1OEFENINGEN bij WERKWOORDEN (boek CAMINOS 1, PAG.133 e.v.) 7.1.1 Regelmatige vormen A. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Dónde...? (vivir, tú) Dónde...? (trabajar, tú) Yo no...muy bien español. (hablar) Nosotros no...vino blanco. (tomar) Qué...vosotros? ( tomar) No...inglés. (estudiar, yo) Mis padres... en América. (vivir) Usted...aquí? (vivir) Mi abuela...alemán. (hablar) Las tiendas...a las 9 de la mañana. (abrir) Juan siempre...poesía. (escribir) Vosotros...una postal al profesor? (escribir) Todos los días Juan...las lecciones de español. (preparar) Nosotros siempre...en un restaurante. (comer) B. Vertaal de volgende zinnen in het Spaans: Hoe laat eindigt de les?... Hoe laat kom je aan?... Bellen jullie me vandaag op?... Wanneer bel jij je moeder op?... Paulo reist veel naar Portugal... Wij hebben Uw paspoort nodig...
Waarom was jij de borden niet?... Ik vraag vandaag niets... Wat zoek je hier?... Waar kopen we postzegels?... Jullie luisteren heel goed... 7.1.2 Onregelmatige vormen C. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: (klinkerverandering) (zie verderop voor een lijstje met de betreffende ww) Siempre...en mi casa. (dormir, yo) En España las farmacias...a las 4. (cerrar) Yo no... mi dinero. (encontrar = vinden) A qué hora...el concierto? (empezar) Por qué no...estudiar? (querer, tú) Todos los turistas...mañana. (volver) Cuánto...estos libros? (costar) Me...bien? (entender, tú) Nos...a las 11 de la noche. (acostarse) Por favor,...usted abrir la puerta? La abuela...una historia interesante. En las vacaciones me...muy tarde. (querer) (contar) (despertarse)... hablar más despacio, por favor? (poder, vosotros) D. Vertaal de volgende zinnen in het Spaans: Hoe laat begin je?... Slapen zij in een hotel?...
Wat kunnen jullie betalen?... Ik wil een auto huren... De markt sluit om 12 uur 's middags... Wat kost een kilo tomaten?... Wat denken jullie van de cursus?... Hoe laat gaan we naar bed?... Hoe laat wordt U wakker?... María vertelt me alles... Mijn kinderen hebben liever thee... Waar gaan we zitten?... Jij slaapt erg slecht... Ik speel niet met U... De ober bedient goed... Wanneer beginnen we?... Wat wilt U?... WERKWOORDEN MET KLINKERVERANDERING N.B. in het woordenboek wordt dit altijd aangegeven! e > ie querer( willen/houden van) e > i pedir (vragen, bestellen) cerrar (sluiten) servir (bedienen) pensar (denken) seguir (volgen, doorgaan) empezar (beginnen) despertarse (wakker worden) u > ue jugar (spelen) sentarse (gaan zitten) entender (verstaan, begrijpen) preferir (de voorkeur geven aan) o > ue poder (kunnen) contar (vertellen) almorzar (lunchen) costar (kosten) probar (proberen, passen) encontrar (ontmoeten, vinden, tegenkomen) acostarse (naar bed gaan, gaan liggen) acordarse (zich herinneren)
volver (terugkeren) dormir (slapen) Werkwoorden met alléén een onregelmatige eerste persoon E. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: No...nada. (hacer, yo) Vosotros...la mesa? (poner) A qué hora...? (salir, tú) Te...el desayuno. (traer, yo) No...nada? (ver, tú) Nosotros...mucho. (saber) Yo...por la tarde. (salir) Yo...bien la gramática española. (conocer) F. Vertaal in het Spaans: Hoe laat vertrekt de bus?... Wat zien jullie?... Deze leerlingen weten alles... Ik zet de tafel in de tuin... Breng jij me morgen de krant?... Wat doet U zondagochtend?... Wij weten niet wat zij doet... Werkwoorden met een onregelmatige eerste persoon én klinkerverandering(pag.134) G. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Qué me...? (decir, tú) Cuántos años...tu madre? (tener) A qué hora...? (venir, vosotros)
Yo no...nada. (decir) Yo...mañana a tu casa. (venir) Cuántos hijos...tu vecino? (tener) Cuándo...tus amigas? (venir) Qué...Usted? (decir) H. Vertaal in het Spaans: Ik heb honger.... Wanneer komt de leraar?... Wat zegt ze van het boek?... Waarom komt u vandaag niet?... Ben je bang? (tener miedo)... Belangrijke onregelmatige werkwoorden (pag.134) I. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Nosotros...en coche. (ir) Dónde...el perro? (estar) Carlos...argentino.(ser) Qué...visto? (tú / haber) Yo...mañana a Barcelona (ir) Los libros...en el bolso. (estar) Vosotras...americanas? (ser) J. Vertaal in het Spaans: Wanneer ga je?... Ik ben morgen thuis... Mijn vriend is leraar... María gaat naar Madrid...
Waar staat het hotel?... Wie bent U?... 7.1.3 Het wederkerend werkwoord (pag.134) K. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Tú...cada día? (ducharse) Mi padre siempre... en la misma silla. (sentarse) Vosotros...tarde? (acostarse) María...muy temprano. (despertarse) Cómo...Usted? (llamarse) Doctor, yo...muy mal. (encontrarse) L. Vertaal in het Spaans: Voel je je niet goed?... Hoe laat staat je broer op?... Ik ga hier niet zitten... Paco doucht elke middag... Wanneer worden jullie wakker?... 7.1.5 / 7.1.6 Het gebruik van HAY / ESTÁ / ES ( pag.135) M. Vul de juiste vorm in: (kies uit hay / está / es) En Barcelona.muchos museos....un banco por aquí? Mi casa...en Amsterdam. Mi padre..de Argentina. Dónde...el museo van Gogh? un hospital en Salamanca?
La Universidad de Madrid...muy grande....un teatro en Haarlem? María estudiante de inglés. El español...una lengua fácil. El hotel...en el centro. En Alicante..muchos turistas. El Hotel Corona...en Barcelona. Mi madre...profesora de español. Mi padre...en casa....un aeropuerto en Bilbao? Cómo..Usted? En mi casa tres dormitorios. Mi bicicleta...en el garaje. Tu casa...muy grande. Pedro...de España,...español. Cuántos estudiantes...en el curso? En la Plaza...una farmacia (=apotheek). 7.2 De presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd) (pag.136) N. Vul de juiste vormen van het werkwoord in: (voltooide tijd / perfecto) Yo...una tortilla muy rica. Papá...una camisa nueva. Nosotros...un café solo. (comer) (comprar) (beber) A qué hora...vosotros? (llegar) A qué hora...usted? (salir)
Por qué...la ventana? (abrir / tú) Ya...? (ducharse / tú) Ustedes...un buen libro. (escribir) Qué...? (decir / ellos) Yo no...nada. (ver) Pablo...todo. (ver) Esta mañana...al mercado. (ir / yo) O. Vertaal in het Spaans: Waar ben je gisteren geweest?... Welke film hebben jullie gezien?... Ik heb goed ontbeten... Wij hebben niets gezegd... Waarom heb je de deur dichtgedaan?... Ik ben vanmorgen teruggekomen... Heeft U goed geslapen?... Zij heeft nog niets gelezen... Jij hebt veel kaarten geschreven... 7.3 Het Gerundio (tegenwoordig deelwoord) (pag.137) P. Vul de gerundio-vorm van het werkwoord in: Juan...un bocadillo. (comer) Por qué no...? (estudiar / tú) Nosotros...la maleta. Vosotros...una carta. (buscar) (escribir) Por qué...todo el tiempo? (hablar / tú)
Yo...un vino tinto. El niño...en su cama. Papá...el periódico. (beber) (dormir) (leer) Juan... (ducharse)...? (despertarse / tú) Q. Vertaal in het Spaans: Ik zit hier een paella te eten... Met wie zit zij te praten?... Hij slaapt nog steeds... Carmen is nu aan het douchen... Wij zitten een goed boek te lezen... Welk boek zitten jullie te lezen?... Jullie zitten allemaal te slapen!... De leraar is iets aan het vertellen... Mijn moeder is aan het telefoneren... Ben je aan het douchen?... De kinderen zitten te schrijven... 7.5 De Indefinido (pag.138) R. Vul de goede vorm van het werkwoord in (indefinido regelmatige vormen): Qué...ayer en el restaurante? (tomar / tú) Qué...Juan en el bar? (beber) Por qué...una carta a Pepe? (escribir / tú) Dónde... en septiembre? (trabajar / vosotros) Yo no...nada la semana pasada. (beber)
Qué...la noche pasada? (pasar) Nosotros...muchas postales. Ella...un zumo de naranja. (escribir) (tomar) Usted... con Juan? (hablar) En el año 1915...mi madre. (nacer) Ayer los estudiantes...poco. (estudiar) S. Vertaal in het Spaans (indefinido regelmatige vormen): Waar heeft U deze tas gekocht?... Wanneer leerde jij hem kennen?... Wat heb je gisteren gegeten?... Heeft U veel gedronken?... Ik heb gisteren veel geschreven... Wij aten veel ijsjes... Welk museum heeft u bezocht?... Jullie kochten veel fruit... Waarom kocht zij geen boek?... Zij schreven gisteren een brief... T. Vul de goede vorm van het werkwoord in (onregelmatige vormen): El año pasado...a Madrid. (ir / nosotros) Ayer...mi cumpleaños. (ser) Por qué...a la farmacia? (ir / vosotras) Cuándo... el festival? (ser) En 2005...a Mallorca (ir / yo) U. Vertaal in het Spaans (onregelmatige vormen): Waarom ging je niet naar het feest?...
Mijn moeder ging naar Frankrijk... Ik ging naar een concert... Het concert was dinsdag...