Basis Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Deviant methode leer/werkboek VIA vooraf op weg naar 1F. De 8 thema s in het boek hebben terugkerende hoofdstukken; 1. Moeilijke woorden, 2. Spelling & Grammatica, 3. Lezen, 4. Schrijven, 5. Spreken&Luisteren. Op deze wijze worden alle kerndoelen behandeld en aangeboden met thema gerichte alledaagse praktische onderwerpen Leesboeken Format boekverslag- en boekbespreking Format werkstuk- en spreekbeurt Kerndoelen: 1. De leerling leert actief te luisteren naar gesproken taal over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge Vaardigheden: Luisteren, luisteren naar instructie om taken of handelingen uit te voeren; luisteren naar een voorgelezen of verteld verhaal als toehoorder; luisteren naar radio, tv en gesproken tekst op internet om benodigde informatie eruit te halen. 2. De leerling leert zich mondeling verstaanbaar en begrijpelijk uit te drukken in gesprekken, overlegsituaties en presentaties over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge vaardigheden: Gesprekken voeren en spreken, informatie vragen en uitwisselen in formele en informele situaties; de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten; beurten kunnen nemen en afstaan; een kort gesprek beginnen en eindigen; afspraken maken en samenvatten; een verstaanbare en vloeiende spraak; afstemmen op gesprekspartner/publiek; gebruik maken van ondersteunende (visueel en auditief) materialen. 3. De leerling leert zakelijke teksten te lezen over onderwerpen die aansluiten bij de eigen interesses, de leefwereld en de wereld van arbeid. (hoofdstuk 1) Lezen: Zakelijke teksten, lezen van informatieve teksten, bijvoorbeeld in een schoolboek, in een tijdschrift of op het internet; lezen van instructieve teksten, bijvoorbeeld routebeschrijving, recept of werkinstructie; lezen van (eenvoudige) betogende teksten, bijvoorbeeld in huis-aan-huisbladen, in advertenties of (overheids)brochures. 4. De leerling leert verhalende en fictionele teksten belevend te lezen en de eigen interesses en voorkeuren op het gebied van fictie te verkennen. (Hoofdstuk 3 en 5) Lezen: Narratieve, fictionele teksten, zelfstandig zoeken en kiezen van teksten en films op basis van eigen voorkeur; praten over gelezen teksten/boeken/films; verwoorden van beargumenteerd oordeel over een boek/tekst/film; beschrijven hoe personages voelen, denken en handelen. 5. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken in korte, eenvoudige teksten over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 2 en 4) Schrijven, een brief, kaart of e-mail schrijven om te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen of om informatie te vragen; formulieren en werkbriefjes invullen; korte berichten schrijven met eenvoudige informatie; verslagen schrijven met behulp van een stramien; vrij schrijven van een korte tekst of gedicht om eigen ervaringen en gevoelens over te brengen; woordkeuze variëren afhankelijk van de situatie. 6. De leerling leert in schriftelijke producten verzorgde taal te gebruiken. (hoofdstuk 2 en 4) correct spellen van frequent gebruikte woorden; correct spellen van frequent gebruikte werkwoorden; voor werkwoordspelling voorwaardelijke grammaticale kennis gebruiken, zoals onderwerp en persoonsvorm; formuleren van leesbare zinnen; leestekens (hoofdletter, punt, vraagteken) gebruiken; gebruik maken van spellingcontrole op de computer. 7. De leerling leert zijn woordenschat uit te breiden met behulp van strategieën. (hoofdstuk 1) Strategieën, onderstrepen van onbekende woorden; vragen wat een woord betekent; afleiden van woorden uit de context; gebruik maken van een woordenboek; opschrijven van belangrijke woorden; het zoeken van bekende woorddelen in een onbekend woord. 8. De leerling leert om taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) voor te bereiden, te plannen en na te kijken. (hoofdstuk 2,4 en 5) nadenken over inhoud en doel; structureren en informatie ordenen; volgorde bepalen bij uitvoeren van taalactiviteiten; nakijken van (schriftelijke) producten. 9. De leerling leert van feedback van anderen en van eigen reflectie op taalactiviteiten. (hoofdstuk 1,2,3,4 en 5) luisteren naar reacties van anderen; nadenken over uitgevoerde taalactiviteit; proberen om verbeteringen toe te passen in nieuwe taalactiviteiten. Lesmodel: DAIM 45 min Instructievaardigheden: klassikaal en uitvoerend met gebruik van Digibord 5 min Oriëntatie: herhalen vorige les Nederlands 5 min Instructie: doel benoemen aan het begin van de les (IA) Begeleid inoefenen: verlengde instructie voor de leerlingen van het intensief 30 min Verwerking: tussentijds feedback geven aan individuele leerlingen 5 min Afsluiting: leerlingen leveren individueel het werk in Januari: Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 1 en 2. Mei/juni:Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 3 en 4. Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor boekverslag en werkstuk.
Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal Extra aanvullend op het basis: 5 keer per week 45 werken aan de basisdoelen. Na de klassikale instructie tenminste een verlengde instructie van 10 minuten. Methode Deviant VIA vooraf op weg naar 1F Extra aandacht voor de leerstofdoelen: In het individuele plan van de leerling zijn de resultaten van de 0-meting opgenomen waaruit de specifieke doelstellingen mbt de kerndoelen/leerstofdoelen op zijn gebaseerd. Intensief Verdiepend Leerstofdoelen: Visualiseren van de stappen die genomen zijn, eventueel geheugensteuntjes opschrijven. Rekenkaart gebruiken. Meer in oefening van de aangeboden leerstof Voordoen-nadoen Vergroten van zelfvertrouwen door het geven van complimenten Opdrachten mondeling afnemen i.p.v. schriftelijk Sommige opdrachten in subgroep met intensief gezamenlijk doorlopen. Januari: Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 1 en 2. Mei/juni:Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 3 en 4. Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor boekverslag en werkstuk. 5 x per week 45 minuten aan de basisdoelen. Deviant VIA Vooraf Op weg naar 1F Deviant VIA 1F Doorstart methode gericht op KSE niveau/ivio examen. 5 x per week 45 minuten volgens de methode. Extra verwerking als een leerling klaar is d.m.v werkbladen gericht op (werkwoord) spelling en zinsontleding. Of zelfstandige verwerking van de methode Doorstart KSE 2. Op redelijk zelfstandige basis behalen van de basisdoelen. referentieniveau 1F/KSE 2 (2F) Januari: Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 1 en 2. Mei/juni:Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 3 en 4. Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor boekverslag en werkstuk.
Basis Groep: AGL fase 1 Leerjaar 2 Vak: Nederlands 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Deviant methode leer/werkboek VIA vooraf op weg naar 1F. De 8 thema s in het boek hebben terugkerende hoofdstukken; 1. Moeilijke woorden, 2. Spelling & Grammatica, 3. Lezen, 4. Schrijven, 5. Spreken&Luisteren. Op deze wijze worden alle kerndoelen behandeld en aangeboden met thema gerichte alledaagse praktische onderwerpen Leesboeken Format boekverslag- en boekbespreking Format werkstuk- en spreekbeurt Kerndoelen: 1. De leerling leert actief te luisteren naar gesproken taal over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge Vaardigheden: Luisteren, luisteren naar instructie om taken of handelingen uit te voeren; luisteren naar een voorgelezen of verteld verhaal als toehoorder; luisteren naar radio, tv en gesproken tekst op internet om benodigde informatie eruit te halen. 2. De leerling leert zich mondeling verstaanbaar en begrijpelijk uit te drukken in gesprekken, overlegsituaties en presentaties over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge vaardigheden: Gesprekken voeren en spreken, informatie vragen en uitwisselen in formele en informele situaties; de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten; beurten kunnen nemen en afstaan; een kort gesprek beginnen en eindigen; afspraken maken en samenvatten; een verstaanbare en vloeiende spraak; afstemmen op gesprekspartner/publiek; gebruik maken van ondersteunende (visueel en auditief) materialen. 3. De leerling leert zakelijke teksten te lezen over onderwerpen die aansluiten bij de eigen interesses, de leefwereld en de wereld van arbeid. (hoofdstuk 1) Lezen: Zakelijke teksten, lezen van informatieve teksten, bijvoorbeeld in een schoolboek, in een tijdschrift of op het internet; lezen van instructieve teksten, bijvoorbeeld routebeschrijving, recept of werkinstructie; lezen van (eenvoudige) betogende teksten, bijvoorbeeld in huis-aan-huisbladen, in advertenties of (overheids)brochures. 4. De leerling leert verhalende en fictionele teksten belevend te lezen en de eigen interesses en voorkeuren op het gebied van fictie te verkennen. (Hoofdstuk 3 en 5) Lezen: Narratieve, fictionele teksten, zelfstandig zoeken en kiezen van teksten en films op basis van eigen voorkeur; praten over gelezen teksten/boeken/films; verwoorden van beargumenteerd oordeel over een boek/tekst/film; beschrijven hoe personages voelen, denken en handelen. 5. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken in korte, eenvoudige teksten over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 2 en 4) Schrijven, een brief, kaart of e-mail schrijven om te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen of om informatie te vragen; formulieren en werkbriefjes invullen; korte berichten schrijven met eenvoudige informatie; verslagen schrijven met behulp van een stramien; vrij schrijven van een korte tekst of gedicht om eigen ervaringen en gevoelens over te brengen; woordkeuze variëren afhankelijk van de situatie. 6. De leerling leert in schriftelijke producten verzorgde taal te gebruiken. (hoofdstuk 2 en 4) correct spellen van frequent gebruikte woorden; correct spellen van frequent gebruikte werkwoorden; voor werkwoordspelling voorwaardelijke grammaticale kennis gebruiken, zoals onderwerp en persoonsvorm; formuleren van leesbare zinnen; leestekens (hoofdletter, punt, vraagteken) gebruiken; gebruik maken van spellingcontrole op de computer. 7. De leerling leert zijn woordenschat uit te breiden met behulp van strategieën. (hoofdstuk 1) Strategieën, onderstrepen van onbekende woorden; vragen wat een woord betekent; afleiden van woorden uit de context; gebruik maken van een woordenboek; opschrijven van belangrijke woorden; het zoeken van bekende woorddelen in een onbekend woord. 8. De leerling leert om taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) voor te bereiden, te plannen en na te kijken. (hoofdstuk 2,4 en 5) nadenken over inhoud en doel; structureren en informatie ordenen; volgorde bepalen bij uitvoeren van taalactiviteiten; nakijken van (schriftelijke) producten. 9. De leerling leert van feedback van anderen en van eigen reflectie op taalactiviteiten. (hoofdstuk 1,2,3,4 en 5) luisteren naar reacties van anderen; nadenken over uitgevoerde taalactiviteit; proberen om verbeteringen toe te passen in nieuwe taalactiviteiten. Lesmodel: DAIM 45 min Instructievaardigheden: klassikaal en uitvoerend met gebruik van Digibord 5 min Oriëntatie: herhalen vorige les Nederlands 5 min Instructie: doel benoemen aan het begin van de les (IA) Begeleid inoefenen: verlengde instructie voor de leerlingen van het intensief 30 min Verwerking: tussentijds feedback geven aan individuele leerlingen 5 min Afsluiting: leerlingen leveren individueel het werk in Januari: Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 5 en 6. Mei/juni:Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 7 en 8. Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor boekverslag en werkstuk.
Groep: AGL fase 1 Leerjaar 2 Vak: Nederlands Extra aanvullend op het basis: 5 keer per week 45 werken aan de basisdoelen. Na de klassikale instructie tenminste een verlengde instructie van 10 minuten. Methode Deviant VIA vooraf op weg naar 1F Extra aandacht voor de leerstofdoelen: In het individuele plan van de leerling zijn de resultaten van de 0-meting opgenomen waaruit de specifieke doelstellingen mbt de kerndoelen/leerstofdoelen op zijn gebaseerd. Intensief Verdiepend Leerstofdoelen: Visualiseren van de stappen die genomen zijn, eventueel geheugensteuntjes opschrijven. Rekenkaart gebruiken. Meer in oefening van de aangeboden leerstof Voordoen-nadoen Vergroten van zelfvertrouwen door het geven van complimenten Opdrachten mondeling afnemen i.p.v. schriftelijk Sommige opdrachten in subgroep met intensief gezamenlijk doorlopen. Januari: Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 5 en 6. Mei/juni:Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 7 en 8. Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor boekverslag en werkstuk. 5 x per week 45 minuten aan de basisdoelen. Deviant VIA Vooraf Op weg naar 1F Deviant VIA 1F Doorstart methode gericht op KSE niveau/ivio examen. 5 x per week 45 minuten volgens de methode. Extra verwerking als een leerling klaar is d.m.v werkbladen gericht op (werkwoord) spelling en zinsontleding. Of zelfstandige verwerking van de methode Doorstart KSE 2. Op redelijk zelfstandige basis behalen van de basisdoelen. referentieniveau 1F/KSE 2 (2F) Januari: Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 5 en 6. Mei/juni:Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 7 en 8. Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor boekverslag en werkstuk.
Basis Groep: PRO fase 2 Leerjaar 3 Vak: Nederlands 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Deviant methode leer/werkboek VIA vooraf op weg naar 1F & Deviant methode leer/werkboek VIA De 8 thema s in het boek hebben terugkerende hoofdstukken; 1. Moeilijke woorden, 2. Spelling & Grammatica, 3. Lezen, 4. Schrijven, 5. Spreken&Luisteren. Op deze wijze worden alle kerndoelen behandeld en aangeboden met thema gerichte alledaagse praktische onderwerpen Kerndoelen: 1. De leerling leert actief te luisteren naar gesproken taal over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge Vaardigheden: Luisteren, luisteren naar instructie om taken of handelingen uit te voeren; luisteren naar een voorgelezen of verteld verhaal als toehoorder; luisteren naar radio, tv en gesproken tekst op internet om benodigde informatie eruit te halen. 2. De leerling leert zich mondeling verstaanbaar en begrijpelijk uit te drukken in gesprekken, overlegsituaties en presentaties over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge vaardigheden: Gesprekken voeren en spreken, informatie vragen en uitwisselen in formele en informele situaties; de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten; beurten kunnen nemen en afstaan; een kort gesprek beginnen en eindigen; afspraken maken en samenvatten; een verstaanbare en vloeiende spraak; afstemmen op gesprekspartner/publiek; gebruik maken van ondersteunende (visueel en auditief) materialen. 3. De leerling leert zakelijke teksten te lezen over onderwerpen die aansluiten bij de eigen interesses, de leefwereld en de wereld van arbeid. (hoofdstuk 1) Lezen: Zakelijke teksten, lezen van informatieve teksten, bijvoorbeeld in een schoolboek, in een tijdschrift of op het internet; lezen van instructieve teksten, bijvoorbeeld routebeschrijving, recept of werkinstructie; lezen van (eenvoudige) betogende teksten, bijvoorbeeld in huis-aan-huisbladen, in advertenties of (overheids)brochures. 4. De leerling leert verhalende en fictionele teksten belevend te lezen en de eigen interesses en voorkeuren op het gebied van fictie te verkennen. (Hoofdstuk 3 en 5) Lezen: Narratieve, fictionele teksten, zelfstandig zoeken en kiezen van teksten en films op basis van eigen voorkeur; praten over gelezen teksten/boeken/films; verwoorden van beargumenteerd oordeel over een boek/tekst/film; beschrijven hoe personages voelen, denken en handelen. 5. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken in korte, eenvoudige teksten over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 2 en 4) Schrijven, een brief, kaart of e-mail schrijven om te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen of om informatie te vragen; formulieren en werkbriefjes invullen; korte berichten schrijven met eenvoudige informatie; verslagen schrijven met behulp van een stramien; vrij schrijven van een korte tekst of gedicht om eigen ervaringen en gevoelens over te brengen; woordkeuze variëren afhankelijk van de situatie. 6. De leerling leert in schriftelijke producten verzorgde taal te gebruiken. (hoofdstuk 2 en 4) correct spellen van frequent gebruikte woorden; correct spellen van frequent gebruikte werkwoorden; voor werkwoordspelling voorwaardelijke grammaticale kennis gebruiken, zoals onderwerp en persoonsvorm; formuleren van leesbare zinnen; leestekens (hoofdletter, punt, vraagteken) gebruiken; gebruik maken van spellingcontrole op de computer. 7. De leerling leert zijn woordenschat uit te breiden met behulp van strategieën. (hoofdstuk 1) Strategieën, onderstrepen van onbekende woorden; vragen wat een woord betekent; afleiden van woorden uit de context; gebruik maken van een woordenboek; opschrijven van belangrijke woorden; het zoeken van bekende woorddelen in een onbekend woord. 8. De leerling leert om taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) voor te bereiden, te plannen en na te kijken. (hoofdstuk 2,4 en 5) nadenken over inhoud en doel; structureren en informatie ordenen; volgorde bepalen bij uitvoeren van taalactiviteiten; nakijken van (schriftelijke) producten. 9. De leerling leert van feedback van anderen en van eigen reflectie op taalactiviteiten. (hoofdstuk 1,2,3,4 en 5) luisteren naar reacties van anderen; nadenken over uitgevoerde taalactiviteit; proberen om verbeteringen toe te passen in nieuwe taalactiviteiten. Lesmodel: DAIM 45 min Instructievaardigheden: klassikaal en uitvoerend met gebruik van Digibord 5 min Oriëntatie: herhalen vorige les Nederlands 5 min Instructie: doel benoemen aan het begin van de les (IA) Begeleid inoefenen: verlengde instructie voor de leerlingen van het intensief 30 min Verwerking: tussentijds feedback geven aan individuele leerlingen 5 min Afsluiting: leerlingen leveren individueel het werk in Januari: Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 3,4,5,6,7 en 8 Mei/juni:Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 1,2,3 en 4
Groep: PRO fase 2 Leerjaar 3 Vak: Nederlands Extra aanvullend op het basis: 5 keer per week 45 werken aan de basisdoelen. Na de klassikale instructie tenminste een verlengde instructie van 10 minuten. Methode Deviant VIA vooraf op weg naar 1F& Deviant methode leer/werkboek VIA Extra aandacht voor de leerstofdoelen: Intensief Verdiepend Leerstofdoelen: Visualiseren van de stappen die genomen zijn, eventueel geheugensteuntjes opschrijven. Meer in oefening van de aangeboden leerstof Voordoen-nadoen Vergroten van zelfvertrouwen door het geven van complimenten Opdrachten mondeling afnemen i.p.v. schriftelijk Sommige opdrachten in subgroep met intensief gezamenlijk doorlopen. Januari: Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 3,4,5, Mei/juni:Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 5 x per week 45 minuten aan de basisdoelen. Deviant VIA Vooraf Op weg naar 1F Deviant VIA 1F Doorstart methode gericht op KSE niveau/ivio examen. 5 x per week 45 minuten volgens de methode. Extra verwerking als een leerling klaar is d.m.v werkbladen gericht op (werkwoord) spelling en zinsontleding. Of zelfstandige verwerking van de methode Doorstart KSE 2. Op redelijk zelfstandige basis behalen van de basisdoelen. referentieniveau 1F/KSE 2 (2F) Januari: Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 3,4,5,6,7 en 8 Mei/juni:Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 1,2,3 en 4
Basis Groep: AGL fase 2 Leerjaar 4 Vak: Nederlands 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Deviant methode leer/werkboek VIA vooraf op weg naar 1F & Deviant methode leer/werkboek VIA De 8 thema s in het boek hebben terugkerende hoofdstukken; 1. Moeilijke woorden, 2. Spelling & Grammatica, 3. Lezen, 4. Schrijven, 5. Spreken&Luisteren. Op deze wijze worden alle kerndoelen behandeld en aangeboden met thema gerichte alledaagse praktische onderwerpen Kerndoelen: 1. De leerling leert actief te luisteren naar gesproken taal over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge Vaardigheden: Luisteren, luisteren naar instructie om taken of handelingen uit te voeren; luisteren naar een voorgelezen of verteld verhaal als toehoorder; luisteren naar radio, tv en gesproken tekst op internet om benodigde informatie eruit te halen. 2. De leerling leert zich mondeling verstaanbaar en begrijpelijk uit te drukken in gesprekken, overlegsituaties en presentaties over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge vaardigheden: Gesprekken voeren en spreken, informatie vragen en uitwisselen in formele en informele situaties; de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten; beurten kunnen nemen en afstaan; een kort gesprek beginnen en eindigen; afspraken maken en samenvatten; een verstaanbare en vloeiende spraak; afstemmen op gesprekspartner/publiek; gebruik maken van ondersteunende (visueel en auditief) materialen. 3. De leerling leert zakelijke teksten te lezen over onderwerpen die aansluiten bij de eigen interesses, de leefwereld en de wereld van arbeid. (hoofdstuk 1) Lezen: Zakelijke teksten, lezen van informatieve teksten, bijvoorbeeld in een schoolboek, in een tijdschrift of op het internet; lezen van instructieve teksten, bijvoorbeeld routebeschrijving, recept of werkinstructie; lezen van (eenvoudige) betogende teksten, bijvoorbeeld in huis-aan-huisbladen, in advertenties of (overheids)brochures. 4. De leerling leert verhalende en fictionele teksten belevend te lezen en de eigen interesses en voorkeuren op het gebied van fictie te verkennen. (Hoofdstuk 3 en 5) Lezen: Narratieve, fictionele teksten, zelfstandig zoeken en kiezen van teksten en films op basis van eigen voorkeur; praten over gelezen teksten/boeken/films; verwoorden van beargumenteerd oordeel over een boek/tekst/film; beschrijven hoe personages voelen, denken en handelen. 5. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken in korte, eenvoudige teksten over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 2 en 4) Schrijven, een brief, kaart of e-mail schrijven om te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen of om informatie te vragen; formulieren en werkbriefjes invullen; korte berichten schrijven met eenvoudige informatie; verslagen schrijven met behulp van een stramien; vrij schrijven van een korte tekst of gedicht om eigen ervaringen en gevoelens over te brengen; woordkeuze variëren afhankelijk van de situatie. 6. De leerling leert in schriftelijke producten verzorgde taal te gebruiken. (hoofdstuk 2 en 4) correct spellen van frequent gebruikte woorden; correct spellen van frequent gebruikte werkwoorden; voor werkwoordspelling voorwaardelijke grammaticale kennis gebruiken, zoals onderwerp en persoonsvorm; formuleren van leesbare zinnen; leestekens (hoofdletter, punt, vraagteken) gebruiken; gebruik maken van spellingcontrole op de computer. 7. De leerling leert zijn woordenschat uit te breiden met behulp van strategieën. (hoofdstuk 1) Strategieën, onderstrepen van onbekende woorden; vragen wat een woord betekent; afleiden van woorden uit de context; gebruik maken van een woordenboek; opschrijven van belangrijke woorden; het zoeken van bekende woorddelen in een onbekend woord. 8. De leerling leert om taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) voor te bereiden, te plannen en na te kijken. (hoofdstuk 2,4 en 5) nadenken over inhoud en doel; structureren en informatie ordenen; volgorde bepalen bij uitvoeren van taalactiviteiten; nakijken van (schriftelijke) producten. 9. De leerling leert van feedback van anderen en van eigen reflectie op taalactiviteiten. (hoofdstuk 1,2,3,4 en 5) luisteren naar reacties van anderen; nadenken over uitgevoerde taalactiviteit; proberen om verbeteringen toe te passen in nieuwe taalactiviteiten. Lesmodel: DAIM 45 min Instructievaardigheden: klassikaal en uitvoerend met gebruik van Digibord 5 min Oriëntatie: herhalen vorige les Nederlands 5 min Instructie: doel benoemen aan het begin van de les (IA) Begeleid inoefenen: verlengde instructie voor de leerlingen van het intensief 30 min Verwerking: tussentijds feedback geven aan individuele leerlingen 5 min Afsluiting: leerlingen leveren individueel het werk in Januari: Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 3,4,5,6,7 en 8 Mei/juni:Cijfer tussen de 6,1 en de 7,9 voor de methodegebonden toetsen van thema 1,2,3 en 4
Groep: AGL fase 2 Leerjaar 4 Vak: Nederlands Extra aanvullend op het basis: 5 keer per week 45 werken aan de basisdoelen. Na de klassikale instructie tenminste een verlengde instructie van 10 minuten. Methode Deviant VIA vooraf op weg naar 1F& Deviant methode leer/werkboek VIA Extra aandacht voor de leerstofdoelen: Intensief Verdiepend Leerstofdoelen: Visualiseren van de stappen die genomen zijn, eventueel geheugensteuntjes opschrijven. Meer in oefening van de aangeboden leerstof Voordoen-nadoen Vergroten van zelfvertrouwen door het geven van complimenten Opdrachten mondeling afnemen i.p.v. schriftelijk Sommige opdrachten in subgroep met intensief gezamenlijk doorlopen. Januari: Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 3,4,5,6,7 en 8 Mei/juni:Cijfer tussen de 5,5 en de 6,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 1,2,3 en 4 5 x per week 45 minuten aan de basisdoelen. Deviant VIA Vooraf Op weg naar 1F Deviant VIA 1F Doorstart methode gericht op KSE niveau/ivio examen. 5 x per week 45 minuten volgens de methode. Extra verwerking als een leerling klaar is d.m.v werkbladen gericht op (werkwoord) spelling en zinsontleding. Of zelfstandige verwerking van de methode Doorstart KSE 2. Op redelijk zelfstandige basis behalen van de basisdoelen. referentieniveau 1F/KSE 2 (2F) Januari: Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 3,4,5,6,7 en 8 Mei/juni:Cijfer tussen de 8,0 en de 10,0 voor de methodegebonden toetsen van thema 1,2,3 en 4
Basis Groep: AGL fase 3 Vak: Nederlands 2x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Deviant VIA vooraf op weg naar 1F. De 8 thema s in het boek hebben terugkerende hoofdstukken; 1. Moeilijke woorden, 2. Spelling & Grammatica, 3. Lezen, 4. Schrijven, 5. Spreken&Luisteren. Op deze wijze worden alle kerndoelen behandeld en aangeboden met thema gericht alledaagse praktische onderwerpen Kerndoelen: 1. De leerling leert actief te luisteren naar gesproken taal over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge Vaardigheden: Luisteren, luisteren naar instructie om taken of handelingen uit te voeren; luisteren naar een voorgelezen of verteld verhaal als toehoorder; luisteren naar radio, tv en gesproken tekst op internet om benodigde informatie eruit te halen. 2. De leerling leert zich mondeling verstaanbaar en begrijpelijk uit te drukken in gesprekken, overlegsituaties en presentaties over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 5) Mondelinge vaardigheden: Gesprekken voeren en spreken, informatie vragen en uitwisselen in formele en informele situaties; de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten; beurten kunnen nemen en afstaan; een kort gesprek beginnen en eindigen; afspraken maken en samenvatten; een verstaanbare en vloeiende spraak; afstemmen op gesprekspartner/publiek; gebruik maken van ondersteunende (visueel en auditief) materialen. 3. De leerling leert zakelijke teksten te lezen over onderwerpen die aansluiten bij de eigen interesses, de leefwereld en de wereld van arbeid. (hoofdstuk 1) Lezen: Zakelijke teksten, lezen van informatieve teksten, bijvoorbeeld in een schoolboek, in een tijdschrift of op het internet; lezen van instructieve teksten, bijvoorbeeld routebeschrijving, recept of werkinstructie; lezen van (eenvoudige) betogende teksten, bijvoorbeeld in huis-aan-huisbladen, in advertenties of (overheids)brochures. 4. De leerling leert verhalende en fictionele teksten belevend te lezen en de eigen interesses en voorkeuren op het gebied van fictie te verkennen. (Hoofdstuk 3 en 5) Lezen: Narratieve, fictionele teksten, zelfstandig zoeken en kiezen van teksten en films op basis van eigen voorkeur; praten over gelezen teksten/boeken/films; verwoorden van beargumenteerd oordeel over een boek/tekst/film; beschrijven hoe personages voelen, denken en handelen. 5. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken in korte, eenvoudige teksten over alledaagse en werkgerelateerde onderwerpen. (hoofdstuk 2 en 4) Schrijven, een brief, kaart of e-mail schrijven om te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen of om informatie te vragen; formulieren en werkbriefjes invullen; korte berichten schrijven met eenvoudige informatie; verslagen schrijven met behulp van een stramien; vrij schrijven van een korte tekst of gedicht om eigen ervaringen en gevoelens over te brengen; woordkeuze variëren afhankelijk van de situatie. 6. De leerling leert in schriftelijke producten verzorgde taal te gebruiken. (hoofdstuk 2 en 4) correct spellen van frequent gebruikte woorden; correct spellen van frequent gebruikte werkwoorden; voor werkwoordspelling voorwaardelijke grammaticale kennis gebruiken, zoals onderwerp en persoonsvorm; formuleren van leesbare zinnen; leestekens (hoofdletter, punt, vraagteken) gebruiken; gebruik maken van spellingcontrole op de computer. 7. De leerling leert zijn woordenschat uit te breiden met behulp van strategieën. (hoofdstuk 1) Strategieën, onderstrepen van onbekende woorden; vragen wat een woord betekent; afleiden van woorden uit de context; gebruik maken van een woordenboek; opschrijven van belangrijke woorden; het zoeken van bekende woorddelen in een onbekend woord. 8. De leerling leert om taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) voor te bereiden, te plannen en na te kijken. (hoofdstuk 2,4 en 5) nadenken over inhoud en doel; structureren en informatie ordenen; volgorde bepalen bij uitvoeren van taalactiviteiten; nakijken van (schriftelijke) producten. 9. De leerling leert van feedback van anderen en van eigen reflectie op taalactiviteiten. (hoofdstuk 1,2,3,4 en 5) luisteren naar reacties van anderen; nadenken over uitgevoerde taalactiviteit; proberen om verbeteringen toe te passen in nieuwe taalactiviteiten. Lesmodel: DAIM 45 min Instructievaardigheden: klassikaal en uitvoerend met gebruik van Digibord 5 min Oriëntatie: herhalen vorige les Nederlands 5 min Instructie: doel benoemen aan het begin van de les (IA) Begeleid inoefenen: verlengde instructie voor de leerlingen van het intensief 30 min Verwerking: tussentijds feedback geven aan individuele leerlingen 5 min Afsluiting: leerlingen leveren individueel het werk in Toetsafname methodegebonden toets door docent. Het doel is behaald wanneer de leerlingen minimaal 70% hebben afgevinkt. (minimaal 70% goed scoren).
Groep: AGL fase 3 Vak: Nederlands Extra aanvullend op het basis: (stapelen) leertijd: Lessen worden begeleid uitgewerkt aan de instructietafel. Doel: Na iedere klassikale instructie 10 minuten verlengde instructie. Extra aandacht voor de leerstofdoelen Deviant VIA vooraf op weg naar 1F Intensief Extra aandacht voor de leerstofdoelen: In het individuele plan van de leerling zijn de resultaten van de 0-meting opgenomen waaruit de specifieke doelstellingen mbt de kerndoelen/leerstofdoelen op zijn gebaseerd. Visualiseren van de stappen die genomen zijn, eventueel geheugensteuntjes opschrijven. Meer in oefening van de aangeboden leerstof Vergroten van zelfvertrouwen door het geven van complimenten Opdrachten mondeling afnemen i.p.v. schriftelijk Verdiepend Leerstofdoelen: Doelstellingen leerlijn worden getoetst door docent (zie uitgewerkte leerlijnen in klassenmap) Het doel is behaald wanneer deze leerlingen minimaal 70% hebben afgevinkt. Toetsafname methodegebonden toets door docent. Het doel is behaald wanneer de leerlingen minimaal 70% goed scoren. 2 x per week 45 minuten aan de basisdoelen. Deviant VIA Vooraf Op weg naar 1F Deviant VIA 1F Doorstart methode gericht op KSE niveau/ivio examen. 2 x per week 45 minuten volgens de methode. Extra verwerking als een leerling klaar is d.m.v werkbladen gericht op (werkwoord) spelling en zinsontleding. Of zelfstandige verwerking van de methode Doorstart KSE 2. Korte instructie Zelfstandig stille verwerking Complexere opgaven Doorstart methode gericht op KSE niveau/ivio examen referentieniveau 1F/KSE 2 (2F) Toetsafname methodegebonden toets door docent. Het doel is behaald wanneer de leerlingen minimaal 70% goed score. Het behalen van een IVIO examen in de maand december, januari of mei is voor enkele leerlingen een eikpunt