SOCIO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE REGIO ZUID-WEST-VLAANDEREN APRIL 2013 STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN RESOC ZUID-WEST-VLAANDEREN



Vergelijkbare documenten
SOCIO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE REGIO ZUID-WEST-VLAANDEREN MEI 2013 STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN RESOC ZUID-WEST-VLAANDEREN

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Foto van de lokale arbeidsmarkt

STEEKKAART Toelichting Indicator Datum Bron Toelichting

Socio-economische blik op de Kempen

Socio-economische blik op de Kempen

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

VLAAMS GEWEST VLAAMS GEWEST AAN- DEEL

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

SUBREGIONALE ANALYSE VAN DE VLAAMSE ARBEIDSMARKT. Departement WSE

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Demografie Midden-West-Vlaanderen

Voor de RESOC s in West-Vlaanderen wordt het cijfermateriaal op arrondissementeel niveau ontsloten.

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

NOVEMBER 2014 BAROMETER

Ondernemingen. 1 Meer oprichtingen dan stopzettingen. Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest. Streekpact Cijferanalyse.

Lokale arbeidsmarktindicatoren in de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR)

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente?

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

Analyse van de tewerkstelling Zuid-West-Vlaanderen. Cijfers december 2014

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

ONDERNEMEN. HET ZIT IN ONS.

West-Vlaanderen Ontcijferd in een oogopslag

Hoe creatief is West- Vlaanderen?

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

West-Vlaanderen Ontcijferd

Arbeidsmarkt vijftigplussers

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Economie. 1 Kempense economie presteert in de Vlaamse middenmoot Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest

RESOC LIMBURG Streek Noord-Limburg DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES VOOR HET JAARLIJKS ONDERNEMINGSPLAN 2012.

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

RESOC Zuid-West-Vlaanderen

RESOC Antwerpen. Demografie. Kengetallen

Maakeconomie in Limburg

RESOC LIMBURG Streek Noord-Limburg DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES IKV HET JAP 2011.

RESOC ZUID-OOST-VLAANDEREN DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES VOOR HET JAARLIJKS ONDERNEMINGSPLAN 2012.

Regionale economische vooruitzichten

STREEKFOTO MAASLAND. Socio economische analyse van de streek Maasland en haar 5 gemeenten JUNI 2010

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

STREEKFOTO MIDDEN LIMBURG

Graag het absolute aantal en het groeipercentage in de periode eind mei eind mei 2017.

De regionale impact van de economische crisis

De arbeidsmarkt in april 2015

RESOC Zuid-Oost-Vlaanderen

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt Onderwijs

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

STREEKFOTO ZUID-LIMBURG

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

De arbeidsmarkt in februari 2015

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

STREEKFOTO MAASLAND. Socio-economische analyse van de streek Maasland en haar 5 gemeenten JULI 2014

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Diagnose van de Vlaamse Arbeidsmarkt

ONDERZOEK KINDEROPVANG - FASES 2 EN 3

RAPPORT SOCIALE KERNCIJFERS

deel 1 West-Vlaanderen sociaaleconomisch Feiten

West-Vlaanderen. in feiten en cijfers

De arbeidsmarkt in mei 2015

ALGEMEEN OMZET DECEMBER /12/2016

RESOC Midden-West-Vlaanderen

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

BAROMETER JUNI Kansengroepen blijven een structureel knelpunt 1

6497_deel 1_Feiten_2016_v04.indd 2 29/07/16 11:34

De arbeidsmarkt in juli 2014

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

Arbeidsmarkt Onderwijs

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Regionale economische vooruitzichten

De arbeidsmarkt in maart 2015

FEBRUARI 2016 BAROMETER

RESOC BRUGGE. Demografie

Arbeidsmarkt Onderwijs

BAROMETER. Taalgebruik in de Vlaamse Rand

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Economie en ondernemen

W E L Z I J N S M O N I T O R L I M B U R G Editie 2010

De arbeidsmarkt in juni 2015

RESOC Westhoek. Demografie

Transcriptie:

SOCIO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE REGIO ZUID-WEST-VLAANDEREN APRIL 2013 STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN RESOC ZUID-WEST-VLAANDEREN

Voorliggende situatieschets biedt een actuele sociaaleconomische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen. Ze is gebaseerd op verschillende actuele cijferbronnen, enerzijds, en op onderzoeken die RESOC Zuid-West-Vlaanderen verzamelde en liet uitvoeren, anderzijds. De analyse geeft een kernachtig beeld van de regio en hoe deze zich situeert ten aanzien van de andere regio s in West-Vlaanderen en Vlaanderen. RESOC kan hierdoor een duidelijker beeld werpen op de sociaaleconomische situatie in de regio, wat helpt om de focus voor de regio scherper te stellen en om de ambities en doelstellingen voor het nieuwe streekpact te formuleren en te verantwoorden. De gedetailleerde cijfers vindt u in het tabellenrapport (bijlagen met uitgebreide tabellen en figuren). Enkel de belangrijkste conclusies uit de tabellen en figuren worden besproken in het rapport. 1

2

INHOUDSTAFEL 1. DEMOGRAFIE 7 2. WELVAART 13 3. WERKGELEGENHEID 15 4. ARBEIDSMARKT 19 4.1. Werkzaamheid 19 4.2. Werkloosheid 19 4.3. Vacatures 22 5. ECONOMISCHE INDICATOREN 25 5.1. Bruto toegevoegde waarde 25 5.2. Arbeidsproductiviteit 26 5.3. Loonkost per eenheid product 27 5.4. Investeringsratio 27 5.5. Exportquote 27 5.6. Verloop van de ondernemingen 28 5.7. Aanbod bedrijventerreinen 30 6. KENNISECONOMIE EN INNOVATIE 31 6.1. Technologische industrie en kennisintensieve diensten 31 6.2. Benchmark van de speerpuntsectoren 32 6.3. Evolutie aantal patentaanvragen 33 7. ONDERWIJS EN OPLEIDING 35 7.1. Hoger onderwijs 35 7.2. Secundair onderwijs 36 7.3. Schoolse vertraging 37 3

8. ZORG 39 8.1. Het zorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen 39 8.2. Gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor de zorgvraag 44 8.3. Tewerkstelling in de zorgsector 45 8.4. Aantal studenten verpleegkunde 46 9. WELZIJN EN KANSARMOEDE 47 9.1. Voorkeurregeling in de ziekteverzekering 47 9.2. Zorgverzekering 47 9.3. Schoolse vertraging 47 9.4. Kredietachterstal 49 9.5. Maatregelen aanpak energiearmoede; budgetmeters en LAC dossiers 49 9.6. Sociale huurwoningen 49 9.7. Gerechtelijke uithuiszettingen 50 9.8. Psychisch welbevinden 50 9.9. Kansarme buurten 50 10. WONEN 53 10.1. Prijs bouwgrond 53 10.2. Vergunningen woningen 53 10.3. Gemiddelde verkoopprijs van woningen 53 10.4. Aard van de woningen 54 10.5. Comfort van de woningen 54 11. LAND- EN TUINBOUW 57 11.1. Aantal bedrijven 57 11.2. Tewerkstelling 57 11.3. Cultuurgrond, teelten en veestapel 57 12. MOBILITEIT EN LOGISTIEK 61 12.1. Personenvervoer 61 12.2. Goederenvervoer via binnenvaart 61 12.3. Vliegtuigtrafiek luchthaven Kortrijk-Wevelgem 61 4

13. TOERISME EN RECREATIE 65 13.1. Verblijfstoerisme 65 13.2. Dagtoerisme 66 13.3. Omgevingsrecreatie 67 14. ALGEMENE CONCLUSIES 69 5

6

1. DEMOGRAFIE Begin 2012 telde de regio Zuid-West-Vlaanderen 283.176 inwoners. In West- Vlaanderen waren er 1.169.990 inwoners. De regio wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid: gemiddeld 703 inwoners per km² tegenover 372 inwoners per km² in West-Vlaanderen. Uiteraard zijn er ook binnen de regio sterke verschillen tussen de gemeenten wat betreft bevolkingsomvang en -dichtheid. Kortrijk kent het grootste aantal inwoners (75.219), gevolgd door Waregem (36.751) en Menen (32.683). Kuurne kent de grootste bevolkingsdichtheid (1.295 inwoners per km²), gevolgd door Kortrijk (940) en Harelbeke (925). Tussen 2000 en 2012 is de bevolking in de regio Zuid-West-Vlaanderen met 1,8% toegenomen. Van alle West-Vlaamse regio s is dit de kleinste toename. Gemiddeld nam de bevolking in West-Vlaanderen toe met 3,7% (zie figuur 1). Figuur 1 Evolutie van de totale bevolking, 2000-2012 (2000=100) BRON: POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012; FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, verwerking RESOC Zuid-West- Vlaanderen en WES De groei van de bevolking in Zuid-West-Vlaanderen is zowel het resultaat van een positief natuurlijk accres als van een positief migratiesaldo. Het natuurlijk accres (verschil tussen geboorten en sterften) per 1.000 inwoners bedraagt 1,3 in 2011 en is in tegenstelling tot het natuurlijk accres in de provincie West-Vlaanderen positief. Het migratiesaldo per 1.000 inwoners bedraagt 1,7 en ligt lager dan het cijfer voor West- Vlaanderen (3,8) en het Vlaamse Gewest (4,5). 7

Net zoals in de andere West-Vlaamse regio s zal ook het aantal inwoners in de regio Zuid-West-Vlaanderen blijven stijgen. Prognoses 1 voorspellen dat er in 2025 circa 287.240 inwoners zullen zijn in de regio Zuid-West-Vlaanderen (+4.064 of +1,4% in vergelijking met 2012). De verwachte groei in Zuid-West-Vlaanderen is evenwel kleiner dan in de andere West-Vlaamse regio s, in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest (zie figuur 2). In West-Vlaanderen wordt tussen 2012 en 2025 een toename van de bevolking met 4,3% verwacht en in het Vlaamse Gewest met 3,9%. Figuur 2 Prognose van de bevolkingsevolutie in Zuid-West-Vlaanderen en de andere West-Vlaamse regio's, 2007-2025 (2007=100) BRON: VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES. Bekijken we de verwachte groei van de bevolking naar leeftijdsklassen, dan zien we een verwachte toename van het aantal -15-jarigen tot 46.879 personen tussen 2007 en 2025, of een groei met 3,6%. Deze groei ligt niet in de lijn met de algemene West- Vlaamse trend: in West-Vlaanderen ligt het aantal -15 jarigen in 2025 iets lager dan in 2007. De aangroei van het aantal -15 jarigen in onze regio is wel beduidend kleiner dan in Vlaanderen. Ook Zuid-West-Vlaanderen wordt geconfronteerd met de gevolgen van de vergrijzing. De prognoses in het kader van DC Noise voorspellen dat het aantal 65-plussers tussen 2007 en 2025 zou toenemen met 14.727 of 28,4%, waarmee hun aantal in 2025 op 66.637 komt te liggen. De groei is aanzienlijk, maar toch minder sterk dan in West- Vlaanderen en Vlaanderen. 1 VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking: dienst Economie, Provincie West-Vlaanderen en WES. 8

De leeftijdspiramide in de regio Zuid-West-Vlaanderen wordt gekenmerkt door een smalle basis en een brede top. We stellen vast dat de leeftijdsgroepen die het sterkst vertegenwoordigd zijn, doorheen de jaren opschuiven in de piramide, waardoor we een verbreding van de top krijgen. In 1997 was de groep van 25 tot 39 jaar het grootst, in 2007 zijn dit de 35- tot 49-jarigen. Volgens de prognose zal in 2025 de grootste groep gevormd worden door de 45- tot 69-jarigen (figuur 3). Figuur 3 Leeftijdspiramide van de bevolking in de regio Zuid-West-Vlaanderen, mannen en vrouwen, 1997-2025 BRON: VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES. Volgens de prognose zal de potentiële beroepsbevolking of de bevolking op beroepsactieve leeftijd (leeftijdscategorie van 16-64 jaar) in Zuid-West-Vlaanderen vanaf 2010 bestendig dalen en in 2025 3,8% lager liggen dan in 2007. Deze daling zal in onze regio groter zijn dan in West-Vlaanderen (-3,0%). In Vlaanderen zal de potentiële beroepsbevolking nog verder toenemen tot 2017 en pas daarna afnemen. Hierdoor zal de potentiële beroepsbevolking in Vlaanderen in tegenstelling tot de regio en tot West- Vlaanderen in 2025 globaal nog licht gestegen zijn met 1,0% in vergelijking met 2007. De veranderende leeftijdsstructuur van de bevolking heeft heel wat gevolgen. Zo ligt de doorstromingscoëfficiënt in Zuid-West-Vlaanderen momenteel reeds lager dan 100 wat betekent dat het aantal instromende jongeren (15-24 jaar) al niet volstaat om het aantal uitstromende ouderen (55-64 jaar) te vervangen op de arbeidsmarkt. Deze doorstromingscoëfficiënt zal volgens de DC Noise-prognoses verder dalen en slechts 81,6% bedragen in 2025. Het percentage niet-actieven (jongeren en ouderen) ten opzichte van het aantal actieven of de afhankelijkheidsgraad neemt toe van 89,9% in 2012 tot 107,2% in 2025 wat betekent dat er meer inactieven zullen zijn dan actieven. De interne vergrijzing of het percentage hoogbejaarden (80-plussers) in de oudere bevolking wordt geschat op 23,4% in 2025 (zie tabel 1). 9

Tabel 1 Evolutie van enkele bevolkingsmaatstaven (*), 1 januari 2012 en prognose op 1 januari 2025 RESOC Doorstromingscoëfficiënt Afhankelijkheidsratio Interne vergrijzing 2012 2025 2012 2025 2012 2025 Brugge 81,4 69,8 94,1 112,9 21,9 23,1 Midden-West-Vlaanderen 100,6 78,0 89,6 100,8 23,0 25,3 Oostende 74,3 58,2 100,0 129,8 21,9 20,9 Westhoek 89,3 65,0 97,4 115,0 23,1 22,1 Zuid-West-Vlaanderen 98,8 81,6 89,9 107,2 23,0 23,4 West-Vlaanderen 89,4 69,8 93,5 112,9 22,6 23,1 Vlaamse Gewest 92,5 86,5 21,8 (*) Doorstromingscoëfficiënt = bevolking [15-24] jr / [55-64] jr Afhankelijkheidsratio = bevolking [0-19] jr + [60+] jr / [20-59] jr, in %. Interne vergrijzing = bevolking [80+] jr / [60+] jr, in %. BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES. Bevolking: 283.176 inwoners in 2012 +1,8% ten opzichte van 2000. Dit is de zwakste groei binnen West-Vlaanderen 287.240 inwoners verwacht in 2025 +1,4% ten opzichte van 2012. Dit is de kleinste verwachte groei binnen West- Vlaanderen Aantal 65-plussers blijft sterk stijgen Aantal -15-jarigen kent lichte stijging Bevolking op beroepsactieve leeftijd daalt Aantal instromende jongeren volstaat niet om uitstromende ouderen te vervangen op de arbeidsmarkt Niet alleen het aantal inwoners, ook het aantal huishoudens in de regio Zuid- West-Vlaanderen zal blijven toenemen. De regio telde op 1 januari 2011 in totaal 117.603 private huishoudens. Naar analogie met de andere regio s in West-Vlaanderen zijn de huishoudens die bestaan uit één of twee personen het talrijkst. Hun aantal neemt ook systematisch toe doorheen de periode 2007-2011, in tegenstelling tot de huishoudens met 3 of meer personen. Prognoses voorspellen dat het aantal huishoudens zal blijven toenemen. In 2025 schat men het aantal private huishoudens in Zuid-West- Vlaanderen op 125.202, dit is een toename met 6,5% in vergelijking met het aantal in 2011. Dat de toename van het aantal huishoudens sterker is dan de voorspelde toename van de bevolking (zie figuur 4), wijst op de algemene trend van gezinsverdunning. 10

2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 Het aantal een- en tweepersoonshuishoudens neemt al enkele jaren opmerkelijk toe en deze trend zal zich ook in de toekomst blijven doorzetten. Het aantal huishoudens bestaande uit meer dan drie personen zou dan weer afnemen. Zowel de toename van het aantal gezinnen als de verandering in de gemiddelde gezinsgrootte hebben gevolgen voor de woningmarkt. De bijkomende woningvraag zal zich voornamelijk situeren bij de kleine gezinnen (één- en tweepersoonshuishoudens) en ouderen. Voor grotere huishoudens wordt een overschot aan woningen voorspeld. Figuur 4 Prognose van het aantal inwoners en het aantal private huishoudens, 2008-2025 (2008=100) 110 108 106 104 102 100 98 Aantal inwoners Aantal private gezinnen 96 94 BRON: VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES Huishoudens: 117.603 private gezinnen in 2011 125.202 private gezinnen verwacht in 2025 Sterke gezinsverdunning Impact op de woningmarkt: bijkomende woningvraag voornamelijk te situeren bij de kleine gezinnen (één- en tweepersoonshuishoudens) en ouderen. Voor grotere huishoudens wordt een overschot aan woningen voorspeld 11

12

2. WELVAART Het totaal bruto binnenlands product (= in lopende prijzen) in de regio Zuid-West- Vlaanderen bedroeg in 2010 9,3 miljard euro. Het is tussen 2003 en 2010 met 23% toegenomen. Zuid-West-Vlaanderen kent hiermee een beperktere groei van het BBP dan gemiddeld in West-Vlaanderen (+26%) en Vlaanderen (+28%). Bekijken we het bruto binnenlands product per inwoner, dan zien we eveneens een stijgende trend in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Het BBP per inwoner nam er toe van 27.153 euro in 2003 tot 32.926 euro in 2010 (zie figuur 5). Het BBP per inwoner ligt hiermee aanzienlijk hoger in Zuid-West-Vlaanderen dan gemiddeld in West- Vlaanderen (30.724 euro) en het Vlaamse Gewest (32.264 euro). Van alle West- Vlaamse regio s heeft enkel Midden-West-Vlaanderen een hoger BBP per inwoner (33.596 euro in 2010). Tussen 2003 en 2010 kende de regio Zuid-West-Vlaanderen (+21,3%) evenwel de kleinste procentuele groei van het BBP per inwoner van alle West- Vlaamse regio s. Ook in Vlaanderen (+22,5%) was de stijging iets groter. Figuur 5 Evolutie van het bruto binnenlands product per inwoner, 2003-2010 Ook het beschikbaar inkomen per inwoner is de laatste jaren toegenomen: van 14.866 euro in 2000 tot 19.398 euro in 2009 (+30,2%). Het beschikbaar inkomen per inwoner in Zuid-West-Vlaanderen ligt duidelijk hoger dan gemiddeld in West- Vlaanderen (19.053 euro). Binnen West-Vlaanderen kent enkel de regio Brugge een hoger beschikbaar inkomen per inwoner. Het Vlaamse Gewest kent echter een hoger gemiddeld beschikbaar inkomen per inwoner dan de regio Zuid-West-Vlaanderen (19.753 euro). Tussen 2000 en 2009 is het beschikbaar inkomen per inwoner in Zuid- West-Vlaanderen toegenomen met 30,5%. Deze groei was de hoogste in West- Vlaanderen - hoewel de groei in de meeste regio s ook rond de 30% draaide - en was hoger dan in het Vlaamse Gewest (+29%). Nog een welvaartsindicator is het belastbaar inkomen per inwoner. In 2010 bedroeg dit in Zuid-West-Vlaanderen gemiddeld 15.795 euro. Het lag hiermee onder het West-Vlaamse en Vlaamse gemiddelde. 13

Binnen Zuid-West-Vlaanderen had Waregem in 2010 het hoogste belastbaar inkomen per inwoner, gevolgd door Anzegem en Zwevegem. Het belastbaar inkomen per inwoner is het laagst in Spiere-Helkijn. Daarna volgen Menen en Avelgem. De welvaart in Zuid-West-Vlaanderen is relatief hoog en neemt toe: BBP: 9,3 miljard euro (2010) BBP per inwoner: 32.926 euro (2010) hoger dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest maar tussen 2003 en 2010 wel lagere groei dan in West- Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. We concluderen hieruit dat Zuid-West-Vlaanderen nog steeds een sterke economische regio is maar haar voorsprong aan het verliezen is. Beschikbaar inkomen per inwoner: 19.398 euro (2009) hoger dan in West-Vlaanderen, lager dan in het Vlaamse Gewest Belastbaar inkomen per inwoner: 15.795 euro (2010) lager dan in West-Vlaanderen en in het Vlaamse Gewest 14

3. WERKGELEGENHEID In 2010 waren in Zuid-West-Vlaanderen 135.203 mensen tewerkgesteld als loontrekkende, zelfstandige of helper. Dit is 26,5% van de totale tewerkstelling in de provincie West-Vlaanderen. Tussen 2000 en 2010 groeide de werkgelegenheid in de regio met 8,1%. Dit groeipercentage is het laagste van alle West-Vlaamse regio s. De groei in West-Vlaanderen bedraagt 10,8% en deze in het Vlaamse Gewest 12,5%. Ondanks deze lagere groei behoort de jobratio in Zuid-West-Vlaanderen tot de hoogste in Vlaanderen (zie figuur 6). In 2010 waren er in de regio 77 jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar). Hiermee scoort Zuid-West-Vlaanderen veel beter dan de provincie West-Vlaanderen (71,9%) en het Vlaamse Gewest (67,1%). Figuur 6 Evolutie van de jobratio (het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar)), jaargemiddelde 2006-2010 (in %) BRON: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ Gedecentraliseerde statistiek, RSVZ, RSZ, RSZP- PO, RSVZ, RVA, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, Verwerking Steunpunt WSE/Departement WSE en WES Zuid-West-Vlaanderen is nog steeds een relatief sterk geïndustrialiseerde regio. In 2010 situeerde 21,8% van de totale werkgelegenheid zich in de industrie. In West- Vlaanderen (18,1%) en het Vlaamse Gewest (15,4%) is het aandeel industrie veel beperkter. Ook de bouw is relatief sterker aanwezig in Zuid-West-Vlaanderen dan in West- Vlaanderen en het Vlaamse Gewest: 8,3% van de totale tewerkstelling in Zuid-West- Vlaanderen situeert zich in de bouw, tegenover 7,5% in West-Vlaanderen en 6,8% in het Vlaamse Gewest. De tertiaire (handel en commerciële diensten) en vooral de quartaire sector (overheid, onderwijs, social profit) zijn dan weer minder sterk vertegenwoordigd in de regio Zuid-West-Vlaanderen. In 2010 was 40,6% van de totale tewerkstelling terug te vinden in de tertiaire sector en 27,7% in de quartaire sector. In West-Vlaanderen lag het aandeel van de tertiaire sector op 40,8% en dat van de quartaire sector op 30,1%. In het Vlaamse Gewest lagen deze aandelen op 45,4% respectievelijk 30,1% (figuur 7). 15

Figuur 7 Evolutie van het aandeel van de hoofdsectoren in de totale tewerkstelling in RESOC Zuid-West-Vlaanderen, West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, 31 december 2008, 2009 en 2010 (in %) BRON: Gedecentraliseerde statistieken RSZ, RSVZ, Verwerking: Afdeling DSA, POM West- Vlaanderen en WES De algemene trend van dalende tewerkstelling in de industrie en toenemende tewerkstelling in de tertiaire sector doet zich ook voor in Zuid-West-Vlaanderen. Tussen 2008 en 2010 daalde de tewerkstelling in de industrie met 7,5% (of 2.385) en steeg de tewerkstelling in de tertiaire sector met 7,1% (of + 3.618). In de quartaire sector daalde de tewerkstelling ook (-2,6% of -989 in de periode 2008-2010). Hiermee volgt de regio niet de positieve trend die deze sector kent in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. De bezoldigde tewerkstelling maakt 83,1% uit van de totale tewerkstelling in Zuid- West-Vlaanderen. Het aandeel van de zelfstandigen en helpers bedraagt 16,9%. In 2010 waren 112.350 personen als loontrekkende tewerkgesteld in de regio Zuid-West- Vlaanderen. Door haar groot aandeel in de totale tewerkstelling, is de vast te stellen trend in de loontrekkende tewerkstelling vrij gelijklopend aan die van de totale tewerkstelling. De toename van de loontrekkende tewerkstelling tussen 2000 en 2010 bedraagt 8,4% en is hiermee ook lager dan de toename in West-Vlaanderen (10,6%) en Vlaanderen (11,9%). De Zuid-West-Vlaamse en West-Vlaamse economie worden gekenmerkt door een sterk kmo-weefsel. 63% van de vestigingen met bezoldigde tewerkstelling in Zuid-West- Vlaanderen en 62,8% in West-Vlaanderen tellen minder dan 100 werknemers. In het Vlaamse Gewest bedraagt dit percentage 57,9%. 27.891 loontrekkenden, of een kwart van de totale loontrekkende tewerkstelling, is te situeren in de industrie. Belangrijke subsectoren zijn metaal (9.952 loontrekkenden), textiel (6.033 loontrekkenden), voeding (2.541 loontrekkenden) en rubber- en kunststofnijverheid (1.643 loontrekkenden). De bouwsector telt 8.615 loontrekkenden, de tertiaire sector 39.723 en de quartaire sector 35.779. Tot deze laatste sector behoort de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, die 17.850 loontrekkenden tewerkstelt. 16

Bekijken we de specialisatiegraden 1 van de regio Zuid-West-Vlaanderen ten opzichte van Vlaanderen, dan stellen we een sterke specialisatie van de regio Zuid-West- Vlaanderen vast in de industrie (140) en bouw (124). In de tertiaire (87) en quartaire sector (92) liggen de specialisatiegraden beneden de 100. Binnen de industrie stellen we de hoogste specialisatiegraden vast in textiel (603), vervaardiging van meubelen (248), kleding (224) en vervaardiging van informatica-, elektronische en optische producten, elektrische apparatuur, machines, apparaten en werktuigen (201). De regio Zuid-West-Vlaanderen kent ook een positief pendelsaldo bij loontrekkenden van 5.948 personen. De provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest kennen daarentegen een negatief pendelsaldo. In 2010 waren 22.853 zelfstandigen en helpers actief in de regio Zuid-West- Vlaanderen. De toename van de zelfstandige tewerkstelling tussen 2000 en 2010 bedraagt 6,9% en is hiermee, net als de loontrekkende tewerkstelling, lager dan de toename in West-Vlaanderen (11,4%) en Vlaanderen (15,3%). Tot slot bekijken we de evolutie van de grensarbeid in de regio. In 2011 kwamen 5.393 personen die in Frankrijk wonen, naar Zuid-West-Vlaanderen werken. Daarentegen waren er slechts 344 personen die in Zuid-West-Vlaanderen wonen, aan de slag in Frankrijk. Tewerkstelling: Totale tewerkstelling van 135.203 personen Hoge jobratio: 77 jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd Relatief hoog (maar dalend) aandeel van de industrie: 21,8% Relatief hoog aandeel van de bouw: 8,3% Aandeel van de tertiaire sector gelijkaardig dan dat in West-Vlaanderen: 40,6% Relatief beperkt aandeel van de quartaire sector: 27,7% Beperktere groei van de totale tewerkstelling in vergelijking met West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest 1 Een specialisatiegraad is de verhouding tussen het aandeel van een sector in de totale bezoldigde tewerkstelling van een subregio maal 100 t.o.v. het analoge aandeel voor het Vlaamse Gewest. Een waarde >100 duidt op een specialisatie voor het gebied in kwestie. 17

18

4. ARBEIDSMARKT 4.1. Werkzaamheid De regio Zuid-West-Vlaanderen kent een relatief hoge werkzaamheidsgraad 1. In 2010 bedroeg deze 67,9%. Hiermee kent de regio de tweede hoogste werkzaamheidsgraad in de provincie West-Vlaanderen, na Midden-West-Vlaanderen (70,5%). Van de totale beroepsbevolking in West-Vlaanderen was 67,7% aan het werk in 2010. In het Vlaamse Gewest bedroeg dit aandeel 66%. We stellen een lichte groei van de werkzaamheidsgraad vast in Zuid-West-Vlaanderen van 66,2% in 2003 tot 67,9% in 2010 (figuur 8). Figuur 8 Evolutie van de werkzaamheidsgraad (aantal werkenden/bevolking 15-64 jaar) tussen 2003 en 2010 75 70 65 Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest 60 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 BRON: Steunpunt WSE, verwerking WES. 4.2. Werkloosheid Zuid-West-Vlaanderen telde in 2012 gemiddeld 7.737 niet-werkende werkzoekenden. Bekijken we de evolutie sinds 2000, dan merken we een toename van het aantal niet-werkende werkzoekenden tussen 2000 en 2005, waar we een piek van 9.165 werklozen noteren. Daarna kende de werkloosheid een daling tot 2008. Tussen 2008 en 2009 zien we opnieuw een sterke stijging van de werkloosheid, die ongeveer op hetzelfde niveau blijft in 2010. In 2011 zien we opnieuw een verbetering, na de slechtere situatie in 2009 en 2010, maar in 2012 neemt de werkloosheid opnieuw toe. In vergelijking met de toestand in 2000 neemt het aantal niet-werkende werkzoekenden in Zuid- West-Vlaanderen toe met 26,2%. De toename in West-Vlaanderen is veel beperkter, namelijk 11,2%. In het Vlaamse Gewest kende de werkloosheid in deze periode een toename met 20,5% 1 Het aandeel werkenden in de beroepsbevolking (15-64 jaar). 19

Ondanks de minder positieve evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden, ligt de werkloosheidsgraad in Zuid-West-Vlaanderen nog steeds ruimschoots onder het Vlaamse gemiddelde. In 2012 bedroeg de werkloosheidsgraad 5,8%. Dit is hoger dan in West-Vlaanderen (5,5%) maar aanzienlijk lager dan in Vlaanderen, waar de werkloosheidsgraad 6,9% bedroeg (zie figuur 9). Figuur 9 Evolutie van de werkloosheidsgraad, 2000-2012 (in %) BRON: VDAB, POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012, verwerking RESOC Zuid-West-Vlaanderen en WES. Tot en met 2005 lag de werkloosheidsgraad in Zuid-West-Vlaanderen systematisch onder het West-Vlaamse gemiddelde. Vanaf 2006 ligt de werkloosheidsgraad boven het West-Vlaamse gemiddelde. Momenteel kent binnen West-Vlaanderen enkel de regio Oostende een hogere werkloosheidsgraad dan de regio Zuid-West-Vlaanderen. In Midden-West-Vlaanderen ligt de werkloosheidsgraad het laagst, namelijk op 4,2%. Bij de opsplitsing van de werkloosheidsgraad naar geslacht zien we dat de werkloosheidsgraad van de vrouwen systematisch hoger ligt dan die van de mannen. Bij de vrouwen bedroeg de werkloosheidsgraad in 2012 6,3%, bij de mannen 5,3%. We stellen evenwel vast dat de verschillen in werkloosheidsgraad tussen mannen en vrouwen de laatste jaren veel kleiner zijn geworden. Bekijken we de evolutie van de werkloosheidsgraad in de gemeenten van RESOC Zuid- West-Vlaanderen, dan zien we in 2012 de hoogste werkloosheidsgraden in de gemeenten Spiere-Helkijn (8,41%), Menen (7,73%) en Kortrijk (7,69%). In Lendelede (3,67%), Anzegem (3,70%) en Deerlijk (3,94%) is de werkloosheidsgraad het laagst. In de periode 2006-2012 zien we dat de werkloosheidsgraad in alle gemeenten gedaald is. De grootste daling zien we in de gemeenten Avelgem (2,39 procentpunt), Harelbeke (-1,23) en Spiere-Helkijn (-1,11). In volgende gemeenten daalde de werkloosheidsgraad het minst in de periode 2006-2012: Kortrijk (-0,42 procentpunt), Wevelgem (-0,44) en Waregem (-0,53). 20

Bekijken we de kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden meer in detail, dan zien we dat 53,4% van de niet-werkende werkzoekenden in de regio Zuid-West- Vlaanderen laaggeschoold is. Dit percentage ligt iets hoger dan gemiddeld in West- Vlaanderen (42,4%) of Vlaanderen (49%). In Vlaanderen zien we meer middengeschoolde en hooggeschoolde niet-werkende werkzoekenden dan in West-Vlaanderen en Zuid-West-Vlaanderen. In vergelijking met de jaren 2000 en 2006 is het aandeel van de laaggeschoolden in de werkloosheid echter gedaald, en dit zowel in Zuid-West- Vlaanderen, West-Vlaanderen als het Vlaamse Gewest. Bij de verdeling van het aantal niet-werkende werkzoekenden naar leeftijd zien we dat 23,5% van de niet-werkende werkzoekenden in Zuid-West-Vlaanderen jonger is dan 25 jaar. 48,9% is tussen 25 en 50 jaar en 27,6% is 50 jaar of ouder. We stellen relatief meer jonge én relatief meer oudere werkzoekenden vast in Zuid-West- Vlaanderen en in West-Vlaanderen in vergelijking met het Vlaamse Gewest. In Vlaanderen ligt het aandeel jongeren in de werkloosheid op 22% en het aandeel 50-plussers op 24,9%. Een vergelijking in de tijd leert ons dat het aandeel jongeren in de werkloosheid is gedaald. Het aandeel van 50-plussers in de werkloosheid is daarentegen flink toegenomen. Dit heeft voor een groot deel te maken met verschillende overheidsmaatregelen die de laatste jaren ingrepen op de vrijstellingen die werkloze 50-plussers genoten op onze arbeidsmarkt 1. Bij de opsplitsing van het aantal niet-werkende werkzoekenden naar werkloosheidsduur zien we dat in 2012 ongeveer 57,3% van de werklozen minder dan één jaar werkloos is, 15,2% één tot twee jaar en 27,5% langer dan twee jaar. Er is iets meer langdurige werkloosheid in Zuid-West-Vlaanderen in vergelijking met West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Onderstaande figuur 10 toont de evolutie van het aandeel werkzoekenden uit één van de kansengroepen in Zuid-West-Vlaanderen. De evolutie over de jaren 2000, 2006 en 2012 toont een stijgend aandeel niet-werkende werkzoekenden in volgende groepen: 50-plussers, arbeidsgehandicapten, allochtonen en niet-europeanen. 1 Vanaf juli 2002 moeten werklozen die nog geen 58 jaar zijn, ingeschreven blijven als werkzoekende (daarvoor konden ze vanaf 50 jaar vlot kiezen voor het statuut van niet-werkende werkloze), vanaf augustus 2004 werden werkzoekende 50-plussers met mini-vrijstelling2 opnieuw als niet-werkende werkzoekende (NWWZ) gelabeld, vanaf oktober 2004 moesten alle PWA-werknemers opnieuw beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, en in uitvoering van het Generatiepact (eind 2005) moeten bruggepensioneerden, die voor de wettelijke leeftijd van 58 jaar op brugpensioen gaan, beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. 21

Laaggeschoold > 50 jaar < 25 jaar Arbeidsgehandicapten Allochtonen Niet-EU Figuur 10 Evolutie van het aandeel kansengroepen in de niet-werkende werkzoekenden in Zuid-West- Vlaanderen, 2000-2012 70 60 50 59 55 53 40 30 20 10 00 08 28 23 27 25 23 22 13 14 13 11 10 11 07 08 2000 2006 2012 BRON: VDAB, verwerking RESOC Zuid-West-Vlaanderen en WES. 4.3. Vacatures Eind 2012 telde RESOC Zuid-West-Vlaanderen 12.444 bij de VDAB ontvangen vacatures. In de provincie West-Vlaanderen ontving de VDAB 44.960 vacatures en in het Vlaamse Gewest 263.471. Ten opzichte van het jaar 2000 is het aantal ontvangen vacatures in de regio spectaculair gestegen. De toename in Zuid-West-Vlaanderen is ook veel groter dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Ten opzichte van 2011 is het aantal ontvangen vacatures evenwel gedaald. Deze daling doet zich in alle West- Vlaamse regio s voor. De daling in Zuid-West-Vlaanderen (-6,8%) was echter veel kleiner dan in West-Vlaanderen (-15,5%) en het Vlaamse Gewest (-14,3%). In Zuid-West-Vlaanderen stonden eind 2012 nog 2.539 vacatures open. Ten opzichte van 2000 is het aantal openstaande vacatures verdubbeld. Ook ten opzichte van 2011 zien we een toename van het aantal openstaande vacatures. Hiermee is de regio Zuid-West-Vlaanderen de enige regio in West-Vlaanderen waar het aantal openstaande vacatures is toegenomen in het laatste jaar. Bij 44% van de openstaande vacatures was er geen studievereiste (of maximum tweede graad secundair). 18% van de vacatures stond open voor middengeschoolden en 38% voor hooggeschoolden. Naar beroepsgroep waren er het meest openstaande vacatures voor andere bureaubedienden (339), schoonmakers (278), verkopers (244), kader privésector (193), metaalbewerker (185) en technicus (128). Een laatste indicator die we onder de loep nemen, is de arbeidsmarktkrapte ofwel het aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature. Een arbeidsmarktkrapte wijst op een relatieve schaarste van werkzoekenden in verhouding tot de openstaande jobs. In 2012 waren er in de regio Zuid-West-Vlaanderen per openstaande vacature drie niet-werkende werkzoekenden. 22

Vergelijken we dit met het West-Vlaamse (3,6) en Vlaamse (4,6) gemiddelde, dan kunnen we spreken van een grotere arbeidsmarktkrapte in Zuid-West-Vlaanderen dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. In Midden-West-Vlaanderen (2,4) en Brugge (2,9) is de arbeidsmarktkrapte nog iets groter (figuur 11). Figuur 11 Evolutie van de arbeidsmarktkrapte (aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature) in RESOC Zuid-West-Vlaanderen, de provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, december 2000-2012 BRON: VDAB, verwerking WES. Sinds 2000 is de arbeidsmarktkrapte in de regio Zuid-West-Vlaanderen nog nooit zo groot geweest als in 2011 en 2012. Deze globale arbeidsmarktkrapte wijst op een relatieve schaarste van werkzoekenden in verhouding tot de openstaande jobs, met als gevolg toenemende knelpunten bij het vervullen van vacatures. Hoge werkzaamheidsgraad: 67,9% van de beroepsbevolking werkt Werkloosheidsgraad (5,8%) lager dan het Vlaamse gemiddelde (6,9%) Sterkere toename werkloosheid in Zuid-West-Vlaanderen dan in West- Vlaanderen en Vlaanderen. Dit is opnieuw een aanwijzing van de rem op de economische groei op de streek Stijgend aandeel niet-werkende werkzoekenden in volgende groepen: 50- plussers, arbeidsgehandicapten, allochtonen en niet-europeanen Enige West-Vlaamse regio met een toenemend aantal openstaande vacatures in 2012 Hoge arbeidsmarktkrapte: 3 niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature 23

24

5. ECONOMISCHE INDICATOREN 5.1. Bruto toegevoegde waarde De bruto toegevoegde waarde 1 is een indicator van de economische groei en bedroeg 8,3 miljard euro in Zuid-West-Vlaanderen in 2010 (cijfers in lopende prijzen). We stellen vast dat de bruto toegevoegde waarde in Zuid-West-Vlaanderen vooral in de periode 2003-2008 een stijging heeft gekend. In 2009 daalt de bruto toegevoegde waarde maar in 2010 neemt ze opnieuw toe. Globaal is de bruto toegevoegde waarde in de periode 2000 tot 2010 gestegen met circa 22,5%. Deze stijging is echter kleiner dan in alle andere West-Vlaamse regio s, West-Vlaanderen en Vlaanderen. Het aandeel van de industrie en energie in de totale bruto toegevoegde waarde ligt in Zuid-West-Vlaanderen nog altijd relatief hoog, namelijk op 23,4% in 2010 (zie figuur 12). Dit aandeel is aanzienlijk groter dan in West-Vlaanderen (20,4%) en Vlaanderen (19,4%). Eerder zagen we reeds dat ook het aandeel van de industrie in de totale tewerkstelling hoger lag in Zuid-West-Vlaanderen dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Ook het aandeel van de bouw in de bruto toegevoegde waarde is in onze regio (9,4%) groter dan in West-Vlaanderen (8,4%) en Vlaanderen (6,6%). Daarentegen is het aandeel van de handel en diensten in de bruto toegevoegde waarde in onze regio (66,6%) duidelijk kleiner dan in West-Vlaanderen (69,3%) en Vlaanderen (73,1%). 1 De bruto toegevoegde waarde is het bedrag dat de productiefactoren aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten toevoegen. Het is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de geproduceerde goederen en diensten en de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten. De definitie is als volgt: (1) Productie (aan de prijs zonder transportkosten indien afzonderlijk gefactureerd en incl. elke eventuele transportmarge). (2) Intermediair verbruik tegen aankoopprijzen (d.i. zonder aftrekbare btw, inclusief eventuele niet-aftrekbare btw). (3) = (1) - (2) Bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten. (4) Niet-productgebonden belastingen (belastingen op gebruik grond, gebouwen, milieubelasting,...) (5) Niet-productgebonden subsidies (subsidies voor arbeidskrachten, subsidies voor milieubehoud,...) (6) = (3) + (4) - (5) Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (7) Productgebonden belastingen (btw, importheffingen en -belastingen, accijnzen) (8) Productgebonden subsidies (importsubsidies, andere subsidies) (9) = (6) + (7) - (8) Bruto binnenlands product aan marktprijzen. 25

Figuur 12 Aandeel van de hoofdsectoren in de bruto toegevoegde waarde in RESOC Zuid-West- Vlaanderen, de provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, 2010 BRON: NBB, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES. 5.2. Arbeidsproductiviteit De arbeidsproductiviteit, berekend als de verhouding van het BBP tegen lopende prijzen ten opzichte van de totale werkgelegenheid, bedroeg 69.181 euro in 2010. De arbeidsproductiviteit in onze regio is hiermee iets kleiner dan in West-Vlaanderen (70.659), maar heel wat kleiner dan in Vlaanderen (77.969). Binnen West-Vlaanderen is de arbeidsproductiviteit in alle regio s hoger dan in onze regio, met uitzondering van de Westhoek. We stellen vast dat de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen vooral tussen 2002 en 2007 sterk gestegen is, terwijl het niveau in 2008 en 2009 ongeveer status-quo blijft. In 2010 zien we opnieuw een stijging. Figuur 13 splitst de arbeidsproductiviteit uit naar sector 1. We zien dat in alle sectoren de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen lager ligt dan in West-Vlaanderen. In vergelijking met Vlaanderen kent Zuid-West-Vlaanderen enkel een hogere arbeidsproductiviteit in de bouwsector en de primaire sector. Vergelijken we de sectoren in Zuid-West-Vlaanderen onderling, dan zien we dat de arbeidsproductiviteit het grootst is in de primaire sector (125.562 euro). In de handel bedraagt de arbeidsproductiviteit 98.188 euro, in de bouw 92.715 euro, in de industrie 64.368 euro en in de dienstensector 49.531 euro. 1 Hier werd de arbeidsproductiviteit berekend als de verhouding van de bruto toegevoegde waarde en het totaal aantal werknemers, waardoor de totaalcijfers lichtjes afwijken van de bovenstaande cijfers met betrekking tot arbeidsproductiviteit berekend als de verhouding van het BBP ten opzichte van de totale werkgelegenheid. 26

Figuur 13 Arbeidsproductiviteit per hoofdsector in Zuid-West-Vlaanderen, de provincie West- Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, 2010 (in euro) BRON: INR, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES. 5.3. Loonkost per eenheid product De loonkost per eenheid product geeft het aandeel van de loonsom in de bruto toegevoegde waarde weer. In Zuid-West-Vlaanderen weegt die loonkost duidelijk zwaarder door in de bruto toegevoegde waarde dan in de andere West-Vlaamse regio s, in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Tussen 2000 en 2009 is de loonkost per eenheid product in Zuid-West-Vlaanderen gestegen van 0,55 naar 0,60. 5.4. Investeringsratio De investeringsratio geeft de verhouding weer van de investeringen in de private sector ten opzichte van het BBP. In 2008 bedroeg de investeringsratio in onze regio 22%. De investeringsratio ligt hiermee lager dan in Vlaanderen (23,6%) en duidelijk lager dan in West-Vlaanderen (26,7%). In alle West-Vlaamse regio s ligt de investeringsratio hoger dan in Zuid-West- Vlaanderen. Deze vaststelling kunnen we ook tussen 2000 en 2008 maken. 5.5. Exportquote De exportquote is het aandeel van de uitvoer in de totale omzet. Deze exportquote bedroeg 33,1% in Zuid-West-Vlaanderen in 2010. Hiermee is de exportquote in onze regio ongeveer even groot als in West-Vlaanderen (32,3%) maar opvallend lager dan in Vlaanderen (50,6%). 27

Bruto toegevoegde waarde bedraagt 8,3 miljard euro, neemt toe maar aan trager tempo dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest Relatief lage arbeidsproductiviteit. In alle sectoren ligt de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen lager dan in West-Vlaanderen Relatief hoge loonkost per eenheid product Lage investeringsratio Exportquote aanzienlijk lager dan in Vlaanderen, op ongeveer gelijk niveau als in West-Vlaanderen 5.6. Verloop van de ondernemingen In 2011 kende de regio Zuid-West-Vlaanderen 1.941 nieuw opgerichte ondernemingen. In vergelijking met het jaar 2000 zijn er 43% meer starters in 2011. Hiermee scoort Zuid-West-Vlaanderen beter dan West-Vlaanderen en Vlaanderen (beiden +37%). De oprichtingsratio, namelijk de verhouding van het aantal nieuw opgerichte ondernemingen ten opzichte van het totaal aantal actieve ondernemingen, bedraagt 8% in 2011 en ligt hoger dan in alle andere West-Vlaamse regio s. Vlaanderen kent in de periode 2000-2011 evenwel systematisch een hogere oprichtingsratio. De oprichtingsratio in Zuid-West-Vlaanderen ligt de laatste jaren wel duidelijk hoger dan in het begin van de jaren 2000 (zie figuur 14). De uittredingsratio, of de verhouding van het aantal stopzettingen en faillissementen ten opzichte van het aantal actieve ondernemingen, bedraagt 6,1% in 2011. De uittredingsratio is hiermee iets hoger dan in West-Vlaanderen (5,8%) en iets lager dan in het Vlaamse Gewest (6,2%). De uittredingsratio is in onze regio vrij stabiel gebleven en was in 2011 ongeveer even groot als in 2000. De nettogroeiratio, of het saldo van nieuw opgerichte en verdwenen ondernemingen ten opzichte van het totaal aantal actieve ondernemingen, bedraagt 1,9% in 2011 (zie figuur 15). Dit is de hoogste groeiratio van alle West-Vlaamse regio s. In het Vlaamse Gewest bedraagt de nettogroeiratio 2,2%. Begin 2000 waren er in Zuid-West- Vlaanderen enkele jaren met een negatieve nettogroeiratio. De turbulentieratio, of de som van aangroei en stopzettingen en faillissementen in % van het aantal actieve ondernemingen, is een indicator van de mate waarin het economisch weefsel zich vernieuwt. Deze ratio bedraagt 14% in 2011. Sinds 2000 zien we een licht stijgende trend in de turbulentieratio, vooral dankzij de toename van de oprichtingsratio. 28

Figuur 14 Evolutie van de oprichtingsratio, 2000-2011 (2000=100) BRON: FOD Economie, ADSEI, POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012, verwerking WES. Figuur 15 Evolutie van de nettogroeiratio, 2000-2011 (2000=100) BRON: FOD Economie, ADSEI, POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012, verwerking WES. In 2012 gingen in Zuid-West-Vlaanderen in totaal 224 bedrijven failliet (cijfers FOD Economie). Dit is een toename met 22,4% ten opzichte van het jaar 2000. Deze toename is veel lager dan in West-Vlaanderen (48,4%) en het Vlaamse Gewest (45%). Het laatste jaar is het aantal faillissementen met 17,3% toegenomen in Zuid-West- Vlaanderen. Deze toename was wel groter dan in West-Vlaanderen (7,8%) en het Vlaamse Gewest (9,2%). 29

In de eerste twee maanden van 2013 zijn er in Zuid-West-Vlaanderen al 33 bedrijven failliet gegaan, in West-Vlaanderen 152 en in het Vlaamse Gewest 956. De economische crisis zorgt er ook voor dat heel wat bedrijven hun facturen te laat of niet betalen. Volgens cijfers van Graydon voor 2012 zou in West-Vlaanderen 33,6% van de facturen te laat of niet betaald worden. Het aandeel van onbetaalde facturen die de vervaldag al meer dan 90 dagen overschreden hebben, bedraagt 11,16%. 5.7. Aanbod bedrijventerreinen Op 31 december 2012 was er een beschikbaar aanbod aan bedrijfsgrond in de regio Kortrijk van 51,58 ha netto. De ijzeren voorraad zou in principe circa 66 ha moeten bedragen (3 x 22 ha conform de jaarvraag die bepaald werd in de studie van Cabus en Vanhaverbeke). Dus met het huidige beschikbare aanbod van 51,58 ha is er volgens het principe van de ijzeren voorraad reeds een beperkt tekort aan bedrijventerreinen. Bij differentiatie per type bedrijventerrein valt bovendien op dat het aanbod voor twee derde (34,43 ha) bestaat uit specifieke bedrijventerreinen. Deze terreinen hebben specifieke vestigingsvoorwaarden waardoor deze gronden slechts geschikt zijn voor een beperkt aantal bedrijven. Het huidig aanbod aan lokale bedrijventerreinen is dan ook zeer beperkt met slechts 4,11 ha netto. In de komende jaren wordt een bijkomend aanbod gecreëerd (reeds bestemde terreinen) van 45 ha bruto lokale bedrijventerreinen en 120 ha bruto regionaal gemengde terreinen. Rekening houdende met de realisatietermijnen is de kans echter groot op een tussenperiode met schaarste. Belangrijk is om de realisatietermijnen zo kort mogelijk te houden door onder meer een goede afstemming tussen de verschillende overheden te realiseren. We stellen tevens vast dat door in te zetten op de herontwikkeling van leegstaande sites, zoals Nelca in Lendelede, een belangrijk nieuw aanbod aan lokale bedrijventerreinen kan gerealiseerd worden. Ook voor regionale bedrijven kan de herontwikkeling van leegstaande sites mede een oplossing bieden. Zo komen op korte termijn op het bedrijventerrein Kortrijk-Noord diverse sites leeg te staan die snel opnieuw op de markt kunnen worden gebracht. Hoge en toenemende oprichtingsratio (relatief meer starters) Positieve en toenemende nettogroeiratio Er is voor 51,58 ha aan bedrijventerreinen beschikbaar. Volgens het principe van de ijzeren voorraad is er reeds een beperkt tekort aan bedrijventerreinen. Het huidig aanbod aan lokale bedrijventerreinen is zeer beperkt met slechts 4,11 ha netto 30

6. KENNISECONOMIE EN INNOVATIE 6.1. Technologische industrie en kennisintensieve diensten Eind 2010 werkte 5,1% van alle loontrekkenden in de regio Zuid-West-Vlaanderen in de technologie-intensieve industrie 1. Dit aandeel ligt iets hoger dan in West- Vlaanderen (5%), maar duidelijk lager dan in Vlaanderen (5,6%) (zie ook figuur 16). 6,5% van alle loontrekkenden in de regio Zuid-West-Vlaanderen is tewerkgesteld in hoogtechnologische sectoren. Deze omvatten de technologie-intensieve industrie en de hoogtechnologische diensten. Ter vergelijking: in West-Vlaanderen was dit gemiddeld iets lager, namelijk 6,1%, in Vlaanderen was dit aandeel veel groter, namelijk 7,8%. Wanneer we kijken naar het aandeel van de kennisintensieve diensten in de totale loontrekkende tewerkstelling, dan zien we dat dit aandeel eind 2010 42,3% bedroeg in Zuid-West-Vlaanderen. Hiermee scoort de regio minder goed dan de provincie West- Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, met respectievelijke aandelen van 45,2% en 46,8%. Figuur 16 Aandeel tewerkstelling in hoogtechnologische sectoren en kennisintensieve diensten, 31 december 2010 BRON: RSZ, verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES. 1 Zie info bij tabel in bijlage over de afbakening van deze sectoren. 31

6.2. Benchmark van de speerpuntsectoren In de studie Stand van zaken van de kennisgedreven creatieve economie Zuid-West- Vlaanderen, uitgevoerd door WES in opdracht van RESOC Zuid-West-Vlaanderen, werd een kwantitatief onderzoek gewijd aan de speerpuntsectoren die door Leiedal en RESOC Zuid-West-Vlaanderen werden vooropgesteld in het kader van een intuïtieve oefening voor het bepalen van de belangrijkste sectoren waarop de streek dient in te zetten. De zes afgebakende speerpuntsectoren zijn de volgende: kunststofverwerking; software en 3D; visualisatie en communicatietechnologie; mechatronica; design; verlichting. In de studie werd het aandeel van deze speerpuntsectoren in Zuid-West-Vlaanderen en in de ruime regio (waar arrondissementen Ieper en Roeselare meegeteld worden) vergeleken met het aandeel in Vlaanderen en eventueel België, maar ook met het aandeel in de belangrijkste concurrerende regio s. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn: de kunststofverwerking is duidelijk geconcentreerd in de regio Midden- en Zuid-West- Vlaanderen. Het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de tewerkstelling in de kunststofverwerking in Vlaanderen bedraagt 7% (cijfers 2008) en is groter dan het aandeel van de regio s Gent en Sint-Niklaas; het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de tewerkstelling in sector software en 3D in Vlaanderen bedraagt 5,15%. Deze sector blijkt veel belangrijker te zijn in andere regio s (bv. Antwerpen en Gent); in de sector van de visualisatie en communicatietechnologie is het aandeel van Zuid- West-Vlaanderen, de ruime regio en de provincie West-Vlaanderen vrij groot. Zo staat Zuid-West-Vlaanderen in voor 15% van de bedrijven en ruim 16% van de tewerkstelling, terwijl de ruime regio voor nagenoeg 20% van de bedrijven en ruim 23% van de tewerkstelling zorgt; ook in mechatronica is het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen, maar vooral van de ruime regio en van de provincie in Vlaanderen vrij groot. Zo zorgt Zuid-West- Vlaanderen voor bijna 11%, de ruime regio voor meer dan 23% en West-Vlaanderen voor bijna de helft van de tewerkstelling in deze sector in Vlaanderen. Zuid-West-Vlaanderen heeft een hoger aandeel in de sector design ten opzichte van Vlaanderen dan in de globale economie. Dit is ook het geval voor de ruime regio Kortrijk en voor West-Vlaanderen. Het aandeel van de tewerkstelling in de ruime regio Kortrijk is ook groter dan in de regio s Hasselt en Antwerpen; het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de sector verlichting is eerder klein. De ruime regio Kortrijk-Ieper-Roeselare scoort wel goed vooral op het vlak van het aantal bedrijven maar stelt hier niet zo veel tewerkstelling tegenover. 32

We kunnen dus stellen dat de benchmark de vooropgestelde speerpuntsectoren door Leiedal en RESOC Zuid-West-Vlaanderen grotendeels bevestigd heeft: de sectoren kunststofverwerking, beeld- en communicatietechnologie, mechatronica en design werden heel duidelijk bevestigd als speerpuntsectoren; de sector 3D is in de regio nog niet zo sterk aanwezig op het vlak van bedrijven en tewerkstelling, maar heeft heel wat toekomstpotentieel, gezien de sterke expertise die aanwezig is (onder meer kenniscentrum 3D en gaming); het belang van de verlichtingssector is zeer beperkt voor Zuid-West-Vlaanderen op zich, maar opmerkelijk groter voor de ruime regio Kortrijk-Ieper-Roeselare. 6.3. Evolutie aantal patentaanvragen In de regio Kortrijk waren er in 2008 161 patentaanvragen per miljoen inwoners. Dit cijfer ligt hoger dan in West-Vlaanderen (112) en het Vlaamse Gewest (134). Van alle West-Vlaamse arrondissementen kent enkel Roeselare een hoger aantal patentaanvragen dan Kortrijk, namelijk 188 per miljoen inwoners. Aandeel tewerkstelling in technologie-intensieve industrie is relatief beperkt: 5,1%. Dit aandeel ligt op hetzelfde niveau als in West-Vlaanderen maar veel lager dan in het Vlaamse Gewest Aandeel tewerkstelling in hoogtechnologische sectoren is relatief beperkt: 6,5%. Dit aandeel ligt iets hoger dan in West-Vlaanderen, maar lager dan in het Vlaamse Gewest Aandeel tewerkstelling in kennisintensieve diensten is kleiner dan in West- Vlaanderen en het Vlaamse Gewest: 42,3% De vier afgebakende speerpuntsectoren voor de regio zijn: kunststofverwerking visualisatie en communicatietechnologie en 3D mechatronica design (als transversaal speerpunt) Relatief hoog aantal patentaanvragen 33

34

7. ONDERWIJS EN OPLEIDING 7.1. Hoger onderwijs Ongeveer twee op drie jongeren tussen 18 en 21 jaar in Zuid-West-Vlaanderen volgt hoger onderwijs. In totaal gaat het om 9.080 studenten in het academiejaar 2010-2011. Van deze Zuid-West-Vlaamse studenten volgt 34,8% les aan een universiteit en 65,2% les aan een hogeschool (zie figuur 17). Het aandeel studenten dat les volgt aan een universiteit benadert het West-Vlaamse gemiddelde van 35,1%, maar ligt aanzienlijk lager dan in het Vlaamse Gewest, waar het aandeel universiteitsstudenten in het totaal aantal hogeronderwijsstudenten 38,9% bedraagt. Figuur 17 Aandeel studenten dat les volgt aan een hogeschool en aan een universiteit in het totaal aantal studenten, naar woonplaats, academiejaar 2010-2011 BRON: Vlaamse overheid, Agentschap voor Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES. Tussen het academiejaar 2006-2007 en 2010-2011 is het aantal studenten hoger onderwijs woonachtig in Zuid-West-Vlaanderen gestegen van 7.549 in 2006-2007 naar 9.080 in 2010-2011. Dit is een stijging met 1.531 studenten of 20,3%. In West- Vlaanderen bedraagt de toename 20,1% en in het Vlaamse Gewest 19%. Binnen de regio hebben we drie instanties die hoger onderwijs aanbieden. De Hogeschool West-Vlaanderen telt dit academiejaar (teldatum 1 maart 2013) in zijn vestigingsplaats Kortrijk 2.776 studenten. De Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen telt 5.052 studenten in Kortrijk en de KULeuven campus Kortrijk 1.205 studenten. Van alle studenten die hoger onderwijs volgen in West-Vlaanderen, doet bijna de helft dit in de regio Zuid-West-Vlaanderen. In vergelijking met het academiejaar 2008-2009 is het aantal studenten dat les volgt in Zuid-West-Vlaanderen met 20% gestegen. De toename in West-Vlaanderen als geheel bedroeg 24%. 35

7.2. Secundair onderwijs 20.405 jongeren, woonachtig in de regio Zuid-West-Vlaanderen volgden in het schooljaar 2010-2011 les in het secundair onderwijs. 28,7% volgde gemeenschappelijk secundair onderwijs (GSO); dit zijn de eerste twee jaren van het secundair onderwijs. Bijna een kwart volgde ASO (24,7%), 21,8% volgde TSO, 18,6% BSO, 4,7% BuSO en 1,2% KSO. 0,4% van de leerlingen volgde les in een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (figuur 18). Er zijn weinig verschillen tussen Zuid-West-Vlaanderen en West-Vlaanderen wat betreft de gevolgde onderwijsvorm. Figuur 18 Aandeel van de verschillende onderwijsvormen waarin de jongeren, woonachtig in Zuid- West-Vlaanderen en West-Vlaanderen, les volgen in het secundair onderwijs, schooljaar 2010-2011 BRON: Vlaamse overheid, Departement Onderwijs en Vorming, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES. Tussen het schooljaar 2006-2007 en 2010-2011 is het aantal leerlingen in het secundair onderwijs woonachtig in Zuid-West-Vlaanderen gedaald met 2,9% (-604 leerlingen). In West-Vlaanderen daalde het aantal leerlingen met 3,3%. De daling van het aantal leerlingen in het secundair onderwijs doet zich voor in alle onderwijsvormen, behalve in het kunstonderwijs waar het aantal leerlingen met 77% is gestegen (maar dit aantal blijft vrij beperkt) en in het BuSO waar we een toename met 12,6% waarnemen. In het ASO is de daling verwaarloosbaar. In het GSO bedraagt de daling 8,7%, in het TSO 3,1% en in het BSO 3,6%. De trends in West-Vlaanderen zijn vergelijkbaar met deze in onze regio. In Zuid-West-Vlaanderen volgt 61,4% van de leerlingen in de 2 e en 3 e graad van het secundair onderwijs een technische opleiding. Dit aandeel is lager dan gemiddeld voor West-Vlaanderen (62,7%). Binnen onze provincie is het aandeel leerlingen dat een technische vorming volgt het hoogst in de Westhoek (68,3%) en het laagst in de regio Brugge (56,4%). 36

7.3. Schoolse vertraging Schoolse vertraging is ook een belangrijke onderwijsindicator. Omdat er een belangrijke link is tussen schoolse vertraging en de armoedesituaties van het gezin, werd deze indicator opgenomen als indicator bij welzijn en kansarmoede. We verwijzen naar hoofdstuk 9 voor meer informatie. Uit de analyse die daar is gemaakt, blijkt dat in onze regio 15,7% van de leerlingen minimum één jaar schoolse achterstand heeft in het basisonderwijs en een kleine 5% van de leerlingen secundair onderwijs een schoolse vertraging heeft van minimum 2 jaar. Circa 9.000 studenten uit Zuid-West-Vlaanderen volgen hoger onderwijs: 34,8% aan een universiteit en 65,2% aan een hogeschool Aandeel studenten dat universitair onderwijs volgt, ligt duidelijk lager dan in Vlaanderen Toenemend aantal studenten dat hoger onderwijs volgt Van alle studenten die hoger onderwijs volgen in West-Vlaanderen, doet bijna de helft dit in de regio Zuid-West-Vlaanderen Aantal leerlingen in secundair onderwijs kent dalende trend 61,4% van de leerlingen in de 2e en 3e graad van het secundair onderwijs volgt een technische opleiding. Dit percentage ligt iets lager dan in West-Vlaanderen 15,7% van de leerlingen in het basisonderwijs heeft minimum één jaar schoolse vertraging. In het secundair onderwijs heeft een kleine 5% een schoolse vertraging van minimum 2 jaar 37

38

8. ZORG 8.1. Het zorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen Zonder exhaustief te zijn, wordt hieronder een beeld geschetst van het zorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen. De inventarisatie gebeurde in het kader van de opmaak van de Insteeknota Ronde Tafel Zorg door RESOC Zuid-West-Vlaanderen in mei 2012. 8.1.1. Algemene ziekenhuizen De regio Zuid-West-Vlaanderen telt drie algemene ziekenhuizen (zie tabel 2). Tabel 2 Overzicht van het aantal algemene ziekenhuizen in Zuid-West-Vlaanderen Ziekenhuis Aantal erkende bedden Aantal medewerkers (zonder artsen) Heilig-Hartziekenhuis Menen 883 2.665 Algemeen ziekenhuis AZ Groeninge Kortrijk 1.066 610 Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes Waregem 268 365 BRON: RESOC Zuid-West-Vlaanderen, Insteeknota Ronde Tafel Zorg, 7 mei 2012. 8.1.2. Geestelijke gezondheidszorg De regio telt twee psychiatrische ziekenhuizen en er zijn psychiatrische afdelingen in twee algemene ziekenhuizen (zie tabel 3). Tabel 3 Overzicht van het aantal psychiatrische ziekenhuizen in Zuid-West-Vlaanderen Ziekenhuis Aantal erkende Specialisatie bedden Kliniek Heilige Familie - Kortrijk 75 Observatie en behandeling Psychiatrisch centrum Onze-Lieve-Vrouw van Vrede - Menen 30 Observatie en behandeling 90 Langdurige behandeling AZ Groeninge - Kortrijk 10 EPSI (spoed) 30 gerontopsychiatrie 50 Observatie en behandeling Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes - Waregem 30 Observatie en behandeling Kompas - Kortrijk 16 (crisis)behandeling BRON: RESOC Zuid-West-Vlaanderen, Insteeknota Ronde Tafel Zorg, 7 mei 2012. Zuid-West-Vlaanderen telt één centrum geestelijke gezondheidszorg (Mandel en Leie) in Kortrijk, met verschillende antennepunten in de regio. Er zijn ook enkele initiatieven voor beschut wonen: Eigen Woonst in Menen (84 plaatsen, gespreid over 26 woningen) richt zich voornamelijk op de meer chronische patiënten; de Bolster in Kortrijk (40 plaatsen) voorziet voornamelijk opvang van kortere duur. 39

De beide initiatieven hebben tevens een activiteitencentrum en een arbeidszorgcentrum. De finaliteit van een initiatief beschut wonen is (meestal) dat patiënten opnieuw zelfstandig kunnen wonen. Psychiatrische verzorgingstehuizen zijn er niet in de regio. De patiënten uit onze regio doen meestal een beroep op het PVT Valckeburg (Rumbeke). Er zijn evenwel lange wachtlijsten in de PVT's. In Menen en Kortrijk (de Fender) is er een dienst voor ambulante psychiatrische zorg in de thuissituatie (PZT). Deze diensten begeleiden chronische patiënten in de thuissituatie. Daarnaast is er de PZT Vesta. Deze PZT doet zowel begeleiding aan huis als zorgcoördinatie. De regio telt drie dagcentra voor personen met een psychiatrische problematiek, zijnde Contact en 't Ac-coord (eigen woonst) in Menen en De Bolster In Kortrijk. Onderstaande kaart toont de spreiding van het aanbod geestelijke gezondheidszorg in West-Vlaanderen. 40

8.1.3. Het woonzorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen Tabel 4 toont voor enkele belangrijke zorgvoorzieningen de programmatiecijfers versus het aantal erkende plaatsen. De programmatiecijfers voor een bepaald jaar worden opgesteld op basis van de bevolkingsprognoses voor 5 jaar later. Ze geven dus de werkelijke behoefte van 5 jaar later weer. De reden hiervoor is dat een initiatiefnemer die op een bepaald moment een voorafgaande vergunning verkrijgt, gemiddeld 5 jaar nodig heeft om de capaciteit effectief te realiseren. Om dus na te gaan in hoeverre de behoefte op basis van de programmatie in een bepaald jaar werd ingevuld, moet de effectief gerealiseerde capaciteit (erkend + erkenning in onderzoek) geplaatst worden tegenover het programmatiecijfer van 5 jaar eerder. Voor de regio stellen we vast dat de behoefte voor wat betreft woonzorgcentra en dagverzorgingscentra (op basis van de programmatie) wordt ingevuld, deze voor wat betreft serviceflats en centra voor kortverblijf niet. Naast woonzorgcentra, serviceflats (assistentiewoningen), dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf zijn er in de regio nog andere voorzieningen in de woonzorg aanwezig. We denken bijvoorbeeld aan: diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Deze bieden schoonmaakhulp, klusjeshulp en oppashulp; diensten voor logistieke hulp; diensten voor oppashulp; diensten voor thuisverpleging; diensten voor maatschappelijk werk van het ziekenfonds; lokale en regionale dienstencentra; diensten voor gastopvang; centra voor herstelverblijf; woonzorgnetwerken; verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. 41

42 Tabel 4 Programmatiecijfers versus erkende plaatsen in woonzorgcentra, serviceflats, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf in de regio Zuid-West-Vlaanderen, 2005-2014 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Aantal erkende plaatsen - woonzorgcentra 3.807 3.994 3.870 3.887 3.956 3.891 3.959 3.844 Programmatiecijfers plaatsen - woonzorgcentra 3.466 3.648 3.770 3.880 3.978 3.914 4.178 4.250 4.323 4.397 Aantal erkende plaatsen - serviceflats 757 811 823 843 866 887 887 Programmatiecijfers plaatsen - serviceflats (*) 1.384 1.407 1.423 1.442 1.459 1.479 1.501 1.520 1.541 1.562 Aantal erkende plaatsen - dagverzorgingscentra 105 120 120 120 120 120 142 142 Programmatiecijfers plaatsen - dagverzorgingscentra 114 116 120 121 123 124 136 143 Aantal erkende plaatsen - centra voor kortverblijf 57 57 60 71 79 89 Programmatiecijfers plaatsen - centra voor kortverblijf 114 116 123 124 123 119 131 (*) Vanaf 1 januari 2013 zullen de groepen van assistentiewoningen de huidige serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening vervangen. Voor de groepen van assistentiewoningen wordt geen programmatie vastgelegd. Een groep van assistentiewoningen waarvoor een erkenning wordt aangevraagd, wordt van rechtswege geacht te passen in de programmatie betreffende die voorzieningen. BRON: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, verwerking WES. Het besluit van 12 oktober 2012 treedt in werking op 1 januari 2013. Voor de groepen van assistentiewoningen wordt geen programmatie vastgelegd. Een groep van assistentiewoningen waarvoor een erkenning wordt aangevraagd, wordt van rechtswege geacht te passen in de programmatie betreffende die voorzieningen.

8.1.4. Gehandicaptenzorg Er zijn in de regio Zuid-West-Vlaanderen ook heel wat initiatieven binnen de gehandicaptenzorg. De initiatieven situeren zich voornamelijk in Kortrijk, Kuurne en Avelgem. In de regio Menen is het aanbod eerder beperkt. De sector krijgt in toenemende mate te kampen met een vergrijzing binnen hun doelgroep. Dit impliceert dat het zorglandschap zich moet aanpassen. Uit cijfers van het ROG (regionaal overlegnetwerk gehandicaptenzorg West-Vlaanderen) blijkt dat de vraag heel groot is en de budgetten beperkt waardoor niet aan alle zorgvragen kan tegemoet gekomen worden. Ook de complexiteit van de zorgvraag binnen deze doelgroep neemt toe. Figuur 19 toont het aantal dringende openstaande vragen per 1.000 inwoners per zorgvorm voor de arrondissementen Kortrijk, Roeselare en Tielt. In de regio Zuid-West- Vlaanderen zijn er relatief veel vragen begeleid wonen en geïntegreerd wonen. Figuur 19 Aantal dringende openstaande vragen per 1.000 inwoners per zorgvorm voor de arrondissementen Kortrijk, Roeselare en Tielt BRON: Jaarverslag ROG West-Vlaanderen 2009-2010, blz. 41. 43

8.2. Gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor de zorgvraag 8.2.1. Ouderenzorg Een belangrijk gevolg van de vergrijzing (zie hoofdstuk 1 rond demografie) is dat de regio zich moet voorbereiden op een toenemende en wijzigende zorgvraag. Eén van de indicatoren die wordt gebruikt om de potentiële zorgvraag te bepalen, is het aantal verpleegdagen. Naarmate de bevolking ouder wordt, stijgt het gemiddeld aantal verpleegdagen. Aan de hand van de DC Noise-bevolkingsprojecties 1 wordt verwacht dat de totale potentiële zorgvraag in West-Vlaanderen tussen 2010 en 2025 met 20,8% zal toenemen. Bevolkingsprognoses voorspellen dat er in 2025 bijna 14.000 65-plussers meer zullen zijn in de regio Zuid-West-Vlaanderen dan nu het geval is. Deze groei is immens, maar het groeipercentage ligt nog beneden de cijfers voor West-Vlaanderen en Vlaanderen. Het percentage niet-actieven (jongeren en ouderen) ten opzichte van het aantal actieven of de afhankelijkheidsgraad zal toenemen van 89,9% in 2012 tot 107,2% in 2025 wat betekent dat er meer inactieven zullen zijn dan actieven. De interne vergrijzing of het percentage hoogbejaarden (80-plussers) in de oudere bevolking wordt geschat op 23,4% in 2025. Concreet zullen er in Zuid-West-Vlaanderen volgens de DC Noisebevolkingsprognoses 86.148 60-plussers, waaronder 20.148 80-plussers, zijn in 2025. Momenteel zijn er van de 60-plussers in Zuid-West-Vlaanderen 3.663 woonachtig in een tehuis of gemeenschap. In de categorie 60-79 jaar ligt het percentage van de bevolking woonachtig in een tehuis of gemeenschap op 1,68%. In de categorie 80+ loopt dit percentage op tot 16,47%. Als we veronderstellen dat deze percentages constant blijven in de nabije toekomst en ze toepassen op het geraamde aantal 60-plussers in 2020 en 2025, dan zal er naar schatting nood zijn aan rusthuizen en/of serviceflats voor 4.267 personen van 60 jaar en ouder in 2020 en voor 4.429 ouderen in 2025. Dit is een toename met 604 personen tegen 2020 (+16,5%) en met 766 personen (+21%) tegen 2025. We moeten evenwel ook rekening houden met een aantal trends binnen de zorgsector. Eén van die trends is de vermaatschappelijking van de zorg. Meer en meer beoogt men om mensen met een ondersteuningsnood in de samenleving te laten leven als volwaardige burgers met beperkingen én mogelijkheden. Bij voorkeur wonen deze mensen zo lang mogelijk zelfstandig tussen andere burgers en krijgen zij zorg en begeleiding in de buurt. Het is ook de wens van vele ouderen om zo lang mogelijk op een zelfstandige manier in hun vertrouwde omgeving te kunnen wonen. Keerzijde van de medaille is dat de druk op de thuiszorg hierdoor groter wordt. Meer en beter inzetten op (professionele) thuiszorg wordt noodzakelijk. 1 VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise. 44

8.2.2. Kinderopvang Niet alleen de nood aan ouderenzorg, maar ook die aan kinderopvang wordt alsmaar groter. Het gebruik van kinderopvang is de laatste jaren sterk gestegen. De toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen en het hiermee gepaard gaande stijgende aantal tweeverdienersgezinnen spelen hier een rol. Jonge gezinnen kunnen ook alsmaar minder rekenen op de grootouders om op de kinderen te passen omdat zij steeds langer actief zijn op de arbeidsmarkt. Op dit moment zijn er in de regio Zuid-West-Vlaanderen ongeveer 50 opvangplaatsen per 100 kinderen jonger dan drie jaar. Kortrijk scoort hiermee net iets hoger dan het provinciale gemiddelde van 48 opvangplaatsen per 100 kinderen jonger dan drie jaar. Uiteraard is er niet voor elk kind een opvangplaats nodig. WES berekende dat er voor 65% van de kinderen jonger dan drie jaar behoefte is aan formele kinderopvang (in een kinderdagverblijf of bij een onthaalouder). Dit betekent dat er in de regio Zuid-West- Vlaanderen op dit moment circa 600 opvangplaatsen te kort zijn om aan de vraag te voldoen. Houden we rekening met de bevolkingsprognoses die de VUB in het kader van het project DC Noise heeft berekend én met de geraamde werkelijke behoefte van 65%, dan zal er in de regio Zuid-West-Vlaanderen in 2016 voor in totaal 6.063 kinderen opvang nodig zijn. Concreet betekent dit dat er in de regio tegen 2016 nog 612 extra opvangplaatsen gecreëerd moeten worden om aan de behoefte te kunnen voldoen 1. 8.3. Tewerkstelling in de zorgsector Circa 16% van alle bezoldigde tewerkstelling in Zuid-West-Vlaanderen is gesitueerd in de sector van de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Het gaat in totaal om 17.850 personen. Hiermee is de zorgsector de belangrijkste tewerkstellingsverschaffers in de regio. Na een groei in 2008 en 2009, kent de tewerkstelling in deze sector een daling in 2010. Toch verwachten we dat de tewerkstelling in deze sector in de toekomst zal toenemen. De gezondheidszorg had in 2010 een specialisatiegraad ten opzichte van West- Vlaanderen van 93,3 wat erop wijst dat het aandeel van deze sector in de totale tewerkstelling kleiner is in de regio Zuid-West-Vlaanderen dan in West-Vlaanderen en dat ze er dus minder in gespecialiseerd is. Ten opzichte van Vlaanderen is de specialisatiegraad echter wel groter dan 100 (106,2). Medewerkers zijn cruciaal voor het optimaal uitbouwen van een goed regionaal zorgaanbod. Momenteel is er echter een tekort aan goed geschoolde arbeidskrachten. Dit tekort zal, ondanks het toenemend aantal studenten verpleegkunde (zie hierna), nog toenemen door de vergrijzing van de zorgmedewerkers zelf. Het inzetten op leeftijdsbewust personeelsbeleid en innovatieve arbeidsorganisatie zijn manieren om tekorten aan medewerkers tegen te gaan. 1 Gedetailleerde cijfers vindt u in West-Vlaanderen Werkt 3/2012, dossier Kinderopvang in West-Vlaanderen. 45

8.4. Aantal studenten verpleegkunde De sector van de gezondheidszorg kampt nog altijd met een imagoprobleem waardoor jongeren afgeschrikt worden om voor de sector te kiezen. We zien evenwel een toename van het aantal studenten dat kiest voor een opleiding verpleegkunde of vroedkunde. Tussen het academiejaar 2008-2009 en 2012-2013 is het aantal unieke studenten verpleegkunde en vroedkunde aan de Katholieke Hogeschool Zuid-West- Vlaanderen, vestigingsplaats Kortrijk, gestegen van 566 in 2008-2009 tot 803 in 2012-2013 (of +41,9%). In West-Vlaanderen is het aantal studenten verpleegkunde en vroedkunde toegenomen met 50,6%, tot 2.029 studenten in 2012-2013, en in Vlaanderen bedraagt de stijging 43,2% (20.204 studenten in het academiejaar 2012-2013). Ook in het hoger beroepsonderwijs neemt het aantal studenten gezondheidszorg toe. In alle lesplaatsen in West-Vlaanderen tellen we dit schooljaar 1.872 leerlingen, waarvan 358 in Kortrijk en 156 in Waregem. In Vlaanderen volgen 6.837 leerlingen een opleiding gezondheidszorg in het hoger beroepsonderwijs (HBO5). Vergrijzing zorgt voor toenemende en wijzigende en meer complexe zorgvraag Tewerkstelling in de gezondheidszorg (17.850 personen) bedraagt 16% van de totale tewerkstelling, toch lagere specialisatiegraad dan West-Vlaanderen, maar wel sterker gespecialiseerd dan Vlaanderen Toename aantal studenten verpleegkunde en vroedkunde Er zijn naar schatting 600 plaatsen te kort in de voorschoolse kinderopvang Trend naar vermaatschappelijking van de zorg Veel opportuniteiten voor innovatie in de zorg 46

9. WELZIJN EN KANSARMOEDE Met een achttal indicatoren wensen we een licht te werpen op de kwetsbaarheid van de bevolking in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Deze indicatoren werden samengesteld door het Welzijnsconsortium Zuid-West-Vlaanderen vzw, in samenwerking met het Steunpunt Sociale Planning van de Provincie West-Vlaanderen. 9.1. Voorkeurregeling in de ziekteverzekering In 2011 waren in de regio (met inbegrip van Wervik) 41.459 personen (titularissen en personen ten laste) gerechtigd op de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Dit wil zeggen dat 13,8% van de bevolking een zeer bescheiden inkomen geniet. In West-Vlaanderen ligt dit percentage lichtjes hoger, namelijk op 14,2%. Binnen de regio is het aandeel van de bevolking dat recht heeft op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering het hoogst in Kortrijk (16,3%), Menen (15,8%) en Kuurne (14,3%). 9.2. Zorgverzekering In 2011 waren in de regio 10.916 personen met een tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering. Dit betekent dat 3,6% van de bevolking zwaar behoevend is en recht heeft op de aanvullende maandelijkse tegemoetkoming voor niet-medische zorg. In West-Vlaanderen ligt dit aandeel op ongeveer hetzelfde niveau, namelijk op 3,5%. Tussen 2008 en 2011 is het aantal rechthebbenden gestegen van 9.888 in 2008 tot 10.916 in 2011. Binnen de regio is het aandeel van de bevolking met een tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering het grootst in Kuurne (4,3%), Avelgem en Menen (beiden 4,2%). 9.3. Schoolse vertraging Heel wat onderzoeken tonen aan dat er een link bestaat tussen kinderen met schoolse vertraging en armoedesituaties van het gezin. Eén indicator hiervan is de schoolse vertraging. Schoolse vertraging is de vertraging die een leerling oploopt t.o.v. medeleerlingen met hetzelfde geboortejaar. Deze vertraging is niet noodzakelijk het gevolg van zittenblijven maar kan ook veroorzaakt worden door ziekte, atypische studieovergangen, 1 In de regio heeft 15,7% van de leerlingen minimum één jaar schoolse achterstand in het basisonderwijs. In West-Vlaanderen ligt het percentage op 14,8% (zie figuur 20). In Menen (19,7%), Kortrijk (18,6%), Harelbeke (17,3%) en Kuurne (17,2%) is het percentage leerlingen met schoolse vertraging in het basisonderwijs het grootst. Tussen 2006 en nu zien we het percentage leerlingen met schoolse vertraging in het basisonderwijs afnemen in onze regio. Dit is echter niet in alle gemeenten/steden het geval. 1 Kansarmoedeatlas West-Vlaanderen, pagina s 36-39. 47

Een kleine 5% van de leerlingen secundair onderwijs hebben een schoolse vertraging van minimum twee jaar (figuur 21). De cijfers voor de provincie en het arrondissement zijn zeer gelijklopend. De trend over de jaren heen is voor beide onderzochte regio s licht stijgend. Figuur 20 Aandeel leerlingen met minimum één jaar schoolse vertraging gewoon basisonderwijs, 2006-2011 (in %) BRON: Departement Onderwijs. Figuur 21 Aandeel leerlingen met minimum twee jaar schoolse vertraging gewoon secundair onderwijs, 2006-2011 BRON: Departement Onderwijs. 48