Uitvoeringsagenda. Toepassingen Satellietdata



Vergelijkbare documenten
SBIR Oproep. Geïntegreerde satelliet value adding diensten voor de sector Energie

SBIR Oproep. Geïntegreerde satelliet value adding diensten voor de sector Stedelijke ontwikkeling in Delta s

Status Roadmap Nico van Putten / Luc Boumans

SBIR Oproep. Geïntegreerde satelliet value adding diensten voor de sector Agro & Voedselzekerheid

Kenmerkend voor ruimtevaart is de succesvolle samenwerking van bedrijfsleven, universiteiten & kennisinstituten en overheid: de gouden driehoek.

NSO presentatie Big Science Industry Day 16 oktober 2013 Joost Carpay Netherlands Space

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Programma. SBIR Ruimtevaart (Mark Loos, NSO) Toelichting SBIR-proces (Mark Hoogbergen, RVO) De vraag vanuit RWS (Charlotte Schmidt, RWS)

Internationale Kennisstrategie Topsector Energie. Internationale afstemming TKI WOZ 6 juli 2016

Status Roadmap Nico van Putten

Beleidsplan Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart (NVR) Positionering en profilering

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Bantopa Terreinverkenning

Hoe geven we zorg en gezondheid vorm in de informatiesamenleving?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nota van Inlichtingen

Visie op duurzaam Veranderen

Herman Wijffels Innovatie Event Impact van publieke financieringsinstrumenten 3 november 2016, #HWI Inspiratielunch

Verzilveren perspectief op groene groei Voortzetting, aanscherping en opschaling Green Deal aanpak

KRIMP INLEIDING. voor de welvaart. Bevolking -1,2% Banen -4% In 2012 hebben het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de provincie Zuid-Holland

SBIR voor MOVO. Instrument voor oplossen maatschappelijke vraagstukken

Topsectoren aanpak en de Nederlandse Defensie & Veiligheid gerelateerde industrie. Samen naar de top!

Nota inzake Economic Development Board

Topsectoren. Hoe & Waarom

Bantopa Kennismaken met Samenwerken

Nationaal verkeerskundecongres 2015

Hoe gebruiken we de Maritieme Strategie om maritieme innovatie te stimuleren?

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018

Samenvatting projectplan Versterking bevolkingszorg

SUCCESVOL INNOVEREN GAAT SNELLER MET DE JUISTE PARTNERS!

Bijlage 2. Human Capital Agenda s

Macrodoelmatigheidsdossier BSc Business Analytics AANVRAAGFORMULIER NIEUWE OPLEIDING. 1. Basisgegevens. Tongersestraat LM Maastricht

NATIONALE COALITIE DIGITALE DUURZAAMHEID BEGINSELVERKLARING. CONCEPT 4 juni 2007 DE UITDAGING

bedrijfsfunctie Harm Cammel

Programma. Kader. SBIR procedure. Toelichting op het thema. Satellietdata & SBIR & Use cases. Wat is SBIR, het budget, tijdspad.

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

R&D-barometer Onderzoek van VNO-NCW onder de grote Nederlandse R&D-bedrijven. November 2018

Diensteninnovatie: wat is dat?

BETROKKENHEID EN FINANCIERING PUBLIEK PRIVATE KATAPULT NETWERKEN

SBIR Oproep. Satellietdata gebruik bij de dagelijkse schatting van landsdekkende verdampingsinformatie op bewolkte dagen

RUIMTEVAART: QUO VADIS?

Auditrapportage Bijlage 1 Typologieën en het fasemodel. Dynamiek onderweg

Projectplan IPF 2.0 Helder, verbonden en mede-eigenaarschap Versie 1.0

Provinciale Staten van Noord-Holland

Alle kinderen kunnen Roefelen Stichting Roefelen zoekt partners

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

1 e Nota van Inlichtingen SBIR Artificiële intelligentie 2019

Gids voor werknemers. Rexel, Building the future together

Wat verwachten werkgevers van het onderwijs als het gaat om duurzaamheid?

SBIR procedure. Satellietdatagebruik bij inspecties 8 juni Carla Dekker

Meest mobiele organisatie van Nederland

Overzicht gespreksonderwerpen uit de afgelopen IP-vergaderingen

Bijeenkomst MKB Infra en Rijkswaterstaat. Guido Hagemann/Arnold Breur 7 juni 2018

Opleidingsprogramma DoenDenken

Dairy India. NAFTC-India. Zoetermeer, 18 February 2015

Samen aan de IJssel Inleiding

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, (t.a.v. J. van der Meer)

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT

Tabel 1 Aanbevelingen om de relatie met FoodValley te versterken. Overige betrokkenen ICT bedrijven, ICT Valley, BKV. situatie

Kansen voor groei. Nederland aan kop in luchten ruimtevaart

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering

Conclusies rapporten organiserend vermogen en snel groeiende bedrijven in Gelderland

Innovatie-instrumenten voor bedrijven in Nederland. Naar de top! Ino Ostendorf MT-lid directie Innovatie & Kennis

Mastermind groep. Business Development. Leiderschap in het creëren van een sterke business

Functieprofiel lid Raad van Toezicht

Masterplan Recreatie & Toerisme. Consulterende Startnotitie

De 'verantwoordelijke' voor dataprotectie bij C-ITS toepassingen

GS brief aan Provinciale Staten

We zien een datagedreven wereld vol kansen. Toepassingscentrum voor big data oplossingen

MARKETEER RESULTAATGEBIEDEN. Wat kan ik doen om de doelen te bereiken? (Activiteiten) Wat moet ik bereiken? (Doelen)

Contextschets Techniek

De online bedrijfsanalysetool PARTNERPROGRAMMA

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr. M.C. van der Laan

Nederlands Value- Adding Services Collectief (NEVASCO)

ONDERZOEK GEBIEDSGERICHT WERKEN

Leergemeenschappen Cultuureducatie

Startnotitie Digitaal Platform voor presentatie van het beste en mooiste van de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking

Monitoring. Uitwerking plan van aanpak monitoring project duurzame inzetbaarheid in de V&V. Oktober Uitvoerders: Disworks DISWORKS

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board Niet van toepassing

PROJECTLEIDER EN CONSULENT MARKETING (schaal 8) voor bepaalde tijd van een jaar

Notitie ter aanvulling op en nadere uitwerking van de nota Contouren strategisch beleidsplan (Contourennota)

Informatienota. Onderwerp EU Partnerschap Urban Agenda Innovative and responsible public procurement

Logistieke uitdagingen en kansen binnen Horizon 2020

Inzicht in samenwerking tussen Defensie en de Nederlandse industrie

Actieplan Privacy Conclusies en aanbevelingen. Arnold Roosendaal

Platform Bèta Techniek. Connect Chemiedag Hoe kunnen onderwijs en bedrijfsleven succesvol samenwerken?

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Aanpak arbeidsmarkt Zuidoost-Nederland Illustratie regionaal arbeidsmarkt dashboard. Inleiding

Kaartspel EVC als strategische keuze

De auto als actuator

Europastrategie van Velsen EU-strategie die als leidraad geldt voor alle activiteiten en investeringen van Velsen op dit vlak

BESTURINGSFILOSOFIE GEMEENTE GOOISE MEREN

Rapport Concept Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen

Oriëntatie op ondernemerschap

Transcriptie:

Uitvoeringsagenda Toepassingen Satellietdata De Ruimte voor het Gebruik Meerwaarde voor onze Aarde en onze Economie Colofon De Ruimte voor het Gebruik Meerwaarde voor onze Aarde en onze Economie Rapport van: EARSC, met ondersteuning van NSO In opdracht van: de plaatsvervangend Directeur Generaal Bedrijven & Innovatie van het Ministerie van EZ en tevens voorzitter Stuurgroep NSO datum: Januari 2015 1

2

Inhoudsopgave 1 Samenvatting... 4 2 Inleiding... 6 2.1 Rapport Taakgroep Toepassingen Satellietdata... 6 2.2 Dit document... 6 3 Aanbevelingen voor de overheid... 9 3.1 Uitgewerkte aanbevelingen overheid... 9 3.2 Toelichting op enkele aanbevelingen overheid... 14 4 Aanbevelingen voor de sector... 19 4.1 Uitgewerkte aanbevelingen sector... 19 5 Organisatie en draagvlak overheid... 23 5.1 Contacten ministeries... 23 5.2 Enkele voorlopige conclusies... 23 6 Organisatie en draagvlak sector... 27 6.1 Samenwerking met GBN, brancheorganisatie... 27 6.2 Strategische partnering... 27 7 Aansluiting op NSO downstream- roadmaps... 30 7.1 Organisatorisch... 30 7.2 Thematisch... 31 8 Bijlage: Afkortingen... 34 9 Bijlage: Overzicht aanbevelingen uit het Taakgroep- rapport... 36 10 Bijlage: Bespreekverslagen departementen... 39 10.1 Ministerie van Veiligheid en Justitie... 39 10.2 Ministerie van Economische Zaken Agro... 40 10.3 Ministerie van Buitenlandse Zaken... 41 10.4 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap... 42 10.5 Ministerie van Defensie... 43 10.6 Ministerie van Infrastructuur en Milieu... 45 3

1 Samenvatting De touchdown van Rosetta s Philae lander op de komeet 67P/Churyumov Gerasimenko op 12 november 2014 was groot ruimtevaartnieuws. Dichter bij huis, maar voor de mens op aarde misschien nog wel belangrijker, was een maand eerder, de datum van 6 oktober 2014, toen Copernicus Sentinel- 1A satelliet, eerder dit jaar op 3 april gelanceerd, operationeel werd. Vanaf dat moment kwam de rijke SAR- data van deze eerste uit een lange reeks nieuwe aardobservatiemissies, voor iedereen gratis beschikbaar. Met recht een mijlpaal in de ruimtevaart- aardobservatie en een belangrijke stap naar operationele aardobservatie voor de ruimtevaart- downstream. In de komende jaren komen de Sentinel- satellieten, als onderdeel van het EU- Copernicus programma, geleidelijk aan beschikbaar. Alle data van deze satellieten zijn voor iedereen, publiek en privaat, gratis beschikbaar. Naast vele andere nieuwe aardobservatiesatellieten die er zullen komen (vaak commercieel geëxploiteerd), biedt deze rijkdom aan data enorme mogelijkheden voor wetenschappelijke, maatschappelijke en economische toepassingen. Mede hierdoor kwam het door de Taakgroep Toepassingen Satellietdata geschreven rapport de Ruimte voor het gebruik Meer WAARDE voor onze Aarde met een groeiambitie voor de Nederlandse downstream- sector van 16 naar 105 M in 2020. Dat deze groeiambitie realistisch is, blijkt uit diverse (internationale) marktonderzoeken naar het gebruik van geo- informatie en aardobservatiedata. Steeds vaker wordt onderkend dat de werkelijke waarde van al die geo- en AO- data niet in de hardware (sensoren, infrastructuur, satellieten) zit, maar in de informatie voor de eindgebruiker. Dat geldt voor zowel publieke als private markten. Het Taakgroep- rapport beschrijft drie kansrijke markten voor aardobservatietoepassingen: Agri en voedselzekerheid, Energie, en Stedelijke ontwikkeling in delta s. Daarnaast is Defensie en veiligheid een uiterst belangrijke markt. Ondanks de goede marktverwachtingen en de beschikbaar komende satellietdata, gaat het realiseren van de groeiambitie niet vanzelf. Dat heeft onder andere te maken met gebrek aan bewustzijn op de markten, de benodigde operationalisering van de applicaties, economische draagkracht van de downstream- sector en de benodigde integratie met de geo- informatie. Er zullen dan ook enkele maatregelen genomen moeten worden. Essentieel daarbij is een omkering van het perspectief op de ruimtevaart- downstream. Van een aanbod- gedreven perspectief moet de behoefte in de diverse markten aan geïntegreerde geo- en AO- dienstverlening als uitgangspunt worden genomen. Hierop gebaseerd komt het Taakgroep- rapport met een aantal aanbevelingen op hoofdlijnen, bedoeld voor zowel de overheid als de sector zelf. Op verzoek van het ministerie van EZ zijn deze aanbevelingen in de onderhavige Uitvoeringsagenda nader uitgewerkt. De overheid speelt bij het realiseren van de groeiambitie op twee manieren een belangrijke rol: vanuit het ruimtevaartbeleid, waar het stimuleren van het gebruik van ruimtevaart centraal staat, maar ook vanuit alle andere beleidsterreinen, als afnemer/gebruiker van producten en diensten op basis van aardobservatie en geo- informatie. Gericht op de eerste rol ( aanbodkant ) bevat dit rapport aanbevelingen gerelateerd aan ESA, EU, nationaal flankerend ruimtevaartbeleid zoals de ADI, communicatie en educatie, en de relatie met wetenschap. Gericht op de tweede rol ( vraagkant ) zijn 4

er aanbevelingen gerelateerd aan launching customership, aansluiting met geo- informatiebeleid, downstream- roadmaps en de Topsectoren. Het realiseren van de groeiambitie is echter niet alleen een verantwoordelijkheid van de overheid; de sector zal zelf ook in de eigen groei moeten investeren. Enkele aanbevelingen voor de overheid komen dan ook terug als aanbeveling voor de sector, zoals die ten aanzien van communicatie en educatie, Topsectoren, de ADI en de downstream- roadmaps. Daarnaast heeft de sector een eigen verantwoordelijk, terug te vinden in aanbevelingen betreffende de organisatie van de sector, het gebruik maken van generieke (RVO- )instrumenten en de integratie met de geo- informatiesector. Omdat de waarde van satelliettoepassingen hoofdzakelijk buiten het traditionele ruimtevaartdomein ligt, is het voor de groei op de publieke markten essentieel dat andere (alle) beleidsdepartementen zich als gebruiker van ruimtevaart- downstream gaan opstellen. Kijken we naar de thema s op de vier genoemde markten dan liggen er een groot aantal kansen. De overheid kan zich hiervoor ook goed als launching customer opstellen om op die manier de ontwikkeling van de sector te ondersteunen. In het kader van deze Uitvoeringsagenda zijn met de in de ICR vertegenwoordigde ministeries hierover gesprekken gevoerd. Het belang en de mogelijkheden van satellietapplicaties wordt algemeen onderkent, maar er is in de beleidsuitvoering nog een afstand met de aardobservatiemogelijkheden te overbruggen. Hier zal door de diverse ministeries in geïnvesteerd moeten worden. Enkele vervolgacties (zoals deelname aan events, workshops, beleidsinventarisaties) zijn reeds geïdentificeerd en deze (en andere) vervolgstappen, zullen ook echt genomen moeten worden om verder te komen. Daarbij is het wenselijk dat de downstream- sector voor de overheid een duidelijk(er) gezicht heeft. De sector bestaat momenteel vooral uit een aantal kleine ondernemingen, die weliswaar een innovatief portfolio aan producten en diensten beheren maar niet voldoende technische en economische slagkracht hebben om dit op de groeiende markten af te zetten. Om hier iets aan te doen heeft de sector onderkend dat ze er bij gebaat is zich verder te organiseren (meer gezamenlijk naar buiten toe op te trekken) en tevens zich verder te integreren met de geo- informatiesector. Op dit punt worden momenteel al stappen gezet, door middel van gesprekken binnen de sector over organisatie en samenwerking en naar buiten toe met GeoBusiness Nederland over integratie met de geo- sector. Wat betreft de samenwerking in de sector is ook reeds een begin gemaakt met de uitvoering van een andere aanbeveling uit het rapport, te weten de definitie van een zogenaamde Aardobservatie Diensten Infrastructuur (ADI). In opdracht van EZ wordt hier momenteel een studie voor uitgevoerd. Deze Uitvoeringsagenda is geen eindpunt. Met de uitvoering van enkele aanbevelingen zijn zowel de overheid als de sector al begonnen. De acties in dit document zijn echter zodanig op elkaar afgestemd dat ze een geïntegreerd pakket vormen. Uitvoeren van dit pakket biedt de grootste kans op succes. De kansen liggen er, de wil is er bij zowel de overheid als de sector. We moeten nu dus doorgaan! 5

2 Inleiding 2.1 Rapport Taakgroep Toepassingen Satellietdata In maart 2014 heeft de door de plaatsvervangend Directeur Generaal Bedrijven & Innovatie van het Ministerie van EZ, en tevens voorzitter van de Stuurgroep NSO, ingestelde Taakgroep Toepassingen Satellietdata haar eindrapport opgeleverd. De Taakgroep was gevraagd een advies uit te brengen over de status van de Nederlandse downstream- sector, de ambities en verwachtingen op het gebied van toepassingen met satellietdata die Nederland zou kunnen hebben, en de inspanningen en maatregelen die nodig zouden zijn om de downstream te stimuleren en de ambities waar te maken waarmee deze sector kan uitgroeien tot een belangrijke economische sector en een banenmotor voor Nederland. De opdrachtgever van de Taakgroep wil dit advies gebruiken bij het opstellen van een visie op het toekomstig ruimtevaartbeleid die het kabinet voornemens is om medio 2014 aan de Tweede Kamer voor te leggen. Naast een onderbouwing van de (inter)nationale maatschappelijke en economische relevantie van ruimtevaart- downstream, wordt in het rapport een ambitie geformuleerd voor de Nederlandse downstream- sector, die gebaseerd is op een analyse van de kansrijke markten, de ontwikkelingen die gaande zijn in die markten en in het ruimtevaart- downstream- segment, en de status en het potentieel van de internationale en Nederlandse value adding sector. De ambitie betreft een groei van de omzet in de downstream- sector van zo n 16 M nu tot zo n 100 M in 2020. Deze groei kan gerealiseerd worden op een drietal geïdentificeerde kansrijke marktsectoren: 1. Agro en voedselzekerheid, 2. Energie, en 3. Stedelijke ontwikkeling in delta s. Het rapport geeft een beschrijving van die drie marktsectoren en de ontwikkelingen daarin, presenteert een uitvoerige analyse van de status van de Nederlandse value adding sector in relatie tot de internationale (met name Europese) sector, en beschrijft op basis daarvan een strategie die zou moeten kunnen leiden tot de verwachte omzetgroei conform de ambitie. Essentieel in die strategie is dat er vanuit het marktperspectief gekeken moet worden naar de ruimtevaart- downstream- sector. Daar waar in het verleden vooral sprake was van een Technology push en later een Application push om satelliettoepassingen te stimuleren, moet in het nieuwe denken over downstream- stimulering uitgegaan worden van een Market pull. Dat wordt genoemd Space 2.0. Uit het recente verleden blijkt dat het opengaan van die markten vaak niet vanzelfsprekend is. In de waardeketen is er sprake van drempels of knelpunten, die vaak te maken hebben met de specifieke kenmerken van ruimtevaart- applicaties, maar niet met de potentiele marktwaarde ervan. In het rapport van de Taakgroep wordt een aantal aanbevelingen gedaan die deze drempels kunnen overkomen. Een heel belangrijke daarbij is dat er aansluiting gezocht moet worden op de (inter)nationale geo- informatiesector. Internationaal voorziet men een enorme groei in het belang van en de vraag naar geo- informatie. Satellietinformatie is een bijzondere vorm van geo- informatie en draagt in belangrijke mate bij aan die verwachte groei. 2.2 Dit document Inmiddels is duidelijk geworden dat het in het Taakgroep- rapport geschetste beeld van de downstream- sector en de voorgestelde ambitie en strategie kunnen rekenen op draagvlak zowel vanuit de overheid als vanuit de sector. Het rapport komt met aanbevelingen op hoofdlijnen die, indien uitgevoerd, bij moeten dragen aan het realiseren van de ambitie. Ook geeft het rapport een 6

eerste inschatting van de daarvoor benodigde middelen. De aanbevelingen zijn echter in het rapport nog niet nader uitgewerkt en de benodigde middelen nog niet nader gespecificeerd. Daarvoor is dit document, de Uitvoeringsagenda. In dit document worden de aanbevelingen uit het Taakgroep- rapport tot een concreter niveau uitgewerkt met daarbij aangegeven de betrokken partijen en de benodigde inzet van personele en financiële middelen. Ondanks dat dit per aanbeveling gedaan zal worden dient de uitvoeringsagenda gezien te worden als een samenhangend pakket aan maatregelen, dat slechts in gezamenlijkheid tot de gewenste resultaten zal leiden. Dat komt omdat de relatie tussen de markten voor satelliettoepassingen en de ruimtevaart- downstream complex en multidimensionaal is en het speelveld waarin geopereerd wordt internationaal en zeer divers is qua thema, kenmerken, werkwijzen en belangen, zoals blijkt uit het eindrapport van de Taakgroep. Een enkele, losstaande actie op één thema of gericht op één partij zal dan nooit genoeg massa en effect hebben om de ambitie voor de hele sector, en daarmee voor de Nederlandse samenleving, te kunnen realiseren. Aangezien er signalen zijn dat het economische resultaat van satelliettoepassingen in Nederland achterblijft in vergelijking met dat in andere Europese landen èn ten opzichte van het potentieel (aan kennis en expertise) dat in Nederland aanwezig is, is het essentieel dat in de komende periode een belangrijke rol voor het stimuleren van satelliettoepassingen is weggelegd voor de overheid. Inmiddels is het in brede kring duidelijk geworden dat zo goed als alle overheidsbeleidsterreinen kunnen profiteren van ruimtevaart- downstream. Een actieve, initiërende en stimulerende rol van de overheid is dan wel vereist. Maar hoewel de overheid een essentiële rol speelt in dit proces, is het volstrekt duidelijk dat er ook een verantwoordelijkheid bij de sector zelf ligt. Aangezien dit document in opdracht van het ministerie van EZ is geschreven zullen de voorgestelde maatregelen dan ook zoveel mogelijk gegroepeerd worden in een deelpakket 1 waarbij de overheid zelf primair verantwoordelijk is voor de uitvoering (met een ondersteunende en samenwerkende rol voor de sector) en een deelpakket 2 waarbij de sector primair verantwoordelijk is (en de overheid zou kunnen ondersteunen), respectievelijk hoofdstuk 3 en 4. Uiteraard is er in veel gevallen sprake van samenwerking en afstemming in de uitvoering en zijn er ook maatregelen, denk aan die gerelateerd aan de betrokkenheid van de kennissector, die bij uitstek een gedeelde verantwoordelijkheid betreffen. In het eerdere Taakgroep- eindrapport werden de aanbevelingen geclassificeerd als zijnde primair bedoeld voor communicatie, positionering of kwalificatie. In de onderhavige Uitvoeringsagenda zal daarom expliciet aandacht besteed worden aan de activiteiten die gaande zijn om draagvlak te creëren en te organiseren bij zowel de overheid (in brede zin) als de sector (hoofdstukken 0 en 6). Opgemerkt wordt nog dat de aanbevelingen voor de overheid (deelpakket 1) in de vorm van een tussenrapportage al in mei 2014 aan de opdrachtgever verstrekt zijn, omdat ze van direct belang waren voor de nieuwe ruimtevaartbeleidsnota en/of de Nederlandse inschrijving bij de ESA- Ministersconferentie in november 2014. Tenslotte zal worden ingegaan op de samenhang van deze uitvoeringsagenda met de downstream- roadmaps. In 2013 heeft het NSO, vanuit de in 2012 neergelegde ruimtevaartbeleidsvisie, een downstream- roadmap proces geïnitieerd. Het doel van de downstream- roadmaps is bovenal 7

gestoeld op het streven het gebruik van satelliettoepassingen te laten toenemen. Dat hebben de downstream- roadmaps gemeen met het Taakgroep- eindrapport en de onderhavige uitvoeringsagenda. Maar het perspectief van de roadmaps is in zekere mate complementair aan dat van de uitvoeringsagenda. In hoofdstuk 7 wordt hier op ingegaan en zal tevens worden aangegeven hoe de roadmaps en de uitvoeringsagenda qua onderwerpen op elkaar aansluiten. 8

3 Aanbevelingen voor de overheid In paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk worden de aanbevelingen uitgewerkt die primair aan de overheid gericht zijn. De aanbevelingen uit het Taakgroep- eindrapport, in Bijlage 9 geclassificeerd volgens Communicatie, Positionering en Kwalificatie, worden hier gegroepeerd op 8 onderwerpen die beter op de uitvoering aansluiten. Deze onderwerpen zijn: 1. Overheid 2. ESA 3. Nationaal flankerend beleid 4. EU 5. Wetenschap 6. Topsectoren 7. Educatie 8. Communicatie Per aanbeveling wordt eerst een korte motivatie gegeven en dan volgt de aanbeveling. Enkele aanbevelingen worden in meer detail toegelicht in paragraaf 3.2. Waar relevant wordt verwezen naar de overeenkomstige aanbeveling voor de sector uit hoofdstuk 4. 3.1 Uitgewerkte aanbevelingen overheid 1. Overheid Satelliettoepassingen, als onderdeel van de algemene geo- informatie- dienstverlening, kunnen ingezet worden op de beleidsterreinen van zowat alle departementen bij het uitoefenen van diverse publieke taken (denk aan veiligheid, planning en inrichting, beleidsmonitoring, inspectie, handhaving). Momenteel zijn de betreffende departementen niet voldoende bewust dan wel aangesloten. Aanbeveling 1.1. Het aansluiten van alle departementen bij de ruimtevaarttoepassingen, waarbij de manier waarop elk departement is aangesloten verschillend kan zijn, afhankelijk van de specifieke beleidsvragen en taken. De ICR kan hier een belangrijke rol in spelen door het onderwerp downstream expliciet op de agenda te plaatsen. Zie ook Aanbeveling 14.2. Publieke en private toepassingen van satellietdata zijn veelal gebaseerd op kennis en technologie van dezelfde soort producten en diensten. Door relatieve onbekendheid op de markten en het innovatieve karakter van downstream is een rechtstreekse grootschalige marktintroductie meestal niet haalbaar. Hierdoor, en mede vanwege de overheidsinvesteringen in de ruimtevaart, kan de overheid een succesvolle marktgroei stimuleren door zelf als klant op te treden. Aanbeveling 1.2. De overheid (verspreid over diverse departementen) op laten treden als launching customer van satellietdiensten, veelal geïntegreerd in bredere geo- informatiediensten. Hiervoor kan per beleidsterrein de potentiele behoefte aan zulke diensten worden vastgesteld en kunnen daar innovatieve aanbieders bij gezocht worden. Het wordt steeds meer duidelijk dat toepassingen met satellietdata (in het bijzonder in de aardobservatie) hun meerwaarde vinden in integrale geo- informatiediensten. De toegevoegde 9

waarde van satellietdata komt op die manier het beste tot zijn recht. In de beleidsontwikkelingen t.a.v. geo- informatie zijn satelliettoepassingen een van de speerpunten van innovatie. Aanbeveling 1.3. Het geo- informatiebeleid en het ruimtevaart- downstream- beleid dienen op elkaar te worden aangesloten zodat ze elkaar kunnen versterken, zie ook de recente nota Geo- Samen. Hierbij horen onderwerpen als: INSPIRE, Big Data, PDOK, Open Data, geo- informatie- infrastructuur, centrale inkoop, etc. Aanbeveling 1.4. Het verder ontwikkelen van de NSO- downstream- roadmaps binnen de drie geselecteerde internationale markten. Deze roadmaps vormen het kader waarbinnen de maatregelen om satellietgebruik te stimuleren uitgevoerd worden. Zie ook Aanbeveling 14.1. 2. ESA In ESA- kader vinden diverse activiteiten plaats die relevant zijn voor aardobservatie en daarmee direct of indirect voor downstream. Alhoewel ESA voor het grootste deel de upstream vertegenwoordigt is ESA als sterke internationale organisatie uitermate geschikt om, vooral t.a.v. internationale institutionele vraagstukken, een rol te spelen in het bevorderen van het gebruik van satelliettoepassingen, het stimuleren van marktontwikkelingen en het positioneren van de industrie op de drie geselecteerde markten. Voor ESA gaan sommige deuren eerder open, en een ESA- stempel geeft een grote mate van credibility. Aanbeveling 2.1. Bij de inschrijving in ESA- programma s rekening houden met het bevorderen van downstream, waaronder (uitgaande van ge- update inschrijving vanaf 2015): IAP op een hoger niveau dat bij de downstream- ambities op de geselecteerde marktsegmenten past [naar gemiddeld 4,0 M/jaar], EOEP verhogen met daaraan gekoppeld het uitoefenen van invloed op inzet van die middelen voor downstream- activiteiten en dataprocessing [extra 2,4 M/jaar], waarvan een deel eventuele extra inschrijving in EOEP door OCW, en het nieuwe applicatie programma onder Earth Watch (TBC) [naar 0,6 M/jaar].NB. Indien inschrijving pas vanaf 2017 dan aangepaste bedragen. Binnen IAP heeft NEDERLAND een duidelijke eigen inbreng. Bij EOEP spreken we van zachte invloed als het gaat om geld voor specifieke activiteiten. Desalniettemin is momenteel de behoefte van de downstream- sector niet voldoende zichtbaar en niet goed georganiseerd. Aanbeveling 2.2. Het organiseren van de inbreng vanuit de downstream- sector in de vertegenwoordiging binnen de diverse ESA- boards. Hierbij de rol van werkgroepen als ROAT en GLOSSY betrekken. Zie ook Aanbeveling 9.2. 3. Nationaal flankerend beleid Met de lancering van de Sentinels en de komst, in de komende jaren, van een grote hoeveelheid nieuwe satellietdata, zullen de mogelijkheden om die data in operationele diensten toe te passen enorm toenemen. Gebruikmakend van kennis en ervaring uit eerdere applicatieontwikkeling is de tijd nu rijp om innovatieve toepassingen voor specifieke markten en behoeften te ontwikkelen die voldoende marktrijp zijn. De downstream vraagt weliswaar geen langdurige technologie- subsidiëring, 10

maar een tijdelijke ondersteuningsregeling om de innovatiedrempels in de markt te slechten kan een vliegwiel - effect bewerkstelligen en nieuwe markten openen. Aanbeveling 3.1. Het stimuleren van downstream- ondernemerschap en het positioneren van deze ondernemers in de drie geselecteerde internationale markten via het opzetten van een downstream programma bijvoorbeeld in de vorm van een SBIR, waarin het geaccepteerd krijgen van innovaties in specifieke markten centraal staat ( vermarkten van de innovatie ). Downstream- technologie is weliswaar breed toepasbaar, maar vereist vooralsnog specialistische kennis zowel bij de ontwikkeling als de operationele toepassing. Er dient afgestemd te worden met het GO- Wetenschap programma (zie onder Wetenschap). Het bevorderen van downstream ligt wat de overheid betreft niet alleen op het terrein van het ruimtevaartbeleid. Zoals hierboven aangegeven kunnen feitelijk alle departementen gebruik maken van satellietapplicaties. Het organiseren van bv. launching customership door andere departementen is een vorm van nationaal flankerend beleid voor downstream. Hiervoor, in samenhang met de komst van Copernicus, is het essentieel dat er een commercieel te exploiteren data- en diensteninfrastructuur beschikbaar komt waarmee departementen en commerciële markten bediend kunnen worden, en dat aanzienlijk verder gaat dan het huidige Satellietdataportaal. Aanbeveling 3.2. Het ontwikkelen en opbouwen van een nationale aardobservatiediensten- infrastructuur, aangesloten op en/of geïntegreerd met de nationale geo- informatie- infrastructuur. Hiervoor is eenmalig een budget van 3 M / jaar nodig (excl. data- inkoop) voor de komende 5 jaar. Zie ook Aanbeveling 10.1. 4. EU Van de Europese programma s bieden Copernicus en H2020 aanknopingspunten t.a.v. het stimuleren van het satellietgebruik. Voor Copernicus is dat vooral de Sentinel (en andere) data die gratis ter beschikking komen. Wat betreft H2020 gaat het om de onderzoeksgelden die ook aan Nederlandse gebruikers ter beschikking staan. Aanbeveling 4.1. Het geven van voorlichting en het creëren van bewustzijn t.a.v. de beschikbare data uit het Copernicus programma. Hiervoor dient de overheid een pro- actieve rol te vervullen, niet alleen t.a.v. de bekendheid maar ook de beschikbaarstelling (zie ook nationaal flankerend beleid). Aanbeveling 4.2. Het organiseren van de inbreng vanuit de downstream- sector in de Nederlandse inbreng in H2020 (via Klankbordgroep etc.). Zie ook aanbeveling 9.2. 5. Wetenschap In het atmosfeeronderzoek en de meteorologie wordt al lang veel gebruik gemaakt van satellietdata. In andere aardwetenschappelijke disciplines, zoals land, water, bodem, vaste aarde, ecologie, milieu, klimaat liggen veel mogelijkheden voor uitbreiding van het satellietgebruik. Daar komt bij dat het ontwikkelen van nieuwe toepassingen met aardobservatiedata kan profiteren van (aard)wetenschappelijke kennis, zie ook het GO- wetenschap programma. 11

Aanbeveling 5.1. Het uitvoeren van activiteiten ten behoeve van de verbreding van de relatie ruimtevaart- wetenschap (zowel meer gebruik van ruimtevaart door de wetenschap als meer gebruik van wetenschap door de ruimtevaart) op basis van het plan waar NWO en NSO al mee begonnen zijn. Aanbeveling 5.2. Het bevorderen van de samenwerking tussen bedrijven in de downstream- sector en onderzoeksgroepen in de aardwetenschappen t.b.v. de ontwikkeling van nieuwe applicaties. Zie ook Aanbeveling 9.2. 6. Topsectoren De Topsectoren vormen een belangrijk onderdeel van het economisch- en innovatiebeleid in Nederland. Voor de downstream vormen de Topsectoren een kader van waaruit de private vraagsturing op gang moet komen. In het bijzonder crossovers vanuit de Topsector HTSM Roadmap Space Downstream naar de Topsectoren Agro & Food, Energie, Water en Logistiek komen hiervoor in aanmerking. Aanbeveling 6.1. De overheid ondersteunt het inbedden van satelliettoepassingen in de diverse roadmaps van de Topsectoren. Hierbij werkt ze samen met de downstream- en geo- informatiesector. Zie ook Aanbeveling 12.1. 7. Educatie Het verwerken van satellietdata vereist een bepaalde hoeveelheid aan specialistische kennis. Een groei van de downstream- sector zal de behoefte aan hiervoor geschoold personeel doen toenemen. Op dit moment besteden de Nederlandse opleidingen op zowel MBO, HBO als WO- niveau onvoldoende aandacht aan deze technologieën. Aanbeveling 7.1. Het bevorderen van de aandacht voor geo- informatie en satellietdata toepassingen in relevante opleidingen. Hiervoor dient er een communicatienetwerk opgezet te worden en kunnen er bv. demo s en presentaties verzorgd worden, in samenwerking met het bedrijfsleven. Ook kan de overheid een rol spelen t.a.v. het aanbieden van informatie en test- data. Aanbeveling 7.2. Het bevorderen van de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de opleidingen in de vorm van bv. stageplaatsen en projectonderwijs. Zie ook Aanbeveling 9.2. 8. Communicatie Uit ervaringen blijkt dat samenlevings- breed de perceptie bij ruimtevaart nog vaak niet het downstream- gedeelte omvat. Bekendheid met de mogelijkheden van satelliettoepassingen bij zowel publieke als private organisaties (en bij het grote publieke ) is echter noodzakelijk voor een krijgen van een breed draagvlak. Aanbeveling 8.1. Een actief communicatie en informatie beleid t.a.v. satelliettoepassingen. De overheid heeft toegang tot alle sectoren van de samenleving (bedrijfsleven, publieke organisaties, het grote publiek) en kan met een gerichte PR- campagne (bv. gekoppeld aan Copernicus) veel bewustzijn creëren. Zie ook Aanbeveling 13.1. 12

Aanbeveling 8.2. Naast informeren en communiceren kan de overheid de komende jaren actief interactie tussen diverse spelers in het ruimtevaart- speelveld organiseren. Vanuit interactie kan inspiratie ontstaan, wat noodzakelijk is voor innovaties. Samenvatting van de aanbevelingen waar de overheid primair verantwoordelijk voor is (bedragen per jaar zijn gemiddelden, feitelijke besteding volgens groeiscenario; het programma bestrijkt een periode van 5 jaar): Aanbeveling Benodigde middelen M /j Tot M ESA Nat. 1. Overheid 1.1 Departementen aansluiten Personele inzet 1.2 Overheid launching customer Personele inzet (*) (*) 1.3 Aansluiting geo- informatiebeleid Personele inzet 1.4 Downstream- roadmaps Personele inzet 2. ESA 2.1 Inschrijving programma s Financiële middelen 6 30 30-2.2 Invloed organiseren Personele inzet 3. Nationaal flankerend beleid 3.1 SBIR- downstream Financiële middelen 3 15-15 3.1 Infrastructuur Financiële middelen 3 15 5 10 4. EU 4.1 Voorlichting Personele inzet 4.2 Invloed organiseren Personele inzet 5. Wetenschap 5.1 Verbreding RV wetenschap Personele inzet 5.2 Samenwerking wetenschap sector Personele inzet 6. Topsectoren 6.1 Inbedden satellietapplicaties Personele inzet 7. Educatie 7.1 Bewustzijn, voorlichting Personele inzet 7.2 Samenwerking onderwijs sector Personele inzet 8. Communicatie 8.1 Voorlichting, PR, bewustzijn Personele inzet 8.2 Interactie organiseren Personele inzet (*) Financiële middelen die nodig zijn als een overheid(sorganisatie) als launching customer optreedt dienen uit de betreffende beleidsbudgetten te komen. 13

3.2 Toelichting op enkele aanbevelingen overheid 1.1 Departementen aansluiten Het voorstel is om een presentatie te geven in de eerstvolgende ICR over downstream in het algemeen en het werk van de Taakgroep in het bijzonder. Aan de ICR- leden zal dan voorgesteld worden om aansluitend één- op- één gesprekken te voeren met de ruimtevaart- aanspreekpunten van de verschillende departementen. In die gesprekken wordt dan ingegaan op de potentiële downstream- behoeftes op de betreffende beleidsterreinen en de relaties met de achterban en de sector op die gebieden. Een belangrijk besef dat in die contacten aan de orde moet komen is het feit dat weliswaar niet in alle maar wel in veel gevallen bepaalde satellietdata niet slechts geschikt is voor één toepassing, maar dat dezelfde data voor diverse toepassingen op soms heel verschillende onderwerpen bruikbaar is (zie bv. het Satellietdataportaal). Dat betekent dat niet elk departement apart haar eigen satellietdata (of applicatie) hoeft aan te schaffen maar dat er gedeeld kan worden, denk bv. aan centrale inkoop. Dit betekent óók dat een/de grote kracht van satellietdata zit in de mogelijkheid tot meervoudig gebruik, waarbij de toegevoegde waarde in elke individuele toepassing anders kan zijn (bv. bij de ene toepassing gaat het om het grotere gebied ineens, en bij de andere om de herhaalbaarheid). We hoeven/moeten dus eigenlijk niet op zoek naar die ene killer- application die in z n eentje het hele nut van satellietdata draagt, maar we moeten op zoek naar zoveel mogelijk verschillende gebruikers van dezelfde data. Daaruit komt voor de departementen zowel de inhoudelijke als economische toegevoegde waarde van satelliettoepassing voort. 1.2 Overheid als launching customer Hoewel het perspectief is dat op termijn de downstream- sector, geïntegreerd in de geo- informatiesector, zich zelfstandig op een volwassen, commerciële en institutionele en internationale markt kan bewegen, bevinden we ons nu in een fase waarin de overheid als launching customer sterk kan bijdragen (zelf onontbeerlijk is) om deze positie te verwerven. Het optreden als launching customer houdt in: - de overheid moet bereid zijn risicodragend mee te gaan in de ontwikkeling van markten voor downstream- applicaties - er moet een commitment zijn om (bij aangetoonde toegevoegde waarde van de applicatie) afnemer te worden. Aan het eerste punt is ook in het verleden al wel aandacht besteed, maar ten aanzien van het tweede punt is er tot nu toe nog onvoldoende bereikt. Dat kan betekenen dat er, naast het afnemer worden van de satellietapplicatie al of niet geïntegreerd in een geo- informatiedienst, ook andere zaken aangepast moeten worden, denk bv. aan het aanpassen van bepaalde wet- en regelgeving (indien de bestaande het gebruik van satellietapplicaties in de weg staat), het aanpassen van operationele- /uitvoeringsprocessen, of het aanpassen van de interne organisatie. Dit soort zaken dienen als onderdeel van het launching customer- schap beschouwd te worden. Daarbij dient natuurlijk duidelijk te zijn dat de satellietapplicatie niet zozeer gezien moet worden als vervanging van een bestaande activiteit of proces (hoewel dat soms ook mogelijk is), maar dat satellietdata een eigen toegevoegde waarde heeft waarmee iets mogelijk wordt wat eerst niet kon 14

(er kan dus meer gedaan worden dan nodig is) of door het toevoegen van satellietdata aan bestaande activiteiten kunnen de operationele kosten omlaag gaan. Satellietdata komt dus niet in de plaats van, maar heeft een eigen toegevoegde waarde, afhankelijk van het specifieke onderwerp. 2.1 Inschrijving ESA programma s 3.1 SBIR- downstream 3.2 Infrastructuur Toelichting op de cijfers In het rapport van de Taakgroep worden de benodigde middelen geschat op 20 M per jaar voor de komende 5 jaar, waarvan 30% uit de sector zelf moet komen en 10% uit andere beleidsbudgetten. De overblijvende 12 M /j van het ruimtevaartbudget worden als volgt ingezet: 1. Aardobservatiediensten- infrastructuur: 3 M /j 2. Stimuleringsactiviteiten op elk van de drie kansrijke marktsegmenten: 3 M /j (3 keer) Ad.1 Infrastructuur. Met een nationale aardobservatiediensten- infrastructuur (ADI) kan een brug geslagen worden van diensten binnen ondernemingen naar satellietdata (zoals bv. de Copernicus data of data via het Satellietdataportaal). Dit raakt precies aan het kernpunt van het stimuleren van downstream, nl. het op de markt gaan van de satellietapplicaties. De ADI wordt momenteel via een definitiestudie nader beschreven. Kort gezegd bestaat de diensteninfrastructuur uit een aantal layers, te weten een data- infrastructure layer, een applications layer, een processes layer en een business layer. De onderste layer (data- infrastructuur) is daarbij generiek voor alle drie marktsegmenten samen, en naarmate de layer hoger is (zeker de business layer) worden de activiteiten specifieker gericht op de betreffende marktsector. Ook wordt in het ontwikkelingsplan met de generieke delen begonnen en worden de marktspecifieke delen geleidelijk toegevoegd aan de hand van de vastgestelde behoeftes. De ADI kan ontwikkeld en opgezet worden via een PPS tussen de overheid en de downstream/geo- sector. In de eerste 5 jaar is gemiddeld 6 M /j nodig waarvan de helft uit de sector komt en de andere helft van de overheid, waarbij de overheidsbijdrage afloopt over de jaren en de sectorbijdrage oploopt, i.e. overheid 5-4- 3-2- 1 M /j en sector 1-2- 3-4- 5 M /j. De overheidsbijdrage van 3 M /j kan deels via ESA- inschrijving lopen (we gaan uit van ong. 1/3 via ESA, dus 1 M /j) gebaseerd op de gedachte dat een deel van de infrastructuur opgebouwd kan worden in de context van bv. IAP- projecten. De andere 2 M /j is nationaal flankerend beleid. Ad.2 Marktstimuleringsactiviteiten. Deze activiteiten behelzen o.a. de operationele uitwerking van bepaalde toepassingen, implementatieactiviteiten in concrete diensten, vermarkten van applicaties, positionering van se sector op internationale markten, etc. Voor deze activiteiten is een bedrag van gemiddeld 3 M /j per marktsector nodig. Zoals hierboven aangegeven is aansluiting bij ESA- activiteiten van groot belang en daarom wordt voorgesteld om ong. 2/3 van dit bedrag te laten lopen via inschrijving in ESA- programma s, en 1/3 uit het nationale flankerend beleid te laten komen. ESA en nationaal flankerend Op basis van bovenstaande verdeling komen we op het volgende middelenoverzicht: A. via ESA: 7 M /j, waarvan 6 voor Marktstimulering en 1 voor ADI B. via Nationaal flankerend: 5 M /j, waarvan 3 voor Marktstimulering en 2 voor ADI 15

Ad.A ESA De motivatie om stimuleringsactiviteiten via de ESA- programma s te laten lopen is als volgt: * IAP (ARTES 20): we gaan er van uit dat de middelen die specifiek op dit programma worden ingeschreven rechtstreeks ten goede komen aan downstream- activiteiten (alhoewel de onderwerpen van de projecten niet op voorhand vastliggen). Benutting van de op dit programma ingeschreven middelen ten behoeve van de downstream impliceert dat de downstream- sector samen met kennispartijen projecten zullen moeten gaan definiëren en indienen om de middelen zodoende ook echt ter stimulering van de downstream te kunnen aanwenden. * EOEP: er is geen hard verband tussen de op EOEP ingeschreven middelen en concrete downstream- activiteiten. Daarnaast hangt het van de geo- return af in hoeverre middelen in Nederland terecht komen. VAE en DUE zijn bij uitstek interessante programmaonderdelen van EOEP, maar ook STSE en zelfs de Earth Explorers kunnen een positieve impact hebben op de downstream. Op de programmaonderdelen wordt echter niet rechtstreeks ingeschreven. Desalniettemin gaan we er van uit dat extra geld in EOEP in meer of mindere mate ook ten goede komt aan de downstream. * Earth Watch (EW): we refereren hier met name aan het nieuwe Applications programma dat met de IFI s opgezet zal worden (TBC). Nog los van hoe dit programma er precies uit gaat zien, ligt het inhoudelijk zeer dicht bij de kern van het stimuleren van downstream, i.h.b. wat betreft de internationale institutionele markt. Daarom gaan we er ook hier van uit dat middelen ingeschreven op dit programma ten goede komen aan downstream. Gegeven bovenstaande programmakenmerken stellen we voor om in de eerste 2 jaar vooral in IAP en EOEP in te schrijven, en daarna ook extra in EW. Schematisch zijn de extra inschrijvingen dan: Extra ESA- inschrijving IAP EOEP EW Totaal Te besteden aan: ADI Stimul. 2015 3 3 0 6 2 4 2016 4 3 0 7 1 6 2017 4 2 1 7 1 6 2018 4 2 1 7 1 6 2019 5 2 1 8 0 8 Totaal 20 12 3 35 5 30 In bovenstaande tabel zien we dat, ten opzichte van de huidige inschrijving, het accent enige mate verschuift van EOEP naar IAP. De motivatie hiervoor is enerzijds, zoals boven al genoemd, dat IAP meer direct downstream- bevorderend werkt (terwijl dat in EOEP meer indirect is), maar anderzijds ook het inzicht dat de downstream- ambitie zich sterk richt op de maatschappelijke- en marktbehoefte, waar IAP sterk aan gerelateerd is. EOEP draagt een sterk wetenschappelijk karakter, de bevordering waarvan niet het primaire doel van de downstream- ambitie is. Het ligt dan voor de hand de EZ- ruimtevaartmiddelen meer te gaan richten op die maatschappelijke behoefte, vandaar een verschuiving van EOEP naar IAP. OCW- middelen passen daarentegen heel goed bij het wetenschappelijke karakter van EOEP. Ad.B Nationaal flankerend De benodigde middelen vanuit het nationaal flankerend beleid bedragen (zie boven) gemiddeld 5 M /j over een periode van 5 jaar, bestaande uit gem. 3 M /j voor Marktstimulering en 2 M /j voor ADI. De verdeling over de jaren is schematisch als volgt: 16

Extra nationaal ADI Stimul. Totaal 2015 3 3 6 2016 3 3 6 2017 2 3 5 2018 1 3 4 2019 1 3 4 Totaal: 10 15 25 2.2 ESA invloed organiseren In samenhang met de extra middelen via ESA (zie hierboven) verdient het aanbeveling om de inbreng vanuit/voor de downstream- sector beter te organiseren. Vertegenwoordiging van Nederland bij ESA vindt plaats voor IAP in de JCB en voor EOEP en EW in de PB- EO. Ook heeft de PB- EO de DOSTAG, een apart adviesorgaan over inhoudelijke zaken. Momenteel wordt Nederland in de JCB vertegenwoordigt door NSO, in de PB- EO door NSO en KNMI en in de DOSTAG door NSO, KNMI en SRON (met NSO steeds HoD). De Nederlandse vertegenwoordigers nemen zoveel mogelijk kennis van de input en belangen van de Nederlandse partijen op de relevante onderwerpen en nemen dit mee in de Nederlandse standpunten. Vanuit de downstream- sector gezien is deze vertegenwoordiging weliswaar gestructureerd maar heeft die ook een ad- hoc karakter: het hangt van de pro- actieve inzet van de vertegenwoordigers af in hoeverre de diverse belangen worden meegenomen. Met een meer pro- actieve houding van de sectorpartijen zelf zou hun invloed zichtbaarder moeten kunnen worden. Dit is ook noodzakelijk indien de extra middelen voor downstream- stimulering ingezet worden. Het verdient aanbeveling dat de sector zichzelf hiervoor organiseert [hier wordt al aan gewerkt, zie hoofdstuk 6] zodat er een gezamenlijk aanspreekpunt komt. Dan moet ook wel de vertegenwoordigingsstructuur hierop ingericht worden, bv. betrokkenheid van de sector bij vooroverleg, of het beter inrichten en aansluiten van hiervoor geschikte organen als de werkgroepen ROAT, GLOSSY, etc. Gedacht zou kunnen worden aan thematische werkgroepen op de 3 marktsegmenten met deelnemers vanuit wetenschap en industrie. 5.2 Samenwerking wetenschap sector Uit ervaringen van de afgelopen jaren is bekend dat zowel vanuit de sector als vanuit de wetenschap het belang van samenwerking onderkent wordt. Maar omdat wetenschap en bedrijven elk op een hele andere wijze op hun activiteiten worden afgerekend, komt concrete samenwerking vaak niet vanzelf tot stand omdat het gezamenlijke belang op papier wel bestaat maar niet gematerialiseerd kan worden. Voor concrete samenwerking is een ondersteuningsprogramma nodig. Samenwerking bestaat ten slotte niet alleen uit elkaar informeren, maar ook uit daadwerkelijk gezamenlijk uitvoeren van projecten. Het Topsectorenbeleid lijkt enigszins op zo n programma. Ondanks dat ruimtevaart- downstream thematisch goed aansluit bij diverse Topsectoren (bv. Agro & Food, Water, Logistiek, Energie, en in mindere mate HTSM) blijkt het als horizontaal thema maar moeilijk tot het losmaken van middelen te kunnen leiden. Dat is ook wel te begrijpen aangezien satellietapplicaties voor de Topsectoren geen doel op zich zijn, maar slechts een middel om andere activiteiten beter te kunnen uitvoeren (in de kern komt het erop neer dat diensten gebaseerd op satellietapplicaties belangrijke informatie 17

leveren om Topsector- beleid te kunnen uitvoeren). Voor concrete samenwerkingsprojecten op het gebied van ruimtevaart- downstream spelen de Topsectoren dan ook een zeer geringe rol. Het verdient dan ook aanbeveling om te kijken of er uit andere middelen een programma opgezet kan worden dat zich richt op concrete samenwerkingsprojecten tussen wetenschap en downstream- sector. Het zou bv. onderdeel kunnen zijn van een SBIR- downstream (zie ook Aanbeveling 3.1), waarin ook de meer marktgerichte stimuleringsactiviteiten een plaats kunnen krijgen. 18

4 Aanbevelingen voor de sector In paragraaf 4.1 van dit hoofdstuk worden de aanbevelingen uitgewerkt die primair aan de sector gericht zijn. De aanbevelingen uit het Taakgroep- eindrapport, in Bijlage 9 geclassificeerd volgens Communicatie, Positionering en Kwalificatie, worden hier gegroepeerd op 6 onderwerpen die beter op de uitvoering aansluiten. Deze onderwerpen zijn: 9. Organisatie van de sector 10. ADI (Aardobservatie Diensten Infrastructuur) 11. RVO Instrumenten 12. Topsectoren en andere beleidsprogramma s 13. Communicatie 14. Overig (NSO downstream- roadmaps, Defensie & Veiligheid) Per aanbeveling wordt eerst een korte motivatie gegeven en dan volgt de aanbeveling. Waar relevant wordt verwezen naar de overeenkomstige aanbeveling voor de overheid uit hoofdstuk 3. 4.1 Uitgewerkte aanbevelingen sector 9. Organisatie van de sector In het rapport van de Taakgroep wordt geadviseerd dat het voor het ontwikkelen van de markten nodig is dat de downstream- sector nauwer gaat samenwerken met de geo- informatiesector aangezien vanuit de gebruiker gezien veel satelliettoepassingen geïntegreerd zijn met geo- informatiedienstverlening. In vergelijking met de geo- informatiesector in Nederland, is de downstream- sector qua omvang relatief klein, maar wat vooral opvalt is dat de organisatiegraad laag is. Tegelijkertijd wijzen ervaringen erop dat het voor veel kleine bedrijven vaak lastig is om de grote internationale markten te betreden. Ook kan de interactie van de downstream- sector met andere bedrijfssectoren, met markten, met space agencies en met de overheid en samenleving beter vormgegeven worden indien de sector gerichter en breder aangesproken kan worden. Aanbeveling 9.1. De sector organiseert zich zodanig dat er een vertegenwoordigend platform voor downstream- bedrijvigheid beschikbaar komt. Bv. in de vorm van een bedrijfs- of branchevereniging. Deze organisatie dient aan te sluiten bij de branchevereniging in de geo- informatiesector (GeoBusinessNederland GBN). Het opzetten van een Special Interest Group voor satelliet- downstream binnen GBN is een mogelijkheid. Inmiddels zijn gesprekken met GBN gaande en is een MoU voorbereid. De downstream- branchevereniging dient aan de ene kant als platform voor de interactie tussen partijen uit de downstream- en geo- informatiesector, maar nadrukkelijk ook om de downstream te profileren op de markten en in de samenleving. Tevens kan vanuit de branchevereniging worden geprobeerd invloed uit te oefenen op de agenda s van andere markt- en bedrijfsorganisaties, maar ook op die van institutionele en publieke organisaties.. Aanbeveling 9.2. De downstream- branchevereniging initieert, coördineert en evalueert gezamenlijke activiteiten voor de aangesloten partijen, in samenhang met de activiteiten van GBN. Daarbij wordt o.a. gedacht aan (i) het vormgeven van de interactie (communicatie, informeren) en (ii) het uitvoeren van concrete activiteiten (evenementen, workshops, presentaties) met: 9.2.1. brancheverenigingen in de drie kansrijke marktsectoren: (i) Agro en voedselzekerheid (bv. LTO), (ii) Energie (bv. OGP, IRO, NWP, Marine Contractors) en (iii) Stedelijke ontwikkeling in delta s (bv. NWP); 19

9.2.2. institutionele (ruimtevaart- )organisaties zoals HSC, NSO, ESA, EU (bv. PC Space); 9.2.3. het wetenschaps- en educatieveld zoals NWO, universiteiten, KNAW, SAG, onderwijs (HBO, MBO); 9.2.4. mogelijk bestaande of toekomstige thematische business- groups; 9.2.5. publieke en private bedrijfs- gerelateerde organisaties zoals VNO, EVD, Waar nodig worden de activiteiten uitgevoerd in samenhang met die van de overheid. In het bijzonder betreft dit het organiseren van de inbreng vanuit de sector bij ESA en EU, maar ook t.a.v. het wetenschaps- en educatieveld. Zie ook Aanbeveling 2.2, 4.2, 5.2 en 7.2. Inmiddels participeert een vertegenwoordiger vanuit de downstream- sector en tevens voorzitter van de Europese Vereniging van aardobservatiebedrijven (EARSC) in het bestuur van het HSC. In het kader van internationaal zakendoen en exportbevordering blijken grotere organisaties vaak meer kansen te kunnen verzilveren dan kleine, individuele bedrijfjes. De scope van de downstream- sector is echter zo breed dat bedrijven qua onderwerp soms ver van elkaar lijken te zitten. Daarentegen is het bronmateriaal (satellietdata) vaak weer generiek voor zeer uiteenlopende markten. Een bundeling van krachten (strategische partnering), met name gericht op internationaal zakendoen, zou uitkomst kunnen bieden. Aanbeveling 9.3. De sector onderzoekt de mogelijkheden om, met name gericht op het buitenland, samen op te trekken (strategische partnering). Dat kan variëren van gezamenlijke handelsmissies tot en met gezamenlijk aanbieden. Inmiddels zijn de eerste voorbereidende activiteiten uitgevoerd voor een exportmissie van de sector naar Kazachstan en zijn potentiële partners en klanten in Kazachstan bezocht. 10. ADI (Aardobservatie Diensten Infrastructuur) Met de komst van o.a. het Copernicus programma komt er steeds meer satellietdata op operationele manier beschikbaar. De stap naar het daadwerkelijk breed gebruik van satellietdata/- applicaties is daarmee echter nog niet vanzelfsprekend. Het opzetten van een nationale Aardobservatie Diensten Infrastructuur (ADI) zou daarbij kunnen helpen. Met zo n ADI, welke op commerciële basis door de industrie wordt geëxploiteerd, kan een brug geslagen worden van diensten binnen ondernemingen/organisaties naar satellietdata (zoals bv. de Copernicus data of data via het Satellietdataportaal). Vanwege het feit dat er zowel publieke als private belangen bij een ADI zijn, kan zo n ADI het beste worden opgezet en geopereerd in de vorm van een PPS constructie, waarbij zowel de sector als de overheid in de ADI investeren, bij voorkeur op een gelijk verdeelde basis. Aanbeveling 10.1. De sector participeert in het ontwikkelen en opbouwen van een nationale aardobservatiediensten- infrastructuur (ADI), die aangesloten is op en/of geïntegreerd met de nationale geo- informatie- infrastructuur en aangesloten op bv. Big Data initiatieven. De ADI wordt vormgegeven als PPS. De investeringsbijdrage vanuit de sector wordt geschat op 15 M over 5 jaar. Zie ook Aanbeveling 3.2. Zie voor de samenwerking tussen sector en overheid t.a.v. de ADI ook de toelichting op Aanbeveling 3.2 in hoofdstuk 3. 11. RVO instrumenten In het rapport van de Taakgroep wordt een flinke groei van de downstream- sector voorzien in de komende 5 tot 10 jaar. Het geld in de sector wordt uiteindelijk verdient met de verkoop van diensten 20