedrijfsobligaties, 20% inflatiegerelateerde obligaties van landen die meedoen aan de euro. Conform het reguliere vermogen heeft het bestuur besloten om de inflatiegerelateerde obligaties voor 2012 om te zetten naar alleen Duitse inflatiegerelateerde obligaties, om op deze manier het landenrisico te verminderen. Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende (1- daagse) deposito s, via het TKP MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen goed verhandelbaar, direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Wel staat daar tegenover dat het verwachte rendement laag is. Resultaten beleggingsdepots (%) A B C D E F G Aandelen/obligaties/geldmarkt 100/0/0 75/25/0 50/50/0 25/75/0 0/100/0 50*/50/0 0/0/100 Rendementen 2011 *Betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria. -9,1% -5,9% -2,6% 0,7% 4,1% 1,6% 1,0% Resultaten Life Cycle (%) I II III IV V Aandelen/obligaties/geldmarkt 90/10/0 75/25/0 50/50/0 25/75/0 10/0/90 Rendementen 2011-7,8% -5,9% -2,6% 0,7% 0,0% 21