Gemeente Amsterdam. Plan van aanpak Beheersing eikenprocessierups Amsterdam 2010



Vergelijkbare documenten
Eiken komen op veel Nederlandse golfbanen voor. Iedereen kan genieten van deze

Beheerplan Bestrijding Eikenprocessierup s

1. Hoe herken ik de eikenprocessierups?

VRAAG EN ANTWOORD: Eikenprocessierups 2018

Eikenprocessierups Evaluatie. Gemeenten Noord-Brabant

Bestrijding eikenprocessierups (EPR)

BEHEERSPLAN EIKENPROCESSIERUPS MIDDEN-DRENTHE 2012

Eikenprocessierups Datum: Opgesteld: Afdeling Leefomgeving/ Realisatie Petra Otte Projectmedewerkster Groen en Landschap

Eikenprocessierups Rubriekhouder: Mw. Ir. A.G. Zijlstra, GGD regio Twente en GGD IJsselland, afdeling Milieu en Gezondheid )

Geïntegreerd bestrijdingsplan Eikenprocessierups 2015

Informatieblad Hoe herken ik de eikenprocessierups?

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Landelijke Registratie Gezondheidsklachten Eikenprocessierups bij huisartsenpraktijken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Rapport /2008 M. van Ass et al. GGD-richtlijn medische milieukunde: de eikenprocessierups en gezondheid

Vraag en antwoord Eikenprocessierups met betrekking tot:

Vraag en antwoord Eikenprocessierups: 1. Biologie, ecologie

Workshop eikenprocessierups

Bomen en overlast. 8 december 2015

Vraag en antwoord Eikenprocessierups

Geïntegreerd bestrijdingsplan Eikenprocessierups 2017

WEEKBRIEF 29ste jaargang nr april Reijmerweg HG Renkum Tel

Geïntegreerd bestrijdingsplan Eikenprocessierups 2018

Welke termijnen en data worden gehanteerd voor het indienen van zienswijzen, bezwaarschriften, etc? Zie hierboven.

Vraag en antwoord Eikenprocessierups

NIEUWE LEDEN OUDERCOMMISSIE

Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt:

Samenvatting Gevolgen essentaksterfte Utrecht in beeld Onderzoek en beheerstrategie

Handleiding Beheersing Eikenprocessierups

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders Notitie bomen en overlast

Bureau Medische Milieukunde GGD'en Brabant / Zeeland. 'Eikenprocessierups: permanente overlast? Evaluatie 2004

SAMENVATTING UITVOERDER P&O-BELEID, UITVOERDER ARBOBELEID EN LEIDINGGEVENDE INFORDOCUMENT TOOL

Eikenprocessierups en klimaatverandering,

Bureau Medische Milieukunde GGD'en Brabant / Zeeland. Eikenprocessierups: van een provinciaal naar landelijk probleem?!

Nieuwsbrief nr. 7: juli en augustus Zomerspecial

EIKENPROCESSIERUPS EN BIODIVERSITEIT. Hellingman Onderzoek en Advies BV

SAMENVATTING MEDEWERKER

Biologische agentia bij waterschappen. Algemene inleiding

Eikenprocessierups Kenniscentrum

nieuwsbrief Kijk voor meer nieuws uit de groepen op

Vraag en antwoord Eikenprocessierups, update juni 2009

Leidraad beheersing eikenprocessierups

Visuele boomveiligheidscontrole en beheerinventarisatie bomen Beheergebied Hoeksche Waard

Bestrijdingsplan Eikenprocessierups

De gemeente Amsterdam heeft de Amsterdamse gedragscode Flora- en Faunawet opgesteld. Zie hiervoor de informatie bij gemeentelijk beleid.

Arbozorg, intern organiseren of uitbesteden? Vangnet of maatwerk?

Notitie kosten en aanpak kastanjebloedingsziekte gemeente Hilversum

Functieprofiel: Arbo- en Milieucoördinator Functiecode: 0705

Het spuiten tegen de Eikenprocessierups gecontroleerd

12UIT doorkiesnummer

Informatieblad Zomer, milieu en gezondheid en de rol van het Bureau GMV 2011

Vergadering Algemeen Bestuur

Veelgestelde vragen en antwoorden

Immunotherapie met inhalatie-allergenen

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL

Natte Koeltorens. Els Joosten Wabo adviseur Omgevingsvergunningen & Activiteitenbesluit. Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Nulmeting regionale brandweer Zuidoost-Brabant taakinhoudelijk deel (taakvervulling volgens PVPP)

Resultaten Klantonderzoek GMV 2014

7. Arbodeskundige(n) en arbodienst

Voorbereiding post 3. Oei, ik groei! Groep 1-2-3

Calamiteitenprotocol instellingen Wmo, gemeenten in de regio Eemland

Protocol informatiebeveiligingsincidenten en datalekken

Consultancy: inventarisatie Diaphania perspectalis

Assetmanagement. Resultaten maturityscan. 14 januari 2015

\ raadsvoorstel. Voerendaal, d.d. 29 oktober Nummer: 2012/9/18. Portefeuillehouder: P.J.E. Leunissen. Afdeling: Welzijn

Samenvatting Dissertatie B. Sorgdrager. Preventie en prognose van astma bij aluminium smelters

Geen leidraad voor inzage dossier Gemeente Amsterdam Stadsdeel West Meldpunt Zorg en Overlast

JAAROVERZICHT. Deelnemers. Projecten Referaten. Financiën

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

Natte Koeltorens. Els Joosten Wabo adviseur Omgevingsvergunningen & Activiteitenbesluit. Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Voorwoord: status model RI&E SW

Onderzoek elektratechnische installaties bij ondernemers

Een teek? Pak m beet!

Monitoring Vectoren. Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren.

Inhoudsopgave Beginpagina...1 Vragenlijst...2 Afsluitende pagina...7

Inspectierapport Gastouderbureau Alles Kids (GOB) Meloengaarde GA NIEUWEGEIN Registratienummer

Leidraad omgevingsbeheer huisvesting arbeidsmigranten voormalige grafische school in Blaarthem

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen.

Hieronder vindt u enkele veelgestelde vragen

Controleresultaten Legionellapreventie Cluster 1: zwembaden en sauna's. Datum 25 september 2009 Status Definitief

KWALITEITSIMPULS OMGEVINGSVEILIGHEID ZUIDOOST-BRABANT 2016

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Vraag 1. Waarom moet je goed voor de rupsen zorgen als je vlinders wilt hebben?

Protocol informatiebeveiligingsincidenten en datalekken

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Vragen en antwoorden Oost-Aziatische boktor

Eikenprocessierups en klimaatverandering,

Samenvatting. Beroepsgebonden luchtwegallergie is een belangrijk probleem

Asbestcommunicatie. DEEL 4 Bij geplande asbestverwijdering. juni Vereniging Bouw- & Woningtoezicht Nederland

13. RI&E EN HET PLAN VAN AANPAK

Protocol informatiebeveiligingsincidenten en datalekken Stichting OVO Zaanstad

Opleveringskeuring valbeveiliging

Omgevingscheck De Del te Rozendaal. categorie 5 nesten: koolmees, pimpelmees, grauwe vliegenvanger, boomklever, boomkruiper en grote bonte specht

Aanvullend onderzoek huismussen t Haantje Midden in Rijswijk. Notitie. Juni 2017 P17-087/W1321 Auteur: M.E.Dubbeldam

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

INTERACTIEVE EIKENPROCESSIERUPSENKAART

Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen

Bijlage bij raadsvoorstel nr Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen

Aangepaste planning werkzaamheden De rioolwerkzaamheden hebben vertraging opgelopen. De planning is nu als volgt:

Transcriptie:

Gemeente Amsterdam Plan van aanpak Beheersing eikenprocessierups Amsterdam 2010 GGD, DRO en GGA

Inhoud: Samenvatting 1 Aanleiding voor het opstellen van dit plan 2 Achtergrond Eikenprocessierups (EPR): levenscyclus en leefgebied Trends en verspreiding Gezondheidseffecten Risicoanalyse Omstandigheden in Amsterdam 3 Wet- en regelgeving en beleid Overleg met buurgemeenten en andere gebiedbeheerders 4 Beheersplan Beperken van acute overlast Publieksinformatie 5 Monitoring 6 7 8 Budget Besluitenlijst 2010 Beheerkalender 2010 Monitoring en structureel beheer voor lange termijn 2

Samenvatting In juni 2009 zijn er voor het eerst eikenprocessierupsen aangetroffen op Amsterdamse eiken. De rupsen veroorzaken door verspreiding van brandharen gezondheidsklachten zoals huidirritatie, luchtwegklachten en eventueel allergische reacties. De eikenprocessierups zal zich blijvend in Amsterdam vestigen. Structureel beheer is daarom vereist. De eikenprocessievlinder plant zich één keer per jaar voort. De rupsen komen eind april/begin mei uit de eipakketjes en kunnen gedurende de maanden juni t/m augustus overlast door middel van hun brandharen geven. In de periode hierna kunnen nestrestanten nog brandharen verspreiden. Het beheer is gebaseerd op monitoring van de eiken en het vroegtijdig verwijderen van de rupsen. Hiervoor worden de richtlijnen van het ministerie van LNV gevolgd. De prioriteit voor verwijderen van de rupsen is daarbij afhankelijk van de aanwezigheid van mensen rondom de eiken. Het beheer van de eikenprocessierups is gebaseerd op de uitgebreide expertise die is opgedaan in Brabant en Limburg. Nieuwe ontwikkelen van de landelijke expertgroep en de Plantenziektekundige dienst zullen nauwgezet worden gevolgd. Alle meldingen in Amsterdam komen terecht bij de GGD. Deze meldingen kunnen stadsdelen en andere meewerkende partijen via een digitaal meldingssysteem invoeren. De stadsdelen zijn gezamenlijk, via het groenoverleg gemeente Amsterdam (GGA), verantwoordelijk voor het aanstellen van externe bedrijven die de monitoring en bestrijding zullen uitvoeren. De Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) zal de verzameling van gegevens en de invoer in de stedelijke database begeleiden en is beleidsmatig adviseur. Het heeft de voorkeur om gespecialiseerde bedrijven beheersmaatregelen uit te laten voeren. Groenpersoneel van de stadsdelen kan dit niet doen. Zij kunnen wel als eerste in aanraking komen met besmette bomen. Instructie aan groenpersoneel is belangrijk en onderdeel van een risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). Hiervoor zijn de ARBO coördinator en de aangesloten Arbodienst verantwoordelijk. In dit plan van aanpak wordt in detail ingegaan op de organisatie, praktische uitvoer en financiering van het beheer van de eikenprocessrups in Amsterdam. In het deel beslispunten staan voor de verschillende beheersonderdelen besluiten die genomen moeten worden voor de gezamenlijke aanpak. Het advies is om dit als pakket te beslissen. Deze besluiten zijn nodig voor een beheersbare situatie in geheel Amsterdam. 3

1 Aanleiding voor het opstellen van dit plan 1.1 Melding EPR Paasheuvelweg in Amsterdam Zuidoost Op 9 juni 2009 is voor het eerst in Amsterdam de EPR aangetroffen. Een kantoormedewerker heeft een nest aangetroffen in stadsdeel Zuidoost, langs de Gaasperdammerweg. De locatie ligt aan een fiets- en wandelroute. De EPR levert een probleem op voor de volksgezondheid. De brandharen van de rups kunnen ernstige irritaties veroorzaken, zoals jeuk en ontstoken slijmvliezen en hoge koorts. De haren (0,1 0,3 mm) zijn met het blote oog niet waarneembaar. Ze worden verspreid door de wind en worden door de rups afgeschoten als deze zich bedreigd voelt. Elke rups vervelt zes keer en vanaf het vierde vel heeft hij brandharen: meer dan 700.000 per vel. Totaal per rups dus meer dan 2 miljoen brandharen. Niet alleen voor mensen, maar ook voor (huis)dieren kan dit ernstige negatieve gevolgen hebben. De kans dat mensen op die locatie in aanraking komen met de haren van deze rups is reëel aanwezig. De EPR kan verward worden met andere rupsen zoals die van de spinselmot. Ook deze rups is veelvuldig een onderwerp in de media geweest, maar is ongevaarlijk voor mensen. Daarnaast zijn er nog enkele rupsen met brandharen, die echter in mindere mate voorkomen en over het algemeen minder allergische irritatie veroorzaken. Direct na de eerste melding zijn de GGD en DRO ingeschakeld en is in samenwerking met het Groenoverleg Gemeente Amsterdam (GGA) een actieplan uitgerold. De GGD heeft alle huisartsen en dierenartsen in Amsterdam op de hoogte gebracht van de aanwezigheid c.q. de mogelijke aanwezigheid van de EPR in Amsterdam. Dezelfde dag nog is opdracht gegeven om de EPR te bestrijden. Dit alles volgens de landelijke richtlijnen van de Plantenziektenkundige Dienst (PD), het ministerie van LNV, het RIVM en GGD Nederland. Ook de lokale pers is ingeschakeld om het publiek erop te wijzen contact met de EPR te vermijden. De dag na de melding zijn de rupsen, inclusief de nesten die eveneens nog miljoenen brandharen bevatten, met een speciale zuiginstallatie uit de bomen verwijderd en verbrand. Dat gebeurt bij 600 graden gedurende een aantal uren. Dit is de enige manier om brandharen onschadelijk te maken. Voor het wegzuigen van de rupsen zijn nog geen diervriendelijke alternatieven. Het gebied is op mogelijke andere haarden uitgekamd en er is vijf dagen gewerkt om de rupsen en nesten zoveel mogelijk te verwijderen. Inmiddels werden nog twee andere locaties bekeken: het Amsterdamse Bos en sportpark Drieburg. Ook hier zijn enkele nesten in zeer beperkte omvang aangetroffen en vervolgens geruimd. 4

1.2 Fase na het verwijderen van de nesten Ervaringen in andere delen van het land, waar de EPR al vanaf de jaren 90 voorkomt, leren dat het onmogelijk is om alle rupsen en nesten te verwijderen. Wel kan de populatie rupsen worden beperkt door potentiële gebieden te schouwen en een monitoringprogramma op te zetten en bij aanwezigheid van nesten vroeg in te grijpen. Informatie moet worden verzameld in een centrale database. Nu de EPR Amsterdam heeft bereikt, kunnen we jaarlijks problemen verwachten en moeten we maatregelen treffen om de omvang van de populatie te beheersen. De ervaring in de rest van het land leert dat beheersing van de omvang van de rupsenpopulatie mogelijk is. Als eerste actie is de omvang van de populatie in Amsterdam onderzocht. In samenwerking met de stadsdelen zijn potentiële locaties geschouwd door experts. Omdat het aantal eiken in Amsterdam beperkt is en daardoor redelijk overzichtelijk, kon deze schouwronde vrij snel worden uitgevoerd. Daarnaast werd door middel van het ophangen van vallen met speciale lokstoffen voor de (mannetjes)vlinders een indicatie verkregen van het aantal en de verspreiding van de vlinders. De resultaten zijn door DRO in kaart gebracht. Op basis van deze gegevens is dit actieplan voor 2010 opgesteld, met o.a. preventieve maatregelen. Zo kunnen gevoelige en risicovolle locaties worden bespoten met een bacterie (Bacillus thuringiensis var. aizawai) die giftig is voor de rups, waardoor de omvang van de populatie sterk kan worden gereduceerd. De toepassing hiervan zal volgens de voorgeschreven richtlijnen van VROM worden begeleid. Dit kan alleen op goed bereikbare plekken worden toegepast. De GGD en DRO werken in dit alles nauw samen met de stadsdelen, vertegenwoordigd in het GGA. Voor de aanpak van de bestrijding zijn er grote parallellen met de bestrijding van iepenziekte. De regie is hierbij in handen van de centrale stad en de uitvoering in handen van de stadsdelen. Overigens wordt in Brabant de bestrijding van de EPR gecoördineerd door de provincie. Met de provincie Noord-Holland is contact gezocht om de mogelijkheid van een coördinerende rol van de provincie te bespreken. Vanuit Amsterdam wordt dat als wenselijk gezien, met het oog op de noodzakelijke activiteiten bij/door andere gemeenten. Dit plan van aanpak beschrijft wie, wat, waar en hoe de rupsen zullen worden bestreden in Amsterdam. Daarbij zal de manier van monitoring worden beschreven, evenals de afstemming met de omliggende gebieden en de provincie en de verdeling van kosten en manier van uitbesteden van beheersmaatregelen. De gedetailleerde informatie van de monitoring staat beschreven in het rapport: Rapportage EPR: risicoanalyse en beheersplan van Henry Kuppen 5

2 Achtergrond 2.1 EPR: levenscyclus en leefgebied Van eitje tot vlinder De EPR is de larve van een onopvallende nachtvlinder, de eikenprocessievlinder (Thaumetopoea processionea L.). Deze vlinder legt haar eitjes in de periode van eind juli tot begin september in pakketjes in de toppen van eikenbomen, waar de eitjes overwinteren en uitkomen als de eikenbomen blad krijgen (april/begin mei). De rupsen ondergaan zes vervellingen (waarvan drie met brandharen), waarna ze in juni volgroeid zijn. In juli verpoppen ze zich in het rupsennest tot vlinders. De vlinders vliegen eind augustus uit en de vrouwtjes zetten hun eitjes weer af. De vrouwtjes kunnen een afstand van 5-20 km afleggen, maar leggen hun eitjes meestal in de directe omgeving van de plek waar ze ontpopt zijn. Hoe warmer en stabieler het weer, hoe meer vlinders er zijn en hoe meer eitjes er worden afgezet. In bijlage 1 is een schema opgenomen met foto s van de verschillende stadia in de levenscyclus van de EPR. De rups en gastbomen De EPR is te zien in de periode van april tot juli. Overdag zitten de rupsen bij elkaar in plakkaten (als ze jong zijn) en in nesten (als ze ouder zijn) die ze maken van een spinsel van brandharen, vervellingshuidjes en uitwerpselen. De nesten bevinden zich meestal op de stammen of dikkere takken van de eikenboom, vooral in de oksels van de takken. Omdat de rupsen van warmte houden zitten de nesten vooral aan de zonnige (zuid)kant van de stam. De nesten kunnen in grootte variëren van het formaat van een tennisbal tot dat van een voetbal. In sommige gevallen kunnen de nesten meer dan een meter groot worden met daarin meer dan duizend rupsen. s Nachts komen de rupsen uit hun nesten en gaan ze via spinseldraden in processie op zoek naar voedsel, meestal eikenbladeren. Is er gebrek aan voedsel dan verplaatsen zij zich, wederom in processie, naar andere voedselbronnen in de omgeving. Dit zijn bijna altijd inlandse eikenbomen maar, afhankelijk van de voedselbehoefte, soms ook Amerikaanse eiken of moeraseiken. Ook beuken, berken en andere soorten kunnen worden aangetast als ze in de buurt van een overbevolkte eik staan. Voorkeursomstandigheden Het wel of niet bevolkt raken en de mate van bevolking op een eik hangt af van de locatie waar de eik groeit. Voornamelijk vrijstaande bomen met veel zonlicht vatbaar voor bevolking. Voorbeelden hiervan zijn de eiken die staan langs wegen. In een bos zijn eiken minder vatbaar door de relatief koele situatie en is de kans op ontwikkeling van parasitaire insecten groter. Er is dan meer sprake van een natuurlijk evenwicht. De eerste meldingen in Amsterdam waren van rupsen op eiken die relatief vrij stonden, bijvoorbeeld op zuidhellingen van snelwegtaluds. Voor de risico-inventarisatie zijn dit belangrijke kenmerken om de bestrijdingsbeslissingen aan te toetsen. Andere risicofactoren zijn de mate van recreatie of ander gebruik van de nabije omgeving van de bomen door mensen. 6

2.2 Trends en verspreiding Tot 2009 De EPR heeft zich, net als vele andere insectensoorten, vanuit Midden-Europa langzaam naar het noorden verspreid. De eerste waarnemingen in Nederland dateren uit 1991. Opvallend aan de bovenstaande trend is ten eerste de stijging van het aantal meldingen en het niet automatisch toenemen van zware besmettingen. Preventieve maatregelen kunnen hierop van invloed geweest zijn. Deskundigen uit Brabant melden ook over 2009 minder meldingen door bewoners, mogelijk door voorbehandeling met het bacteriepreparaat. Verspreiding in Nederland in 2006 Verspreiding in Nederland in 2008 7

De EPR heeft zich de laatste jaren steeds verder naar het noorden verspreid. De kaarten voor 2009 zullen in 2010 beschikbaar komen en daarop zal ook Amsterdam staan als een gemeente waar de EPR voorkomt. Situatie in 2009 Bij het monitoringsproject in Amsterdam zijn in 2009 eiken geïnspecteerd. De onderstaande resultaten geven de mate van overlast aan. In het rapport: Rapportage EPR, risicoanalyse en beheersplan van Henry Kuppen staan de detailkaarten en adviezen voor beheer in 2010. 8

2.3 Gezondheidseffecten Het optreden van gezondheidsklachten is zeer afhankelijk van de mate van blootstelling. Een risicoanalyse en goede voorlichting zijn hierbij essentieel en kunnen mogelijk het optreden van gezondheidsklachten beperken. Amsterdam is qua samenstelling van bomen anders dan bijvoorbeeld Brabant. De aanwezigheid van eiken en van mensen in de directe omgeving zijn de belangrijkste factoren die van invloed zijn op het aantal gezondheidsklachten. Gezondheidsklachten in perspectief Er zijn verschillende gezondheidsklachten die kunnen optreden na contact met de brandharen. Behalve lokale klachten van de huid, ogen en bovenste luchtwegen kunnen ook klachten van algemene aard optreden (zoals koorts en algehele staat van ongemak of vermoeidheid). Tijdens de plaagperiode in 1996 is een onderzoek onder huisartsen gedaan, naar de klachten die gemeld werden. Ruim 21.000 mensen, op een populatie van ongeveer 500.000 (4,6%), bezocht het spreekuur van de huisarts met klachten door de EPR. Jeuk en huiduitslag kwamen het meest voor (95.5%). Andere klachten, zoals oogklachten (2,1%), luchtwegklachten (1,4%) en klachten van algemene aard (1%) kwamen minder voor (Schellart, 1996). Niet alle mensen met klachten melden zich bij de huisarts. Het aantal klachten is afhankelijk van het aantal eiken en de plaagdruk in het gebied. Bron: 2008 GGD richtlijn medische milieukunde: de EPR en gezondheid Werkingsmechanisme Contact met de brandharen van de EPR kan verschillende reacties veroorzaken. Deze reacties zijn samen te vatten in drie typen: mechanische irritatie, een niet-allergische of pseudo-allergische reactie en een allergische reactie. Hieronder worden deze reacties beschreven. Mechanische irritatie De brandharen kunnen zich met hun weerhaakjes gemakkelijk vastzetten in de oppervlakkige lagen van de huid, ogen en bovenste luchtwegen. Hierdoor kunnen ze pijnlijke wondjes veroorzaken (Lamy et al., 1983; Vega et al., 1999). De hoeveelheid brandharen waarmee men in contact komt bepaalt de felheid en uitgebreidheid van de reactie. Niet-allergische reactie of pseudo allergische reactie (euricisme; lepidopterisme) Bij contact van de brandharen met de huid en slijmvliezen komt uit de brandharen een lichaamsvreemd eiwit vrij: thaumetopoeine. Dit eiwit activeert een aantal enzymen. Hierbij wordt histamine vrijgemaakt en waarschijnlijk ook een aantal andere stoffen die van invloed zijn op de bloedvaten (verwijding of vernauwing). De klachten die ontstaan lijken op een allergische reactie. Vanwege het ontbreken van specifiek IgE (immunoglobuline E), wordt dit ook wel pseudoallergische reactie genoemd. De pseudo-allergische reactie is de meest voorkomende reactie na contact met brandharen. Kenmerkend voor deze reactie is dat: een groot deel van de personen die in contact komen met brandharen op deze manier reageert; de symptomen meestal binnen enkele uren ontstaan; de klachten na enkele dagen tot weken verdwijnen, al dan niet ondersteund met therapie; de reactie optreedt zonder voorgaande blootstelling; de reactie bij hernieuwd contact of blijvende blootstelling (bijvoorbeeld vanuit besmette kleding) veel sterker kan zijn. Het is niet te voorspellen hoe iemand reageert op contact met de brandharen. De reacties verschillen sterk van persoon tot persoon. Mensen met een atopie (erfelijke aanleg tot het krijgen van een allergie) of chronische bronchitis blijken sterker te reageren. Allergische reactie (Type I; IgE-gemedieerd) Afhankelijk van de individuele gevoeligheid (erfelijke aanleg) en van de frequentie, de duur en de intensiteit van de blootstelling aan brandharen, kan een deel van de blootgestelde personen een 9

allergie ontwikkelen. Deze mensen reageren met een IgE-gemedieerde allergische reactie op een of meerdere eiwitten uit de brandharen. Kenmerkend voor deze reactie is dat hij: meestal binnen een paar minuten na contact met de brandharen ontstaat; heftiger is dan een niet-allergische reactie; vaak uitgebreider is dan een niet-allergische reactie; soms gepaard gaat met koorts en algehele malaise; in zeldzame gevallen aanleiding geeft tot een anafylactische shock; pas ontstaat bij een herhaalde blootstelling (de eerdere blootstelling kan men zich niet altijd herinneren). Het meten van gezondheidseffecten in Amsterdam Landelijk is er nog geen compleet beeld van de mate van gezondheidsoverlast die door de EPR veroorzaakt wordt. Een groot deel van de mensen gaat met jeukklachten niet naar de huisarts. In Brabant is dat naar schatting één derde van de mensen die gezondheidseffecten hebben ervaren. Huisartsen hebben niet de plicht om de gezondheidsklachten die ontstaan zijn door de eikenprocessierups te melden bij de Inspectie. Losse meldingen zijn dus de enige maat. Bij wens naar meer onderbouwing zou dit als een apart onderzoeksproject vormgegeven moeten worden. 10

2.4 Risicoanalyse Een veel gebruikte definitie van risico is de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt, vermenigvuldigd met het gevolg van die gebeurtenis. Risico = Kans x Gevolg. Het risico dat we proberen in te dammen is overlast veroorzaakt door de EPR. Kans De kans wordt bepaald door het aantal aangetaste bomen per locatie en de hoeveelheid nesten per boom. De kans op aantasting wordt ook beïnvloed door geografische omstandigheden. Spoorwegen, water en/of snelwegen vormen een barrière die vlinders moeilijk kunnen oversteken. Een straat die aan twee of drie kanten is ingesloten door spoor, water en/of snelwegen vormt een soort fuik voor de vlinders. De vlinders zullen hun eipakketjes in de aanwezige bomen achterlaten. Ook zijn er locaties die een ideale aanvliegroute voor vlinders vormen. Onder andere deze geografische omstandigheden vormen een verhoogd risico op aantasting. Gevolg Het gevolg is afhankelijk van de functie van de locatie. Scholen, speelterreinen, sportvelden, recreatiefaciliteiten, fiets- en wandelpaden zijn plaatsen waar de aanwezigheid van EPR sneller voor overlast zal zorgen. Een voorbeeld: Als in een straat meer dan 20 procent van de bomen besmet is, vormt dit een risico voor overlast. Een groot aantal nesten per boom zal dit risico verder verhogen. Als in deze straat ook nog een school is gevestigd waar veel kinderen buiten spelen, dan is het risico op overlast van EPR op deze locatie erg hoog. In dit geval zullen we adviseren deze locatie preventief* te spuiten. * Preventief is van toepassing op het voorkómen van overlast, niet het voorkomen van rúpsen. Spuiten gebeurt namelijk als er al rupsen in de bomen aanwezig zijn. Met spuiten wordt voorkomen dat de rupsen gaan vervellen en brandharen gaan vormen. Plaagdruk De plaagdruk is onderverdeeld in drie categorieën: Hoog: 5 nesten per 10 bomen Matig: 1-5 nesten per 10 bomen Laag: 1 nest per 10 bomen 11

Risicoprofiel Een risicoprofiel wordt toegekend naarmate de kans op of de gevolgen van een besmetting groter zijn. Dit kan gebeuren als de gevolgen van overlast groot zijn door de aanwezigheid van besmette bomen. Bijvoorbeeld op een speelterrein met een risicoprofiel 1. Het risicoprofiel is een vast gegeven, dat door de omgevingsfactoren wordt bepaald. Figuur risicoprofielen conform monitoring 2009 (H. Kuppen 2009) 12

2.5 Omstandigheden in Amsterdam Eiken in Amsterdam In vergelijking met het oosten en zuiden van Nederland staan er in Amsterdam relatief weinig eiken. Er zijn enkele concentraties met eiken, zoals in het Amsterdamse Bos, en in stadsdeel Zuidoost. In het Havengebied, Slotervaart, Osdorp. Oost-Watergraafsmeer en Noord wordt ongeveer 5% van het bomenbestand gevormd door eiken. Bij de andere stadsdelen, vooral binnen de ring, gaat het om enkele procenten van het totaal aan bomen. Niet alle eiken zijn geregistreerd en in beeld gebracht. Veel eiken maken deel uit van grotere beplantingseenheden en zijn onderdeel van struwelen en groenstroken. Daarnaast staan er veel eiken in de particuliere tuinen, zoals in de keur- en binnentuinen, op begraafplaatsen, volkstuincomplexen en rond sportcomplexen. Ook bij woningbouwcorporaties, beleggingsmaatschappijen, Rijkswaterstaat en bij Prorail staan eiken. De EPR heeft een voorkeur voor locaties waar eiken vrij staan en door de zon gunstig worden beschenen (de rupsen zijn warmteminners). Eiken in de bosranden worden eerder gekozen dan eiken dieper in het bos. Dit zijn vaak ook de plaatsen waar veel wandel- en fietsverkeer langs komt. Aanwezigheid van voorkeursomstandigheden Een stedelijk klimaat is over het algemeen warmer dan dat van dunbevolkte gebieden. Daarbij kan er door de aanwezigheid van gebouwen, wegen en andere bouwwerken een lokaal klimaat ontstaan dat gunstig is voor de ontwikkeling van de EPR. Temperatuur, licht en mogelijk luchtkwaliteit zijn hierop van invloed. Net als in het landelijke gebied is monocultuur langs wegen een situatie waarin natuurlijke vijanden minder voorkomen. 13

3 Wet- en regelgeving en beleid 3.1 Verantwoordelijkheid voor bestrijding van overlast Wanneer er sprake is van overlast van de EPR is de beheerder van het perceel of van de weg waar de besmette bomen staan, verantwoordelijk voor de aanpak van de overlast én voor het waarschuwen van het publiek Bestrijding is alleen verplicht als er een gezondheidsrisico is en kan achterwege blijven als er geen risico s zijn, zoals een eik in een groot bos, zonder publiek in de nabijheid. In Amsterdam zal veelal sprake zijn van gezondheidsrisico s en daarom zal voor de Amsterdamse eiken snel een dwingend advies gelden om de rupsen te verwijderen. Gemeenten zijn verantwoordelijk wanneer het gaat om gemeentelijk groen. In Amsterdam is dat gedecentraliseerd naar de stadsdelen. Provincie en Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk wanneer het gaat over bomen langs provinciale- of rijkswegen. Ook organisaties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en particulieren kunnen verantwoordelijk zijn, aangezien ook zij bomen in beheer hebben. De overheid kan niet verplicht worden om de bestrijding op particulier terrein ter hand te nemen. In principe is elke eigenaar van een perceel zelf verantwoordelijk voor de aanpak van de bestrijding van de overlast (LNV, 2007). Het is wel verstandig om een regeling te treffen met particuliere boombezitters. In artikel 5.1.2 van de bouwverordening staat dat de gemeente eisen kan stellen aan open erven en terreinen, voor zover zij gevaar opleveren voor de volksgezondheid door de aanwezigheid van schadelijk of hinderlijk gedierte. Op grond van dit artikel zou de gemeente de particuliere eigenaar van een terrein met besmette eikenbomen kunnen verplichten de overlast te bestrijden. Een probleem hierbij is het bewijsrecht: hoe bewijs je dat de brandharen van de rups van het terrein van een particulier afkomstig zijn? (informatie van de VNG per e-mail, maart 2008). In het kader van de zorgplicht van de Wet milieubeheer hebben de groenbeheerders, zoals gemeenten en provincie, een verplichting om omwonenden en voorbijgangers op de hoogte te brengen waar en wanneer er gespoten zal worden met bestrijdingsmiddelen. In het hoofdstuk bestrijdingsmethoden is de wijze van communiceren uitgewerkt. Beslispunt (zie hoofdstuk 7 voor overzicht): Particulieren en bedrijven bestrijden EPR op kosten van de gemeente (3) 14

3.2 ARBO-wet en EPR De werkgever is (met hulp van de Arbodienst) voor de verschillende risico beroepsgroepen verantwoordelijk voor het geven van de juiste voorlichting en trainingen van het personeel. Tot de risicogroepen behoren: Buitendienstmedewerkers Plantsoenarbeiders Tuiniers Boom- en bosarbeiders (12) Cultuurwerkers Boswachters Boeren Overige buitenwerkers Arbodiensten In Amsterdam zijn de arbodiensten via aanbestedingen per stadsdeel geregeld. Elke afdeling heeft voor de Arbo-wet een RI&E en een ARBO medewerker. Bij onvoldoende kennis over de risico s kan extern advies aangevraagd worden. Beslispunt (zie hoofdstuk 7 voor overzicht): Voorlichting organiseren voor eigen medewerkers (6) 15

3.3 Beleidsadvies voor Amsterdam Amsterdam heeft geen groot bestand met eiken, maar ze staan wel vaak op risicovolle plekken. Gezondheidsrisico s in Amsterdam als gevolg van de eikenprocessierups zijn dan ook waarschijnlijk. Daarom is het ook voor Amsterdam nodig om de beperking van de overlast door EPR beleidsmatig te regelen. Het onderstaande schema geeft de rollen van de verschillende betrokken partijen weer. Operationele samenwerking Vanwege het volksgezondheidsrisico en het belang van de coördinatie geeft de wethouder zorg sturing aan het beleid en beheersrichtlijnen. Voor de wethouder zijn de GGD en DRO de diensten die hier inhoudelijk uitvoer aan geven. Deze diensten werken in nauw overleg samen met het GGA. De stadsdelen en diensten zoals het Amsterdamse Bos en Haven Amsterdam zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het beheersen van de overlast. Hieronder staat de samenwerking tussen DRO, GGD en GGA beschreven.. 16

GGD voert de centrale regie en draagt de kosten voor hieronder genoemde werkzaamheden Geeft medisch advies en registreert gezondheidsklachten. stelt een jaarverslag op registreert meldingen van stadsdelen en bewoners is opdrachtgever richting de aannemer en stuurt de aannemer aan stelt jaarlijks een monitoringprogramma op factureert de kosten voor het monitoringprogramma en de bestrijdingscampagne aan de stadsdelen via het GGA organiseert jaarlijks een bijeenkomst over de EPR DRO ontvangt van GGA en GGD cijfers over locaties van eiken, besmette bomen houdt een database bij ( op de kaart ) die toegankelijk is voor de stadsdelen (en bewoners?) draagt de kosten voor de registratie van de monitoringgegevens GGA draagt de kosten voor het monitoren en de bestrijding en belast de kosten voor bestrijding door aan de betreffende stadsdelen, de haven en het Amsterdamse bos. organiseert een stadsbrede aanbesteding voor preventie en bestrijding Stadsdelen controleren locaties: een quickscan, conform de gemeenschappelijke afspraak geven locaties door aan GGD verzoeken via de GGD om de bestrijding Ambtelijke/bestuurlijke overlegstructuur In Amsterdam zijn er sinds de decentralisatie meerdere overlegplatformen ontstaan. Bij een aantal daarvan is het onderwerp overlast door de EPR van toepassing. De belangrijke platformen en informatiekanalen zijn: Groenoverleg Gemeente Amsterdam (GGA) o Boombeheerders Sectorhoofdenoverleg stadsdeelwerken (SHO Sdw) Portefeuillehouderoverleg Leefomgeving (PHO Leefomgeving) Overleg tussen diensten en wethouder College van burgemeester en wethouder Het GGA zal zorgen voor afstemming met het Amsterdamse bos, omdat dat deze partij nog buiten de overlegstructuur valt van de GGA Verantwoordelijkheden voor het stadsdelen De stadsdelen zijn als boomeigenaar verantwoordelijk voor de acties die met betrekking tot de boom nodig zijn voor het beheersen van de rupsenoverlast. Dit zijn alle reactieve en preventieve acties en de monitoring. Daarnaast dienen de boombeheerders en andere medewerkers van het stadsdeel beschikbaar te zijn om ter plekke te assisteren bij overlastsituaties. Het stadsdeel draagt ook zorg voor de verspreiding van communicatiemiddelen in het overlastgebied. Het stadsdeel is verantwoordelijk voor het goed voorlichten van de groenmedewerkers in het kader van de Arbo-wet. Het is raadzaam om in het voorjaar een bijeenkomst te houden waarbij de medewerkers worden voorgelicht. Dit is een actiepunt voor de verantwoordelijke ARBOcoördinator. 17

3.4 Overleg met buurgemeenten en andere gebiedbeheerders binnen de gemeente Amsterdam Omdat de bezitters van de met rupsen bevolkte bomen verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van de overlast, is het in een gemeente van belang om eerst goed te inventariseren wie de eigenaren van de bomen zijn, om vervolgens met hen in overleg te gaan. De kaart van Amsterdam en directe omgeving bekijkend zijn dat de buurgemeenten: Provincie Noord Holland Diemen* Weesp Muiden Ouder Amstel* Amstelveen* Haarlemmermeer Haarlemmerliede Zaanstad Oostzaan Landsmeer Waterland Provincie Utrecht Abcoude 18

* De buurgemeenten Diemen, Ouder Amstel en Amstelveen zijn sinds 5 augustus 2009 betrokken bij het overleg van het GGA. Uitkomst van het overleg is dat deze gemeenten zich aansluiten bij het monitoringsproject. Vooralsnog zijn er in 2009 nog geen meldingen over de EPR in deze gemeenten, die vallen onder het werkgebied van de GGD Amsterdam. Buitengemeentelijke landbezitters Rijkswaterstaat Prorail Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschapbeheer Noord-Holland Provincie Noord-Holland Waterschap (Amsterdam, Gooi- en Vechtstreek?) Deze organisaties beheren grond en hebben een eigen beleid voor het bestrijden van de EPR. Particuliere eigenaren Eigenaren groot erf (boerderijen, grote bedrijventerreinen) Eigenaren klein erf (woonhuizen) Woningbouwcorporaties Volkstuincomplexen Particuliere begraafplaatsen In Brabant verschilt het per gemeente of men ook de bestrijding bij particulieren verzorgt. Rupsen op eiken die op particuliere grond staan kunnen ook overlast geven voor het openbare terrein. Het advies is om dit, bij het beperkt voorkomen van deze situaties, mee te nemen in de gemeentelijke bestrijding. 19

3.5 Ervaringen in gemeenten in het zuiden van Nederland In Limburg en Brabant is de overlast van EPR al sinds 1996 aan de orde. Iedere gemeente heeft daarin zijn eigen bestrijdingsbeleid en de GGD Brabant en Zeeland geeft adviezen voor gemeenten en verzorgt de inhoud voor informatievoorziening naar burgers. Per gemeente is de uitvoering echter verschillend, afhankelijk van de grootte van de gemeente, het aantal eiken en de mate van overlast. De gemeente Helmond is een gemeente met een uitgebreid programma. Monitoring en een centraal GIS-systeem zijn hierbij een centraal middel. Daarnaast voeren gemeenten nu vaak preventieve behandelingen uit met bascillus thuringiensis. Deze behandeling heeft volgens de GGD Brabant en Zeeland geresulteerd in het relatief lage aantal meldingen van klachten in 2009, dit ondanks het voor de EPR zeer geschikte weer van dat jaar. De landelijke expertgoep, waarin Alterra, bureau Milieu en Veiligheid GGD Brabant en Zeeland, de Plantenziektekundige dienst en de universiteit Wageningen deelnemen, heeft in de loop der tijd veel kennis gebundeld in rapporten en vertaald in de leidraden voor beheerders (PD/LNV leidraad en leidraad voor GGD), zie bijlage achtergrondinformatie voor de titels. Ook de ervaringen die actueel nog worden opgedaan in het zuiden van Nederland vormen nuttige input voor de planvorming in Amsterdam. Periodiek overleg met GGD Brabant en Zeeland en de verantwoordelijke beheerders in de gemeenten in zuidelijk Nederland zal hiervoor nodig zijn. 3.6 Regionale en landelijke uniformiteit in beheer en monitoring Vanwege het uitvliegen van de eikenprocessievlinder is de beheersing van de overlast een gemeentegrensoverschrijdend project. Aangezien de verantwoordelijkheid op de gemeente rust, kunnen er per gemeente verschillen in uitvoer en beleid zijn. Voor de toekomst is het van belang dat de verschillen hierin per gemeente niet groot zijn. Als een buurgemeente geen beheer voert op de EPR en vlinders, dan heeft dit invloed op de intensiteit in de omliggende gemeenten. Amsterdam is van mening dat overkoepelende partijen (provincie/rijk) voor het waarborgen van continuïteit een rol moeten spelen. Vooral het verzamelen van gegevens en begeleiding bij de monitoring zijn onderdelen die centrale coördinatie nodig hebben. De provincie is ook boombezitter van bomen naast provinciale wegen. Wanneer een gemeente binnen de provincie weinig beleid voert voor beheersing van haardgebieden, dan kan dit gebied voor een aangrenzende gemeente een continue besmettingsbron vormen. Het is niet duidelijke wie bij het voorkomen van deze verschillen een coördinerende rol heeft. De overkoepelende patijen zijn: Rijksoverheid Provincie Vereniging Nederlandse Gemeenten Ondersteunende dienst: Plantenziektekundige Dienst, onderdeel van het ministerie van LNV Beslispunt (zie hoofdstuk 7 voor overzicht): Hogere overheden wijzen op risico s en adviseren actie te ondernemen (4) 20

4 Beheersplan in Amsterdam 4.1 Beheersdoelstelling en beslisschema voor bestrijding Dit plan van aanpak geeft aan hoe de bestrijding van de EPR in Amsterdam wordt vormgegeven, hierbij geldt de volgende doelstelling: Beheersdoelstelling Met behulp van vroegtijdige signalering overlastsituaties herkennen en beperken. Verspreiding van de vlinder is niet tegen te houden, sterke beperking met name door controle op ontwikkelingslocaties voor de rups is goed mogelijk. Bij het beperken van de overlast wordt de leidraad Beheersing EPR van LNV aangehouden. De onderstaande beslisboom geeft de structuur aan waarmee overlast bestreden wordt. In de meest gevallen zijn er in Amsterdam veel mensen aanwezig, en zal er vaak weggezogen worden. Beslispunt (zie hoofdstuk 7 voor overzicht): Tot welk acceptatieniveau wordt er bestreden? (11) Wat is de reactietermijn? (12) 21

4.2 Rolverdeling bij beheersing EPR Het is van belang dat meldingen centraal verlopen en er een beeld is van de overlast in geheel Amsterdam. Hiermee wordt ook voorkomen dat er verschillende en mogelijk verkeerde manieren van bestrijden plaatsvinden. In 2009 is het systeem DIGIdis gebruikt voor de monitoring. De GGD als ook de stadsdelen zelf kunnen hier meldingen op invoeren. Deze meldingen zullen dan door een externe inspecteur worden beoordeeld en geregistreerd, waarmee de uitvoerende bestrijder de geïnspecteerde meldingen kan afgaan. Via het GGA zijn er uitvoerders aangesteld voor de volgende werkzaamheden: Monitoring en inspectie van bomen Wegzuigen van rupsen Preventieve behandelingen met bacteriepreparaat De stadsdelen zorgen voor communicatiemiddelen ter plekke en assistentie bij de uitvoering. Beslispunt (zie hoofdstuk 7 voor overzicht): Gebruik van een digitaal registratiesysteem (7, 8) Aanstellen van GGD als centraal meldpunt (1) Bestrijding door één extern aantoonbaar deskundig bedrijf, niet dezelfde als de uitvoerder van de monitoring en inspecties (10) 4.3 Beperken van acute overlast Naar verwachting worden de komende jaren eiken aangetroffen met grote aantallen rupsen. Deze rupsen zullen dan op een goede en verantwoorde manier moeten worden verwijderd. In Amsterdam is afgesproken de acute overlastbestrijding uit te besteden aan professionals met ervaring. Het stadsdeel regelt dan de bestrijding via een opdracht per fax aan de GGD, voor afspraken met een bedrijf dat is gespecialiseerd in het bestrijden van de EPR. Boombeheerders bestrijden nooit zelf! De factuur zal worden verzonden naar het GGA die dit verdeeld onder de stadsdelen. Voor de keuze van bedrijven zullen elk jaar de kosten en uren worden geëvalueerd en als informatie dienen voor aanbestedingen voor volgend jaar. Belangrijkste punten: Nooit zelf EPR verwijderen! Raadpleeg als boombeheerder bij werkzaamheden nabij rupsenoverlast de ARBO-richtlijn voor persoonlijke bescherming. Raadpleeg de Arbomedewerker en het RI&E. Rupsrestanten moeten altijd opgevangen worden en op de juiste manier verwerkt worden. Dat gebeurt via het aangestelde bestrijdingsbedrijf. Zorg voor goede communicatie: GGD coördineert een eenduidige informatievoorziening voor de stadsdelen. Alle gegevens over de besmetting zijn belangrijk voor monitoring en maken het beheer voor volgende jaren makkelijker: informeer daarom altijd het monitoringsbedrijf en DRO. 22

Het volgende schema geeft de taakverdeling weer en opeenvolging in de tijd. 23

4.4 Bepaling risicoprofielen en prioriteiten en analyse van besmettingsdruk De plekken waar eiken in Amsterdam staan worden in meer of mindere mate bezocht door mensen. Dit bepaalt het risicoprofiel van de eiken (zie 2.3). De combinatie van de besmettingsdruk in het voorgaande jaar en de mate van overeenkomst met voorkeursomstandigheden bepaalt de prioriteit voor deze bomen voor een voorbehandeling en een intensieve inspectie in de maanden mei en juni op mogelijke aanwezigheid van rupsen. Waarnemingen en genomen maatregelen dienen te worden doorgegeven aan DRO voor de stedelijke monitoring. DRO zal hiervoor een format ontwikkelen, zodat alle informatie uniform wordt aangeleverd. Daarmee kan in de toekomst de kans op besmetting beter worden voorspeld. Net als voor de melding en registratie van de iepziekte is op de kaart hiervoor geschikt. 4.5 Publieksinformatie Informatie op plaaglocatie Wanneer er EPR in een boom wordt aangetroffen kan de boombezitter door plaatsing van hekken of palen een waarschuwingssignaal plaatsen, bij voorkeur voorzien van (geplastificeerde) posters, met een waarschuwing/verklarende tekst. Verwijzing naar distributiepunten (waar een publieksfolder beschikbaar moet zijn) is van nut om bewoners verdere achtergrondinformatie te geven. Vermeld op de site van het stadsdeel een nieuwsbericht met de locatie waar de rupsen zijn aangetroffen. Bij hevige aantasting stuurt het stadsdeel een persbericht uit naar de huis aan huisbladen, of laat het via huis aan huis-distributie de publieksfolder met begeleidende brief bezorgen. Bij lage overlast kan een aanduiding ter plekke voldoen. Middelen op locatie Afzettingshek Posters Publieksfolders Waar en wanneer? Bij grote plaagdruk en veel rupsen op de grond Aan het hek en bij de entree van een gebied of park Bij ingang van een park, bij hoge plaagdruk in mobiele distributiepunten of (na overleg daarmee) in een locale winkel Taakverdeling bij informatieverstrekking aan publiek Stadsdeel GGD Informatie ter plekke Levering digitale inhoud van informatie naar stadsdeel Communicatie website stadsdeel Publicatie van locatie op de website GGD Locale media Eventueel: een bewonersbrief Concept door GGD laten beoordelen 24

Beslispunt (zie hoofdstuk 7 voor overzicht): Publiek informeren over de risico s, beheer en plaagdruk (2) 4.5 Analyse en actuele gegevens voor communicatie De GGD en DRO dragen zorg voor de ontwikkeling van actuele achtergrondinformatie voor zowel de boombeheerders als het Amsterdamse publiek. De informatie voor beheerders zal het gehele jaar en voornamelijk door DRO worden gecoördineerd en informatie naar het publiek zal voornamelijk in de aanloop naar en tijdens de overlastperiode (april-augustus) via de GGD worden verzorgd. Gezondheidsinformatie voor boombeheerders in arbeidssituatie verloopt via de Arbodiensten waar de werkgevers bij aangesloten zijn, dit omdat arbeidsspecifieke situaties kunnen verschillen van publieke situaties en de afhandeling gevolgen kan hebben voor de werkinstructies voor boombeheerders. Boombeheerdersinformatie Publieksinformatie Gegevens over voorkeurslocatie van rupsen Verspreiding alle eiken Verspreiding alle vlinders en rupsen van voorgaande jaar Risicogebieden Actuele besmette bomen Gegevens over bezoek door publiek Informatie voor beheerders De informatie voor beheerders zal gericht zijn op de herkenning van besmetting. Daarnaast op het begrijpen van de voorkeurslocaties, mogelijke preventieve maatregelen en het behandelen van klachten in particuliere tuinen. De informatie voor beheerders zal via een intranetomgeving voor de beheerders via de site van DRO te raadplegen zijn. De resultaten van de monitoring van 2009 vormen een belangrijke bron. 25

Achtergrondinformatie voor publiek Dit zal informatie zijn over mogelijke uitingen van overlast en adviezen waar mensen op moeten letten bij het recreëren. Daarnaast zal informatie gegeven worden over situaties die zich kunnen voordoen in particuliere tuinen.. Belangrijke rapporten en onderzoeksverslagen: 2004 'De brandharen van de EPR (2004) Bureau MMK GGD'en Brabant/Zeeland 2005 EPR - rapport 'van een provinciaal naar een landelijk probleem?! ' (december 2005) Bureau MMK GGD Brabant en Zeeland. 2007 Het spuiten tegen de EPR gecontroleerd. Rapport VROM 2008 GGD-richtlijn medische milieukunde: de EPR en gezondheid 2008 Leidraad LNV Beheersing EPR 2009 Rapportage EPR Risicoanalyse en beheerplan. Kuppen boomverzorging 26

5 Monitoring 5.1 Monitoring en structureel beheer voor de lange termijn Om risicovolle situaties te vermijden en om te voorkomen dat zich haarden ontwikkelen is het uitvoeren van een monitoringprogramma essentieel. Monitoring heeft de volgende uitgangspunten: 1. 2. 3. 4. Waar in de stad staan eiken, waarbij ook de particuliere bomen zoveel mogelijk in beeld worden gebracht. Opsporen van nesten en voorkeurslocaties van de rupsen Routes en locaties waar zich veel mensen bevinden Samenstellen van een jaarlijks overzicht van aantallen vlinders In 2009 is een start gemaakt van de monitoring in Amsterdam. Dienst Ruimtelijke Ordening zal deze monitoring begeleiden. Uitkomsten die van belang zijn voor het publiek in Amsterdam zullen ook via de GGD naar buiten worden gebracht. Monitoringproject EPR Amsterdam In juni 2009 is in Amsterdam Zuidoost nabij de A9 een forse populatie van de EPR waargenomen. Omdat de plaag een forse intensiteit en omvang heeft is op een beperkt aantal locaties, verspreid over de stad, een monitoring uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat zich op 3 plaatsen EPR bevindt, tot op 7 km afstand. Om deze reden is na het Boombeheerdersoverleg op 7 juli 2009 en in opdracht van de GGD, de DRO en het GGA (namens alle stadsdelen) tot een monitoringproject besloten om de verspreiding en beheersing van de EPR in beeld te brengen. Monitoring vlinders Eind augustus 2009 zijn de rupsen verpopt en vliegen de eerste motvlinders uit. Om de vlucht van die vlinders in kaart te brengen en voor 2010 de verspreiding over de stad te kunnen inschatten zijn op diverse plaatsen feromoonvallen opgehangen (ruim 100). Feromoonvallen zijn voorzien van een sekslokstof die de mannetjesvlinders aantrekt. Aan de hand van de hoeveelheid gevangen vlinders is inzicht te krijgen in de oorsprong, richting, verspreiding en omvang van de plaag voor het komende jaar. De vallen zijn in juli in ieder stadsdeel bovenin eiken opgehangen, verspreid over de hele stad. Deze vallen werden om de 2 weken leeggemaakt, waarna de vangsten worden geanalyseerd. De feromoonvallen zijn half september weer verwijderd. Monitoring (pop)nesten De eikenprocessievlinder heeft specifieke voorkeurslocaties om te koloniseren. In ieder stadsdeel is begin september op een aantal van deze specifieke voorkeurslocaties een inventarisatie van aanwezige (pop)nesten uitgevoerd, om de huidige aantasting te lokaliseren en daarmee een inschatting te maken van de omvang van de plaag. Beleid Aan de hand van de monitoring en inventarisatie is een advies opgesteld als basis voor het komende beleid. Op deze wijze is een aanzet gegeven om in 2010 de bestrijding en beheersing van de EPR in Amsterdam op uniforme wijze uit te voeren. Uitvoering De monitoring en het advies zijn opgesteld door Kuppen Boomverzorging BV. Dit bedrijf is gevestigd in Noord-Brabant en heeft een unieke expertise ontwikkeld die landelijk wordt nagevolgd. Vooralsnog is dit bedrijf het enige dat deze methode beschikbaar heeft. Conclusie van monitoringproject 2009 27

Monitoring en bestrijding met gebruik van Digidis Door het gebruik van Digidis kan in het veld informatie gekoppeld worden aan de meldingen. Hierbij kan voor elke eik het risicoprofiel bepaald worden, de plaagdruk, de bestrijdingsmethode, kenmerken van het nest, etc. Daarnaast kan de monitoring van de feromoonvallen ook geregistreerd worden. Deze informatie kan worden geëxporteerd naar de database van DRO ( op de kaart ) voor het maken van informatieve kaarten. Deze kaarten en informatie zijn dan een aanvulling op de staat van de Amsterdamse bomen, waarbij de interactie met beheer en publiek in de loop der tijd gevolgd kan worden. 5.2 Preventieve behandeling met bascillus thuringiensis (Bt) Selectiefase voorbehandeling bomen In april/mei kunnen eiken worden behandeld met Bt. De selectie van de eiken die hiervoor in aanmerking komen gebeurt aan de hand van de volgende criteria: Besmetting in het vorige jaar Vangst in feromoonvallen Hoog overlast verwachting vanwege publieksbezoek Geen gevaar voor andere vlindersoorten Geen overlast op het moment van de behandeling zelf voor passerend publiek of omwonenden. Dit zal moeten worden gecommuniceerd met een bewonersbrief (ervaring in Brabant) 28

Rodelijstsoorten in Amsterdam Uit de gegevens van DRO blijkt dat er twee vlindersoorten van de rode lijst in Amsterdam voorkomen. De eikenpage is hiervan de enige die op eiken zijn eitjes legt. Verspreiding van deze soort zal door DRO gevolgd worden en van belang zijn voor de ecologische toets bij het gebruik van Bt. Beslispunten zie hoofdstuk 7: Door extern aantoonbaar deskundig bedrijf wekelijks inspecties laten uitvoeren (10) Onderzoek feromoonvallen uitvoeren (13) 29

6 Budget Het budget wordt begroot met de volgende onderdelen Structurele kosten ten laste van de centrale stad Kosten coördinatie(0,45 fte), rapportage en databasebeheer(0,2 fte) en materiële kosten Uitvoering door GGD samen met DRO Kosten beheersmaatregelen ten lasten van GGA/stadsdelen Extern advies voor ARBO-ondersteuning: Aanmaken van onderhoudsbestekken Licentie datasysteem DIGIdis Monitoring: Feromoonvallen Inspectie van eiken Voorbehandeling met bascillus thuringiensis a.d.h.v. resultaten monitoring 2009 Wegzuigacties (afhankelijk van plaagdruk) Opstellen gebiedsafhankelijke risicoanalyse 2011 Totaal ten laste van GGA/Stadsdelen, Haven en Amsterdamse Bos: (minimaal, afhankelijk van plaagdruk 2011) Aanbesteding en verdeling over de stad GGA zal, afhankelijk van de hoogte van het bedrag, aanbestedingen uitvoeren. Vooralsnog zullen de kosten voor 2010 dat nog niet vereisen. Daarnaast draagt de GGA zorg voor de verdeling over de stadsdelen, haven en Amsterdamse bos met een verdeelsleutel die onderling is overeengekomen. 30

7 Beslispunten EPR beheersing 2010 gemeente Amsterdam Dit plan van aanpak adviseert om de volgende punten als pakket te beslissen 1. Centraal informatiepunt en contactpersoon instellen voor hele gemeente Amsterdam 2. Publiek uniform informeren over risico s, beheer en plaagdruk via internet, lokale kranten, publieksfolders voor uitvoerenden en eigen diensten. 3. Particulieren en bedrijven bestrijden EPR op kosten van de stadsdelen. 4. Hogere overheden wijzen op risico s en adviseren actie te ondernemen. 5. Onderhoudsbestekken aanpassen - in V&G-plan risico s opnemen - verplichting tot melding bij constatering eipakket monitoring bij snoei. 6. Voorlichting/toolbox organiseren voor eigen medewerkers georganiseerd vanuit de Arbocoordinatoren. 7. Centraal digitaal registratiesysteem invoeren. 8. Meldingen plaatsen in digitaal systeem door stadsdelen. 9. Door extern aantoonbaar deskundig bedrijf binnen 5 dagen inspecties laten uitvoeren op basis van meldingen en risicogebieden. Er volgt hierna een nacontrole binnen een maand. 10. Bestrijding door 1 extern en aantoonbaar deskundig bedrijf laten uitvoeren. 11. Tot welk acceptatieniveau bestrijden: streven naar 100 % ( risicoprofiel 1, 2 en 3) 12. Reactietermijnen vaststellen: urgent, binnen 24 uur van toepassing op profiel 1 en 2 standaard, binnen 3 werkdagen van toepassing op profiel 1 en 2 laag, na 3 dagen binnen 2 weken van toepassing op profiel 2 en 3 13. Feromoonvallen: onderzoek uitvoeren. 14. Risico-analyse en beheerplan voor 2011 laten opstellen. 31

8 Beheerskalender 2010 32