ONBEHEERDE AFDRUK. Bloedgroep antagonisme bij neonaten -Rhesus protocol. LUMC\3. Zorg\Willem-Alexander Kinderziekenhuis

Vergelijkbare documenten
Bloedgroepimmunisatie: diagnostiek, behandeling en neonatale zorg. Behandelteam LUMC

Erytrocytenimmunisatie tijdens de zwangerschap Achtergronden van de veranderingen. Drs. Marijke Overbeeke Dr. Masja de Haas Dr.

Anemie, reticulocyten & IUT s in hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene. Consortium transfusiegeneeskunde Isabelle Ree

Tweede screening bij Rhc-negatieve vrouwen: Wat levert het op?

Hemolytische ziekte van de pasgeborene. 11e Pediatrisch transfusiesymposium Natasja Dors, kinderarts hematoloog/oncoloog CZE

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Een verwittigd klinisch bioloog is er twee waard? Kathleen Deiteren (klinisch bioloog, UZA) Glenn Van Den Bosch (klinisch bioloog, AZ Herentals)

K-immunisatie en zwangerschap

Typering Rhc-antigeen en tweede screening Rhc-negatieven. Dr. Joke Koelewijn

Preventief cek-beleid bij transfusie aan vrouwen<45 jaar Zien we effect?

Positieve 12de week screening Rol van de foetale rhesus D typering

INDICATIES VOOR FOTOTHERAPIE BIJ NEONATEN VANAF WEKEN

Nieuwe ontwikkelingen in de preventie van rhesusantagonisme

Richtlijn Hyperbilirubinemie. Autorisator: Vakgroepvoorzitter Kindergeneeskunde

Historische refertepunten

Zwangerschap en rhesusfactoren Informatie over bloedgroepen en antistoffen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Geautoriseerd: Gepubliceerd: Geldig tot: Status: Geldig/Gepubliceerd

Bevolkingsonderzoek PSIE: waar staan we nu en waar gaan we naartoe?

Richtlijn Hyperbilirubinemie

Samenvatting. Samenvatting 7

Bloedgroepantistoffen tijdens. Informatie voor verloskundig hulpverleners de zwangerschap

Een neonatale casus. Paul-Emile Claus GSO klinische biologie 27/01/2016

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

HANDVAT 46: RISICOFACTOR RHESUSANTAGONISME IN VOORGESCHIEDENIS

Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie

Zwangerschap en rhesusfactoren. Informatie over bloedgroepen en antistoffen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

HIP-studie Eerste resultaten

11/01/2013. Een minuutje geduld. Geboorte.. De mens. Afklemmen van de navelstreng anno 2012 Controversieel? . andere zoogdieren

Hematologie op de NICU: Van fysiologie tot bloedtransfusie. Monique Suijker, kinderarts- hematoloog / Sandra Prins, kinderarts-neonatoloog

Rhesus-bloedgroep tijdens de zwangerschap Wat moet u weten?

Rhesusbloedgroep. tijdens de zwangerschap. Wat moet u weten?

Thalassemie nader belicht. H. Heijboer, afd. kinderhematologie 2006

Per 1 juli 2011 wordt de de Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Medicatie geïnduceerde hemolyse

Zwanger? Luister naar het goede nieuws! Informatie over rhesusziekte en de rhesusprik. Bloed is leven

VSV Achterhoek Oost Protocol Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen

Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen

Anemie en zwangerschap

Eerste ervaringen: Screening week 27

Catharina Dhooge Pediatrische Hematologie/Oncologie Universitair Ziekenhuis Gent

BLOEDGROEP, RHESUSFACTOR EN IRREGULAIRE ANTISTOFFEN

Foetale RHD typering in week 27. Masja de Haas Sanquin Diagnostiek 17 april

Bloedtransfusie. Dr. Peter A.W. te Boekhorst

Algemene vragen over logistiek

Casus Bombay fenotype Apr. KB. A. Fraeyman

hoofdstuk één hoofdstuk twee

ERYTROCYTENIMMUNISATIE EN ZWANGERSCHAP

Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen

Foetale / Neonatale Alloimmuun Trombocytopenie Actieve en tijdige opsporing?

IJZERSUPPLETIE. Samenvatting advies ijzersuppletie

Transfusieproblematiek en hemovigilantie bij kinderen. Yolanda de Rijke, klinisch chemicus TRIP 12 november 2009

Antistoffen tegen bloedplaatjes. Foetale en Neonatale Alloimmuun Trombocytopenie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) The human immune response to Rh antigens Dohmen, S.E. Link to publication

Hemolyse na transfusie, wie is de boosdoener?

Dubbelpopulaties in de bloedgroepbepaling van twee zwangeren. Joost Groen AIOS Klinische chemie

Richtlijn wisseltransfusie 1

BRRRRRRRuin Serum. MMC Eindhoven 26 maart 2015

Reticulocyten ,43 2, Hemoglobine (Hb) ,82 1,71

Screening van pasgeborenen

VSV Zoetermeer. Ketenprotocol. Diabetes gravidarum. Auteurs: Esther van Uffelen Ingrid Mourits. Versie 1.0

Concentratie-en verdunningsproef ,70 0,58 (maximaal 6 x)

Valkuilen bij niet-invasieve foetale RhD typering Florentine F. Thurik

Richtlijn Hyperbilirubinemie Implementatie verloskundig zorgverlener. oktober 2009

Bloedtransfusie: randvoorwaarden

Richtlijn Preventie, diagnostiek en behandeling van hyperbilirubinemie bij de pasgeborene, geboren na een zwangerschapsduur van meer dan 35 weken

PAROXYSMALE NACHTELIJKE HEMOGLOBINURIE

ERYTROCYTENIMMUNISATIE EN ZWANGERSCHAP. Versie 2.1

ERYTROCYTENIMMUNISATIE EN ZWANGERSCHAP. Versie 1.0

Trombocytentransfusies bij kinderen. 11 de Pediatrisch Transfusiesymposium 14 september 2011 Annemieke Willemze

SAMENVATTING RICHTLIJN PREVENTIE, DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN

Het vóórkomen van irregulaire antistoffen in de zwangerschap; een prospectief onderzoek in de regio s-hertogenbosch

Vlaamse consensus over beleid bij congenitale toxoplasmose (CT)

Erythrocyten alloimmunisatie en zwangerschap

Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen

Samenvatting Chapter 15

Erytrocytentransfusie: van literatuur naar praktijk.

Klinische alloimmunisatie studies; highlights and pitfalls

Autoimmuun Hemolytische Anemie Serologisch Onderzoek

GEEL ZIEN VAN DE BABY FRANCISCUS VLIETLAND

Gynaecologie Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen

Dr. Leo Jacobs Klinisch chemicus in opleiding

CMV screening Versie 2. dec 2016

Ja, wat nu...? Harriët Klinkspoor en Jessie Luken 4 maart 2015

12. PERINATAAL BELEID BIJ VERHOOGD RISICO OP AGS

Nieuwe CBO richtlijn bloedtransfusie

Opsporing en Preventie van Zwangerschaps Immunisatie De OPZI-studie

Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie PATIËNTENVOORLICHTING. Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen No 16

Wanneer is fototherapie nodig?

Bloedtransfusie bij sikkelcelziekte (SCD) Kennisplatform Bloedtransfusie, 22 maart 2018 Saskia Schols, internist-hematoloog Radboudumc

Yellow so what? De gele zuigeling Diagnostiek en Behandeling. Christian Hulzebos, kinderarts-neonatoloog

bloedgroep, resusfactor en irregulaire antistoffen

Allo immunisatie tegen Rode Bloedcellen & Bloedplaatjes. ZNA 10 maart M.-P. Emonds

Serologische onderzoek bij aanwezigheid van koude (auto)antistoffen

Op hoop van zegen Johan de Vries

Transcriptie:

LUMC\3. Zorg\Willem-Alexander Kinderziekenhuis ONBEHEERDE AFDRUK Bloedgroep antagonisme bij neonaten -Rhesus protocol Versie 20 Publicatiedatum vrijdag 9 februari 2018, 09:13:51 Status Gepubliceerd Afdeling - Wijzigingen ten opzichte van vorige versie: Toevoeging bij dag 3 Hb/Ht/reti's dat Hb/Ht in bloedgas afdoende is, dat er dan geen aparte venapunctie hoeft plaats te vinden voorde reti's. Bloedgroep antagonisme bij neonaten -Rhesus protocol,versie: 20 Pagina 1 van 6

Bloedgroep-antagonisme bij neonaten: Hemolytische ziekte van foetus en pasgeborene Deze landelijke aanbeveling werd ontwikkeld door: V. Smits-Wintjens, S. Steggerda, E. Lopriore (LUMC) in samenwerking met alle 10 Nederlandse NICU's met het doel meer eenheid van behandelingen tussen NICU's te krijgen. De aanbevelingen zijn deels gebaseerd op kennis uit wetenschappelijke studies (zie referenties) en deels op kennis waarover neonatologen/experts van die NICU's consensus hebben bereikt. Doelgroep Deze samenvatting is bedoeld voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor neonaten met bloedgroepantagonisme. Inleiding Tijdens de zwangerschap kunnen door de moeder gevormde erytrocytenantistoffen van de IgG-klasse de placenta passeren en aan de erytrocyten van de foetus binden. Dit kan leiden tot hemolyse bij de foetus of bij de pasgeborene Het ziektebeeld dat kan optreden wordt hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene genoemd (HZFP). Er worden drie hoofdgroepen als oorzaak van HZFP onderscheiden: 1. A80-antagonisme door anti-a of anti-b 2. HZFP veroorzaakt door anti-rhesus-d (anti-d) 3. HZFP veroorzaakt door andere erytrocytenantistoffen dan anti-d. Anti-A- en anti-b-antistoffen komen van nature voor en worden regulaire antistoffen genoemd, alle andere typen antistoffen worden pas gevormd na blootstelling aan vreemde erytrocyten en worden irregulaire antistoffen genoemd. Anti-A of anti-b antistoffen zijn meestal van de IgM-klasse en bereiken de foetus niet. Door anti-a of anti-b van de IgGklasse veroorzaakte hemolyse is ante partuur doorgaans niet van belang, omdat A- en B-antigenen op de foetale rode cel minder tot expressie komen dan bij de pasgeborene en de volwassene. Neonatale hyperbilirubinemie door anti-a of anti-b komt wel voor, maar verloopt doorgaans minder ernstig dan HZFP tgv irregulaire antistoffen. Daarom wordt hier in deze richtlijn niet verder op ingegaan. Voor de behandeling van ernstige HZFP door ABO-antagonisme kan deze richtlijn gevolgd worden. HZFP door irregulaire antistoffen ontstaat door maternale allo-immunisatie tegen foetale rode bloedcellen. Hierbij worden maternale antistoffen geproduceerd die gericht zíjn tegen antigenen op foetale erytrocyten. Dit gebeurt als foetale erytrocyten, die positief zijn voor een bepaald antigen (meestal RhD), in de circulatie van de moeder -die negatief is voor dat bepaalde antigen- terecht komen. Maternale immunoglobuline (IgG) antistoffen kunnen vervolgens de placenta passeren en bij de foetus een scala aan symptomen veroorzaken zoals hemolytische anemie en hydroes. Er zijn meer dan 50 verschillende erytrocytenantigenen bekend die geassocieerd zijn met HZFP. Echter slechts 3 van de antistoffen tegen rode bloedcellen zijn geassocieerd met ernstige foetale en neonatale hemolytische ziekte, namelijk antistoffen tegen RhD, Rhc (kleine c) en Kell (K1). Andere bekende antistoffen zoals tegen RhC (grote C), RhE (grote E) en Rhe (kleine e) zullen zelden op zichzelf voor ernstige hemolytische ziektesymptomen zorgen, maar komen wel vaak voor in combinatie met antistoffen tegen RhD en kunnen een additieve werking op het hemolytisch effect bij de foetus/neonaat veroorzaken''z. Een goede maat voor de te verwachten ernst van de hemolyse bij het kind is de ADCC-test (antibody-dependent cellular cytotoxicity) met maternaal bloed. Voor RhD-antagonisme wordt voorde ADCC-test een afkappunt van >_ 50% gehanteerd voor verdenking op ernstige hemolyse. Voor alle andere antistoffen wordt een afkappunt van >_ 30% gebruikt3. Bloedgroep antagonisme bij neonaten -Rhesus protocol,versie: 20 Pagina 2 van 6

IEA-screening in rnargersrhap sveening postlef screening negatlef Bevesli9ingsonderzoek en spe~ificiteitsbapafing Sanquin ot BIGO Potentieel Minisch relevante antistof PJiet Min isch relzvant of negatief II. Typering Typering vader Positief of onbekend negaid Indien vader heterozygoot. typering foetus (via foetaal DNAin marsmaal plasmavoor D, c. E, Vq negatief positief Anti-D AntlaG Overige antistoffen )DCC <10% 1096<?DCC <pp9ó MCC>50%?DCC a30m en ApCC>30%af ADCt <~Nan ACC>30%eftltm m trta <1i1B olucr>tnó tttv <t~_ 4N~tQ irca <1t10 >1~YG Lmr{pMpokelc Litlx tt motlp ap aistpe n~ae.wrocpaexw op «nege nemeyae SlatvalaopOOYani op «ntw ~~Me Wlnpp~aR cp «mxgo nemoyae Vallopc~kar~ q anatlpe n.moy. e. G>iryutrf Op n.ma romcy~a Vahaopoo brc y rnnp.mm~ry:c P CL onyw EonmmFktl~ VawlpoMraua Emoa yi'ch Wrvclpmpvxoeè Etliaoopktli Ywelpmirnt vwulpun m0unou In perpp m@ m0acotls Nwrlap mpt oner_oa~ In euerlep m! p~p~dwwtl ai~o-um yapnjurra rrmum pip 1~I4rr~yntum ADGL.AOCL vcwbm AOGC +?pgc ~PDCL.PDCC.e..daen uo~aocc>mwl.meicm ~.rwiw~.~w~~.avk~ Incidentie/mortaliteit Sinds de introductie van RhD-profylaxe (1969) is de incidentie van RhD-hemolytische ziekte sterk afgenomen. Er zijn echter geen profylactische immunoglobulinen beschikbaar tegen andere erytrocytenantistoffen. In Nederland zijn er per jaar ongeveer 100 zwangerschappen met ernstige erytrocytenimmunisatie. De zorg voor deze moeders en foetussen is in Nederland gecentraliseerd in het LUMC, Leiden. In het LUMC worden per jaar ongeveer 30-35 moeders met foetussen met erythrocytenimmunisatie behandeld met intra-uteriene transfusies (IUTs). Perinatale mortaliteit bij ernstige Rh-hemolytische ziekte van foetus/neonaat is sinds de introductie van RhD-profylaxe, de detectie van foetale anemie middels echo-onderzoek en m.n. de behandeling met IUTs sterk gedaald van meer dan 50 /a naar <5%Z. Morbiditeit Hydroes foetalis: ernstige onbehandelde- foetale anemie kan leiden tot hydroes foetalis, met o.a. longoedeem, longhypoplasie, ascites, gegeneraliseerd oedeem en circulatoire insufficiëntie. Door tijdige behandeling met IUTs komt hydroes foetalis ten gevolge van erytrocytenimmunisatie steeds minder vaak voor. Hyperbilirubinemie: door hemolyse kan vooral in de eerste week na de geboorte ernstige hyperbilirubinemie ontstaan. Indien niet adequaat behandeld met intensieve fototherapie en zo nodig wisseltransfusies (WT), kunnen deze kinderen kernicterus ontwikkelen. Kernicterus ontstaat doordat bij hoge concentraties van ongeconjugeerd bilirubine in het bloed, bilirubine de bloed-hersen-barrière passeert en accumuleert in het gebied van de basale kernen. Dit leidt tot irreversibele schade met grote kans op o.a. ernstige spasticiteit, gehoorproblemen en psychomotors retardatie. Anemie: door persisterende hemolyse kan anemie blijven bestaan tot 3 maanden na de geboorte. Kinderen na IUT hebben een hoger risico op persisterende anemie ivm beenmergdepressie. Remming van de erythropoiese is ook duidelijk te zien door het soms zeer lage reticulocytenaantal. In de praktijk blijkt 85% van de kinderen Bloedgroep antagonisme bij neoneten -Rhesus protocol,versie: 20 Pagina 3 van 6

minstens 1 bloedtransfusie nodig te hebben in de eerste 3 maanden. Bij de meeste kinderen zijn 1 à 2 transfusies voldoende, maar sommigen hebben tot zelfs 6 transfusies nodig. Erythrocytentransfusies zijn zelden geïndiceerd na 3 maandent. Cholestase: bij 13% van de kinderen wordt cholestase gezien (geconjugeerde bilirubine >35 micromol/l ofwel >20% van totaal serum bilirubine). Mogelijk is het een effect van een hoog ferritine in het bloed met ijzerstapeling in de lever dan wel treedt er schade op aan levercellen door hypoxie tgv de anemie. Cholestase komt vaker voor bij kinderen met RhD-immunisatie en na IUTs. In de meeste gevallen is geen behandeling voorde cholestase nodig en normaliseert het geconjugeerde bilirubine binnen 3 maanden na de geboorte. Het is daarom meestal niet nodig aanvullend onderzoek naar de oorzaak van de cholestase te verrichten4. Thrombopenie: Bij 26% komt thrombopenie (< 150x109/L) voor. De exacte pathogenese is vooralsnog onbekend. Mogelijk spelen verminderde aanmaak of verhoogde afbraak door antistoffen tegen megakaryocyten hierbij een rol. Kinderen na IUT hebben een hogere kans op het krijgen van een thrombopenies. Lange termijn ontwikkeling: lange-termijn follow up studies bij kinderen die een IUT hebben gehad, laten weinig tot geen neurologische beperkingen zien: neurodevelopmental impairment (NDI) is 4.8%, ongeveer gelijk aan de incidentie van NDI in Nederland. Ernstige hydrops blijkt wel geassocieerd te zijn met een hoger risico op NDI, dus tijdige opsporing van hydrops in de zwangerschap is essentieels. Diagnostiek Bij (de geboorte van) een kind met antenataal bekend bloedgroep-antagonisme is het advies in elk geval onderstaande bepalingen te doen. Om bloedafname bij het kind te besparen kan dit uit navelstrengbloed gedaan worden. Echter volledig bloedbeeld (VBB) en bloedgroep dienen ook middels venapunctie bij het kind bepaald te worden, omdat met name Hb, trombocyten en bloedgroep uit navelstrengbloed niet betrouwbaar kunnen zijn. VBB + reticulocyten Bloedgroep-Rhesus, directe Coombs, irregulaire antistoffen (alleen indien er geen IUT gegeven is) Albumine, bilirubine (totaal en geconjugeerd), ASAT, ALAT, gammagt, LDH In LUMC: Endogeen erytropoëtine (EPO) (enkel uit navelstrengbloed), af te nemen in serumgelbuis (gele dop), minimaal 1 ml. Indien geen ernstige hemolyse te verwachten is (ADCC < 50% bij RhD; ADCC < 30% b~ overige antistoffen): controle bilirubine à 12 uur; afhankelijk van uitslagen frequenter/minder frequent. Hb/Ht Indien ernstige hemolyse te verwachten is (ADCC >_ 50% bij RhD; ADCC>_ 30% bij overige antistoffen): controle bilirubine aanvankelijk à 3 uur; afhankelijk van uitslagen frequenter/minder frequent. controle Ht/Hb à 12-24 uur. op dag 3 post partuur: o VBB + reti's (In LUMC: Hb/Ht bepaling in bloedgas is afdoende, dan hoeft geen venapunctie plaats te vinden voor reti's) o Bilirubine (totaal en geconjugeerd) controleer vóór het bestellen van WT-bloed altijd het geconjugeerde bilirubine (in principe niet aftrekken van het totale bilirubine, tenzij geconjugeerd meer dan 50%, dan aftrekken van het totale bilirubine). Echo cerebrum en ALGO-gehoorscreening verrichten indien IUT en/of WT gehad. Behandeling Indien geen ernstige hemolyse te verwachten is (ADCC < 50% bij RhD; ADCC < 30% bij overige antistoffen): Controle bilirubine vanaf de geboorte Fototherapie op indicatie (m.b.t. bilirubine-grenzen zie verder) Indien ernstige hemolyse te verwachten is (ADCC >_ 50% bij RhD; ADCC >_ 30% b~ overige antistoffen): Bloedgroep antagonisme bij neonaten -Rhesus protocol,versie: 20 Pagina 4 van 6

Antenataal: adequate monitoring en zonodig IUT(s) bij tekenen van ernstige anemie Postnataal: gericht op behandeling van door hemolyse ontstane hyperbilirubinemie en anemie o Direct post partuur opname op neonatologie-afdeling o Monitor en saturatiemeter o Totaal vocht op dag 1 tenminste 80 ml/kg/dag, zo nodig hoger (+40 ml/kg/dag) bij bilirubine die WT-grens nadert. Daarna dagelijks ophogen met 20 ml/kg/dag o Start voeding volgens normaal protocol. Zolang er kans is op een WT en om die reden intensieve fototherapie gegeven dient te worden, wordt geadviseerd om fototherapie niet te onderbreken door het kind aan de borst te leggen, maar afgekolfde moedermelk te geven o Plaatsing van een navelvenelijn overwegen indien WT dreigt of bij infuusprobleem o Start fototherapie met 3 lampen (biliblanket onder de neovaat en 2 lampen erboven); zorg dat het hele kind aan beide zijden beschenen wordt (luier uit). Bij bilirubinewaarden richting de WT-grens kan een extra Ode lamp boven de neovaat geplaatst worden. Fototherapie wordt gegeven volgens de richtlijnen in het NVK protocol hyperbilirubinemie~. o In het LUMC worden bij het geven van fototherapie en/of WT niet meer de grenzen gehanteerd met risicofactor `hemolyse', gezien de bloedhersen-barrière in deze groep neovaten niet verhoogd doorlaatbaar lijkt te zijn. Het LUMC wijkt hiermee af van de NVK richtlijn hyperbilirubinemie. o Let op de afstand van de lampen en de intensiteit'. o Zo nodig WT als fototherapie faalt (ongeveer 15-20% van de neovaten heeft een WT nodig2~') o Indicaties voor WT': binnen 24 uur pp: indien bilirubine > WT grenzen en bilirubinestijging > 8 umol/i /uur ondanks adequate FT. na 24 uur pp: indien bilirubine > WT grenzen Gebruik alleen totale bilirubine (directe/geconjugeerde bilirubine niet aftrekken, tenzij geconjugeerd meer dan 50%, dan aftrekken van het totale bilirubine). o Zo nodig erythrocytentransfusie (15 ml/kg) bij anemie. Indien er IUT(s) toegediend zijn, dienen bestraalde erythrocyten gegeven te worden tot 6 maanden na de geboorte. Hb < 6.5 mmol/l dag 0-6 Hb < 5.5 mmol/l dag 7-13 Hb < 4.5 mmol/l vanaf dag 14 o Start foliumzuur 1 dd 250 microgram per os als na 2-3 dagen de voeding goed verdragen wordt. Totaal 3 maanden continueren. o Géén indicatie (vooralsnog onvoldoende evidence) voor het geven van albumine, fenobarbital of erytropoietine. o Géén indicatie voor het geven van intraveneuze immunoglobulines (IVIg). Uit onderzoek blijkt dat het profylactisch geven van IVIg direct na de geboorte het aantal WTs en het maximale bilirubine-gehalte niet vermindert$. Uitzondering op bovenstaande: Kell-immunisatie Hierbij is het mechanisme van ontstaan van anemie anders dan bij de overige erytrocyten-antistoffen. Er vindt vooral onderdrukking van de hematopoiese plaats, waardoor er een grote kans is op ernstige anemie. Bij Kell-immunisatie is er relatief weinig hemolyse door antistoffen, waardoor er weinig bilirubine geproduceerd wordt. De kans op een WT is dan ook zeer laag. Starten met 1 fototherapielamp bij opname is bij Kell-immunisatie meestal voldoende. Bij Kellimmunisatie worden dezelfde grenzen voor fototherapie en wisseltransfusie gebruikt als bij alle andere antistoffenz. Poliklinische controles na opname/ontslag Gezien de kans op anemie en erythrocytentransfusies in de eerste 3 maanden: 1 x per week Hb +veti's controleren (tot 3 maanden na de geboorte; transfusiegrenzen als boven beschreven). Overige adviezen Foliumzuur continueren tot 3 maanden postpartum. Indien IUT(s) en/of erythrocytentransfusies gegeven zijn is er geen indicatie voor ijzersuppletie ivm voldoende ijzervoorraad door de transfusies. Bloedgroep antagonisme bij neovaten -Rhesus protocol,versie: 20 Pagina 5 van 6

Bij transfusie bestraalde erythrocyten geven indien status na IUTs, tot 6 maanden na de geboorte. Bij persisterende anemie in de eerste 3 maanden: geen indicatie voor aanvullende diagnostiek (zoals bv beenmerg punctie). Dit past bij persisterende hemolyse en hyporegeneratieve anemie tgv Rh-immunisatie en/of IUTs. Bij ongecompliceerd beloop is lange termijn follow up niet noodzakelijk (ook niet indien er 1 of meerdere IUTs of WTs gegeven zijn). Ter overweging In het LUMC wordt in onderzoeksverband zowel bij de geboorte als 1 x per maand ijzerstatus (ferritine, transferrine, ijzer, totale ijzerbindingscapacitieit), bilirubine (totaal+geconjugeerd), ASAT, ALAT, LDH en gammagt gecontroleerd bij alle neonaten met bloedgroep-antagonisme. In het LUMC worden bij het geven van fototherapie en/of WT sinds kort niet meerde grenzen gehanteerd met risicofactor `hemolyse', gezien de bloedhersen-barrière in deze groep neovaten niet verhoogd doorlaatbaar lijkt te zijn. Het LUMC wijkt hiermee af van de NVK richtlijn hyperbilirubinemie. Referenties 1. Moise KJ. Fetal anemia due to non-rhesus-d red-cell alloimmunization. Seminars in fetal and neonatal medicine 2008/13(4)/207-214 2. Ree IMC, Smits-Wintjens VEHJ, Bom van der JG, Klink van JMM, Oepkes D, Lopriore E. Neonatal management and outcome in alloimmune hemolytic disease. Expert Review of Hematology DOI: 10.1080/ 17474086.2017.1331124 3. Richtl~n NVOG. Ervtrocvtenimmunisatie en zwangerschap. 2009. 4. Smits-Wintjens VEHJ, Rath MEA, Lindenburg ITM, Oepkes D, Zwet van EW, Walther FJ, Lopriore E. Cholestasis in neonates with red cell alloimmune hemolytic disease: incidence, risk factors and outcome. Neonatology 2012;101(4):306-10 5. Rath ME, Smits-Wintjens VE, Oepkes D, van Zwet EW, van Kamp IL, Brand A, Walther FJ, Lopriore E. Thrombocytopenia at birth in neonates with red cell alloimmune haemolytic disease. Vox Sang 2012;02(3)228-33 6. Lindenburg IT, Smits-Wintjens VE, van Klink JM, Verduin E, van Kamp IL, Walther FJ, Schonewille H, Doxiadis II, Kanhai HH, van Lith JM, van Zwet EW, Oepkes D, Brand A, Lopriore E; LOTUS study group. Long-term neurodevelopmental outcome after intrauterine transfusion for hemolytic disease of the fetus/newborn: the LOTUS study. Am J Obstet Gynecol 2012;206(2):141.e1-8 7. NVK protocol hyperbilirubinemie 8. Smits-Wintjens VE, Walther FJ, Rath ME, Lindenburg IT, te Pas AB, Kramer CM, Oepkes D, Brand A, Lopriore E. Intravenous immunoglobulin in neonates with rhesus hemolytic disease: a randomized controlled trial. Pediatrics 2011;127(4):680-6 Bloedgroep antagonisme bij neovaten -Rhesus protocol,versie: 20 Pagina 6 van 6