Foto: Herbert Wiggerman Gevolgen van huiselijk geweld Geweld ervaren kan leiden tot geweld plegen Door Janneke Kloosterboer en Marga Bakker Onder minderjarige plegers van geweldsdelicten bevinden zich onevenredig veel slachtoffers van huiselijk geweld. Dat blijkt uit een verkennend onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Als de hulpverlening inspeelt op de relatie tussen het ervaren en het plegen van geweld, zou dat mogelijk een preventief effect kunnen hebben op gewelddadig gedrag. De Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Haarlem, heeft eind 2005 het symposium Huiselijk geweld versus straatgeweld georganiseerd voor medewerkers van de politie, bureau jeugdzorg, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de rechtbank en de eigen medewerkers. De aanwezigen bleken op basis van hun ervaringen in de praktijk een verband te verwachten tussen het slachtoffer zijn van huiselijk geweld en het plegen van geweld in de publieke en semipublieke ruimte. Wetenschappelijk onderzoek naar dat verband is nooit gedaan. Voor de Raad voor de Kinderbescherming was dat aanleiding om zelf onderzoek te doen. Het verkennende onderzoek omvatte een kwantitatief en kwalitatief dossieronderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming en een literatuuronderzoek. 27 Gevolgen van huiselijk geweld Huiselijk geweld is, in overeenstemming met de definitie uit de factsheet Huiselijk geweld van het ministerie van Justitie (2008), geweld in de privé-sfeer gepleegd door iemand uit de huiselijke kring. Uit diverse studies blijkt dat het nauwelijks uitmaakt of een kind het BSL - JEC - 0000_JEC 027
Janneke Kloosterboer en Marga Bakker 28 geweld zelf ondergaat of er getuige van is (Hakkert, 2002; Murrell e.a., 2007; Borrego e.a., 2008). Ook minderjarige getuigen van huiselijk geweld gelden daarom als slachtoffer van huiselijk geweld. Wetenschap en politiek zijn het afgelopen decennium beduidend meer aandacht gaan besteden aan huiselijk geweld en de gevolgen ervan. Kinderen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld hebben een grotere kans op cognitieve, sociale, emotionele en gedragsproblemen. Zo geeft onderzoeker Alfred Hakkert (2002) aan dat deze kinderen een grotere kans lopen op sociaal onaangepast gedrag en vaker een onderontwikkeld oplossingsvermogen hebben. De laatste jaren is ook steeds meer onderzoek verricht naar mogelijke verbanden tussen slachtofferschap van huiselijk geweld en toekomstig probleemgedrag (Ferwerda, 2007; Murrell e.a., 2007; Slovak e.a., 2007; Borrego e.a., 2008). De Amerikaanse socioloog Clifton Emery (2006) heeft onderzoek gedaan op basis van gegevens van 6.228 kinderen en hun verzorgers in Chicago die zijn verzameld van 1994 tot 2001. Het onderzoek laat een significant verband zien tussen externaliserend probleemgedrag regelovertredend gedrag zoals agressie en het als minderjarige slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Een meta-analyse van 42 internationale studies over de gevolgen voor kinderen die blootstaan aan partnergeweld leidde tot dezelfde conclusie (Wolfe e.a., 2003). Er zijn dus diverse onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van huiselijk geweld en er zijn relaties gelegd tussen huiselijk geweld en toekomstig probleemgedrag. Naar een mogelijk verband tussen huiselijk geweld en het plegen van strafbare feiten is echter nauwelijks of geen onderzoek gedaan. Het dossieronderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming is daarin een eerste verkennende stap. Het dossieronderzoek Om een verband aan te tonen tussen minderjarig slachtofferschap van huiselijk geweld en het plegen van geweldsdelicten heeft een prospectief longitudinaal onderzoek de voorkeur. Tijdens zo n onderzoek kan een groep minderjarige slachtoffers een aantal jaren worden gevolgd. Na verloop van tijd ontstaat inzicht in hun ontwikkeling en eventuele delictgedrag. Een longitudinaal onderzoek was niet mogelijk door tijd- en geldgebrek en omdat een bestand met minderjarige slachtoffers van huiselijk geweld niet beschikbaar was. Er is nu gekozen voor een retrospectief dossieronderzoek waarbij de gegevens zijn gebruikt van minderjarigen die in aanraking zijn gekomen met de Raad voor de Kinderbescherming door het plegen van BSL - JEC - 0000_JEC 028
Geweld ervaren kan leiden tot geweld plegen een geweldsdelict in de publieke ruimte zoals straten, pleinen en parken of de semipublieke ruimte bijvoorbeeld uitgaansgelegenheden, winkelcentra en stations. Als een minderjarige een geweldsdelict pleegt en de politie hiervan een proces-verbaal opmaakt, meldt de politie de minderjarige bij de Raad voor de Kinderbescherming. Voor het dossieronderzoek zijn alle strafzaken van de locatie Haarlem van de Raad voor de Kinderbescherming in de periode 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 geselecteerd. Uit dat bestand is een aselecte steekproef getrokken. Vervolgens zijn de dossiers geselecteerd die betrekking hadden op geweldsdelicten in de publieke en semipublieke ruimte en zijn 252 dossiers voor het dossieronderzoek aangewezen. Bij het dossieronderzoek is een uitgebreide onderzoekslijst gebruikt om zicht te krijgen op persoonskenmerken, gezinsfactoren, kenmerken van het delict zoals de aard, de ernst en de omstandigheden, en kenmerken van eventuele eerdere delicten. Daarnaast maakt een op basis van actuele literatuur vastgestelde scoringslijst voor signalen van huiselijk geweld deel uit van de onderzoekslijst. In deze scoringslijst komen items aan de orde als getuige of direct slachtoffer zijn van slaan, schoppen, hard vasthouden en duwen, toegebrachte brand- of snijwonden, stelselmatige bedreiging, stelselmatig onthouden van voeding en zorg, en aanranding of verkrachting. De hoeveelheid beschikbare informatie in de dossiers verschilde per minderjarige, afhankelijk van diens hulpverlenings- en justitiële geschiedenis. Dertig dossiers die onvoldoende informatie bevatten om vast te kunnen stellen of de minderjarige slachtoffer was van huiselijk geweld, zijn uit de steekproef verwijderd. Uiteindelijk zijn de dossiers van 222 minderjarigen in het onderzoek betrokken. 29 De resultaten Op basis van de scoringslijst voor huiselijk geweld is vastgesteld dat 77 minderjarigen zeer waarschijnlijk slachtoffer waren van huiselijk geweld. 67 van hen stonden langer dan twee jaar bloot aan geweld, en 10 minderjarigen korter dan twee jaar. De overige 145 minderjarigen scoorden niet of nauwelijks op de scoringslijst en waren dus waarschijnlijk geen slachtoffer van huiselijk geweld. Uitgedrukt in percentages betekent dit dat 35 procent van de minderjarigen die een geweldsdelict in de publieke of semipublieke ruimte pleegden, slachtoffer was van huiselijk geweld. Binnen de Nederlandse populatie is naar schatting 5,5 procent van de minder- BSL - JEC - 0000_JEC 029
Janneke Kloosterboer en Marga Bakker Jaarlijks worden in Nederland rond de twintigduizend minderjarigen geregistreerd als slachtoffer van huiselijk geweld. Dat is ongeveer 10 tot 12 procent van het werkelijke aantal minderjarige slachtoffers (Ferwerda, 2007). Jaarlijks zijn er dus zo n tweehonderdduizend minderjarigen slachtoffer van huiselijk geweld; ofwel 5,5 procent van alle Nederlandse minderjarigen. 30 jarigen slachtoffer van huiselijk geweld (zie kader). Binnen de groep minderjarigen die een geweldsdelict pleegden in de publieke of semipublieke ruimte bevinden zich dus relatief veel slachtoffers van huiselijk geweld. Het veronderstelde verband lijkt te bestaan. Vervolgens is een aantal kenmerken bekeken binnen de onderzoeksgroep. Daarbij is steeds nagegaan of er verschillen bestaan tussen de groep geweldplegers die slachtoffer waren van huiselijk geweld en de groep andere geweldplegers. De onderzochte jongeren waren gemiddeld 15,4 jaar. De slachtoffers van huiselijk geweld waren gemiddeld ongeveer even oud als de andere delictplegers. Van de onderzochte minderjarigen pleegde 30 procent een zwaar delict en 70 procent een licht delict. Slachtoffers van huiselijk geweld hebben relatief vaker een ernstig delict gepleegd 38 procent tegenover 26 procent van de andere geweldplegers maar dit verschil is statistisch niet significant. Het onderscheid tussen lichte en zware delicten is gemaakt op basis van het Wetboek van Strafrecht. Binnen dezelfde categorie kunnen delicten onderling echter sterk verschillen waar het gaat om omstandigheden of motivatie. Zowel een klap tijdens een ruzie tussen klasgenoten als het slaan van een buschauffeur geldt als een licht delict. Het valt op dat slachtoffers van huiselijk geweld vaker voor geweld kozen wanneer er op het eerste gezicht geen directe aanleiding voor leek te zijn. Het merendeel van de bestudeerde geweldsdelicten 81 procent richtte zich tegen leeftijdgenoten. Slachtoffers van huiselijk geweld richtten het geweld significant vaker tegen niet-leeftijdgenoten 28 tegenover 15 procent en dan met name tegen personen met een bepaalde autoriteit, zoals een leerkracht, een politieambtenaar of een treinconducteur. In 59 procent van alle onderzochte zaken ging het om geweld tegen bekenden. De beide groepen verschillen op dit punt nauwelijks. Meer dan tweederde van de minderjarigen in de onderzoeksgroep heeft al eerder een delict gepleegd. Van de slachtoffers van huiselijk geweld heeft 88 procent al eerder één of meer delicten gepleegd BSL - JEC - 0000_JEC 030
Geweld ervaren kan leiden tot geweld plegen tegenover 60 procent van de andere minderjarigen. Het verschil tussen beide groepen is significant. De slachtoffers van huiselijk geweld hebben vaak 67 procent voorafgaand aan het huidige delict een geweldsdelict gepleegd. Minderjarigen die geen slachtoffer waren van huiselijk geweld hebben voorafgaand aan het huidige delict meer diverse delicten zoals diefstal, brandstichting, heling en vernieling gepleegd. Bijna de helft van de onderzochte minderjarigen leefde in een gebroken gezin; slachtoffers van huiselijk geweld significant vaker dan de andere geweldplegers. 75 procent van de slachtoffers van huiselijk geweld kwam uit een gebroken gezin, tegenover 35 procent van de overige geweldplegers. Uit de inhoudelijke analyse van de dossiers blijkt dat het huiselijk geweld in bijna alle gevallen voorafging aan de scheiding van de ouders. Het literatuuronderzoek De al in 1947 ontwikkelde differentiële associatietheorie van de Amerikaanse socioloog Edwin Sutherland kan de gevonden resultaten verklaren. Sutherland verklaarde criminaliteit vanuit een proces van sociaal leren. Crimineel gedrag wordt, net als elk ander soort gedrag, aangeleerd (In: Lanier en Henry, 2004). Wanneer een kind ziet dat zijn ouder problemen oplost met geweld, leert het dat geweld een middel is om problemen op te lossen. Geweld wordt een oplossingsmechanisme om conflicten te bestrijden. Recent verklaren de Amerikaanse psychologen Joy Osofsky (2003) en Amy Murrell en anderen (2007) de relatie tussen het slachtoffer zijn van huiselijk geweld en het gebruiken van geweld ook vanuit een dergelijke gedachte. Zij voegen hier nog aan toe dat kinderen niet alleen leren dat ze interpersoonlijke problemen met geweld kunnen oplossen, maar ook positieve attitudes leren ten aanzien van geweld. Er valt iets te bereiken met het geweld. Als het kind geen alternatieven leert hanteren, zal normalisatie van geweld plaatsvinden. De Canadese kinderpsychiater Richard Tremblay (2008) volgt deels dezelfde gedachtegang en deels een afwijkende. Als kinderen opgroeien met gewelddadige ouders, leren ze mogelijk dat geweld een onderdeel is van dagelijkse sociale interacties. Wanneer een kind daarentegen opgroeit in een omgeving die geen geweld tolereert en prosociaal gedrag beloont, zal het waarschijnlijk geen geweld gebruiken maar ander gedrag vertonen als het zich gefrustreerd voelt. Bijzonder bij Tremblay is dat hij er, op basis van wetenschappelijk 31 BSL - JEC - 0000_JEC 031
Janneke Kloosterboer en Marga Bakker onderzoek, van uitgaat dat geweld bij jonge kinderen een normale reactie op frustratie is. Alle jonge kinderen moeten het gebruiken van geweld áfleren. Kinderen die dat niet leren, zullen geweld blijven gebruiken. Een rapport van het Canadese Centre of Excellence for Early Childhood Development, waarvan Tremblay medeauteur is, draagt dan ook de veelzeggende titel Early Learning Prevents Youth Violence. Hulpverlening of preventie Hulpverleningsprogramma s voor slachtoffers van huiselijk geweld richten zich voornamelijk op het delen en verwerken van de traumatische ervaringen, het opbouwen van basisvertrouwen bij het kind, de opbouw en het herstel van een veilige relatie tussen ouder en kind en het aanleren van sociale vaardigheden. Daarnaast bestaan er interventies om specifieke problemen die veroorzaakt zijn door blootstelling aan huiselijk geweld, zoals opstandig of angstig gedrag, te reduceren (Borrego e.a., 2008). 32 Hulpaanbod slachtoffers huiselijk geweld Er is een uitgebreid hulpaanbod voor daders, slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld. De website www.huiselijkgeweld.nl geeft een overzicht van meer dan vijftig hulpverleningsinterventies. Er zijn interventies voor kinderen in elke leeftijdscategorie, bijvoorbeeld:. Moeder-kindcursus: een cursus voor kinderen tot 6 jaar, die gedeeltelijk samen met de moeder wordt gevolgd.. Let op de kleintjes: psycho-educatieve cursus voor kinderen van 6 tot 12 jaar. In de praktijk loopt naast de kindergroep vaak een moedergroep.. Als muren kunnen praten: groepshulpverlening voor jongeren van 13 tot 16 jaar die te maken hebben gehad met heftige ruzies of geweld tussen hun ouders.. En als het misgaat... bel ik jou: programma voor kinderen van 0 tot 18 jaar, gericht op het organiseren van een beschermend sociaal netwerk rondom het kind.. Op de Rails: intensieve ambulante gezinsbegeleiding in de thuissituatie. Meer informatie over deze en andere programma s is te vinden via www.huiselijkgeweld.nl > Interventies. BSL - JEC - 0000_JEC 032
Geweld ervaren kan leiden tot geweld plegen Op dit moment houden hulpverleningsprogramma s voor minderjarige slachtoffers van huiselijk geweld nauwelijks rekening met de vergrote kans die deze minderjarigen lopen om in de toekomst geweld te gaan gebruiken. Aangezien uit het dossieronderzoek blijkt dat slachtoffers van huiselijk geweld een vergrote kans lijken te lopen om op latere leeftijd geweldsdelicten te plegen, verdient het aanbeveling dat hulpverleningsprogramma s daar oog voor hebben. Hulpverleningsprogramma s kunnen mogelijk een preventieve werking hebben en een bijdrage leveren aan het voorkomen van geweldsdelicten. Of gewelddadig gedrag nu wordt veroorzaakt door het niet afgeleerd hebben van geweld in de jongste jeugdjaren of juist door het van kinds af aan aangeleerd hebben van geweld, het resultaat is dat geweld het oplossingsmechanisme wordt in probleemsituaties. Hulpverleningsprogramma s voor slachtoffers van huiselijk geweld zouden dat in hun programma kunnen betrekken door te inventariseren in hoeverre een kind het gebruik van geweld heeft aanof afgeleerd. Met andere woorden: in hoeverre is bij een specifiek kind sprake van een mechanisme om te reageren met geweld in probleem- of conflictsituaties. Indien nodig moeten kinderen leren dat geweld geen acceptabele wijze is om conflicten op te lossen. Daarnaast zouden binnen het programma gedragsalternatieven kunnen worden aangeleerd voor het omgaan met problemen en conflicten. Het eerder genoemde rapport Early Learning Prevents Youth Violence geeft daarvoor interessante aanknopingspunten. Verder onderzoek 33 De in het dossieronderzoek gevonden onevenredige vertegenwoordiging van slachtoffers van huiselijk geweld binnen de groep minderjarige geweldplegers duidt op een verband tussen het slachtoffer zijn van huiselijk geweld en het gaan plegen van geweldsdelicten in de toekomst. Een causale relatie kan echter niet worden aangetoond. Om aan te tonen dat het als kind slachtoffer zijn van huiselijk geweld een voorspeller is van het op latere leeftijd plegen van geweldsdelicten, is nader longitudinaal onderzoek nodig. Een relativering hierbij lijkt op zijn plaats. Longitudinaal onderzoek zal weliswaar meer inzicht opleveren, maar de sociale werkelijkheid is complex en laat zich niet vangen in eenduidige verbanden (Stevens en Cox, 2008). De resultaten van het dossier- en literatuuronderzoek laten het belang zien van het integreren van resultaten uit diverse onder- BSL - JEC - 0000_JEC 033
Janneke Kloosterboer en Marga Bakker 34 zoeksgebieden. Wanneer kennis wordt samengebracht vanuit verschillende onderzoeksgebieden, kan dat waardevolle inzichten opleveren voor de praktijk. Op dit moment bestaat daarvoor onvoldoende aandacht binnen de wetenschap. Gewezen is al op de diverse onderzoeken waarin aandacht wordt besteed aan de vergrote kans die minderjarige slachtoffers van huiselijk geweld lopen op het vertonen van gewelddadig gedrag in de toekomst. Tevens zijn er verschillende onderzoeken waarin bestaande interventies voor minderjarige slachtoffers van huiselijk geweld worden onderzocht. Daarnaast bestaan er diverse onderzoeken naar werkzame interventies voor plegers van geweldsdelicten. Een verband tussen deze verschillende onderzoeken wordt niet of nauwelijks gelegd. De kennis blijft daardoor gefragmenteerd. Een uitzondering hierop is het onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Neil Guterman (2004). Hij benadrukt dat er een relatie bestaat tussen het als kind blootstaan aan geweld en gewelddadig gedrag op latere leeftijd. Vervolgens constateert hij, op basis van empirische gegevens, dat vroegtijdige interventies kunnen voorkomen dat een kind op latere leeftijd geweld gaat gebruiken. Op basis van ons onderzoek bevelen wij niet alleen longitudinaal vervolgonderzoek aan, maar longitudinaal onderzoek waarin verschillende onderzoeksgebieden samenkomen. Dergelijk onderzoek kan de inzichten leveren waar de praktijk behoefte aan heeft. Verder lezen Borrego, J., Gutow, M.R., Reicher, S. & Barker, C.H. (2008). Parent-Child Interaction Therapy with Domestic Violence Populations. Journal of Family Violence, jaargang 23, nummer 6, pagina 495-505. Emery, C.R. (2006). Consequences of Childhood Exposure to Intimate Partner Violence. Washington, U.S. Department of Justice. Te downloaden via www.ncjrs.gov > A-Z Publications/ Products. Ferwerda, H. (2007). Met de deur in huis. Omvang, aard, achtergrondkenmerken en aanpak van huiselijk geweld in 2006 op basis van landelijke politiecijfers. Arnhem/Dordrecht, Advies- en Onderzoeksgroep Beke. Te downloaden via www.beke.nl > Selecteer publicaties > Huiselijk geweld. Guterman, N.B. (2004). Advancing Prevention Research on Child Abuse, Youth Violence and Domestic Violence. Emerging Strategies and Issues. Journal of Interpersonal Violence, jaargang 19, nummer 3, pagina 299-321. Hakkert, A. (2002). Huiselijk geweld en straatgeweld. Een verkenning naar de relatie tussen beide geweldsvormen. Den Haag, Ministerie van Justitie. BSL - JEC - 0000_JEC 034
Geweld ervaren kan leiden tot geweld plegen Lanier, M.M. & Henry, S. (2004). Essential Criminology (2e druk). Colorado/Oxford, Westview Press. Ministerie van Justitie (2008). Factsheet Huiselijk geweld. Te downloaden via www.justitie.nl > Familie en gezin > Huiselijk geweld. Murrell, A.R., Christoff, K.A. & Henning, K.R. (2007). Characteristics of Domestic Violence Offenders. Associations with Childhood Exposure to Violence. Journal of Family Violence, jaargang 22, nummer 7, 523-532. Osofsky, J.D. (2003). Prevalence of Children s Exposure to Domestic Violence and Child Maltreatment. Implications for Prevention and Intervention. Clinical Child and Family Psychology Review, jaargang 6, nummer 3, pagina 161-170. Slovak, K., Carlson, K. & Helm, L. (2007). The Influence of Family Violence on Youth Attitudes. Child and Adolescent Social Work Journal, jaargang 24, nummer 1, pagina 77-99. Stevens, I. & Cox, P. (2008). Complexity Theory. Developing New Understandings of Child Protection in Field Settings and in Residential Child Care. Britisch Journal of Social Work, jaargang 38, nummer 7, pagina 1320-1336. Tremblay, R.E., Gervais, J. & Petitclerc, A. (2008). Early learning prevents youth violence. Montreal/Quebec, Centre of Excellence for Early Childhood Development. Te downloaden via www.excellence-earlychildhood.ca. Wolfe, D.A., Crooks, C.V., Lee, V., McIntyre-Smith, A. & Jaffe, P.G. (2003). The Effects of Children s Exposure to Domestic Violence: A Meta-Analysis and Critique. Clinical Child and Family Psychology Review, jaargang 6, nummer 3, pagina 171-187. Janneke Kloosterboer (j.kloosterboer1@rvdk.minjus.nl) is medewerker beleidsonderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming. Marga Bakker (m.d.m.bakker@rvdk.minjus.nl) is adviseur beleidsonderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven. 35 BSL - JEC - 0000_JEC 035