CULTUUREDUCATIE IN HET PRIMAIR ONDERWIJS STAND VAN ZAKEN RAPPORTAGE IN OPDRACHT VAN DE INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS



Vergelijkbare documenten
Maakt de ICC-er verschil?

Cultuureducatie in het basisonderwijs

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving

Alvast hartelijk dank voor het invullen! De teams van Kunststation C, IVAK de Cultuurfabriek, Cultuur Educatie Stad en Museumhuis Groningen

KWALITEITSCRITERIA FONDS CULTUUREDUCATIE ZWOLLE

beleidsplan cultuureducatie o.b.s. De Zoeker Kerndoelen cultuureducatie voor het basisonderwijs

Kleine Gartmanplantsoen RP Amsterdam T info@mocca-amsterdam.nl Stappenplan cultuureducatiebeleid

Schoolbeleidsplan Cultuureducatie

Monitor Kek! Kultueredukaasje mei Kwaliteit Eerste meting, 2013

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving Paper Onderwijsresearchdagen 2016 Rotterdam

CKV Festival CKV festival 2012

Cultuurbeleidsplan

KUNST- EN CULTUUREDUCATIE VOOR HET ONDERWIJS IN OOSTSTELLINGWERF

Cultuureducatie, geen vak apart

Teamtrainingen & ouderavond

KEK DE FRIESE MEREN: VINDBAARHEID EN VERBONDENHEID

Over doorgaande leerlijnen en talentontwikkeling binnen kunst en cultuur Bureau BABEL, 's-hertogenbosch

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs

Basispakket Kunst- en Cultuureducatie Amsterdam. Resultaten tussenmeting Mocca monitor 2015

M CCA EXPERTISENETWERK CULTUUREDUCATIE

CULTUUREDUCATIE BOVEN

Beweging die nu te zien is m.b.t. cultuureducatie binnen het primair onderwijs

Oktober 2016 Bureau ART Peter van der Zant

Basispakket Kunst- en Cultuureducatie

1. Samenvatting Doel van het onderzoek Methode Plannen van de scholen

Cultuur op school; een hele kunst

Cultuuronderwijs in school

Samenvatting Onderzoeksrapport 2014

Veel gestelde vragen aanvragen Cultuureducatie met Kwaliteit

Kunstgebouw Beleidsplan

Algemene voorwaarden cultuurcoördinator

Docentenvragenlijst. Jongeren en Cultuur

Het beleidsplan cultuureducatie

Beleidsplan OBS de Rietschoof

Teamtrainingen & ouderavond

Kunstgebouw Beleidsplan

Landelijke monitor Cultuureducatie 2018/2019

Cultuureducatie in Groningen: nu en in de toekomst

DEMOCRATISCHE SCHOOL UTRECHT VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Monitor cultuureducatie Overijssel 2011 voortgezet onderwijs

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Format aanvragen subsidieregeling cultuureducatie cultuur voor ieder kind

Inventarisatieformulier basisonderwijs in West- Friesland

Brabantse aanpak Cultuureducatie met Kwaliteit

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE PC BASISSCHOOL DE REGENBOOG

Aanbod Kunst- en Cultuureducatie voor de basisscholen in De Lier

Monitor Cultuuronderwijs in het primair onderwijs en programma Cultuureducatie met kwaliteit (Peiling 2015/16)

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Ook voor de basisschool zijn nieuwe er kerndoelen gemaakt die duidelijk aansluiten bij de kerndoelen van de onderbouw VO.

DE AARDESCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Samenvatting en conclusies

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP CHRISTELIJKE BASISSCHOOL DE POORT

Vijfde monitor cultuureducatie Noord- Brabant

Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs Projectgroep Combifuncties Onderwijs

ICT in het basis- en voortgezet onderwijs. Schooljaar

Achtergrondinformatie subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2019

Stappenplan brede school en cultuureducatie

Motivatie voor invulling onderwijs m.b.t. kerndoelen kunstzinnige oriëntatie een onderzoek onder leerkrachten, directeuren en coördinatoren

Het verschil maken Rapportage over de ontwikkeling van het cultuuronderwijs in de scholen voor primair onderwijs in Den Haag in de periode

Samenvatting en conclusies

Vmbo. Wat je als professional moet weten over kunst en cultuur in het vmbo.

Subsidie CemK aanvragen: scenario s en format

Plaats BRIN-nummer Onderzoeksnummer Datum schoolbezoek Rapport vastgesteld te Utrecht op

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL ALBERT SCHWEITZER

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP RKBS ANNE FRANK

adres bovenbouwdocent: adres onderbouwdocent:

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ

Achtergrondinformatie subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2018

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL DE KRULLEVAAR. : basisschool De Krullevaar : 's-gravenhage BRIN-nummer : 13TA Onderzoeksnummer : 94147

Convenant Cultuur en Primair Onderwijs Haarlem

Onderzoek naar. cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. Welke rol kan Mocca spelen bij cultuureducatie in het voortgezet onderwijs in Amsterdam?

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008

BIJLAGE 1: UITKOMST ONDERZOEK NEWSCHOOL.NU TE HARDERWIJK

De Blauwe Schuit Onderwijs, gemaakt als onderdeel van het project Cultuleren.

UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'PATER VAN DER GELD'

Cultuureducatiebeleid. in Purmerend

Monitor cultuuronderwijs in het primair onderwijs & programma Cultuureducatie met kwaliteit ( )

Uitkomsten kwaliteitsonderzoek pilot toezicht Godelindeschool Hilversum

De Cultuur Loper vier jaar in beweging Samenvatting eindevaluatie

Doorlopende leerlijnen (groep 1-8) voor kunst- en erfgoededucatie binnen de basisschool, inclusief teamcursus!

EEN STAP VERDER. Een onderzoek naar het flankerend beleid bij de Regeling Versterking Cultuureducatie in Rotterdam

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE R.K. BASISSCHOOL KLAVERTJE VIER

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas

RAADSINFORMATIEBRIEF. TITEL Implementatie Cultuureducatie met Kwaliteit (schooljaar )

Schoolondersteuningsprofiel. 17IQ00 School voor Speciaal Basisonderwijs De Verrekijker

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE O.B.S. DE VRIJHEID, LOCATIE 1

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL HERVORMDE SCHOOL

ICT IN HET BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2007/2008 TECHNISCH RAPPORT

Verslag Netwerkbijeenkomst Kunstvakdocenten

logoocw Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 24 februari 2005 DK/CS/2005/6720

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK PCBS "LOYSDER HOEK"

Zicht op... cultuureducatie in de nieuwe onderbouw. achtergronden, literatuur, lesmethoden, projecten en websites

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE OPENBARE BASISSCHOOL NOORDHOVE

1 Feiten en cijfers. 100% Beeldend 95 % Muziek 75 % Dans/drama

Ontwikkelvragen scholen SPOLT schooljaar

Aan de ouders/verzorgers van Kiem onderwijs en opvang. Uden, juni Geachte ouders/verzorgers,

Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo

Transcriptie:

CULTUUREDUCATIE IN HET PRIMAIR ONDERWIJS STAND VAN ZAKEN RAPPORTAGE IN OPDRACHT VAN DE INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS Utrecht, mei 2008

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 5 1.1 Onderzoeksvragen 5 1.2 Opzet en uitvoering 7 2 RESULTATEN MONITOR VERSTERKING CULTUUREDUCATIE 11 2.1 Onderwijsvisie 11 2.2 Leerstofaanbod 22 2.3 Onderwijstijd 32 3 RESULTATEN INTERVIEWS 37 3.1 Samenhang onderwijskundige visie en visie op cultuureducatie 37 3.2 Activiteitenaanbod voor cultuureducatie 42 3.3 Gebruik methoden en materialen 44 3.4 Beoordeling inzet en prestaties leerlingen 46 3.5 Conclusies uit de interviews 47 4 CONCLUSIES 51 4.1 Onderwijsvisie 51 4.2 Leerstofaanbod 52 4.3 Onderwijstijd 53 4.4 Toekomst van cultuureducatie 53 BIJLAGE(N) I Respons 56 II Vragenlijst regeling versterking cultuureducatie 59 III Vragenlijst telefonische internviews 70 Colofon 71

1 INLEIDING In opdracht van de Inspectie heeft Sardes onderzoek verricht naar de stand van zaken op het gebied van cultuureducatie in het primair onderwijs. Het onderzoek is inventariserend van aard en levert informatie op basis waarvan de Inspectie een themarapportage en een bijdrage aan het Onderwijsverslag 2007-2008 kan opstellen. Het Projectplan Cultuureducatie in het Primair Onderwijs, dat in september 2007 is opgesteld door de Inspectie, vormt de achtergrond van het onderzoek. Cultuur- en erfgoededucatie in het primair onderwijs hebben tot doel om leerlingen in een doorlopende leerlijn kennis te laten opdoen over en met cultuur (kunst, cultuur en cultureel erfgoed) en een gevarieerd en breed programma van culturele activiteiten aan te bieden. In de kerndoelen voor het primair onderwijs staat het als volgt omschreven: 1. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en ermee te communiceren. 2. De leerlingen leren op eigen werk en op dat van anderen te reflecteren. 3. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. In het kader van het project Cultuur en School reserveerde het ministerie van OCW vanaf 2004 extra middelen voor de versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs. Scholen voor primair onderwijs krijgen de kans een visie op cultuureducatie te ontwikkelen en deze te vertalen in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten. Ook is het de bedoeling om het beleidsvoerend vermogen van basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs op het gebied van cultuureducatie te versterken, structurele samenwerking van scholen met gemeenten en provincies te stimuleren en de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen te versterken. Scholen ontvangen in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs 10,90 per leerling per jaar voor cultuur- en erfgoededucatie. Dit geeft scholen in het primair onderwijs de mogelijkheid extra activiteiten te ontwikkelen op het gebied van cultuur- en erfgoededucatie. Om vast te stellen of de doelen van de regeling worden behaald, laat het ministerie een monitoronderzoek uitvoeren dat de voortgang en resultaten van het project in kaart brengt. De derde en laatste meting in de reeks over het jaar 2006/2007 vond plaats in het najaar van 2007 en verliep in nauwe afstemming met het onderhavige onderzoek voor de Inspectie. 1.1 Onderzoeksvragen De Inspectie heeft drie hoofdvragen geformuleerd waarop dit onderzoek een antwoord moet geven. De hoofdvragen zijn: 1. Welke visie hebben scholen voor Primair Onderwijs op cultuureducatie? 2. Uit welke onderdelen bestaat het leerstofaanbod voor cultuureducatie? 5

3. Hoeveel onderwijstijd is daarvoor gereserveerd? Voor elk van deze hoofdvragen heeft de inspectie een aantal subvragen opgesteld. Ad. 1 Visie op cultuureducatie 1. Wat is de algemene onderwijsvisie van de school en hoe past cultuureducatie daarin? Is deze vastgelegd in het schoolplan? 2. Wat is de visie van de school op cultuureducatie? 3. Wordt er vakoverstijgend gewerkt? Heeft de school een speerpunt gekozen? Gaat het de school om een brede of juist verdiepende invulling van cultuureducatie? 4. Is er afgesproken wie de activiteiten op schoolniveau coördineert, bijvoorbeeld een werkgroep cultuureducatie? 5. Is er een Interne Cultuur Coördinator? 6. In welke mate is er aandacht voor competentieontwikkeling van leraren op het gebied van cultuureducatie? Ad. 2 Leerstofaanbod 1. Leren kinderen kennismaken met verschillende kunstvormen? In welke mate worden de kerndoelen aangeboden? 2. Welke lesmethoden, materialen en werkvormen worden gebruikt? Hoe gebruik je de methode? Is het een leidraad voor de lessen of is het gebruik facultatief? Welke materialen zijn er voor beeldende vorming, over welke muziekinstrumenten beschikt de school? Worden vakdocenten ingezet? Zo ja voor welke vakken? Cultuureducatie kan worden onderscheiden in termen van actief, receptief en reflectief. In welke mate is dit onderscheid in het aanbod terug te vinden? 3. Gebruikt de school kunstmenu s? Zo ja voor welke groepen? Welke betekenis hebben culturele instellingen voor cultuureducatie binnen de school? Op welke wijze zijn professionele kunsten en/of amateurkunst betrokken bij de school? Wordt er gebruik gemaakt van kunstbemiddelaars? 4. Heeft de school gebruik gemaakt van het instrument dat door de SLO is ontwikkeld waarmee docententeams samen een visie op cultuureducatie uitwerken en een inhoudelijk programma maken, waarin alle kunstvakken zijn vertegenwoordigd? 5. Zijn er projecten, zijn deze vakoverstijgend; voor welke leerjaren zijn er projecten? 6. Neemt de school deel aan netwerken met andere scholen en/of culturele instellingen? 7. Hoe beoordeelt de school de inzet en prestaties van de leerlingen? Wordt er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van kunstdossiers, portfolio s? Worden leerlingen geïnterviewd over de resultaten? Ad. 3 Onderwijstijd 1. Hoeveel uren worden er besteed aan de kunstvakken en cultuur erfgoed? 2. Hoe is de verdeling van uren in de onderbouw, middenbouw en bovenbouw? 6

1.2 Opzet en uitvoering De antwoorden op bovenstaande vragen zijn op twee manieren verkregen: door middel van een kwantitatieve (survey) en een kwalitatieve (interviews) onderzoeksmethode. In het kwantitatieve deel is gebruik gemaakt van de informatie die reeds wordt verzameld in het kader van de Monitor Versterking Cultuureducatie 2006/2007. De vragen van de Inspectie kunnen aan de hand daarvan grotendeels beantwoord worden. Omdat niet alle vragen volledig kunnen worden beantwoord, is aanvullend kwalitatief onderzoek uitgevoerd door middel van telefonische interviews. We gaan eerst in op de inhoud van de monitor en het gebruik hiervan voor dit onderzoek. Vervolgens gaan we in op het aanvullende, kwalitatieve deel van het onderzoek. Kwantitatief: monitor Versterking Cultuureducatie primair onderwijs Met de Monitor Versterking Cultuureducatie worden gegevens verzameld bij scholen die subsidie ontvangen in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie. De enquêtevragen van deze monitor zijn grotendeels ontleend aan de subsidievoorwaarden van de regeling. Er wordt gevraagd naar visie, beleidsontwikkeling, samenwerkingsverbanden, onderwijstijd, vakoverstijgend werken et cetera. In het kader van het onderzoek voor de Inspectie is de monitor bovendien aangevuld met twee extra vragen die relevant zijn voor het onderzoek voor de Inspectie 1. Deze vragen zijn: Heeft de school een werkgroep cultuureducatie? Gebruikt de school het CultuurKompas van de SLO? Onderzoeksgroep Er zijn twee steekproeven getrokken. De eerste steekproef is getrokken uit het eerste cohort scholen, dat sinds het schooljaar 2004/2005 gebruik maakt van de regeling; de tweede steekproef uit het derde cohort, dat subsidie ontvang sinds het schooljaar 2006/2007. Het eerste cohort bestaat uit 712 scholen, iets minder dan 10 procent van alle scholen voor primair onderwijs. Vanaf het schooljaar 2005/2006 is daar 30 procent van de scholen voor primair onderwijs aan toegevoegd en vanaf schooljaar 2006/2007 nog eens 40 procent. De overige 20 procent hebben nog geen subsidie aangevraagd. Zij krijgen de 10,90 per leerlingen vanaf het schooljaar 2008/2009, als de middelen worden opgenomen in de lumpsum financiering. De scholen uit het eerste cohort kunnen beschouwd worden als voorhoedescholen ; het derde cohort beschouwen we als gemiddelde scholen. Ze nemen een tussenpositie in ten opzichte van de 40% van de scholen die al eerder subsidie hebben ontvangen en de 20% scholen die nog geen subsidie hebben ontvangen. Respons enquête Het survey is verstuurd aan 400 scholen uit het eerste cohort (gestart in 2004/2005) en 400 uit het derde cohort (gestart in 2006/2007). Door verschillende oorzaken, waaronder gewijzigde postadressen van scholen, zijn niet al deze scholen bereikt. Van de scholen uit cohort 1 zijn 1 De vragenlijst van de monitor is te vinden in bijlage II 7

er 385 bereikt; 225 daarvan hebben de vragenlijst ingevuld. Dit is een respons van 58%. Van de scholen uit cohort 3 zijn er 376 scholen bereikt. Er zijn 218 bruikbare ingevulde vragenlijsten ontvangen. Ook hier is de respons 58%. We hebben gecontroleerd of de responsgroep representatief is wat betreft geografische spreiding (verdeling over de provincies), graad van verstedelijking (stad/platteland) en denominatie. Dit bleek het geval te zijn. We gaan er daarom van uit dat de groep respondenten representatief is voor de scholen uit het eerste en het derde cohort. Functie respondent Van ruim de helft van de scholen uit het eerste cohort (55%) heeft de directeur de vragenlijst ingevuld. Van 17% van de scholen heeft de cultuurcoördinator de lijst ingevuld en van 9% de adjunct-directeur. Bij de overige scholen (20%) is de vragenlijst door iemand anders ingevuld of is de directeur tevens de cultuurcoördinator. Als we kijken naar de functies van respondenten uit het derde cohort, levert dat ongeveer hetzelfde beeld op. Van ruim de helft (54%) van de scholen uit de responsgroep heeft de directeur de vragenlijst ingevuld. Bij 14% van de scholen heeft de cultuurcoördinator de lijst ingevuld en van 11% de adjunctdirecteur. Bij de overige scholen (21%) is de vragenlijst door iemand anders ingevuld of is de directeur tevens de cultuurcoördinator. Kwalitatief: telefonische interviews Er is aanvullend kwalitatief onderzoek gedaan om antwoord te krijgen op de volgende deelvragen: 1. Cultuureducatie en algemene onderwijsvisie van de school 1a. Heeft uw school een langetermijnvisie op hoe de school zich wil ontwikkelen en hoe past cultuureducatie daarin? (onderwijskundig profiel; denominatie) 1b. Is deze visie op cultuureducatie vastgelegd in het schoolplan? 1c. Wat was voor uw school het motief om aandacht te besteden aan cultuureducatie? 2. Invulling cultuureducatie 2a. Heeft uw school gekozen voor een brede (laten kennismaken met, 'ruiken aan) en/of verdiepende (keuze voor bepaalde vakken, thema's) invulling van cultuureducatie? 2b. Welke thema's of onderwerpen staan centraal bij cultuureducatie? 3. Gebruik methoden/materialen 3a. Hoe zet uw school de methoden/materialen voor Kunstzinnige vorming in: als leidraad of facultatief? Verschilt dit naar vakgebied: muziek, beeldende vorming, dans, enzovoort? 3b. Heeft uw school (tussen)doelen en leerlijnen in kaart gebracht voor Kunstzinnige vorming? 4. Beoordeling inzet en prestaties van leerlingen 4a. Hoe beoordeelt uw school de inzet en prestaties van leerlingen? Gebeurt dit überhaupt en zo ja hoe? Wat zijn de overwegingen om wel/niet te beoordelen? Wat beoordeel je dan: kennis en vaardigheid of expressiviteit? 8

Het aanvullende onderzoek bestond uit telefonische interviews onder scholen die meedoen aan de Regeling Versterking Cultuureducatie van het ministerie. Daarmee werd een beeld verkregen van de diversiteit van de onderwijspraktijk. In totaal zijn er 30 telefonische interviews uitgevoerd van gemiddeld 15 minuten per interview. De scholen zijn geselecteerd op basis van de informatie uit de eerste twee metingen van de monitor Versterking Cultuureducatie. Bij de selectie is gekozen voor 15 actieve scholen en 15 gemiddelde scholen. Daarbij is gekeken naar: het scenario waarin de school zichzelf plaatst (bij voorkeur scenario 3); de mate van samenwerking en netwerkvorming met andere partijen; en het al dan niet hebben van een (vastgelegde) langetermijnvisie op cultuur. Van beide groepen zijn zowel stads- als plattelandsscholen geselecteerd, van verschillende denominaties (openbaar, p.c., r.k. en overige denominaties). Gesproken is met degene die inhoudelijk verantwoordelijk is voor cultuureducatie. Dat was altijd de cultuurcoördinator of de directeur. Niet altijd bleek het eigen oordeel van de school in de vragenlijst overeen te komen met het beeld dat in de interviews naar voren komt. Het komt nogal eens voor dat een school zichzelf als scenario 3 school ziet, terwijl dit niet uit het telefonische interview duidelijk wordt. Dat blijkt dan bijvoorbeeld uit het ontbreken van een passage over cultuureducatie in het schoolplan, het ontbreken van een meerjarig cultuurbeleidsplan en het ontbreken van structurele samenwerkingsrelaties met culturele instellingen. Omdat we dit van tevoren verwachtten, zijn er meer scholen met scenario 3 geselecteerd dan 15, zodat we voldoende voorlopers in de onderzoeksgroep zouden hebben. De interviews zijn gehouden aan de hand van een gestructureerde vragenlijst, bestaande uit de bovenstaande vragen. Nadat ongeveer vijf interviews hadden plaatsgevonden, is de lijst enigszins uitgebreid. Zo is gevraagd naar de aanwezigheid van vakkrachten voor de kunstvakken, is doorgevraagd over de kunstmenu s (in hoeverre past de school het aan aan de eigen wensen), is stilgestaan bij de taken van de cultuurcoördinator en is tenslotte gevraagd naar een inschatting van de toekomst van cultuureducatie op de school als de geoormerkte subsidie wegvalt. 9

10

2 RESULTATEN MONITOR VERSTERKING CULTUUREDUCATIE In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van de enquête die is uitgevoerd in het kader van de monitor Versterking cultuureducatie in het primair onderwijs. Bij de bespreking van de resultaten maken we steeds onderscheid tussen de voorhoedescholen die als eerste subsidie hebben aangevraagd in het kader van de regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs en de gemiddelde scholen, die sinds augustus 2006 subsidie ontvangen. Voor zover er significante verschillen zijn tussen scholen uit stedelijke gemeenten en plattelandsgemeenten, worden deze vermeld. Hetzelfde geldt voor verschillen tussen scholen van verschillende denominaties. 2.1 Onderwijsvisie In de enquête zijn vragen gesteld over de onderwijsvisie van de scholen. Er is zowel gevraagd naar de algemene onderwijsvisie als naar de visie op cultuureducatie. Vervolgens komen cultuurbeleid, vakoverstijgend werken, doorgaande lijn en de coördinatie van cultuureducatie aan de orde. Onderwijsvernieuwing Bij de nulmeting van de monitor Versterking cultuureducatie werd vastgesteld dat de traditionele vernieuwingsscholen (Dalton, Jenaplan, Montessori, Freinet) actiever waren op het gebied van cultuureducatie dan andere scholen. Daarom is ook bij de volgende metingen gevraagd of de school a) behoort tot de traditionele vernieuwingsscholen, b) op een andere manier bezig is met onderwijsvernieuwingen. Tweeëntwintig van de 225 voorhoedescholen (10%) zien zichzelf als traditionele vernieuwingsschool. Elf scholen (5%) zien zichzelf wel als vernieuwingsschool zonder dat zij tot een bepaalde richting behoren. Het gaat hierbij vooral om scholen die bezig zijn met ontwikkelings- of ervaringsgericht leren. Tabel 2.1a Vernieuwingsscholen eerste cohort Versterking cultuureducatie (N = 225) Aantal Percentage Traditionele vernieuwingsscholen Dalton 8 4% Jenaplan 8 4% Montessori 6 3% Andere vernieuwingsscholen Ontwikkelings- of ervaringsgericht leren (OGO/EGO) 7 3% Nieuwe leren (integratie leergebieden, meer verantwoordelijkheid bij leerlingen) 4 2% Anders/geen vernieuwingsschool 192 85% Onder de gemiddelde scholen uit het derde cohort van de regeling Versterking cultuureducatie zijn er dertien traditionele vernieuwingsscholen (6%), iets 11

minder dan in het eerste cohort. Zestien scholen zien zich als vernieuwingsschool zonder dat zij tot een bepaalde stroming behoren (7%). Tabel 2.1b Vernieuwingsscholen derde cohort Versterking cultuureducatie (N = 218) Aantal Percentage Traditionele vernieuwingsscholen Dalton 6 3% Jenaplan 4 2% Montessori 2 1% Vrije school 1 >1% Andere vernieuwingsscholen Ontwikkelings- of ervaringsgericht leren (OGO/EGO) 9 4% Nieuwe leren (integratie leergebieden, meer verantwoordelijkheid bij leerlingen) 7 3% Anders/geen vernieuwingsschool 189 87% Onderwijsvernieuwing is niet beperkt tot scholen die zichzelf rekenen tot een bepaalde richting. Op het overgrote deel van de scholen is men bezig met experimenten op het gebied van onderwijsvernieuwing. Over het algemeen zijn algemeen bijzondere scholen hierin wel iets actiever dan scholen van andere denominaties. De figuren 2.1.a en 2.1b geven een overzicht van de vernieuwingen waarnaar is gevraagd. Figuur 2.1a Initiatieven op het gebied van onderwijsvernieuwing, eerste cohort (in percentages) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 zelfstandig werken/leren adaptief onderw ijs cultuur op school leren met ICT nieuwe lesmethoden projectmatig werken niveaugroepen teamonderw ijs op maat 6 24 41 36 34 56 55 70 12

Figuur 2.1b Initiatieven op het gebied van onderwijsvernieuwing, derde cohort (in percentages) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 zelfstandig werken/leren adaptief onderw ijs cultuur op school leren met ICT nieuwe lesmethoden projectmatig werken niveaugroepen teamonderw ijs op maat 6 23 23 28 36 39 44 61 De voorhoedescholen zijn over het algemeen meer bezig met vernieuwing van het onderwijs dan de gemiddelde scholen. Bij cultuur op school is het verschil het grootst, maar voor vrijwel elk van de onderwerpen waarnaar is gevraagd, geldt dat de voorhoedescholen actiever zijn dan de gemiddelde scholen. Binnen de zogenaamde brede scholen werkt het onderwijs samen met andere sectoren, waaronder de culturele sector. Daarom is ook gevraagd of scholen zichzelf als brede school zien. Dit geldt voor 19 procent van de voorhoedescholen en 16 procent van de gemiddelde scholen. Visie op cultuureducatie De Taakgroep Cultuureducatie in het Primair Onderwijs, ingesteld in januari 2003, heeft in het rapport Hard(t) voor Cultuur drie scenario s uitgewerkt, aan de hand waarvan scholen hun identiteit en ambities op het terrein van cultuureducatie kunnen bepalen. De drie scenario s kennen een opklimmend niveau van ambitie, maar zijn nadrukkelijk niet bedoeld om een hiërarchische ordening aan te brengen. Cultuurnetwerk Nederland heeft hieraan een nulscenario toegevoegd met de naam alle begin is moeilijk. Hieronder geven we de gecomprimeerde versie van de karakteristieken van de basisschool die Cultuurnetwerk Nederland gemaakt heeft. Scenario 0 Alle begin is moeilijk Scholen in scenario nul doen niets of nauwelijks iets aan cultuureducatie. Heel af en toe gaat de school met de leerlingen naar een cultuureducatieve activiteit, maar dit is gebaseerd op toevalligheid. Er komt bijvoorbeeld een aanbieding langs waarop de school ingaat. Dit vindt echter ad hoc en sporadisch plaats. Scenario 1 Komen & gaan Het is een komen en gaan in de basisschool. Groepen leerlingen gaan op stap, kunstenaars komen naar school, projecten gaan van start, nieuwe ideeën zijn 13

welkom, de schooldeur staat open. Buiten de school zijn diverse actoren actief om de school te stimuleren tot participatie, maar de school beslist, want het moet wel passen, zowel financieel als organisatorisch. Kunstzinnige Oriëntatie is één van de leergebieden van het basisonderwijs. De kerndoelen en de lesmethoden die aan de hand daarvan zijn ontwikkeld, geven richting aan het onderwijs. De school maakt een selectie uit het aanbod aan cultuureducatieve activiteiten van diverse instellingen in het culturele veld. De school heeft zeer indirect een invloed op het aanbod. De keuze van cultuureducatieve activiteiten uit het externe aanbod wordt gemaakt aan de hand van het criterium het moet passen, zowel financieel als qua planning. De keuze betreft, afhankelijk van de schoolsituatie en de regio, een afzonderlijke activiteit of een pakket voor een heel jaar. Scenario 2 Vragen & aanbieden De school vraagt, daar draait het om in dit scenario. De school ontwikkelt een eigen profiel en cultuureducatie staat ten dienste van dit profiel. Cultuureducatie in brede zin is een terrein waarop het schoolteam zelf expertise bezit. Dat is een vereiste om als school zelf een vraag te ontwikkelen waarbij een passend aanbod kan worden gezocht. Eén van de teamleden is cultuurcoördinator, voert deze taak op een initiatiefrijke wijze uit en participeert in een netwerk met andere scholen om gegevens uit te wisselen, nieuwe ideeën op te doen en gebruik te maken van elkaars expertise. De school participeert in een lokaal of regionaal netwerk waar men de eigen ambitie op het gebied van cultuureducatie vertaalt in vragen waarop extern een passend aanbod wordt gezocht. Dit wordt vastgelegd voor meerdere jaren. Scenario 3 Leren & ervaren Leren en ervaren gaan hand in hand. Dat geldt ook voor de betrokken instanties: zij werken ook hand in hand. Basisscholen ontwikkelen zich van op zichzelf staande instellingen naar partners in een samenwerkingsverband. Het instituut school raakt achterhaald. Leren doen kinderen niet op school, maar in een omgeving. Deze leeromgeving wordt ruim opgevat, zo ruim dat leer- en leefomgeving in elkaar overgaan. Dat kan organisatorisch op verschillende manieren worden georganiseerd. Het is een joint venture van een groot aantal maatschappelijke en culturele organisaties. Educatie vindt plaats vanuit een integrale visie op educatie van kinderen in een rijke leeromgeving. De basisschool is in dit scenario niet langer een zelfstandige actor met een eigen beleid, maar is onderdeel van een nieuw geheel, met een nieuwe vorm van organisatie en een overkoepelend beleid, waarvan het schoolbeleid onderdeel uitmaakt. Cultuureducatie is geen zaak van de basisschool, maar van een geïntegreerd geheel. Alle maatschappelijke contexten integreren en vormen samen de leer- en leefomgeving van kinderen. In de enquête is nagegaan in welk scenario de scholen zichzelf plaatsen. In onderstaande tabel zijn de antwoorden weergegeven. 14

Tabel 2.2 Scenario s, huidige stand van zaken (2007) eerste cohort derde cohort Scenario s nu Scenario 0 (geen structureel gebruik aanbod) 2% 3% Scenario 1 (komen en gaan) 44% 64% Scenario 2 (vragen en aanbieden) 22% 15% Scenario 3 (leren en ervaren) 21% 15% Anders 12% 4% De tabel laat een duidelijk verschil zien tussen de voorhoedescholen (eerste cohort) en de gemiddelde scholen (derde cohort). Van de voorhoedescholen plaatst bijna de helft zichzelf in scenario 2 of 3. Van de gemiddelde scholen vindt iets minder dan een derde dat de school thuishoort in scenario 2 of 3. Het verschil tussen beide cohorten kan deels verklaard worden uit het deelnemen aan de regeling versterking cultuureducatie. Twee jaar geleden waren de percentages scenario 2 en scenario 3-scholen iets lager, respectievelijk 18% en 19%. Een toename dus, maar geen sterke toename. Zeker niet als we de ambities van de scholen in aanmerking nemen. Scenario 3-scholen vinden we niet in de eerste plaats in de grote steden en ook niet in de echte plattelandsgemeenten. Het percentage scenario 3-scholen is het hoogst in de matig en weinig stedelijke gemeenten. In onderstaande tabel wordt voor de scholen binnen elk van de scenario s weergegeven welk scenario het toekomstideaal is. We zien dat de meerderheid van de scholen in scenario 1 wil opschuiven naar scenario 2 of 3. Van de scenario 2-scholen wil de helft scenario 3-school worden. Alleen de scholen in scenario 3 lijken volledig tevreden te zijn. Twee jaar geleden werd dezelfde vraag gesteld en dat leverde ongeveer hetzelfde beeld op. Veel scholen zeggen te willen doorgroeien naar een volgend scenario, maar tot nu toe is de verschuiving nog niet omvangrijk. Scenario s nu Tabel 2.3a Scenario s in de toekomst, eerste cohort Scenario s toekomst Scenario 0 Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 Anders Scenario 0 (N=3) 67% 33% 0% 0% 0% Scenario 1 komen/gaan (N=89) 3% 30% 42% 24% 1% Scenario 2 vragen/aanbieden (N=44) 0% 0% 39% 48% 14% Scenario 3 leren/ervaren (N = 42) 0% 0% 2% 95% 2% Anders 4% 0% 20% 20% 56% De gemiddelde scholen uit het derde cohort verschillen niet in ambitieniveau van de voorhoedescholen. Ook hier zien we de ambitie om door te groeien naar een hoger scenario. 15

Scenario s nu Tabel 2.3b Scenario s in de toekomst, derde cohort Scenario s toekomst Scenario 0 Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 Anders Scenario 0 (N=5) 40% 20% 0% 40% 0% Scenario 1 komen/gaan (N=118) 6% 25% 36% 28% 4% Scenario 2 vragen/aanbieden (N=27) 0% 7% 44% 48% 0% Scenario 3 leren/ervaren (N=27) 0% 0% 4% 96% 0% Anders 0% 0% 0% 13% 88% In de ambities voor de toekomst zien we weinig verschillen tussen stad en platteland, maar wel tussen scholen van verschillende denominaties. Van de openbare en rooms-katholieke scholen wil een relatief groot deel in de toekomst volgens scenario 3 gaan werken. Cultuurbeleid Aan de respondenten is gevraagd of de school een lange termijn visie heeft op het gebied van cultuureducatie en of deze schriftelijk is vastgelegd. Van de scholen in het eerste cohort heeft bijna driekwart inmiddels beleid ontwikkeld. De overige scholen voeren geen beleid (14%) of het beleid is nog in ontwikkeling (14%). Ruim de helft (61%) heeft het beleid ook schriftelijk vastgelegd. Bij de 0- meting was dit 30%. Dit percentage is in twee jaar tijd dus verdubbeld. Figuur 2.2a Beleid cultuureducatie, eerste cohort (in percentages) 14% 14% geen beleid 11% ja, niet schriftelijk vastgelegd 33% vastgelegd in schoolplan/gids vastgelegd in cultuurbeleidsplan anders (in ontwikkeling) 28% 16

Figuur 2.2b Beleid cultuureducatie, derde cohort (in percentages) 11% 29% geen beleid ja, niet schriftelijk vastgelegd 26% 17% 17% vastgelegd in schoolplan/gids vastgelegd in cultuurbeleidsplan anders (in ontwikkeling) Het derde cohort is minder ver met de beleidsontwikkeling. Bijna een derde (29%) voert geen beleid en is daar ook nog niet mee bezig. Toch hebben de scholen een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt ten opzichte van het vorige schooljaar. Toen had 12 procent van de scholen het beleid schriftelijk vastgelegd; inmiddels is dat al 43 procent. Onder scholen in de grote steden is het percentage dat geen beleid voert kleiner (15%) dan in plattelandsgemeenten (27%). Voor tekenen en handvaardigheid, muziek en beweging hebben bijna alle voorhoedescholen (van het eerste cohort) beschrijvingen opgenomen in het schoolplan. Tachtig procent heeft dat gedaan voor spel en bevordering taalgebruik. Erfgoededucatie blijft hierbij sterk achter, want krap veertig procent van de scholen beschrijft erfgoededucatie in het schoolplan. Bij de nulmeting was dit nog veel minder: 13 procent. Figuur 2.3a Beschrijvingen in het schoolplan voor onderdelen van kunstzinnige oriëntatie, eerste cohort, 2-meting (in percentages) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 tekenen en handvaardigheid muziek 92 91 beweging 85 spel en bevordering taalgebruik 80 erfgoededucatie 39 17

De gemiddelde scholen in het derde cohort zijn ongeveer even ver met de beschrijving van cultuureducatie in het schoolplan als de voorhoedescholen. Ook bij het derde cohort zien we dat de kunstvakken veel vaker in het schoolplan zijn beschreven dan erfgoededucatie. Figuur 2.3b Beschrijvingen in het schoolplan voor onderdelen van kunstzinnige oriëntatie, derde cohort, 1-meting (in percentages) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 tekenen en handvaardigheid muziek 92 94 beweging 86 spel en bevordering taalgebruik 77 erfgoededucatie 30 Vakoverstijgend werken Aan cultuureducatie hoeft niet alleen gewerkt te worden binnen de afzonderlijke kunstdisciplines en bij erfgoededucatie. Het is interessant om te weten in hoeverre er vakken geïntegreerd worden, daardoor kan cultuureducatie mogelijk beter verankerd worden in het onderwijsaanbod. Er zijn slechts weinig scholen waar cultuureducatie volledig vakoverstijgend wordt gegeven, ook onder de voorhoedescholen. Op de helft van de scholen (52%) gebeurt dit incidenteel, op ruim een kwart wat vaker ( gedeeltelijk : 27%). Figuur 2.4a Wordt kunstzinnige oriëntatie wel/niet vakoverstijgend gegeven, eerste cohort 11% 10% 27% volledig gedeeltelijk incidenteel niet 52% 18

Er zijn geen grote verschillen tussen de voorhoedescholen en de gemiddelde scholen. Ook binnen het derde cohort van de regeling Versterking cultuureducatie werkt de meerderheid van de scholen incidenteel vakoverstijgend. Het percentage scholen dat gedeeltelijk vakoverstijgend werkt, ligt hier wel iets lager (18%). Figuur 2.4b Wordt kunstzinnige oriëntatie wel/niet vakoverstijgend gegeven, derde cohort 14% 9% 18% volledig gedeeltelijk incidenteel niet 59% Doorlopende lijn Eén van de doelen van Cultuur en School is dat scholen een doorlopende leerlijn voor kunstzinnige oriëntatie ontwikkelen. In de enquête is aan de scholen gevraagd in hoeverre sprake is van een doorlopende lijn van groep 1 tot en met groep 8. Het blijkt dat 16% van de scholen in het eerste cohort een doorgaande lijn heeft ontwikkeld voor alle groepen en alle onderdelen van kunstzinnige oriëntatie. Dat percentage is iets hoger dan bij de meting van vorig jaar onder dit cohort (12%). Het gaat echter om een tamelijk kleine verschuiving. Figuur 2.5a Doorlopende leerlijn voor kunstzinnige oriëntatie, eerste cohort 16% 31% volledig gedeeltelijk niet 53% 19

Onder de gemiddelde scholen in het derde cohort zijn er iets minder die gedeeltelijk of volledig een doorlopende leerlijn hebben gerealiseerd. Figuur 2.5b Doorlopende leerlijn voor kunstzinnige oriëntatie, derde cohort 10% 42% volledig gedeeltelijk niet 48% Coördinatie cultuureducatie Cultuurcoördinator Van de scholen in het eerste cohort heeft ten tijde van de tweede resultaatmeting inmiddels 89% een interne cultuurcoördinator (ICC). Bij de 0-meting was dit 78%, dus er is sprake van een behoorlijke stijging. Van het derde cohort geeft 73% van de scholen aan dat er een cultuurcoördinator is. Scholen in matig stedelijke gemeenten hebben vaker een ICC (90%) dan scholen in grote steden en plattelandgemeenten (resp. 76%en 73%). De belangrijkste taken van de cultuurcoördinator zijn: participeren in netwerken en ontwikkelen van schoolbeleid. Dat geldt voor zowel de voorhoedescholen als de gemiddelde scholen. Fondsenwerving is meestal geen taak van de cultuurcoördinator. Dit ligt waarschijnlijk meer op het pad van de directie. De respondenten hebben gebruik gemaakt van de categorie anders bij deze vraag. Daaruit blijkt dat het deelnemen aan werkgroepen die kunstmenu s ontwikkelen - al dan niet op gemeentelijk niveau een belangrijk deel uitmaakt van de taken van de cultuurcoördinator. Ook fungeren cultuurcoördinatoren dikwijls als contactpersoon voor culturele instellingen en andere scholen. 20

Figuur 2.6a Taken van de cultuurcoördinator, eerste cohort (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 fondsenwerving 14 inhuur activiteiten 55 afstemming activiteiten inbedding en continuering 62 65 ontwikkelen schoolbeleid 69 participeren in netwerken 77 Figuur 2.6b Taken van de cultuurcoördinator, derde cohort (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 fondsenwerving 9 inhuur activiteiten 44 afstemming activiteiten inbedding en continuering 61 62 ontwikkelen schoolbeleid participeren in netwerken 69 72 Werkgroep cultuureducatie Een minderheid van de scholen heeft, behalve een cultuurcoördinator, een werkgroep die zich bezighoudt met cultuureducatie. Van de voorhoedescholen heeft 32 procent een werkgroep cultuureducatie, van de gemiddelde scholen 21 procent. In de grote stad komt een werkgroep cultuureducatie meer voor (43% van de scholen) dan in plattelandsgemeenten (24%). Samenvatting De enquête is gehouden onder scholen die al sinds het schooljaar 2004/2005 gebruik maken van de regeling Versterking cultuureducatie primair onderwijs ( voorhoedescholen ) en scholen die dat pas doen sinds het schooljaar 2006/2007 ( gemiddelde scholen). Veel scholen vinden van zichzelf dat ze voornamelijk aanbodgericht werken (volgens scenario 1 uit de nota Hardt voor Cultuur). Dit geldt voor twee derde van de gemiddelde scholen en bijna de helft van de voorhoedescholen. Een groot deel van deze scholen wil in de toekomst wel meer vraaggericht gaan werken (volgens scenario 2 of 3), maar de afgelopen jaren is deze ontwikkeling slechts voorzichtig ingezet. Driekwart van de voorhoedescholen heeft beleid vastgelegd voor cultuureducatie. De gemiddelde scholen zijn minder ver (60%), maar het aantal 21

scholen dat beleid schriftelijk vastlegt is de laatste jaren sterk toegenomen. In de schoolplannen van de meeste scholen zijn beschrijvingen opgenomen van de verschillende onderdelen van cultuureducatie, het meest van tekenen en handvaardigheid, van muziek en van beweging. Vakoverstijgend werken aan cultuureducatie gebeurt op ongeveer de helft van de scholen incidenteel. Wat dit betreft is er weinig verschil tussen voorhoedescholen en gemiddelde scholen.een doorlopende lijn van groep 1 tot en met 8 is er op de helft van de scholen gedeeltelijk. Voorhoedescholen hebben iets vaker een doorlopende lijn gerealiseerd dan de gemiddelde scholen. Van de voorhoedescholen heeft 89 procent een interne cultuurcoördinator; van de gemiddelde scholen 78 procent. De meest voorkomende taken van de cultuurcoördinatoren zijn participeren in netwerken en ontwikkelen van schoolbeleid. 32 procent van de voorhoedescholen en 21 procent van de gemiddelde scholen heeft een werkgroep cultuureducatie. 2.2 Leerstofaanbod In de enquête zijn verscheidene vragen gesteld over het leerstofaanbod. Er is gevraagd naar het gebruik van leermethoden, de inzet van vakdocenten, het gebruik van kunstmenu s en van het Kunst en CultuurKompas, (vakoverstijgende) projecten en naar contacten met ondersteunende instellingen en deelname aan netwerken. Leermethoden De overgrote meerderheid van de voorhoedescholen (83%) gebruikt methoden voor cultuureducatie. Dat geldt vooral voor tekenen en handvaardigheid, muziek en in iets mindere mate voor beweging. Slechts een kleine minderheid van de scholen gebruikt een aparte methode voor erfgoededucatie. We kunnen echter aannemen dat andere methoden, bijvoorbeeld voor aardrijkskunde en geschiedenis, hier aandacht aan besteden. Figuur 2.7a Leermethoden voor kunstzinnige oriëntatie, eerste cohort (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 70 Tekenen en handvaardigheid Muziek 66 66 Spel en bevordering taalgebruik 32 Beweging 55 Erfgoededucatie 11 Geen leermethoden 17 Wat betreft het gebruik van methoden verschillen de gemiddelde scholen nauwelijks van de voorhoedescholen, zoals de onderstaande figuur laat zien. 22

Figuur 2.7b Leermethoden voor kunstzinnige oriëntatie, derde cohort (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Tekenen en handvaardigheid 69 Muziek 63 Spel en bevordering taalgebruik 28 Beweging 57 Erfgoededucatie 10 Geen leermethoden 17 Stadsscholen maken meer gebruik van lesmethoden dan plattelandsscholen. In de vier grote steden gebruikt 37 procent van de scholen één of meer methoden, in de plattelandsgemeenten 8 procent. Vakleerkrachten Vakleerkrachten en freelancers voor cultuureducatie zijn op een minderheid van de scholen aanwezig: van de voorhoedescholen heeft 35 procent vakleerkrachten, van de gemiddelde scholen 28 procent. Het aantal vakleerkrachten is iets afgenomen ten opzichte van de vorige jaren. De verklaring is waarschijnlijk dat vakleerkrachten die de school verlaten vaak niet worden vervangen. Voor lichamelijke opvoeding hebben scholen ook al vakleerkrachten nodig. Algemeen bijzondere scholen hebben veel vaker vakleerkrachten voor cultuureducatie (68%) dan scholen van andere denominaties (25-35%). Hieronder geven we weer voor welke vakken er vakleerkrachten zijn aangesteld. Vakleerkrachten voor muziek komen het meest voor en aparte vakleerkrachten voor audiovisuele lessen en voor onderwijs over erfgoed het minst. 23

Figuur 2.8a Vakken waarin vakleerkrachten/freelancers lesgeven, eerste cohort, 2-meting (percentage scholen) 0 5 10 15 20 25 muziek 22 beeldende vorming 16 drama dans 10 10 audio-visueel 3 erfgoededucatie 2 anders 4 Figuur 2.8a Vakken waarin vakleerkrachten/freelancers lesgeven, derde cohort, 1-meting (percentage scholen) 0 5 10 15 20 muziek 17 beeldende vorming 10 drama dans 5 5 audio-visueel erfgoededucatie anders 1 1 1 De totale weektaak van de vakleerkrachten en/of freelancers van de scholen varieert van 1 uur per week tot meer dan 1 fte. De gemiddelde weektaak is 9,5 uur in het eerste cohort en 8,5 uur in het derde cohort. Actief, receptief en reflectief Binnen de culturele activiteiten kan een onderscheid worden aangebracht tussen: Actieve kunst- en cultuurproductie: leerlingen zijn zelf creatief bezig. Receptieve kunst- en cultuurbeoefening: leerlingen kijken en luisteren naar professionele kunst-, cultuur- en/of erfgoedproducten. Reflectieve kunst- en cultuurbeoefening: leerlingen praten over en denken na over professionele kunst-, cultuur- en/of erfgoedproducten. 24

In de vragenlijst is geïnformeerd naar de vorm waarin de culturele en erfgoededucatie-activiteiten wordt aangeboden. De scholen hebben aangegeven welk percentage op het totaal aantal activiteiten actief, receptief dan wel reflectief was. Vervolgens is nagegaan of zij tevreden zijn met deze verhouding. Actieve kunst- en cultuurproductie komt het meest voor, in beide cohorten. Bijna de helft van de tijd die aan culturele activiteiten wordt besteed op de scholen vindt op een actieve manier plaats. Tabel 2.4 Verhouding actieve, receptieve en reflectieve activiteiten, gemiddeld percentage van de tijd, eerste en derde cohort eerste cohort derde cohort Huidige situatie Actief: zelf creatief bezig zijn 49% 47% Receptief: kijken en luisteren naar cultuur/erfgoed 34% 35% Reflectief: praten en nadenken over cultuur/erfgoed 17% 18% Totaal 100% 100% Ideale situatie Actief: zelf creatief bezig zijn 53% 53% Receptief: kijken en luisteren naar cultuur/erfgoed 28% 25% Reflectief: praten en nadenken over cultuur/erfgoed 19% 22% Totaal 100% 100% Niet alle scholen zijn tevreden met deze verdeling. Van de voorhoedescholen vindt 23 procent dat de verhouding anders zou moeten zijn, van de gemiddelde scholen 30 procent. Deze scholen zouden over het algemeen nog wat meer tijd willen besteden aan het zelf creatief bezig zijn en in minder mate aan reflectieve activiteiten. De ideale situatie is voor de voorhoedescholen en gemiddelde scholen vrijwel gelijk. Selectie aanbod: ad hoc, kunstmenu of eigen programma Scholen kunnen ervoor kiezen om ad hoc activiteiten in te kopen, om gebruik te maken van een kunstmenu of om de activiteiten te selecteren die passen bij hun visie. We vroegen hen op welke wijze ze gewoonlijk te werk gaan bij de selectie van het aanbod aan culturele en erfgoedactiviteiten. Scholen konden meer dan één mogelijkheid aangeven. Het intekenen op een kunstmenu is veruit het meest gebruikelijk, zowel onder de voorhoedescholen als onder de gemiddelde scholen. Ongeveer de helft van de scholen gebruikt een kunstmenu. Onder de voorhoedescholen komt het iets vaker voor dat ze het kunstmenu aanpassen aan hun eigen wensen of dat ze een eigen meerjarig programma samenstellen. Het laatste is ook toegenomen ten opzichte van de metingen in voorgaande schooljaren. Van de voorhoedescholen stelde twee jaar geleden 18 procent een meerjarig programma samen; van de gemiddelde scholen één jaar geleden 11 procent. 25

Figuur 2.9a Wijze van selectie aanbod, eerste cohort, 2-meting (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 ad hoc losse activiteiten 24 kant en klaar kunstof cultuurmenu 51 aangepast kunst- of cultuurmenu 39 eigen meerjarig programma 23 anders 26 Figuur 2.9b Wijze van selectie aanbod, derde cohort, 1-meting (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 ad hoc losse activiteiten 26 kant en klaar kunstof cultuurmenu 47 aangepast kunst- of cultuurmenu 34 eigen meerjarig programma anders 17 18 Op de hoogte stellen van aanbod Scholen kunnen zich op allerlei manier op de hoogte stellen van culturele activiteiten. De meeste scholen gebruiken hiervoor ook meer dan één informatiebron. We zien dat de voorhoedescholen in meerderheid aanbodgericht werken. De meerderheid maakt een keuze op basis van ontvangen folders, waarna ze contact met de aanbieder opnemen. Ruim de helft van de scholen maakt een keuze uit het aanbod van een steunfunctie-instelling. Actief informeren bij instellingen en zelf wensen kenbaar maken komt minder voor. 26

Figuur 2.10a Op de hoogte stellen van aanbod, eerste cohort, 2-meting (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 70 folders van individuele instellingen, rechtstreeks contact 60 wij kiezen uit brochures/websites van steunfunctieinstellingen 52 wij informeren bij instellingen naar het aanbod 44 wij maken onze wensen kenbaar bij instellingen 41 anders 22 De gemiddelde scholen uit het derde cohort zijn wat minder actief, zowel bij het informeren naar het aanbod als het formuleren van de vraag. Het is echter niet zo dat ze veel meer aanbodgericht denken dan de voorhoedescholen. Figuur 2.10b Op de hoogte stellen van aanbod, derde cohort, 1-meting, (percentage scholen) 0 10 20 30 40 50 60 folders van individuele instellingen, rechtstreeks contact 49 wij kiezen uit brochures/websites van steunfunctieinstellingen 39 wij informeren bij instellingen naar het aanbod 37 wij maken onze wensen kenbaar bij instellingen 32 anders 15 27

Tijdstip keuze activiteiten De meeste scholen bepalen de keuze voor activiteiten voorafgaande aan het schooljaar (61% van de voorhoedescholen; 62% van de gemiddelde scholen). Onder de voorhoedescholen zijn er iets meer die een meerjarenplanning maken (12%) dan onder de gemiddelde scholen (5%). De verschillen zijn echter niet heel groot. In de categorie anders, gaat het om een combinatie van deels gedurende het schooljaar vaststellen en deels voorafgaand aan het schooljaar. Dit hangt vaak samen met de activiteit; theaterbezoeken worden bijvoorbeeld vaak ver van tevoren gepland. Tabel 2.5 Wanneer wordt de keuze voor activiteiten gemaakt? eerste en derde cohort Eerste cohort 2- meting Derde cohort 1- meting Ad hoc gedurende het schooljaar 21% 24% Voorafgaande aan het schooljaar 61% 62% Voorafgaande aan het schooljaar, voor meerdere 12% 5% schooljaren Anders 6% 9% CultuurKompas SLO heeft het CultuurKompas ontwikkeld, een instrument dat ondersteuning biedt bij het uitwerken van een visie op cultuureducatie. Met het CultuurKompas kunnen (vak)leerkrachten in beeld krijgen wat er op hun school al is aan cultuureducatie en waar lacunes zijn. Het CultuurKompas wordt gebruikt door een minderheid van de scholen. Van de voorhoedescholen gebruikt 15 procent het CultuurKompas, van de gemiddelde scholen 11 procent. Projecten In de enquête is gevraagd of er in het schooljaar 2006-2007 op de school één of meer projecten zijn uitgevoerd in het leergebied kunstzinnige oriëntatie. In de toelichting werd uitgelegd dat het om projecten gaat voor de hele school, waarbij verschillende vakken en leergebieden worden gecombineerd. Driekwart van de voorhoedescholen heeft één of meer projecten uitgevoerd. Bij de meerderheid van de scholen (59%) gaat het om één of twee projecten. Van de gemiddelde scholen heeft twee derde projecten uitgevoerd. Ook bij deze scholen gaat het meestal om één of twee projecten. Het percentage scholen met meer dan twee projecten is overigens wel toegenomen ten opzichte van voorgaande schooljaren. Bij de voorhoedescholen van 9 tot 17 procent, bij de gemiddelde scholen van 8 tot 11 procent. Tabel 2.6 Projecten voor kunstzinnige oriëntatie Projecten eerste cohort derde cohort 1 project 39% 33% 2 projecten 20% 23% Meer dan 2 projecten 17% 11% Geen projecten 25% 33% Overleg, samenwerking en ondersteuning Samenwerking is bij cultuureducatie van belang, omdat er in de omgeving van de school verscheidene instellingen zijn met specifieke expertise. Met welke instellingen overlegden de scholen in het schooljaar 2006/2007 over culturele activiteiten? Scholen konden aangeven of ze nooit, op ad hoc basis of 28

structureel overleg voerden. Uit de antwoorden van de scholen in het eerste cohort blijkt dat het meeste structurele overleg plaatsvindt met andere scholen voor primair onderwijs, gevolgd door overleg met gemeentelijke instellingen voor kunsteducatie. Daarentegen wordt zelden overlegd met pabo s, scholen voor voortgezet onderwijs en de landelijke pedagogische centra. Overleg met lokale culturele instellingen en met instellingen voor erfgoededucatie vindt vooral op ad hoc basis plaats. We mogen aannemen dat het hier om afspraken gaat over participatie van de school aan culturele activiteiten. Er zijn maar weinig scholen die nooit contact hebben met lokale culturele instellingen. Tabel 2.7a Instellingen waarmee wordt overlegd over culturele/erfgoedactiviteiten in schooljaar 2005-2006, eerste cohort (in percentages) Nooit Ad hoc Structureel Andere scholen voor primair onderwijs 10 33 57 Gemeentelijke instelling voor kunsteducatie 18 38 45 Lokale culturele instellingen (museum, bibliotheek, bioscoop, 3 58 39 theater, archief, etc.) Provinciale instelling voor kunsteducatie 37 31 32 Gemeente 35 45 20 Ondersteunende instelling voor erfgoededucatie 25 53 22 Schoolbesturen 59 28 13 Schoolbegeleidingsdiensten 82 14 4 Sociaal cultureel werk 60 31 9 Pabo 63 31 6 Scholen voor voortgezet onderwijs 81 16 3 Landelijke pedagogische centra 87 10 3 De scholen uit het derde cohort voeren minder overleg dan de scholen uit het eerste cohort. Het overleg is wel toegenomen ten opzichte van de vorige meting van de monitor Versterking cultuureducatie. Tabel 2.7b Instellingen waarmee wordt overlegd over culturele/erfgoedactiviteiten in schooljaar 2004-2005, derde cohort (in percentages) Nooit Ad hoc Structureel Andere scholen voor primair onderwijs 20 40 40 Gemeentelijke instelling voor kunsteducatie 23 37 40 Lokale culturele instellingen (museum, bibliotheek, bioscoop, 6 61 33 theater, archief, etc.) Provinciale instelling voor kunsteducatie 42 32 26 Gemeente 39 38 23 Ondersteunende instelling voor erfgoededucatie 33 50 17 Schoolbesturen 62 26 12 Schoolbegeleidingsdiensten 84 14 2 Sociaal cultureel werk 68 23 9 Pabo 71 26 4 Scholen voor voortgezet onderwijs 85 14 1 Landelijke pedagogische centra 93 6 2 Er zijn grote verschillen tussen stads- en plattelandsscholen in de contacten met andere instellingen. Plattelandsscholen hebben veel vaker structureel overleg met andere basisscholen (53%) dan stadsscholen (22%). Anderzijds 29

hebben stadsscholen meer overleg met gemeentelijke instellingen voor cultuureducatie (46%) dan plattelandsscholen (26%). Netwerken Vier van de vijf voorhoedescholen uit het eerste cohort (80%) nemen deel aan een scholennetwerk of overleg over cultuureducatie. Van de gemiddelde scholen in het derde cohort is dit 72 procent. In de enquête is gevraagd in welke netwerken wordt geparticipeerd en welke cursussen worden gevolgd, wat de wensen zijn voor de toekomst en wat de hoogste prioriteit heeft. Wat betreft de vormen van samenwerking maken voorhoedescholen vooral gebruik van netwerken waarin andere scholen, steunfunctie-instellingen en/of culturele instellingen participeren. Ook voor de toekomst heeft men daar behoefte aan. In mindere mate hebben de voorhoedescholen behoefte aan cursussen en begeleiding, alhoewel het aantal scholen met behoefte aan begeleiding bij het ontwikkelen en implementeren van een visie op cultuur groter is dan het aantal dat daar nu gebruik van maakt. Veruit de hoogste prioriteit heeft de deelname aan een netwerk waarin vraag en aanbod worden afgestemd. Tabel 2.8a Samenwerking of ondersteuning waar scholen gebruik van (willen) maken, eerste cohort, 2-meting (in percentages) wordt nu gebruikt wil de school in de toekomst prioriteit nr. 1 gebruiken Netwerken Netwerk met als doel het afstemmen van vraag en aanbod 53 46 41 Netwerk met als doel informatie-uitwisseling 55 47 13 Netwerk met als doel het ontwikkelen van een visie op cultuur 33 28 20 in de school Cursussen Cursussen voor individuele leerkrachten 25 26 4 Cursussen voor cultuurcoördinatoren 32 27 4 Begeleiding Hulp bij keuzes voor culturele activiteiten 44 28 7 Begeleiding bij het ontwikkelen van een visie op cultuur in de 25 28 14 school Begeleiding bij de implementatie van de visie op cultuur in de 19 28 16 school Internetsites 40 29 6 Anders 9 9 9 De gemiddelde scholen uit het derde cohort maken iets minder gebruik van netwerken, van cursussen en van begeleiding dan de voorhoedescholen. Dit geldt voor elk van de onderscheiden vormen van samenwerking en ondersteuning. Ook bij deze scholen komt participatie binnen netwerken het meest voor, gevolgd door hulp bij de keuze van activiteiten. De prioriteiten voor de toekomst liggen iets anders dan bij de voorhoedescholen. Veel gemiddelde scholen hebben behoefte aan begeleiding. Begeleiding bij het ontwikkelen van een visie heeft bij bijna een kwart van de scholen (23%) de hoogste prioriteit; begeleiding bij het implementeren van een visie bij 16 procent van de scholen. Ook het samenwerken in netwerken wordt belangrijk gevonden, maar dat is voor 30

minder scholen de hoogste prioriteit (19%) dan bij de voorhoedescholen (41%). Tabel 2.8b Samenwerking of ondersteuning waar scholen gebruik van (willen) maken, derde cohort, 1-meting (in percentages) wordt nu gebruikt wil de school in de toekomst prioriteit nr. 1 gebruiken Netwerken Netwerk met als doel het afstemmen van vraag en aanbod 45 43 19 Netwerk met als doel informatie-uitwisseling 46 41 9 Netwerk met als doel het ontwikkelen van een visie op cultuur 21 32 10 in de school Cursussen Cursussen voor individuele leerkrachten 16 20 2 Cursussen voor cultuurcoördinatoren 26 23 4 Begeleiding Hulp bij keuzes voor culturele activiteiten 35 33 7 Begeleiding bij het ontwikkelen van een visie op cultuur in de 22 38 23 school Begeleiding bij de implementatie van de visie op cultuur in de 13 31 16 school Internetsites 37 22 5 Anders 5 3 5 Samenvatting De overgrote meerderheid van de scholen (83%) gebruikt methoden voor cultuureducatie. Vooral voor tekenen/handvaardigheid, muziek en beweging worden methoden gebruikt, voor andere aspecten van cultuureducatie, zoals erfgoededucatie, gebeurt dat minder. Vakleerkrachten of freelancers zijn er op 35 procent van de voorhoedescholen en 28 procent van de gemiddelde scholen. Muziek is het vak waarvoor de meeste vakdocenten zijn aangesteld. De gemiddelde taakomvang van vakdocenten is 9,5 uur op de voorhoedescholen en 8,5 uur op de gemiddelde scholen. Bij cultuureducatie wordt onderscheid gemaakt tussen actieve, receptieve en reflectieve activiteiten. Ongeveer de helft van de tijd wordt besteed aan actief bezig zijn. Een deel van de scholen vindt dat hier nog iets meer tijd aan besteed zou moeten worden. Een kant-en-klaar kunstmenu bepaalt voor ongeveer de helft van de scholen het programma aan cultuureducatie. Dit geldt voor voorhoedescholen en gemiddelde scholen. Voorhoedescholen passen wat vaker het kunstmenu aan of hebben een eigen meerjarig programma. Zowel voorhoedescholen als gemiddelde scholen gaan bij het samenstellen van het programma in de eerste plaats uit van het beschikbare aanbod. Ze raadplegen folders en brochures. Zelf wensen kenbaar maken bij culturele instellingen komt veel minder vaak voor. Het CultuurKompas ontwikkeld, een instrument dat ondersteuning biedt bij het uitwerken van een visie op cultuureducatie, wordt gebruikt door. Hiermee kunnen (vak)leerkrachten in beeld krijgen wat er op hun school al is aan cultuureducatie en waar lacunes zijn. Het CultuurKompas wordt gebruikt door 15 procent van voorhoedescholen en 11 procent van de gemiddelde scholen. 31