Modules voor sluis- en lig-emissies voor BIVAS



Vergelijkbare documenten
Toelichting Rekenapplicatie PRELUDE versie 1.1

Emissie en luchtkwaliteit van NO 2 en fijn stof tengevolge van het scheepvaartverkeer bij Nijmegen

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. stikstofdepositie

Uitgangspunten depositieberekeningen

1. Inleiding. 2. Situatiebeschrijving

Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit

RAPPORT. Invloed aanmeren binnenvaart aan de Surinamekade Amsterdam op luchtkwaliteit. Havenbedrijf Amsterdam

De warmteverliescoëfficiënt van een begane grondvloer bij toepassing van Drowa chips als bodemisolatie in kruipruimtes bij een tussenwoning

Kentallen zeeschepen ten behoeve van emissie- en verspreidingsberekeningen in AERIUS

Rapportage relatieve effectbepaling SALTO 2

memonummer KTM - Luchtkwaliteitonderzoek walstroom - revisie 0.1 datum 26 juni 2017 Antea Group Antea Group

Emissie en immissie tengevolge van het scheepvaartverkeer op de Waal en het Maas- Waalkanaal bij Nijmegen (2007, 2010 en 2015)

Emissieontwikkeling op onderliggend wegennet ten gevolge van realisatie Tweede Coentunnel en Westrandweg

Supplement op rapport regionale studie aardwarmtepotentie provincie Limburg

Windroosanalyse naar de invloed van Eindhoven Airport op de lokale luchtkwaliteit in 2011

Emissies door de zeescheepvaart,

Berekeningsmethodiek NHC in de Care

Bepaling R bf en R bw volgens NEN 1068:2012 bij toepassing kruipruimte isolatie (Drowa chips en EPS-platen)

Update emissiekarakteristieken individueel 2013

EMS ontwerp-protocol Emissies door Zeescheepvaart van koudemiddelen

datum 17 februari 2016 project ACT Milieuneutrale verandering Grimaldischip vestiging Den Haag Vergelijking luchtemissies uw kenmerk -

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

2. TOELICHTING UITGANGSPUNTEN AERIUS-BEREKENING

EMS-protocol Verbrandingsemissies door stilliggende zeeschepen in havens

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

KLIMAATONDERZOEK MER BOTLEK

Het Zwevende Bord. TNO-rapport TNO 2012 R Van Mourik Broekmanweg XE Delft Postbus AA Delft.

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam D 0338

Carbon footprint BT Nederland NV 2014

Uitgangspuntendocument ten behoeve van bepalen benodigde ruimte voor prioritaire projecten onder M18

Windroosanalyse naar de invloed van Eindhoven Airport op de lokale luchtkwaliteit in 2012

EMS-protocol Emissies door Binnenvaart: Verbrandingsmotoren

Watertruck Evaluatie Industrieel modelproject in ZO-Brabant

CO₂-nieuwsbrief. De directe emissie van CO₂ - vanuit scope 1 is gemeten en berekend als ton CO₂ -, 95% van de totale footprint.

TNO-rapport WATERSTOFDIFFUSIE IN EEN CONSTRUCTIEDETAIL VAN STAAL VOORZIEN VAN EEN ZINKLAAG

Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart. Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017

ONDERZOEK LUCHTKWALITEIT HERINRICHTING BEMMELSEWAARD

De uitgangspunten voor het bepalen van de binnenvaartbijdrage aan de GCN-data

Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof

Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof

Sleutels tot interventiesucces: welke combinaties van methodieken zorgen voor gezond beweeg- en voedingsgedrag?

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Aanleg parallelweg N248

RBOI-Rotterdam B.V. Stikstofdepositieonderzoek. bedrijventerrein Oosteind

Resultaat Toetsing TNO Lean and Green Awards

Depositieberekeningen voor OOC Terminals BV aan de Merwedestraat 5 te Oss in verband met een aanvraag omgevingsvergunning

De warmteweerstand van De Hoop Reno systeemvloer volgens NEN 1068:2012

Lozingen vanuit tandartspraktijken

WALSTROOM VERSUS GENERATORSTROOM. Een studie naar de kosten

Notitie. Aanvullend onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Water. 1 Achtergrond aanvullend onderzoek. 2 Aanpak en uitgangspunten

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Besluit Subsidieprogramma walstroom zeehavens

EMS ontwerp-protocol Emissies door binnenvaart van koudemiddelen

Windroosanalyse naar de invloed van het industriegebied Moerdijk op de luchtkwaliteit in Moerdijk in 2012

Stabiliteit land- en waterbodems in Groot Mijdrecht

Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek

Niet-verkeer emissies van logistiek en transport: ontwikkelingen en lokale opties. Rinkje Molenaar 29 oktober 2012

Coating binnenscheepvaart

Effecten van Mobility Mixx voor de BV Nederland

Yerseke Engine Services BV (YES) Yerseke Engine Services is een service provider voor Caterpillar en John Deere in Nederland.

Emissies, wet- en regelgeving. Leo van der Burg - projectmanager TCNN - projectmanager MariTIM - LNG Passenger Vessel

Subsidieregeling binnenvaart Rotterdam

BICS Instructiekaart E-MELDPLICHT MET BICS E-MELDPLICHT met BICS Water. Wegen. Werken. Rijkswaterstaat. Instructies Melden met BICS

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Onderzoek Nefit Topline CV-ketels

Geluidabsorptie van een aantal Sonaspray constructies

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. kalenderjaar 2011 en emissiehandel 2012

Bijlage 1 bij de Verordening Haven- en Kadegelden Tarieventabel Zeehavengeld 2015, als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid

Zinkanodes binnenscheepvaart

Voorwoord. Met vriendelijk groet, De directie van Sendo Shipping B.V. Sebastiaan van der Meer Edwin Groen Dominic van der Meer

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

inhoud blz. Inleiding 1. De haven 2. Soorten havens 3. Soorten vracht 4. Lossen en laden 5. Werken in de haven 6. Filmpjes Pluskaarten

SCHONE BINNENVAART EN AUTONOOM VAREN

AIS en management. Martie van der Vlist(Goudappel/DAT.Mobility) Mmv Ellen van der Knaap (Provincie Zuid-Holland)

BIJDRAGE BINNENVAART AAN NO2-CONCENTRATIE IN DE DRECHTSTEDEN IN RELATIE TOT GCN-BIJDRAGE VOOR DE BINNENVAART

Tarieventabel Zeehavengeld 2016

Binnenvaart en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Vivian van der Kuil 3 december 2014

Informatiebijeenkomst schone scheepvaart. SHIP, 1 november Henri van der Weide

R&D dag Marin, 22 September 2009, WICC Wageningen Henk Blaauw, manager binnenvaart

Voortgangsrapportage 12 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. externe veiligheid

Luchtkwaliteit Nieuwegein 2009

Voortgangsrapportage CO 2 -emissie Ministerie IenM januari - juni 2016

Resultaat Toetsing TNO Lean and Green Awards

Rapportage voor Saffier De Residentiegroep. Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept

Kennisnetwerk Schoner Varen

EMS-protocol Emissies door Verbrandingsmotoren van Zeeschepen op het Nederlands Continentaal Plat

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

Beoordeling Legionellaveiligheid StatiqCooling dauwpuntskoeler

De kortste weg naar duurzaam transport. Maak kennis met de binnenvaart en haar koplopers

Emissiemodel Mobiele Machines gebaseerd op machineverkopen in combinatie met brandstof Afzet (EMMA)

Advies. Over het voorontwerp van decreet over het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren. Brussel, 19 september 2011.

OPWEKKINGSRENDEMENT VERWARMING t.b.v. de NEN 7120:2011 voor de Alpha InnoTec warmtepompen, type SWC 120HK en SWC 170HK

Overzicht van de Europese binnenvaart Rapportage

5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2015 H1 + H2. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.

3.3 Straddle Carriers

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Emissies naar lucht door de industrie,

Validatie CO2-reductiemodel Nuon warmtenetten Publieke samenvatting. TNO-rapport TNO 2018 R10435

Transcriptie:

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 Modules voor sluis- en lig-emissies voor BIVAS Earth, Environmental and Life Sciences Princetonlaan 6 3584 CB Utrecht Postbus 80015 3508 TA Utrecht www.tno.nl T +31 88 866 42 56 infodesk@tno.nl Datum 24 november 2011 Auteur(s) Ir. J.H.J. Hulskotte Aantal pagina's 12 (incl. bijlagen) Aantal bijlagen - Opdrachtgever Rijkswaterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart t.a.v. dhr. A. Kamst Projectnaam Advies uitbreiding BIVAS Projectnummer 054.01596 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. 2011 TNO

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 2 / 12 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Gevolgde aanpak... 4 3 Resultaten... 5 3.1 Emissies tijdens het stilliggen buiten de vaart... 5 3.2 Emissies tijdens oponthoud bij sluizen en bruggen... 8 4 Referenties... 11 5 Ondertekening... 12

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 3 / 12 1 Inleiding In regionale projectstudies bestaat met enige regelmaat behoefte om de emissies tijdens het schutten in sluizen en het liggen in overnachtingslocaties door te rekenen. De systematiek hiervoor is ten dele beschikbaar in sommige projectstudies doch echter niet voor handen in het huidige BIVAS-systeem. Het is wenselijk om aparte modules in te bouwen in BIVAS waarmee deze emissies op gestandaardiseerde wijze kunnen worden meegenomen in projectstudies op grond van de in de in BIVAS-beschikbare data. Het voorliggende rapport bevat een advies met betrekking tot de berekening van emissies in sluizen en overnachtingslocaties. Dit advies kan worden gebruikt voor de uitbreiding van BIVAS met de sluis- en lig- emissie. In het bestaande BIVAS zijn alleen de emissies tijdens het varen ingebouwd.

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 4 / 12 2 Gevolgde aanpak Als eerste is nagegaan welke invoer reeds beschikbaar is in het BIVAS-model om gebruikt te worden voor emissieberekeningen. Het betreft bijvoorbeeld gegevens over schuttijden bij sluizen en het aantal en type passerende schepen. Vervolgens is nagegaan welke emissieberekeningsmethoden zijn toegepast voor stilliggende en passerende binnenvaartschepen in reeds uitgevoerde projectstudies. Deze analyse levert een beschrijving op van de beschikbare invoer in het BIVASmodel en van de reeds toegepaste methoden voor sluis- en lig-emissies. Op grond van de verzamelde informatie is een advies opgesteld met betrekking tot de methode die de meest betrouwbare informatie oplevert tegen een minimale inspanning ten aanzien van de dataverzameling.

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 5 / 12 3 Resultaten 3.1 Emissies tijdens het stilliggen buiten de vaart De emissies van binnenvaartschepen tijdens het stilliggen buiten de vaart komen voornamelijk voort uit het gebruik van generatoren voor de elektriciteitsopwekking aan boord. Daarnaast draagt de inzet van verwarmingstoestellen bij aan de emissies. Laatstgenoemde emissies worden in deze analyse buiten beschouwing gelaten omdat deze emissies naar schatting minder dan 2% bedragen van de (NO x ) emissies van de generatoren en ruim binnen de onzekerheidsmarge van de van de generatoremissies liggen. Vanwege de logische opbouw van het rapport wordt eerst de methode voor de berekening beschreven waarna wordt ingegaan op data die in BIVAS beschikbaar zijn. 3.1.1 Kengetallen en methoden toegepast in vorige projecten Omdat het gebruik van de emissiecijfers in projecten is geconcentreerd in het kader van het Plan van Aanpak Stikstofdepositie (PAS) ligt het zwaartepunt op de NO x - emissies. In verschillende projectstudies is voor de berekening van de emissies gebruik gemaakt van een ruwe voorlopige inschatting van het brandstofgebruik en de emissiefactoren van generatoren. In diverse voorgaande TNO-studies (J. van der Brugh, 2005; S. Jonkers, 2008 en J. den Boeft, 2010 ) is uitgegaan van een brandstofgebruik van 1 kilogram per uur in combinatie met 45 gram NO x per kilogram brandstof en van 2,5 gram PM 10 per kilogram brandstof. In een studie naar de effecten van de invoering van walstroom ten behoeve van Havenbedrijf Amsterdam (Hulskotte en Jonkers, 2008) is een ander uitgangspunt gehanteerd. In deze studie werd uitgegaan van een brandstofgebruik van 60 liter per dag of 2,1 kilogram per uur bij een dichtheid van 0,84 kg/l. De toegepaste emissiefactoren waren 50 gram NO x per kilogram brandstof en 2 gram PM10 per kilogram brandstof. 3.1.2 Keuze op grond van best beschikbare gegevens Onderzocht is welke primaire gegevens thans beschikbaar zijn voor de emissieberekening van het gebruik van generatoren in binnenschepen. Recentelijk is een studie van de TUD (in opdracht van CBRB) naar het gebruik van generatoren op binnenschepen uitgevoerd (de Vos & van Gils, 2011). De resultaten van deze studie, die zich voornamelijk op de kosten heeft gericht, blijken echter niet eenduidig vertaalbaar naar emissies. Daarom is in onderhavige studie teruggevallen op basisdata die verzameld werden in het kader van het EMS-project (Hulskotte et al., 2003).

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 6 / 12 Tabel 1 Inventarisatie brandstofgebruik van binnenvaartschepen Type schip aantal draaitijd (uren/jaar) brandstof (m3/jaar) brandstof (L/uur) brandstof (kg/uur) Containerschip 2 5160 29 5,6 M0 2 2240 7 3,1 M1 6 686 6 8,7 M2 19 3121 5 1,6 M3 9 2178 5 2,3 M4 10 5144 16 3,1 M5 9 5482 15 2,7 M6 21 7166 17 2,4 M7 1 7300 18 2,5 M8 17 7899 34 4,3 M1-M7 2,5 2,1 (gewogen gemiddelde) M8 4,3 3,6 (gemiddelde) Bron: Hulskotte, Bolt en Broekhuizen, 2003a (bijlage) Uit Tabel 1 blijkt dat het cijfer van het brandstofgebruik van de walstroomstudie (Hulskotte en Jonkers, 2008) heel dicht ligt bij het cijfer uit het EMS-protocol (Hulskotte, Bolt en Broekhuizen, 2003a). De emissiefactoren die op deze generatoren toegepast kunnen worden zijn ontleend aan een rapport waarin het EMMA-model voor mobiele machines is beschreven (Hulskotte, 2009). Het EMMA-model is momenteel de gebruikte standaard voor het berekenen van emissies van mobiele machines en is ook van toepassing op emissies van generatoren. Tabel 2 Emissiefactoren generatoren omgerekend in gram per kilogram brandstof Toepasbaarheid Technologie NO x PM HC CO Binnenschepen 1991-STAGE I (< 18 kw) 41,5 5,9 9,3 18,5 behalve M8 en Emissiefactor M9 inclusief TAF-correctie 45,6 11,7 21,2 47,6 Binnenschepen 1991-STAGE I (18-37 kw) 37,4 5,3 6,9 17,2 M8 en M9 Emissiefactor inclusief TAF-correctie 41,1 10,5 15,7 44,1 Omdat de generatoren in het algemeen zeer laag belast zijn nemen de emissies van bepaalde stoffen sterk toe ten opzichte van de basisemissiefactoren. De aanpassingsfactoren die hiervoor gebruikt worden zijn de zogenaamde TAFfactoren (zie Tabel 3). TAF (transient adjustment factors zoals gedefinieerd in het NON-ROAD model van het Amerikaanse EPA) beschrijft het verschil in emissies tijdens dynamisch gebruik ten opzichte van stationair gebruik. Het dynamisch gebruik wordt kwalitatief omschreven. In dit geval gaat het om het dynamisch gebruik in een laag bereik van het vermogen (getypeerd met Low ).

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 7 / 12 Tabel 3 TAF-factoren toegepast op basis emissiefactoren TAF_type Stof TAF_factor Low NO x 1,1 Low PM 1,97 Low CO 2,57 Low HC 2,29 Door combinatie van het brandstofgebruik per uur en de emissiefactoren per kilogram gebruikte brandstof zijn emissiefactoren per uur van generatoren op binnenvaartschepen afgeleid (zie Tabel 4). De emissiefactoren van PM10 zijn aanzienlijk hoger dan de oorspronkelijke PM10-emissiefactoren (die op de hoofdmotoren waren gebaseerd). Dit wordt veroorzaakt doordat de kleinere dieselmotoren van generatoren gemiddeld een hogere uitstoot hebben dan scheepsmotoren voor aandrijving. Bovendien heeft de lage belasting meer onvolledige verbranding tot gevolg waardoor de TAF-factoren voor de producten van onvolledige verbranding zoals PM10, HC en CO hoog zijn. Tabel 4 Emissiefactoren binnenschepen ten gevolge van het gebruik van generatoren (trendfactoren voor prognoses zijn binnen haakjes aangegeven) Type schip Periode brandstof (kg/uur) Binnenschepen (behalve M8 en M9) Binnenschepen M8 en M9 Binnenschepen M8 en M9 Binnenschepen M8 en M9 2010-2030 NO x (g/uur) PM 10 (g/uur) HC (g/uur) CO (g/uur) 2,1 95 24 44 99 2010 3,6 148 38 57 160 2020 3,6 2030 3,6 121 (0,81) 110 (0,74) 29 (0,76) 27 (0,71) 40 (0,70) 39 (0,69) 128 (0,80) 128 (0,80) De emissiefactoren van de generatoren op de grotere schepen M8 en M9 zullen naar verwachting in de toekomst afnemen. Deze generatoren vallen vanwege hun vermogen in de categorie motoren (18-37 kw) waarop de Europese emissienormering van Stage II en Stage IIIa van toepassing is. Omdat de hoogte van deze Europese emissienormen niet erg veel afwijkt van de CCR-2 norm zijn dezelfde trends in emissiefactoren aangehouden die ook voor de schepen is aangehouden (de trendfactoren zijn binnen haakjes aangegeven in tabel 4). De emissiefactoren van generatoren op kleinere schepen zullen op grond van de huidige bekende Europese emissienormering niet afnemen omdat voor deze lage vermogens geen regels zijn gesteld. Opmerking: In de binnenvaart begint het vervoer van koelcontainers in omvang toe te nemen. De eerste binnenlandse koelcontainerterminal is bijvoorbeeld onlangs in Wanssum in gebruik genomen. Voor generatoren ten behoeve van de koeling van containers geladen op binnenschepen is aanzienlijk meer brandstof nodig dan voor binnenvaartschepen in het algemeen. Het verdient aanbeveling om een aanvullende studie te verrichten voor projecten waarin binnenschepen of feeders geladen met koelcontainers het belangrijkste onderwerp van studie zijn.

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 8 / 12 Feeders vervoeren scheepscontainers van en naar verschillende kleinere havens en transporteren deze van of naar centrale containerterminals waar deze op of vanaf grotere containerschepen worden geladen. 3.1.3 Advies voor berekening van emissies tijdens het stilliggen buiten de vaart In het BIVAS-model is geen specifieke informatie opgenomen van binnenschepen over liglocaties in havens en in overnachtingshavens. Zolang BIVAS deze informatie niet bevat zal het niet mogelijk zijn om emissies van stilliggende schepen buiten de vaart met behulp van het BIVAS model te berekenen. Geadviseerd wordt om BIVAS in elk geval uit te breiden met de kwantitatieve gegevens voor laden en losse aan de kades van binnenhavens. Het gaat in dit geval om de locatie van de kades of havenbekkens waar lading wordt gelost of ingenomen als onderdeel van de reisinformatie die in BIVAS is opgeslagen. De gemiddelde ligtijd op een bepaalde locatie zou hier dan deel van uit moeten maken om de emissie correct te kunnen berekenen. Hiermee is het mogelijk om zowel de emissies tijdens varen als tijdens stilliggen fijnmaziger te berekenen. In het huidige BIVAS-model liggen de voedingspunten van de reizen meestal nog buiten de havenbekkens waardoor het laatste stukje reis alsmede de daaraan gekoppelde emissies in feite nog ontbreken in het BIVAS model. Om de emissies tijdens stilliggen te berekenen zal het ook nodig zijn om informatie over gemiddelde ligtijden van binnenvaartschepen aan kades te verzamelen en de locaties die zijn voorzien van walstroom in kaart te brengen. Voor infrastructurele projecten kan informatie over de ligduur en het type schepen worden toegepast voor emissieberekeningen die eenvoudig kunnen worden uitgevoerd met behulp van de emissiefactoren uit Tabel 4. 3.2 Emissies tijdens oponthoud bij sluizen en bruggen Het oponthoud van binnenschepen bij sluizen en bruggen heeft tot gevolg dat de emissie per tijdseenheid daalt. Doordat de snelheid echter tijdelijk tot nul wordt gereduceerd nemen de emissies als geheel toe omdat de hoofdmotoren en de hulpmotoren niet worden uitgeschakeld maar min of meer stationair draaien. Deze extra emissie wordt veroorzaakt doordat brandstof wordt gebruikt die (extra) emissies oplevert terwijl er geen extra afstand wordt afgelegd. In de volgende paragrafen wordt beschreven welke benaderingen zijn toegepast in projecten om de emissie van binnenschepen bij sluizen en bruggen te berekenen. 3.2.1 Kengetallen en methoden toegepast in vorige projecten Er is slechts één studie gevonden waarin het effect van oponthoud van schepen in een sluis is berekend (den Boeft en Hulskotte, 2010). Dezelfde rekenmethode is geïmplementeerd in PRELUDE 1.0 (Erbrink et al, 2011). De methode die hierin werd toegepast is gebaseerd op een schatting van de gemiddelde schuttijd en de emissie van binnenschepen in een sluis. De emissie is geschat op 15 procent van de emissies per tijdseenheid onder normaal vaarbedrijf op dezelfde vaarweg. Het toegepaste percentage komt overeen met het stationair draaien van de motoren waarbij zo nu en dan wat wordt bijgestuurd, zoals plaatsvindt bij bruggen en sluizen.

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 9 / 12 Vervolgens worden de emissiefactoren van de verschillende stoffen (NOx en PM10) nog gecorrigeerd voor de lage belasting van de motor tijdens het schutten. De rekenmethode die werd toegepast is met de volgende formules te beschrijven: EF M EF o, s o, s ref, s (formule 1) En M V ref T F CEF (formule 2) o, s o p s L o Waarbij: EF o,s = Emissiefactor van stof s op het traject van oponthoud, (g/vtg.km) EF ref,s = Emissiefactor van stof s op hetzelfde traject zonder oponthoud, (g/vtg/km) Deze emissiefactor EF ref,s is afgeleid van EMS en is overgenomen in het BIVASmodel en in het PRELUDE-model inclusief een prognose voor de toekomstige situatie. M o,s = Vermenigvuldigingsfactor van emissie van stof s op traject van oponthoud,(./.) T o = Tijdsduur van het oponthoud, (uur) L o = Lengte van het traject van oponthoud, (km) V ref = Referentiesnelheid op het traject van oponthoud, (km/uur) F p = Fractie van het ingezette vermogen (defaultwaarde = 15%) CEF s = Correctiefactor van de emissiefactor van stof s bij de defaultwaarde van het ingezette vermogen, (./.) Tabel 5 Correctiefactor van de emissiefactor (CEF) voor verschillende stoffen Vermogen NOx PM CO VOS 15% 1,17 1,63 3,51 2,74 Bron: Hulskotte, Bolt en Broekhuizen, 2003b, tabel 5 3.2.2 Sluizen In het BIVAS-model is voor elke sluis een gemiddelde passeertijd (T o ) beschikbaar die afhankelijk is van de belasting en de capaciteit van de sluis. De berekening van de passeertijd van sluizen wordt berekend met het Kooman model dat binnen Rijkswaterstaat is ontwikkeld. De passeertijd (T o ) bestaat uit de overligtijd (als het schip niet in de eerstvolgende schutting meekan, moet overliggen) en de wachttijd (inclusief sluis invaren, schutten en de kolk uitvaren). Voor de gebruikte formules wordt verwezen naar de BIVAS-documentatie (http://bivas.chartasoftware.com/article/246). Tevens is in BIVAS bekend wat de lengte is van het traject van de sluis die gepasseerd moet worden. Hiermee zijn alle benodigde variabelen van formule 2 voor de berekening in BIVAS beschikbaar.

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 10 / 12 3.2.3 Bruggen In het BIVAS-model is aan de verschillende scheepstypen een hoogte toegekend die afhankelijk is van de belading. Indien een binnenschip een beweegbare brug moet passeren terwijl de hoogte van het schip in kwestie de veilige passeerhoogte (aanwezig in het BIVAS-model) van de brug overschrijdt zal rekening moeten worden gehouden met de bedientijd van de brug. De gemiddelde bedientijd (T o ) van een brug is in BIVAS op 5 minuten gesteld. In BIVAS hebben de bruggen vaak een lengte van ongeveer 10 m. De emissie kan dus net als bij sluizen met de werkelijke lengte, die per brug kan verschillen, worden berekend. Hiermee zijn alle benodigde variabelen, die in formule 2 moeten worden ingevuld, beschikbaar in BIVAS. Na berekening van M o,s kan formule 1 worden gebruikt om de emissiefactor te schatten.

TNO-rapport TNO-060-UT-2011-02018 11 / 12 4 Referenties Jonkers S., Luchtkwaliteitsonderzoek overnachtingshaven Lobith voor de jaren 2013 en 2020, TNO-rapport 2008-U-R0859/R, augustus 2008 Boeft J. den, Luchtkwaliteitonderzoek voor de toekomstige overnachtingshaven bij Lobith (2016), TNO-034-UT-2010-00352_RPT_ML, 22 februari 2010 Brugh, J.H.A.M. van der, Weinhold, O.,Wesseling, J.P., Luchtkwaliteitsonderzoek uitwijkhaven Lobith voor de jaren 2003, 2010 en 2020, TNO-rapport B&O-A R 2005/354, december 2005 Hulskotte J.H.J., Jonkers S., Milieueffecten van de invoering van walstroom voor zeecruiseschepen, riviercruiseschepen en binnenvaartschepen in de haven van Amsterdam, TNO-rapport 2008-U-R0329/B 3, mei 2008 Hulskotte, J.H.J., E. Bolt, D. Broekhuizen, Emissies door binnenvaart: Verbrandingsmotoren, EMS-protocol, uitgave Adviesdienst Verkeer en Vervoer Rijkswaterstaat, Rotterdam, 2003a Hulskotte J.H.J., Verbeek R., Emissiemodel Mobiele Machines gebaseerd op machineverkopen in combinatie met brandstof Afzet (EMMA), TNO-034-UT2009-0178, november 2009 Boeft J. den, Hulskotte J.H.J., Emissie en immissie ten gevolge van het scheepvaartverkeer op de Waal en het Maas-Waalkanaal bij Nijmegen (2007, 2010 en 2015), TNO 034-UT-2010-00760_RPT-ML, 19 april 2010 Hulskotte, J.H.J., E. Bolt, D. Broekhuizen, Emissies door verbrandingsmotoren van varende en manoeuvrerende zeeschepen op Nederlands grondgebied: Verbrandingsmotoren, EMS-protocol, uitgave Adviesdienst Verkeer en Vervoer Rijkswaterstaat, Rotterdam, 2003b Erbrink J.J., Wolff J. de, Hulskotte J.H.J., Jonker S., Ganswijk J.W.W. van, Lanser N., Scheepvaartmodellering Fase 2: In consensus naar een nationale aanbeveling, KEMA rapport 50964435-TOS/HSM 1045-39, Arnhem 21 april 2011 Vos P. de, Gils R. van, WALSTROOM VERSUS GENERATORSTROOM-een studie naar de kosten, Technische Universteit Delft, 15 augustus 2011