TV Toegepaste informatica



Vergelijkbare documenten
PV/TV Stage toegepaste informatica

Cursus toegepaste informatica 6 TSO

COMPLEMENTAIRE ACTIVITEIT Toegepaste Informatica (1u/week)

COMPUTEROPERATOR. 580 Lt. Kwalitatief onderwijs voor volwassenen in Aalst. TANERA

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED ICT. Modulaire opleiding Informatica: Programmeren AO IC 002

Atheneum Boom en ICT. Inleiding

HBO5 Informatica Netwerkbeheer (90 studiepunten) In deze module leer je projecten op te stellen en te programmeren in de VB.NET-omgeving.

Jaarplan Softwarepakketten

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED ICT

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS MULTIMEDIATECHNIEKEN. Derde graad TSO Eerste en tweede leerjaar

3KA Toegepaste informatica

1.a. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

Trainingsomschrijving Excel 97 / 2000 / 2003 NL

VAK Informatica. LP NR September 2011 VVKSO BRUSSEL D/2011/7841/039 KSO LEERKRACHT Kris Cauberghe

IN1. Nr Omschrijving 2,5j 3j 4j 5j 6j 7j 8j 9j 10j 11j

Leerlijn ICT VIJFDE LEERJAAR 1 Kennismaken - aanzetten - occasioneel opbouwen - regelmatig VERWERVEN - systematisch herhalen - verdiepen - verbreden -

VAK Informatica. LP NR September 2007 LICAP BRUSSEL D/2007/0279/046 KSO LEERKRACHT Kris Cauberghe

Overzicht modulefiches opleiding graduaat informatica optie programmeren

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: NON-PRINT

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep informatica

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: NON-PRINT

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep Moderne Vreemde Talen

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED ICT

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep Nederlands

Sint-Jan Berchmanscollege

Trainingsomschrijving ACCESS 97 / 2000 / 2003NL

Vertaalde ET ICT. ET 1: ik wil, ik kan. ET 2: Ik werk veilig, ik draag zorg voor. Ik kan hulp vragen. Ik durf iets uitproberen.

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep geschiedenis en/of esthetica

Mogelijke opdrachten voor een vakgroep techniek.

Sint-Jan Berchmanscollege

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep economie en handelsvakken

7 Kantoor/Verkoop Toegepaste informatica

1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken ter ondersteuning van hun leren.

Registratie ICT-doelen

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep technologische opvoeding.

Advies over het algemeen vak Informatica in de tweede en derde graad van het ASO

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep geschiedenis en/of esthetica

Inventarisatie Microsoft Office

Informatie & Databases

Krachtige leeromgevingen. Groepssessie 1: Curriculum Versie groep 1

VOET EN STUDIEGEBIED HANDEL

Opleidingscatalogus: Automatisering

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep mode

FUNDAMENTEEL GEDEELTE

Pedagogische begeleiding wiskunde oktober 2016 Pagina 1

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED ICT. Modulaire opleiding Informatica: Toepassingssoftware AO IC 003

ASO. Bijzondere wetenschappelijke vorming. derde graad LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. derde leerjaar. (vervangt 97148) Vak: AV Informatica 2 lt/w

eerste en tweede leerjaar PV/TV Stage toegepaste informatica

VOET EN WISKUNDE. 1 Inleiding: Wiskundevorming

Windows applicaties met VB.NET VB Express 2010

~ 1 ~ selecteren. (LPD 1,8,27) (LPD 13,22,23,27)

HBO5 Informatica Netwerkbeheer (90 studiepunten) Het schematiseren van probleemstellingen. met zelfgedefinieerde klassen werken.

INHOUD 1 INLEIDING WORD WORD BASISVAARDIGHEDEN WERKEN MET GROTE DOCUMENTEN VERZENDLIJSTEN... 3

Jaarplan Informatica 5e jaar

Computerconfiguratie en netwerken. Windows 7 HA Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs. Alle studierichtingen

Samengevat door Lieve D Helft ICT-coördinator Scholengemeenschap InterEssen

TV Toegepaste informatica/dactylografie. Specifiek gedeelte

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep muzikale opvoeding

DOCUMENT. Servicedocument VOET voor het vak ICT/Informatica. Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel VVKSO

LEERLIJN BASISVAARDIGHEDEN ICT

Sint-Jan Berchmanscollege

DOCUMENT. Servicedocument VOET voor het vak ICT/Informatica. Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel VVKSO

Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.:

Sint-Jan Berchmanscollege

Registratie ICT-doelen

Vakinhoudelijke uitwerking Keuzevak Applicatieontwikkeling van het profiel MVI vmbo beroepsgericht

Behaal je diploma secundair onderwijs

Inhoudsopgave. Module 2 Documenten standaardiseren

Programmeren in Excel 2016 met VBA

de vereiste integriteit in acht nemen.

Kalenderaanbod Light-versie 2015

INFOBROCHURE OPLEIDING WEBDESIGN

A. MISSIE MEDIATRAINING B. VISIE MEDIATRAINING. GO! middenschool MIRA Loystraat Hamme

Programmering SWIOM2a,

Onderzoekscompetenties. Schooljaar GO! atheneum Campus Kompas Noordlaan Wetteren

Inhoud. Introductie tot de cursus

INHOUD. Ten geleide Excel Basis 15

Windows applicaties met Visual Basic.NET. VB Express 2010 HA Werkgroep Handel Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep personenzorg (component huishoudkunde)

Inhoud Expertcursus. Word 2010 NL-NL

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Leerlijn basisvaardigheden ICT SCHOLENGEMEENSCHAP KOBRA BRASSCHAAT

ECTS fiche. Module info. Evaluatie. Gespreide evaluatie OPLEIDING. Handelswetenschappen en bedrijfskunde HBO Informatica

INHOUD. Ten geleide Inleiding 15

ExpertHandboek Business Intelligence met Power BI in Excel Wim de Groot

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC

Zelftest Informatica-terminologie

Problemen herformuleren Leerlingen drukken de probleemstelling uit in eigen woorden.

Pedagogische Begeleidingsdienst. contactdag leerkrachten informatica 24 februari 2011 namiddaggedeelte

DON BOSCO GENK AANBOD EERSTE GRAAD. Meer dan je denkt!

1.7 Ontleding van het eerste programma... 14

Taalvaardigheid Preventie en remediëring. -betrokkenheid verhogende werkvormen creëren -een maximale -herformuleren de lln het probleem

Project Fasering Documentatie Applicatie Ontwikkelaar

INHOUDSOPGAVE Ms Word 2007

Info 3 de graad Business en IT (Boekhouden Informatica) 14 MAART 2009

INHOUDSOPGAVE Ms Word 2013

Algoritmisch denken: analyseren, ontwerpen, beschrijven van oplossingen en implementeren met Alice

Transcriptie:

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS Vak: TV Toegepaste informatica SPECIFIEK GEDEELTE 13/11 lt/w Studierichting: Studiegebied: Onderwijsvorm: Graad: Leerjaar: Informaticabeheer Handel TSO Leerplannummer: 2011/043 derde graad eerste en tweede leerjaar Nummer inspectie: (vervangt 2007/070) 2011/436/1//D (vervangt 2007 / 30 // 1 / G / SG / 1 / III / / D/) Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 1 INHOUD Visie... 2 Beginsituatie... 3 Algemene doelstellingen... 4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden... 6 Pc-technieken en netwerken... 6 Webdesign...11 Databanken...14 Programmaontwikkeling...16 Tekstverwerking...22 Rekenblad...23 Projectontwikkeling...25 Pedagogisch-didactische wenken... 28 Algemene pedagogisch-didactische wenken...28 Specifieke pedagogisch-didactische wenken...31 Minimale materiële vereisten... 35 Evaluatie... 36 Bibliografie... 38

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 2 VISIE EIGENHEID VAN DE STUDIERICHTING De leerlingen die de richting Informaticabeheer kiezen zijn meestal al goed vertrouwd met eenvoudige toepassingen op PC of zijn gefascineerd door de uitdagingen van de informatiemaatschappij. Deze richting bereidt voor op de arbeidsmarkt, maar is ook gericht op het verder studeren. De eerste doelstelling wordt gerealiseerd met de leerinhouden die verband houden met de praktische kennis van de PC, de toepassingspakketten en de typische PC-programmeertalen, terwijl de tweede wordt gerealiseerd met de algemene vakken als wiskunde als economie en met de probleemoplossende vaardigheden. Veel vaardigheden zijn overdraagbaar naar nieuwe situaties (bijv. analysetechnieken die bij de ontwikkeling van programmatuur van de ene taal naar de andere overdraagbaar zijn). Volgende algemene doelstellingen worden beoogd: deskundigheid op het vlak van PC (hard- en software), installatie en onderhoud van pakketten, kennis van programmatuur (zowel de overdraagbare basistechnieken als de praktische ontwikkeling van toepassingen), analysevaardigheden, kennis van moderne technieken (netwerken, internet, webdesign), basiskennis van wiskunde en wetenschappen, kennis van de beginselen van de bedrijfseconomie. TEWERKSTELLING EN VERDERE STUDIES Volgende beroepen en functies komen in aanmerking: netwerkbeheerder, PC-deskundige, onderhoud van PC hard- en software, verzorgen van interne PC opleidingen, aankoopverantwoordelijke (van informaticamateriaal), ontwikkeling van routinetoepassingen en eenvoudige programma s, onderhoud van programma s, adviseur bij de verkoop van PC s, helpdesk verantwoordelijke, ontwikkeling van kleinschalige communicatienetwerken. De verantwoordelijkheid op het werkveld kan beperkt zijn tot het eigen takenpakket, maar in veel gevallen (bijvoorbeeld in een KMO) zal de informaticus de enige zijn die instaat voor het geheel van de informatica in het bedrijf, zodat in dat laatste geval de verantwoordelijkheid gekoppeld is aan controle, begeleiding en managementtaken. Verder studeren in de richting informatica kan in het hoger onderwijs zowel buiten als binnen de universiteit.

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 3 BEGINSITUATIE Alle leerlingen die de tweede graad ASO, TSO of KSO met goed gevolg beëindigd hebben, komen voor deze studierichting in aanmerking. De leerlingen beschikken over basisvaardigheden i.v.m. ICT. Ze kunnen omgaan met de voornaamste toepassingspakketten, kunnen systeemsoftware hanteren en zijn vaardig met het Internet. Vele leerlingen zijn bovendien vertrouwd met de beginselen van ontwerp en implementatie en kunnen eventueel zelfstandig eenvoudige programma s ontwikkelen. Bovendien bezitten sommigen (afhankelijk van de studierichting) ook dactylografische vaardigheden. Deze leerlingen kunnen ook inzichtelijk werken met een tekstverwerkingspakket.

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN De algemene doelstellingen worden hierna geformuleerd met behulp van competenties die de leerling van de studierichting Informaticabeheer kan verwerven. Het begrip competentie verwijst naar de cluster van vaardigheden, kennis en attitudes die iemand in staat stellen om zijn professionele taken succesvol uit te voeren. De wijze waarop de leraar met deze lijst kan omgaan, wordt verder bij de pedagogisch-didactische wenken toegelicht. PERSOONLIJKE COMPETENTIES 1 Zelfstandig (onder begeleiding) verantwoordelijk en gepast kunnen handelen. Dit houdt o.a. in: taakgericht handelen; aandachtig zijn; flexibel zijn; nauwkeurig werken; initiatief nemen; opbouwend kritisch zijn; sociaal omgaan. 2 Actief kunnen luisteren tijdens teammomenten. D.w.z. taak- en probleemgericht luisteren; contacten maken. 3 Zich helder, constructief en respectvol uitdrukken bij werk- en studietaken. Dit betekent o.a. belangen afwegen; bemiddelen; argumenteren voor of tegen; overleggen en afspraken maken; gebruik lichaamstaal; functionele taalvaardigheid (Nederlands en Engels). 4 Op een respectvolle manier schriftelijk en mondeling kunnen communiceren wat o.a. inhoudt dat de communicatietechnieken moeten aangepast worden naargelang de sociale omgeving (klant, stageplaats, medeleerlingen, klas ) 5 Een realistische werk- en tijdsplanning kunnen maken. 6 Kunnen werken in groepsverband. BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES Deze worden hierna algemeen geformuleerd (de specifieke vakgebonden competenties worden in de verschillende subvakken van het leerplan verder gedetailleerd). 1 Zelfstandig of in groep taken, projecten kunnen organiseren. D.w.z. opdrachten opsplitsen in (deel)taken, planningen opstellen, kostprijsberekeningen opstellen, individueel werken, in team werken. 2 Kunnen streven naar kwaliteitsvolle taakuitvoering zodat het resultaat steeds voldoet aan de, eventueel wijzigende, gestelde eisen. performant en functioneel handelen, gebruiksvriendelijke oplossingen die flexibel zijn afleveren, handelen conform de wetgeving. 3 Gegevens kunnen verzamelen, opslaan en ter beschikking stellen, zodanig dat deze op een correcte en gebruiksvriendelijke manier kunnen worden opgevraagd.

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 5 4 Zelfstandig of onder begeleiding en eventueel in teamverband, de informatiebehoeften van een organisatie kunnen detecteren en gestructureerd weergeven. Daartoe kan gebruik gemaakt worden van analysetechnieken. 5 Via een gefaseerde aanpak een project kunnen ontwikkelen vanaf het basisidee tot en met het gebruiksvriendelijk programma. 6 Nieuwe IT-oplossingen kunnen uitwerken, conform de eisen van de opdrachtgever. Daartoe kunnen oplossingen uitgewerkt worden bijv.: een volledig computersysteem al dan niet verbonden in een netwerk samenstellen, installeren, configureren en beveiligen; een dynamische website maken, onderhouden en op het web plaatsen; een relationele databank implementeren en beheren vanuit een (web)applicatie. een geïntegreerd programma ontwikkelen rekening houdend met de basisprincipes van ontwerp en implementatie. 7 Op een gepaste manier kunnen schriftelijk rapporteren. Dit houdt o.a. in: schriftelijke taalvaardigheid, kennis van Bin-normen, vaardig kunnen omgaan met kantoorsoftware.

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 6 / Uitbreidingsdoelstellingen worden aangeduid door een (U) na de doelstelling en zijn cursief gedrukt PC-TECHNIEKEN EN NETWERKEN Competenties Een PC volledig kunnen monteren en demonteren, optimaliseren en beveiligen. Hard- en softwareproblemen kunnen detecteren en oplossen. Lokale netwerken op het vlak van hard- en software kunnen installeren, configureren en beveiligen. Een advies kunnen geven over de bruikbaarheid van hard- en software. 1 1.1 verklaren hoe een programma wordt uitgevoerd gebruikmakend van de Von Neuman-architectuur. 1.2 de onderdelen van een processor benoemen en de globale werking ervan uitleggen. 1.3 de bussen schematisch weergeven, de soorten opsommen en hun functie opgeven. 1.4 de rol van het interne geheugen duiden en het belang van de grootte verklaren. 1.5 het doel en nut van cachegeheugens verklaren. 1.6 de functie van ROM en RAM geheugens uitleggen. 1.7 het nut van het binaire en hexadecimale stelsel inzien en in functie van het gebruik ervan beperkte omzettingen tussen beide stelsels maken. 1 De opbouw van computers 1.1 Uitvoering van een programma, de Von Neumannopdrachtencyclus 1.2 Processoren: onderdelen, recente evolutie, parallelle verwerking 1.3 Busstructuur: soorten en eigenschappen 1.4 Het intern geheugen 1.5 Cachegeheugen 1.6 RAM- en ROM-geheugens 1.7 Binair en hexadecimaal talstelsel

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 7 2 2.1 de recente soorten schijven classificeren naar gebruik, snelheid en type. 2.2 organisatie van de data op de schijven verklaren. 2.3 de functie van besturingsbevelen, clusters, de directory structuur verklaren, het verschil tussen en nut van de FAT en NTFS indeling duiden en de meest voorkomende opdrachten gebruiken. 2.4 een keuze maken uit de backup eenheden en deze uitvoeren. 2.5 de soorten schermen toelichten en de samenhang tussen scherm en schermbesturing verklaren. 2.6 de componenten en functies van een multimediasysteem bespreken. 2.7 het doel en gebruik van andere randapparaten in reële situaties bespreken. 3 3.1 de toegang tot de verschillende telecommunicatie netwerken bepalen en de eigenschappen verklaren. 3.2 de verschillende kenmerken van datatransmissie (aard, modulatie, medium, type, methode, snelheid en foutdetectie) weergeven (U). 3.3 het verloop van datatransmissie verklaren (via welke media en met welke methodes). 3.4 de verschillende transmissietypes en -methodes en het gebruik ervan verklaren (U). 3.5 het TCP/IP- en het OSI model toelichten. 3.6 een modem installeren, de werking, standaarden en protocollen toelichten. 3.7 draadloze communicatie installeren en beveiligen. 3.8 recente technieken toepassen. 4 4.1 het gebruik van verschillende typologieën verklaren en deze schematisch weergeven. 4.2 de protocollen voor communicatie, routering en adressering van de diverse apparaten uitleggen (U). 4.3 de hardwareonderdelen opsommen en hun voornaamste kenmerken opgeven. 2 Randapparatuur 2.1 Soorten schijven, bijv. SATA-schijf, PATA-schijf, Solid State 2.2 De organisatie van data op een schijf 2.3 Bevelen voor het beheer van schijven 2.4 Back-up eenheden 2.5 Beeldschermen: soorten (bijv. TFT, LED,LCD) en besturing 2.6 Multimediacomponenten 2.7 Andere randapparaten bijv. scanner, barcode-lezer, mobile HD 3 Datacommunicatie 3.1 Fysische toegang tot WAN zoals telefoonnet (U), DCS, ADSL-net, Telenet, videoconferentie 3.2 Datatransmissie: digitale en analoge transmissie, modulatietechnieken (U) 3.3 Transmissiemedia zoals: coaxkabel (U), twisted pair, glasvezel, infrarood/laser, LOS/Satelliet 3.4 Transmissie: types asynchrone en synchrone verbindingen (U) 3.5 Communicatiestandaarden: OSI-, TCP/IP model. 3.6 Interne en externe modems, standaarden en protocollen 3.7 Draadloze communicatie, bijv. Bluetooth en Wifi 3.8 Recente technieken, bijv. Cloud-technologie, VoIP 4 Netwerken 4.1 Basistypologieën: gemaasd en ster netwerk 4.2 Basisprotocollen: CSMA/CD, Token passing ring, Token passing bus (U) 4.3 Hardware: netwerkkaart, connectoren, bekabeling, switches, routers, bridges, gateways

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 8 4.4 de werking en eigenschappen van de verschillende soorten netwerken toelichten. 4.5 verschillende soorten server en hun specifieke toepassingen opsommen en verklaren. 4.6 het nut van virtuele servers verklaren. 4.7 de verschillende adressen, routering methodes bepalen en de functie inzien van de symbolische machinenaam en het browser protocol (http). 4.8 de functie en het gebruik van de Internetdiensten bespreken. 4.9 de delen en werking van een intranet toelichten. 5 5.1 de onderdelen van het moederbord en de aansluitingen ervan aanduiden. 5.2 de functie van de verschillende poorttypes en uitbreidingspoorten beschrijven. 5.3 de interne hardwareonderdelen en PC-sleuven herkennen en de werking ervan verklaren. 5.4 voedingsaansluitingen volgens hun gebruik onderscheiden. 5.5 de verschillende externe geheugens en opslagmedia onderscheiden. 5.6 de types kabelaansluitingen voor de hardwarecomponenten onderscheiden en de verbindingen maken. 6 6.1 vertrekkend van het moederbord een PC volledig (de)monteren. 6.2 aan de hand van hardware jumpers de instellingen van het moederbord bepalen. 6.3 de verschillende onderdelen aansluiten. 6.4 de verschillende types van randapparatuur (via de juiste externe poorten) aansluiten. 6.5 de aansluitingen voor de netwerken bepalen en uitvoeren. 6.6 mogelijke gevaren inzien bij het monteren van de PC. 4.4 Soorten netwerken: point-to-point, client-server peer-topeer 4.5 Soorten server: file- en printservers, mailservers, proxyserver, client-server 4.6 Virtuele servers 4.7 Internet: IP-routering, IP-adres, symbolische machinenaam (DNS), URL, http-protocol, Active-Directory. 4.8 Diensten: e-mail, nieuwsgroepen, bestandenoverdracht, remote login, chatten, navigatie, sociale netwerken 4.9 Intranet: gebruik en configuratie 5 PC hardware 5.1 Moederbord met aansluitingen 5.2 Poorten 5.3 Hardwareonderdelen: de processor-slot, de BIOS, de batterij, de voeding 5.4 Voedingsaansluitingen voor moederbord, diskettestation, harde schijf, CD/DVD 5.5 Harde schijf, CD/DVD-station 5.6 Kabelaansluitingen 6 PC montage 6.1 Montage en demontage 6.2 Instellingen van jumpers 6.3 Onderdelen zoals LED s, processorventilator, luidspreker 6.4 Randapparatuur 6.5 Koppeling met netwerken 6.6 Beveiligingsaspecten

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 9 7 7.1 defecte hardware onderdelen opsporen, een diagnose stellen, vervangen of evt. herstellen. 7.2 vreemde werkingsgeluiden vergelijken met de beschrijving ervan en deze interpreteren. 7.3 de spanningen op voedingsdraden meten en interpreteren (U). 7.4 fouten in de kabelaansluitingen detecteren en aanpassen. 7.5 het onderhoud van sleuven, sloten, bekabeling, ventilator uitvoeren. 8 8.1 de essentiële functies van veel voorkomende besturingssystemen gebruiken. 8.2 de begrippen virtueel geheugen, paginering en segmentering verklaren. 8.3 bestanden en programma s comprimeren. 8.4 de belangrijkste opdrachten van een besturingssysteem uitvoeren. 8.5 een virtuele server installeren. 8.6 een besturingssysteem installeren en updaten op een nieuwe of bestaande PCconfiguratie. 8.7 softwarepakketten zoals antivirussoftware, buroticapakket installeren en up-todate houden. 8.8 patches, plug-ins integreren in geïnstalleerde programmatuur. 8.9 de belangrijkste onderdelen van de BIOS verklaren en de BIOS-instellingen optimaliseren en aanpassen. 8.10 via internet of andere kanalen stuurprogramma s terugvinden en downloaden. 8.11 de meest voorkomende foutmeldingen herkennen. 8.12 de verschillende modi waarin het besturingssysteem kan functioneren, onderscheiden en hun werking begrijpen. 9 9.1 een volwaardige back-up of reservekopie nemen van de belangrijkste data. 9.2 het nut en de samenstelling van een opstart CD bepalen en deze creëren. 9.3 een inventaris opmaken van elke PC. 7 Hardware diagnose en herstelling 7.1 Opsporing en herstelling 7.2 Interpretatie van vreemde geluiden 7.3 Meten en interpreteren van de spanning (U) 7.4 Aansluiting van interne kabels 7.5 Onderhoud 8 PC software 8.1 Besturingssystemen 8.2 Geheugenbeheer 8.3 Compressie van data voor communicatie en backupdoeleinden 8.4 Besturingsbevelen 8.5 installatie van een virtuele server 8.6 Installatie van (een update van) een besturingssysteem 8.7 Installatie van applicatiesoftware 8.8 Patches en plug-ins 8.9 BIOS-onderdelen: betekenis en functies, optimalisatie en instellingen 8.10 Stuurprogramma s 8.11 Foutmeldingen 8.12 Werkingsmodi van het besturingssysteem 9 EHBO-kit 9.1 Back-up: methodes en reservekopieën 9.2 Opstart CD: nut en creatie 9.3 Inventaris van systeemonderdelen en software

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 10 10 10.1 een netwerk installeren en configureren. 10.2 een netwerk instellen voor het delen van bronnen, internettoegang, data en programma s. 10.3 een netwerk beheren: netwerksoftware installeren, configureren en klaarmaken voor gebruik. 11 11.1 de kenmerken en de gevaren van de verschillende soorten malware (virus, worm, Trojaans paard, hoax, spyware, adware, spam ) opgeven. 11.2 beveiliging- en antivirus software gebruiken. 11.3 een firewall hardware- en softwarematig installeren en configureren. 11.4 preventieve maatregelen nemen om veilig te mailen en te surfen. 11.5 een back-up uitvoeren. 11.6 een systeemherstel uitvoeren. 11.7 een volledige netwerkbeveiliging uitvoeren door bijv. wachtwoorden, encryptie en elektronische handtekening. 12 12.1 een bestaande PC-configuratie beoordelen. 12.2 de mogelijkheden tot uitbreiding van de PC-configuratie analyseren. 12.3 uitgaande van de nieuwe ontwikkelingen een efficiënt aankoopbeleid adviseren. 10 Netwerkbesturingssysteem 10.1 Installatie en configuratie 10.2 Delen van bronnen, internettoegang, data- en programmabestanden 10.3 Netwerkbeheer: installatie van netwerksoftware, configuratie en gebruik 11 Beveiliging 11.1 Soorten malware (kwaadaardige software) 11.2 Beveiliging: antivirus programma. 11.3 Firewall 11.4 Preventie bij het mailen en surfen 11.5 Back-up systemen 11.6 Systeemherstel 11.7 Netwerkbeveiliging: hackers, encryptie, file-locking en recordlocking, beveiliging van de fileserver 12 Computeradvies 12.1 PC-beoordeling op basis van prestatie, kwaliteit, leeftijd en actuele waarde 12.2 Uitbreidingsanalyse van een PC m.b.t. geheugen, harde schijf 12.3 Aankoopbeleid

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 11 WEBDESIGN Competenties Webpagina s kunnen aanmaken aan de hand van HTML-code. Toepassingen kunnen maken in een scriptingtaal en integreren in webpagina s. De opmaak van webpagina s kunnen definiëren in CSS en deze koppelen. Beveiligde, dynamische websites en webservices kunnen bouwen en onderhouden. Een databank kunnen aanspreken via een webpagina. 1 1.1 de verschillende onderdelen en karakteristieken van een webpagina duiden. 1.2 een hyperlink omschrijven en gebruiken. 1.3 een website organiseren en de informatie over de verschillende schermen verdelen. 2 2.1 het begrip XHTML omschrijven. 2.2 een eenvoudige pagina ontwerpen. 2.3 lijsten integreren. 2.4 specifieke grafische elementen aan een webpagina toevoegen. 2.5 werken met tabellen. 2.6 frames en toepassen (U). 2.7 audio en video inlassen. 2.8 een website maken, bijwerken en onderhouden. 2.9 de ontwikkelde website beschikbaar stellen op de webserver. 1 Organisatie van een website 1.1 Kenmerken van een webpagina 1.2 Kenmerken van hyperlinks 1.3 Architectuur: structuur, verbanden, lay-out, navigatie 2 (X)HTML 2.1 Begrip 2.2 Ontwerp 2.3 Lijsten 2.4 Grafische elementen 2.5 Tabellen 2.6 Frames (U) 2.7 Audio en video 2.8 Opmaak en onderhoud van een website 2.9 Website op de webserver

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 12 3 3.1 het begrip en het nut van CSS omschrijven. 3.2 CSS bestanden aanmaken. 3.3 elementen via classes, attributes en id s van opmaak voorzien. 3.4 CSS bestanden koppelen aan webpagina s en websites. 4 4.1 de verschillende elementen van de taal beheersen. 4.2 enkele elementaire toepassingen ontwikkelen waarbij gebeurtenissen optreden. 4.3 scripttaal in XHTML opnemen. 4.4 gebruik maken van data uit formulieren. 4.5 de identificatie van browser en plug-ins verklaren. 5 5.1 een dynamische website opzetten. 5.2 controlestructuren voor scripts maken. 5.3 functies aanmaken en gebruiken. 5.4 XHTML formulieren opmaken en koppelen aan dynamische data. 5.5 gegevens in sessions onthouden. 5.6 een databank integreren in een website. 5.7 de communicatie tussen browser en webserver beveiligen. 5.8 de data in een webtoepassing beveiligen. 6 6.1 het begrip webservices omschrijven (U). 6.2 de functie van standaardprotocollen verklaren (U). 6.3 weergeven hoe een webservice is opgebouwd (U). 6.4 het lagenmodel van een webservice weergeven (U). 3 Cascading Style Sheets 3.1 Begrip 3.2 Opmaak voor de basiselementen 3.3 Opmaak voor de specifieke elementen 3.4 Koppeling aan webpagina s 4 WebScript 4.1 Objecten, eigenschappen en methode 4.2 Gebeurtenissen 4.3 Scripttaal in XHTML 4.4 Formulieren 4.5 Besturing en identificatie van de browser en plug-ins 5 Webprogrammatie 5.1 Dynamische website 5.2 Controlestructuren 5.3 Functies 5.4 (X)HTML-invulformulieren 5.5 Sessions 5.6 Integratie van een databank 5.7 Beveiliging via SSL 5.8 Integriteit van data 6 Webservices 6.1 Begrip (U) 6.2 Standaardprotocollen (U) 6.3 Opbouw (U) 6.4 Lagenmodel (U)

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 13 7 7.1 objecten tekenen en bewerken (symbolen en buttons aanmaken) (U). 7.2 animaties aanmaken (U). 7.3 acties uitvoeren met een timeline (U). 7.4 geluid in een button integreren (U). 7.5 een applicatie in een webpagina integreren (U). 8 8.1 het begrip omschrijven (U). 8.2 well formed XML documenten ontwikkelen (U). 8.3 xml documenten opmaken via xlst (U). 8.4 gegevens zoeken in XML documenten via XPath (U). 8.5 enkele professionele toepassingen van XML uitvoeren (U). 9 1 9.1 begrip omschrijven (U). 9.2 een CMS installatie uitvoeren (U). 9.3 gegevens via de adminstratiemodule invoeren, aanpassen en verwijderen (U). 9.4 gegevens in een CMS databank beheren (U). 9.5 presentatiesjablonen instellen (U). 7 Webanimatie 7.1 Objecten (U) 7.2 Animaties (U) 7.3 Timeline en tweening (U) 7.4 Geluid 7.5 Integratie 8 XML XSL 8.1 Begrip (U) 8.2 Well formed xml documenten (U) 8.3 XSL: XSLT en XPath (U) 8.4 Opmaak van XML via XSLT (U) 8.5 Navigeren in XML via XPath (U) 9 CMS 9.1 Begrip (U) 9.2 Installatie (U) 9.3 Adminstratiemodule (U) 9.4 CMS databank (U) 9.5 Sjablonen (U)

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 14 DATABANKEN Competenties Een relationele databank kunnen implementeren en beheren gebruik makend van de objecten en methoden van een professioneel DBMS-pakket. Gegevens uit een databank kunnen opvragen en beheren, alsook de databankstructuur kunnen wijzigen met behulp van SQL instructies. Applicaties kunnen ontwikkelen in een geïntegreerde pakketgebonden omgeving ofwel een databank kunnen beheren vanuit een host language via embedded SQL. 1 1.1 tabellen creëren met hun eigenschappen en validatie. 1.2 tabelstructuren opslaan, afbeelden en wijzigen. 1.3 records afbeelden, wijzigen, opsporen, toevoegen en verwijderen. 2 2.1 de analogie aantonen tussen de logische begrippen entiteit, attributen en relaties en hun technische realisaties in tabellen, velden en foreign keys. 2.2 regels hanteren om entiteiten, attributen en relaties te bepalen. 2.3 een conceptueel gegevensmodel opstellen. 2.4 de normalisatieregels toepassen. 2.5 een technisch ontwerp (definitie tabellen, sleutels en relaties) visualiseren en implementeren in de eigen databankomgeving. 1 Ontwerp en beheer van een tabel 1.1 Namen, eigenschappen en validatie op veld- en tabelniveau 1.2 Tabelstructuur 1.3 Beheer van records 2 Relationele databanken 2.1 Begrippen entiteit, sleutel, attribuut en soorten relaties 2.2 Bepaling van entiteiten, attributen en relaties 2.3 Conceptueel gegevensmodel 2.4 Normalisatie 2.5 Technisch ontwerp 3 3.1 het verschil duiden tussen embedded SQL en het interpretatief gebruik ervan. 3.2 via SQL tabellen opstellen en raadplegen, gegevens muteren, optimaliseren en beveiligen. 3.3 de begrippen DML toepassen. 3.4 de begrippen DDL toepassen. 3 SQL 3.1 Algemene begrippen 3.2 Componenten van de select-instructie met en zonder gebruik van statistische functies 3.3 DML: Select - Insert into - Delete - Update 3.4 DDL: Create table/index - Drop table/index - Alter table

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 15 4 (*) 4.1 een formulier ontwerpen met behulp van objecten en hun eigenschappen bepalen. 4.2 een rapport ontwerpen (met en zonder groepen) met behulp van objecten en hun eigenschappen bepalen 4.3 data opsporen met behulp van een wizard op basis van vaste en parametercriteria, al of niet met gebruik van statistische functies. 4.4 acties ondernemen op een gegevensverzameling. 4.5 verschillende objecten in een databank koppelen (via macro s, VB of VBA). 4.6 SQL hanteren in de broncode van een zelf gekozen host language. 4.7 een gegevensverzameling in een host language verwerken. 4 Pakketgebonden databank (*) 4.1 Formulieren: ontwerp, objecten en eigenschappen 4.2 Rapporten: ontwerp, objecten en eigenschappen 4.3 Query s: selectiequery, totaalquery, parameterquery, actiequery 4.4 Acties op gegevensverzamelingen 4.5 Koppelen van de objecten 4.6 SQL in broncode 4.7 Gegevensverzameling (*) De vakgroep bepaalt welke databank gekozen wordt: ofwel ontwikkeld men applicaties in een geïntegreerde pakketgebonden omgeving (zoals MS Access) of gebruikt men embedded SQL om de databank te beheren vanuit een host language (zoals VB.Net). De doelen van deze rubriek kunnen dus verwezenlijkt worden hetzij in het subvak databanken hetzij in de subvakken programmaontwikkeling of webdesign.

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 16 PROGRAMMAONTWIKKELING Het leerplanonderdeel programmaontwikkeling is opgebouwd uit 2 onderdelen: ontwerp en implementatie. Het ontwerpgedeelte bevat een gemeenschappelijk deel (dat in beide opties aan bod komt); optie 1: procedureel ontwerp; optie 2: object-georiënteerd ontwerp. Dit houdt in dat de vakgroep een keuze kan maken tussen de 2 opties. Uiteraard mogen ook beide aan bod komen. Dat hangt samen met de keuze van de programmeertaal (zie verder bij de pedagogisch-didactische wenken). Competenties Complexe problemen kunnen oplossen door gebruik te maken van een gestructureerd ontwerp, incl. gegevensstructuren en controlestructuren. Event-driven, procedureel en/of objectgeoriënteerd kunnen programmeren, d.w.z. de gepaste taalgebonden elementen kunnen toepassen om het ontwerp te kunnen implementeren in een geschikte programmeertaal. Overdraagbaarheid van oplossingsmethodes en technieken kunnen nastreven. ONDERDEEL 1: ONTWERP Gemeenschappelijk deel m.b.t. ontwerp 1 1.1 verklaren wat de top-down methode inhoudt. 1.2 een stappenplan toepassen bij het oplossen van problemen. 1 Methodologie 1.1 Top-down methode 1.2 Te volgen stappen bij het oplossen van een probleem: Oplossingsscenario Gegevensstructuur Controlestructuur Implementatie Testen Verdere Verfijning

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 17 2 2.1 in functie van de toepassing de nodige datatypes gebruiken. 2.2 het onderscheid maken tussen enkelvoudige en samengestelde types en deze toepassen. 2.3 zelf een type definiëren. 2.4 het onderscheid maken tussen constanten en variabelen. 2 Datastructuren 2.1 Enkelvoudige datastructuren 2.2 Samengestelde datastructuren 2.3 Zelfgedefinieerde types 2.4 Constanten 3 3.1 bepalen welke controlestructuren in een specifiek probleem moeten gebruikt worden. 3.2 de controlestructuren voorstellen (d.m.v. een schema of andere techniek). 3 Controlestructuren 3.1 Soorten: sequentie, selectie, iteratie 3.2 Voorstelling Optie 1: procedureel ontwerp 1 1.1 inzien dat heel wat problemen varianten zijn van eenzelfde basisprobleem. 1.2 de kenmerken van een goed deelprobleem aangeven. 1.3 het onderscheid tussen een procedure en een functie, en wanneer beide moeten gebruikt worden, maken. 1.4 het parametermechanisme toepassen. 1.5 een bibliotheekmodule herkennen. 1 Deelproblemen 1.1 Herbruikbaarheid 1.2 Kenmerken 1.3 Procedures en functies 1.4 Parametermechanisme 1.5 Bibliotheken 2 2.1 op een rij sorteren (U). 2.2 een element in een rij opzoeken (U) 2 Algoritmen 2.1 Sorteeralgoritmen (U) 2.2 Zoekalgoritmen (U)

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 18 3 3.1 het nut van recursie verklaren (U). 3.2 eenvoudige recursieve problemen oplossen (U). 3 Recursie 3.1 Doel (U) 3.2 Voorbeelden (U) Optie 2: object-georiënteerd ontwerp 1 1.1 aan de hand van een voorbeeld de gelijkenissen en verschillen herkennen tussen een object-georiënteerde taal en een procedureel gerichte taal. 1.2 het begrip garbage collection uitleggen. 1 Algemeenheden 1.1 Objectgericht versus procedureel 1.2 Garbage collection 2 2.1 de begrippen object, klasse en methode uit elkaar houden en toepassen. 2.2 een object en zijn attributen definiëren. 2.3 een klasse declareren en gebruik maken van een standaardklassebibliotheek. 2.4 het onderscheid tussen accessor, mutator en constructor toelichten aan de hand van een voorbeeld en interne oproepen toepassen. 2.5 gebruik maken van een interface (U). 3 3.1 de begrippen inkapseling, overloading, overerving en overriding toelichten aan de hand van een concrete toepassing. 3.2 polymorfisme verklaren in een concreet voorbeeld (U). 3.3 eenvoudige klassen- en objectendiagrammen lezen, interpreteren en opstellen. 2 Bouwstenen 2.1 Onderscheid 2.2 Object en zijn attributen 2.3 Klasse: declaratie en gebruik (public, private), standaardklassebibliotheek 2.4 Methodes: accessor, mutator, constructor, externe en interne oproep 2.5 Interface (U) 3 Basisprincipes 3.1 Inkapseling Overloading Overerving Overriding 3.2 Polymorfisme (U) 3.3 UML-klassendiagram

TSO derde graad Specifiek gedeelte Informaticabeer 19 4 4.1 de verschillende datatypes bepalen en toepassen. 4.2 de ontworpen datatypes vastleggen met behulp van programmeercode. 4.3 variabelen declareren, gebruiken en bewerken met operatoren. 5 5.1 de rol van een accessor inzien en het gebruik ervan toepassen. 5.2 de rol van een mutator inzien en het gebruik ervan toepassen. 5.3 de rol van een constructor inzien en het gebruik ervan toepassen. 4 Datatypes 4.1 Soorten: Array-type 4.2 Codering Primitieve datatypes: gehele getallen, kommagetallen, tekens, logische waarde Klassetypes: voorgedefinieerde en zelfgedefinieerde 4.3 Variabelen: declaratie en bewerking 5 Methodes 5.1 Accessor 5.2 Mutator 5.3 Constructor 6 6.1 een geschikte klassenstructuur ontwerpen. 6.2 de nodige attributen en methoden bepalen. 6.3 klassen toepassen waarvan enkel de specificatie gekend is. 6.4 interfaces implementeren los van een hoofdprogramma. 6.5 de typische toepassingsdomeinen van klassenvariabelen en klassenmethodes bepalen. 6.6 een programmaonderdeel debuggen en testen. 6 Klassen 6.1 Onderverdeling van programma s in klassen 6.2 Opbouw (attributen, constructoren, methodes ) 6.3 Ontwerp 6.4 Interfaces 6.5 Klassenvariabelen en klassenmethodes 6.6 Debugging en exceptions