Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar



Vergelijkbare documenten
Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar

Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

Kaderstellende notitie. De basis voor andere jeugdzorg dichtbij, in samenhang, effectief

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort

KADERSTELLENDE NOTITIE VAN DE GEMEENTE OIRSCHOT

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

CL IËNT. Regelt de aanspraak op zorg voor mensen die een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.


De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

Beleidsplannen Sociaal Domein

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans

De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is. ZorgImpuls maart 2015

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden

De wereld van het sociaal domein. Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg

Hoofdstuk 2. Gemeente

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties

Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Transitie Jeugdzorg. Door José Vianen; Adviseur

Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn.

Gemeente Midden-Delfland

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing

Kompassie met elkaar Wmo maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen

Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting. Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting DOEN. wat nodig is. Managementsamenvatting -

Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein. Commissie sociaal domein 9 september 2014

Kadernota Wmo Dit is eigen kracht in Hattem!

Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland

DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013

Om het kind. Hervorming zorg voor de jeugd Kennisnetwerk JGZ OCW. Justitie J&G. Provincie. Gemeenten. Gemeentefonds VWS.

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Veranderende zorg. Participeren op z n Urkers. Samen leven, samen doen. samen de schouders eronder

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk?

Bijlage 1: Achtergrondinformatie Transitie Jeugdzorg en verbinding decentralisaties

Sociaal domein transitie en transformatie bij praten

PAOG nascholing JGZ Integrale Aanpak Jeugdzorg Eerder, sneller, beter en goedkoper

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

Wethouder Johan Coes Gemeente Hellendoorn. Wethouder Jan Binnenmars Gemeente Twenterand. Wethouder Dianne Span Gemeente Wierden

Verbinding beschut werk en dagbesteding

Informatiebijeenkomst

Zozijn en de Stelselwijzigingen. Zozijn participeert!

Over welke taken jeugdzorg gaat het? Jeugdzorg Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Jeugd GGZ Zorg aan licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties

Over zorg voor de jeugd en de Jeugdwet. hoorn.nl

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Toekomstmodel Jeugdstelsel. Waarom het anders moet & hoe het anders kan

Veranderingen in de Jeugdzorg, Wmo en Participatiewet

Presentatie vergadering dorpsraad Gerwen 28 oktober 2014 Wethouder Paul Weijmans, portefeuillehouder coördinatie Transities

Hoofdlijnen Transities

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

Veelgestelde vragen & antwoorden. zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

zelf samen - gemeente presentatie over de 3 Decentralisaties commissie samenleving 18 september 2013

Transitie sociaal domein Haarlem Basisinfrastructuur, subsidies en inkoop

L. van de Ven raad00716

Stadskanaal: Samen met de burger Integraal beleidskader Sociaal Domein

Wet maatschappelijke ondersteuning januari 2015

Raadscommissie 13 oktober 2014 Transitie Jeugdzorg Sint Anthonis

Financiën Sociaal Domein

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

De Wmo en de decentralisaties

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

Medisch specialist ziekenhuis

Jeugdzorg verandert. Decentralisatie +

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh

Ik krijg ondersteuning bij de opvoeding en zorg voor mijn kind. Wat verandert er in 2015?

Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties

HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN TRANSITIEPLAN

Jeugdhulp in Nissewaard

Veranderingen in Onderwijs en Zorg September 2014

Visie en uitgangspunten (1)

Het sociale domein in verandering. Kansen voor verbetering

Participatiewet. 1 januari 2015

Relevante ontwikkelingen

Veranderingen binnen het Sociale Domein. Een forse opgave voor Gouda!!

Transitieavond Maandag 16 april uur uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV

Managementsamenvatting Regionaal Beleidskader Route Zuidoost

Landelijke Contactdag Tourette Ed Carper

Om het kind. Hervorming zorg voor de jeugd in Amsterdam en de aansluiting op Passend Onderwijs

De Wmo en de decentralisaties

Transitie jeugdzorg. Ab Czech. programmamanager gemeente Eindhoven. januari 2013

Verbeterprogramma Jeugd Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs. Themaraad Gemeente Heerde, 2 juni 2014 Rob van de Zande

Context. Artikel 1. Aanmelding, onderzoek en aanvraag. Artikel 2. Afweging

Inhoud voorstel aan Raad

Integrale toegang Best, Oirschot en Veldhoven

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties

Transcriptie:

Sociaal beleidskader gemeente Oirschot Lokale beleidskaders voor de decentralisatie Jeugdzorg, overheveling AWBZ naar Wmo, de invoering van de participatiewet en de Wet Passend Onderwijs. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar 1

Voorwoord Inhoudsopgave Door wethouder 0. Samenvatting en leidende principes 1. Inleiding 1.1 De decentralisaties integraal benaderd 1.2 Sociaal beleidskader 2. Sociaal domein, wat is dat? 3. Doelgroepen in beeld 3.1 Jeugd en passend onderwijs 3.2 Wmo 3.3 Participatie 4. Kaders en uitgangspunten 4.1 Regionale kaders 4.2 Subregionale en lokale kaders 4.2.1 Algemeen 4.2.2 Eigen kracht en zelfredzaamheid 4.2.3 Maatschappelijke inzet en participatie 4.2.4 Integrale toegang 4.2.5 Organisatie van de uitvoering 4.2.6 Veiligheid 5. Rol van de gemeente 6. Regionale samenwerking 7. Financiën en kwaliteitsbewaking 8. Proces Bijlagen 2

0. Samenvatting en leidende principes In onderliggend beleidskader geven we een visie en stellen we kaders en uitgangspunten vast voor de overheveling van taken in het sociale domein (decentralisaties) en de transformatie van het sociale domein. We hebben daarbij het volgende ambitieniveau: Iedere burger, ieder gezin en iedere jeugdige wordt vanaf 2015 door de gemeente Oirschot geholpen. Geen burger, gezin of jeugdige valt tussen wal en schip. In het beleidskader werken we dit ambitieniveau, op basis van een aantal integrale thema s verder uit. We gaan daarbij uit van een aantal leidende principes. Alle in dit beleidskader uitgewerkte kaders, uitgangspunten en meer operationele onderwerpen, hebben we uitgewerkt vanuit onderstaande principes: We investeren in preventie en (vroeg-)signalering We zetten in op een samenleving waarin inwoners elkaar kennen en waar inwoners gekend worden, op een sterke (pedagogische) civil society en op sterke basisvoorzieningen. Daarbij richten we ons op preventieve ondersteuning; we willen problemen of hulpvragen zo veel mogelijk voorkomen en zijn alert op ongewenste en problematische ontwikkelingen, bijvoorbeeld eenzaamheid. We stimuleren en faciliteren zelfredzaamheid en samenredzaamheid We willen de zelfredzaamheid en de samenredzaamheid van mensen stimuleren en faciliteren. Daarbij streven we naar een wisselwerking tussen informele en formele zorg. Onder andere door ondersteuning aan te bieden in en met behulp van de directe leefomgeving, de opvoedkracht te versterken, mensen met een beperking te stimuleren tot deelname aan de arbeidsmarkt en werkgevers te bewegen hen in dienst te nemen, participatie, door vrijwilligers en mantelzorgers te faciliteren etc. Ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk. Dit vraagt om maatwerk in de ondersteuning, waarbij de inwoner centraal staat. We stimuleren dat mensen binnen hun eigen netwerk oplossingen zoeken voor hun problemen of hulpvragen. Anderzijds stimuleren we dat mensen anderen in hun omgeving waar nodig helpen. Daarbij realiseren we ons dat er grenzen zijn aan het zelf oplossend vermogen van de inwoner en zijn/haar omgeving. We werken zoveel mogelijk vanuit de eigen regie van de inwoner Het principe van de transformatie is dat zo veel mogelijk gewerkt wordt vanuit de eigen regie van de inwoners. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij de vernieuwing in het sociale domein. We realiseren ons dat wanneer inwoners een beroep moeten doen op ondersteuning, onder andere uit het eigen netwerk, zij afhankelijk (kunnen) worden en daarmee mogelijk een deel van de eigen regie verliezen. We zoeken dan ook naar een goed evenwicht tussen informele en formele zorg waarbij de ondersteuningsvraag van de inwoner altijd het uitgangspunt is. 3

We bieden ondersteuning aan inwoners waar nodig: licht en algemeen waar mogelijk, alleen complex en gespecialiseerd waar nodig, dichtbij en op maat. Verreweg de meeste inwoners slagen er prima in op eigen kracht hun weg te vinden. Soms lukt dat niet. Dan bieden we als gemeente de ondersteuning die nodig is. Waar nodig bestaat onze ondersteuning uit algemene, collectieve of maatwerkvoorzieningen. Wie vanuit het informele netwerk geen of onvoldoende hulp ontvangt, kan een beroep doen op ondersteuning. Laagdrempelig en dichtbij. Bij het bieden van ondersteuning is het adagium normaliseren en uitgaan van de mogelijkheden. beschikken over een eigen netwerk of financiële draagkracht is er een vangnet. We ontwikkelen een eenvoudiger systeem We ontwikkelen een systeem dat gekenmerkt wordt door eenvoud. Dat wil zeggen eenvoudig toegankelijke ondersteuning, beperkte registratie, regie op de resultaten van ondersteuning, zo min mogelijk coördinatie en doorverwijzing rondom een ondersteuningsvraag. Het uitgangspunt één burger/ gezin, één plan sluit hierbij aan. Het ondersteunen van inwoners vraagt om maatwerk en om flexibiliteit. Om dit te kunnen bieden is ruimte voor professionele afwegingen en beslissingen essentieel. We dragen zorg voor een kwalitatief hoogwaardig vangnet voor kwetsbare inwoners. Niet alle burgers kunnen zonder enige vorm van ondersteuning, omdat ze in bepaalde leefgebieden kwetsbaar zijn of beperkingen ondervinden. Inwoners voor wie zelfredzaamheid (tijdelijk) buiten bereik ligt en niet 4

1. Inleiding De komende jaren krijgen gemeenten te maken met omvangrijke taakverschuivingen in het sociale domein. Taken worden vanuit het Rijk en provincie overgebracht naar gemeenten. De gemeente wordt verantwoordelijk voor alle maatschappelijke ondersteuning en nietmedische hulp aan haar inwoners. Samen worden de nieuwe verantwoordelijkheden de drie decentralisaties, ofwel decentralisaties genoemd. Daarnaast treedt de Wet Passend Onderwijs in werking. De voorbereiding, implementatie en borging van deze projecten vindt in Oirschot plaats binnen het programma decentralisaties. Het programma decentralisaties is één van de vier programma s die vallen onder de door de gemeenteraad vastgestelde koersnotitie. 1.1` De decentralisaties integraal benaderd domein uit te voeren. Deze integrale benadering van de verschillende decentralisaties is van belang om een aantal redenen: 1. De visie en uitgangspunten van de verschillende decentralisaties komen grotendeels overeen. Zelfredzaamheid, eigen kracht en het meer inzetten van sociale netwerken zijn begrippen die in elk van de decentralisaties centraal staan. Ook uitgangspunten als zorg en ondersteuning dichtbij huis, inzetten op preventie om zwaardere zorg te voorkomen en participatie komen bij elke decentralisatie terug. Deze visie en uitgangspunten vragen om een nieuwe benadering, ook wel transformatie, van het sociale domein. Deze transformatie leidt onder andere tot een beperktere rol van de overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld. Hiervoor is een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid noodzakelijk. Gemeenten staan voor de uitdaging om de samenhang tussen de verschillende decentralisaties te bezien en deze vanuit een integrale visie op het sociale domein uit te voeren. Deze integrale benadering van de verschillende decentralisaties is van belang om een aantal redenen: Om onze inwoners optimale zorg en ondersteuning te kunnen bieden kunnen we de verschillende decentralisaties niet los van elkaar zien. We staan voor de uitdaging om de samenhang tussen de verschillende decentralisaties te bezien en deze vanuit een integrale visie op het sociale 2. Er bestaat een overlap van doelgroepen en leefgebieden tussen de afzonderlijke decentralisaties. Binnen één gezin kan zorg en ondersteuning vanuit verschillende decentralisaties nodig zijn. Ook individuen kunnen te maken hebben met zorg en ondersteuning vanuit meer dan één decentralisatie. Om het principe één gezin, één plan, één regisseur te kunnen realiseren en bureaucratie, verkokering en fragmentatie in zorg en ondersteuning aan burgers voorkomen, is het integraal afstemmen van zorg en ondersteuning essentieel. 5

3. Een integrale benadering van de decentralisaties is van belang om kosten en middelen te kunnen beheersen. Dit is van essentieel belang gezien de grote omvang van het totale budget, de daarmee gepaard gaande kortingen en de financiële ontschotting tussen de afzonderlijke decentralisaties. De visie en uitgangspunten achter de afzonderlijke decentralisaties zijn vergelijkbaar en vragen om een nieuwe benadering, ook wel transformatie, van het sociale domein: meer participatie en eigen kracht van de burger (zelfredzaamheid), minder bureaucratie, meer slimme combinaties om echte resultaten te bereiken in het sociale domein, een beperktere rol van de overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld. Hiervoor is een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid noodzakelijk. Het bevorderen van zelfredzaamheid van hun burgers en de ondersteuning van burgers die er niet meer alleen uitkomen zijn het doel, de decentralisaties het middel. meerwaarde heeft. Onderliggend beleidskader biedt een horizon voor de komende jaren en geeft richting aan; De rolverdeling en veranderende verhoudingen tussen burgers, (maatschappelijke) instellingen en de lokale overheid binnen het sociale domein Kapstok voor het nemen van besluiten (door college en raad) Kapstok voor de verdere uitwerking/ voorbereiding van de overheveling van alle taken vanuit de verschillende decentralisaties. Met het sociaal beleidskader geven we een visie en stellen we kaders en uitgangspunten vast voor de overheveling van álle taken in het sociale domein. We hebben ervoor gekozen zowel het beleidskader Jeugd als het beleidskader WMO integraal op te nemen in het onderliggend sociaal beleidskader. 1.2 Sociaal beleidskader De laatste jaren hebben het WMO beleidsplan 2012-2015 en de jeugdvisie 2013-2015 gediend als uitgangspunt voor ons handelen binnen het sociale domein. Daarnaast zijn er in de voorbereidingen van de afzonderlijke decentralisaties (met name decentralisatie jeugdzorg) op bepaalde onderdelen al specifieke uitgangspunten vastgesteld. Toch hebben we geconcludeerd, gezien het belang van de integrale benadering van de verschillende decentralisaties dat een integrale en actuele visie Beleidskader Jeugd Iedere gemeente is, conform de nieuwe Jeugdwet, verplicht een beleidskader Jeugd vast te stellen voor november 2014. In dit beleidskader moet beschreven zijn hoe gemeenten de nieuwe verantwoordelijkheden voor alle vormen van jeugdhulp per 1 januari 2015 gaan regelen. In het beleidskader moet beschreven staan wat we als gemeente willen bereiken, hoe we de zorg rondom jeugdigen willen organiseren, welke middelen we daarvoor inzetten en hoe we invulling geven aan onze eigen rol. 6

Beleidskader Wmo Iedere gemeente is verplicht, conform de nieuwe Wmo, een periodiek plan op het gebied van de Wmo vast te stellen. Dit plan beschrijft de beleidsvoornemens ten aanzien van: Sociale samenhang (toegankelijkheid, veiligheid, leefbaarheid, voorkoming en bestrijding huiselijk geweld) Ondersteuning mantelzorgers en andere vrijwilligers Voorkomen beroep op ondersteuning (preventie) Aanbod algemene voorzieningen aan mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben Maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie aan mensen die daar niet of onvoldoende op eigen kracht of met hulp van mantelzorg, gebruikelijke hulp, of sociaal netwerk toe in staat zijn Maatwerkvoorzieningen aan mensen die zich niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving (opvang of beschermd wonen). een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. een zo integraal mogelijke dienstverlening door samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders (ZVW) keuzemogelijkheden tussen aanbieders toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap. Gezien onze expliciete keuze voor een zoveel mogelijk integrale benadering van de decentralisaties hebben we ervoor gekozen het beleidskader Jeugd, het beleidskader Wmo en het algemene sociale beleidskader als één document op te stellen. Het plan is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven en mensen die beschermd of in opvang wonen, zo snel mogelijk weer op eigen kracht te lasten deelnemen aan de samenleving. In het plan is aandacht voor: 7

2. Sociaal domein, wat is dat? Het sociale domein gaat over alles wat mensen in hun directe bestaan raakt. Het heeft primair betrekking op zorg, welzijn, arbeid, onderwijs, gezondheidszorg en vrije tijdsbesteding. Het sociale domein gaat dus om mensen en de wijze waarop zij in staat zijn om deel te nemen aan de samenleving. Binnen het sociaal domein kennen we een veelheid aan organisaties, diensten en voorzieningen die mensen ondersteunen als zij niet of onvoldoende in staat zijn deel te nemen aan de samenleving. De komende omvangrijke taakverschuivingen op het gebied van jeugd, WMO en de invoering van de participatiewet en passend onderwijs hebben effect op het gehele sociale domein en daarmee op de leefwereld en leefgebieden van vrijwel alle burgers. Participatiewet Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Het doel van de wet is om meer inwoners, ook inwoners met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen. Gemeenten worden vanaf die datum verantwoordelijk voor inwoners met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Eveneens vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) afgesloten voor nieuwe instroom. Tegelijkertijd wordt er begonnen met de opbouw van beschut werk. De eisen om in aanmerking te komen voor beschut werken zijn zwaarder dan die bij de Wsw. Dit betekent dat meer inwoners met beperkingen op de WWB (per 1-1-2015 genaamd Participatiewet) zullen terugvallen omdat ze geen gebruik meer kunnen maken van voorliggende voorzieningen. De rechten van de huidige Wswmedewerkers worden gegarandeerd, zij blijven aanspraak maken op een groot deel van het budget. Per 1 januari 2015 wordt de toegang tot de Wajong beperkt tot personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Deze ontwikkelingen hebben een verzwaring van de gemeentelijke reintegratietaak tot gevolg. Er komen geen bestaande taken over naar gemeenten. Wel krijgen gemeenten de beschikking over twee nieuwe taken en over een nieuw instrument: - Nieuwe taak: Beschut werken Beschut werken is bedoeld voor inwoners, die door hun beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van hun werkplek nodig hebben, dat niet van een regulier werkgever mag worden verwacht, dat hij deze in een dienst betrekking neemt. Met de voorziening beschut werken kan de gemeente deze inwoners toch in een dienstbetrekking laten werken. - Nieuwe taak: Werkbedrijf De 35 arbeidsmarktregio s hebben een belangrijke rol om inwoners met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. In elke arbeidsmarktregio wordt een Werkbedrijf ingericht. - Nieuw instrument: loonkostensubsidie Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, krijgt de gemeente de 8

mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken. De loonkostensubsidie wordt verstrekt aan de werkgever en kan, waar nodig, structureel worden ingezet. Loonkostensubsidie kan ook worden ingezet voor werknemers die beschut werken. De loonkostensubsidie wordt op basis van de loonwaarde bepaald. Met werkgevers is afgesproken extra banen te realiseren. Wordt dit onvoldoende behaald dat treedt een wettelijk quotum in werking, dit op basis van een aparte Quotumwet. Eerste meting is in 2015. Op 11 april 2013 is er een sociaal akkoord tot stand gekomen van kabinet, werkgevers en werkgeversorganisaties. In dit sociaal akkoord hebben werkgevers en overheid zich samen garant gesteld om 125.000 extra banen voor arbeidsgehandicapten te creëren. De werkbedrijven gaan een belangrijke rol spelen om deze banen in te vullen. Een werkbedrijf is een regionaal netwerk van uitvoerders. Gemeente, SW-bedrijven, UWV en andere uitvoerders werken in het werkbedrijf samen aan hetzelfde doel: zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen. De regio staat centraal bij de uitwerking van de werkbedrijven. Aansluiting is gezocht bij het niveau van de arbeidsmarktregio s. De regionale indeling van de 35 werkbedrijven volgt de (huidige) 35 arbeidsmarktregio s zodat kan worden aangesloten op de al bestaande infrastructuur zoals werkplekken en servicepunten. Bij de totstandkoming van werkbedrijven worden sw-bedrijven niet gedwongen tot fuseren. Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de werkbedrijven en werken nauw samen met sociale partners en UWV. Het betreft een lichte structuur met een praktische invulling. Er komt geen landelijke blauwdruk van de inrichting van de werkbedrijven. Iedere arbeidsmarktregio is anders. Een werkbedrijf dient randvoorwaarden te scheppen die het mogelijk maken om mensen uit de doelgroep te plaatsen. Het betreft hier: Nauwe en duurzame relaties met werkgevers en de (sub)regio. Professionele acquisitie van geschikt werk. Bestaande vacatures zijn vaak niet geschikt. Er moeten arrangementen tot stand komen met bedrijven waarbij zij zorgen dat het beschikbare werk geschikt wordt gemaakt voor de doelgroep. Kennis en expertise voor een goede match. Een juiste diagnose aangevuld met (arbeids)ervaring moet leiden tot een plaatsing, waarbij na verloop van tijd een loonwaardebepaling kan plaatsvinden. Begeleiding en nazorg als er kandidaten geplaatst zijn. In de regio Zuidoost Brabant worden nu initiatieven ontplooid om op 1 januari 2015 een werkbedrijf te realiseren. De partners (in eerste instantie gemeenten, werkgevers, werknemers, UWV) maken gezamenlijk een regionaal marktbewerkingplan. Het werkbedrijf is aanjager voor het realiseren van de afspraken in het marktbewerkingplan, monitort de resultaten en rapporteert daarover. 9

Wmo De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning kent drie doelen, in plaats van de oude negen prestatievelden: Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder). De gemeente moet zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap en de zelfredzaamheid van participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. De gemeente draagt zorg voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen. In de huidige Wmo staat de compensatieplicht centraal. Gemeenten zijn verplicht om mensen met een beperking of psychische problematiek te compenseren voor de beperkingen die zij ondervinden bij hun zelfredzaamheid en participatie. In de huidige wet worden daarbij vier resultaatgebieden onderscheiden. In de nieuwe Wmo wordt de term maatwerkvoorziening geïntroduceerd. De verplichting voor gemeenten om maatwerk te leveren is in het nieuwe wetsvoorstel ruimer geformuleerd dan de compensatieplicht. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Ook het gebruik van een algemene voorziening kan, afhankelijk van de omstandigheden van de cliënt, tot het vereiste maatwerk leiden. In de nieuwe Wmo krijgen gemeenten meer en andere taken en verantwoordelijkheden. Een aantal taken wordt van het Rijk overgeheveld naar gemeenten. Het gaat hierbij om de volgende nieuwe taken: Begeleiding Het grootste deel van de mensen die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid komt te vallen krijgt een vorm van begeleiding. Deze functie is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen te bevorderen, te behouden of te compenseren. Begeleiding beoogt een verblijf in een instelling zo lang mogelijk uit te stellen of overbodig te maken. Begeleiding omvat zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep. 10

Individuele begeleiding Individuele begeleiding richt zich op het begeleiden in het dagelijks functioneren. Het gaat om actief herstellen, dan wel compenseren van het beperkte of afwezige regelvermogen van een persoon waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. De ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit het helpen plannen van activiteiten, het regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. Individuele begeleiding kan ook praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen inhouden zoals begeleiden bij het wassen en aankleden. Daarbij is geen medische zorg nodig of een hoog risico daarop. Afhankelijk van de individuele situatie kan individuele begeleiding kortdurend, maar ook langdurig worden ingezet. Begeleiding in een groep De begeleiding in een groep wordt meestal dagbesteding genoemd. Deze activiteiten variëren van arbeidsmatige dagbesteding zoals werken in een horecagelegenheid onder begeleiding van de zorgaanbieder tot recreëren zoals wandelen. Iemand kan zowel individuele begeleiding krijgen thuis, zoals ondersteuning bij zelfredzaamheid, en voor een zinvolle invulling van de dag buiten de deur deelnemen aan dagbesteding in de vorm van groepsactiviteiten (begeleiding groep). Er zijn dus mensen die van zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep gebruik maken. Vervoer Een deel van de mensen maakt gebruik van vervoer om naar de dagbesteding toe te gaan. Dit onderdeel komt ook mee met de decentralisatie van de functie begeleiding. De huidige zorginstellingen regelen op dit moment voor een belangrijk deel hun eigen vervoer. We zien op provinciaal niveau veel overlap. Wij onderzoeken of we efficiënter kunnen omgaan met de kosten voor vervoer door de dagopvang dichtbij de inwoner te organiseren en door het bundelen van de verschillende vervoersstromen (doelgroepen vervoer). Kortdurend verblijf Kortdurend verblijf is een functie in de AWBZ die mantelzorgers tijdelijk ontlast en daarmee onder-steunt. Mensen met een beperking of een handicap die thuis wonen en permanent toezicht en/of hulp nodig hebben, kunnen een indicatie voor kortdurend verblijf krijgen. Dit betekent dat zij maximaal drie etmalen per week ergens kunnen logeren zodat de mantelzorger even ontzien wordt. Voorbeelden hiervan zijn logeerhuizen voor kinderen met een beperking, zorgboerderijen met logeermogelijkheid, een gastgezin of andere zorg gerelateerde instellingen. Mensen met een indicatie voor Kortdurend Verblijf, hebben altijd een andere AWBZ-indicatie voor extramurale zorg, bijvoorbeeld voor begeleiding, persoonlijke verzorging en/of verpleging. Veel mensen verlenen voor kortere of langere tijd mantelzorg aan hun partner, ouders of andere familieleden, buren of vrienden. De meesten vinden dat vanzelfsprekend, ze vinden dat zorgen voor dierbaren bij het 11

leven hoort. Soms kan deze zorg echter behoorlijk zwaar vallen. Wij willen daarom dat mensen die mantelzorg geven de ondersteuning krijgen waar ze behoefte aan hebben. Kortdurend verblijf is daarbij een cruciale voorziening voor zwaar belaste mantelzorgers. Beschermde woonvorm GGZ mensen (C-pakket) In de concept tekst van de nieuwe WMO is het beschermd wonen als een maatwerkvoorziening opgenomen naast de voorzieningen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Het betreft in dit geval dus een extra wettelijke taak waar een centrumgemeente uitvoering aan moet geven. Voor de gemeente Oirschot is dat gemeente Eindhoven. Eindhoven is als (centrum)gemeente verantwoordelijk voor bijna (verblijf op basis van behandeling uitgezonderd) de gehele keten van woon- en zorgvoorzieningen voor de doelgroep maatschappelijke zorg, namelijk het crisisverblijf (de maatschappelijke en vrouwenopvang), het beschermd wonen, het begeleid wonen en het begeleid zelfstandig wonen. Bij Beschermd Wonen is er altijd sprake van een psychiatrische diagnose en een indicatie in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Dit is een indicatie (van het CIZ) met recht op intramuraal verblijf. Er zijn in de GGZ twee soorten ZZP s. Het ZZP B is voor mensen die intramuraal verblijven omwille van hun behandeling. Het ZZP C is voor mensen die verblijven in een beschermde woonomgeving en waarbij behandeling niet meer op de voorgrond staat. Hierbij gaat het om het bieden van structuur en begeleiding. In het huidige voorstel van het Ministerie gaan de ZZP s B naar de zorgverzekeraars en de ZZP s C naar gemeenten. Deze laatste groep heeft wegens psychiatrische problematiek langere tijd een vorm van beschermd wonen nodig. Daarbij is intensieve begeleiding nodig; in het pakket zit geen vorm van behandeling. Een eventuele behandelaar is dus niet direct betrokken bij de zorgverlening. Wanneer nodig kan behandeling gegeven worden in een andere instelling dan waar de persoon woont en zal gefinancierd worden vanuit de Zorgverzekeringswet. Cliëntondersteuning MEE Per ingang van 1 januari 2015 worden ook de MEE-middelen overgeheveld naar gemeenten. De hoofdactiviteit van MEE bestaat uit cliëntondersteuning aan chronisch zieken en Gehandicapten Er wordt in landelijk verband n nog overleg gevoerd over de voorwaarden waaronder de middelen naar gemeenten zullen worden gedecentraliseerd, bijvoorbeeld als het gaat om frictiekosten en de continuïteit van ondersteuning. Decentralisatie Jeugdzorg Uit een evaluatie op de Wet op de Jeugdzorg is gebleken dat het huidige jeugdstelsel een aantal tekortkomingen vertoont, zoals de druk op de gespecialiseerde zorg, het gebrek aan samenwerking rond kinderen en gezinnen (verkokering), het onnodig medicaliseren van afwijkend gedrag en het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. De landelijke overheid streeft naar een cultuuromslag waarbij demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren sleutelwoorden zijn. Hierbij geldt dat de overheid pas in beeld komt als ouders een onoverkomelijk probleem ondervinden bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. 12

De professionals moeten dan ook de vrijheid en de verantwoordelijkheid krijgen om het traject af te stemmen op de specifieke situatie van het kind en het gezin en het traject in te richten op het herstel van de kracht van gezinnen en hun netwerken. De decentralisatie moet de gemeenten in staat stellen om integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale situatie en uitgaan van de mogelijkheden en de behoeften van individuele jeugdigen en hun ouders. De decentralisatie gaat daarmee nadrukkelijk niet alleen om het neerleggen van taken bij de gemeenten, het gaat juist om een transformatie van het jeugdzorgbestel. De decentralisatie jeugdzorg betekent dat de gemeenten per 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk worden voor alle vormen van jeugdzorg (provinciale jeugdzorg, alle taken die onder Bureau Jeugdzorg vallen, taken van jeugdzorginstellingen, gesloten jeugdzorg, jeugd geestelijke gezondheidszorg en jeugd lichtverstandelijke beperking). Daarnaast worden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdbeschermingmaatregelen en de jeugdreclassering. De gemeenten blijven hun preventietaken t.a.v. jeugdigen en gezinnen verder behouden. Taken die nu versnipperd door verschillende partijen worden uitgevoerd worden overgedragen aan gemeenten. Jeugdgezondheidszorg Gemeentelijke opvoed- en opgroeiondersteuning Gesloten jeugdzorg Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugd GGZ Jeugd-VB Begeleiding Persoonlijke verzorging Gemeenten: alle ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen (preventie, jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering) Deze nieuwe taken moeten worden ingebed in de (boven)lokale structuren (CJG, onderwijs, veiligheidshuis) en verbonden worden met de eigen dienstverlening op het terrein van onder andere werk en inkomen en de Wmo, zoals schuldhulpverlening binnen een gezin. 13

Passend onderwijs Verantwoordelijkheden gemeenten m.b.t. de jeugdzorg vanaf 1 januari 2015: Regie op de gehele jeugdketen; Het realiseren van een toereikend en integraal aanbod op het gebied van jeugdhulpverlening; Zorgdragen voor herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdhulp; Het treffen van voorzieningen m.b.t. jeugdhulp als jeugdigen en ouders het niet op eigen kracht redden; Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van jeugdbescherming en de jeugdreclassering; Jeugdigen kosteloos en anoniem advies bieden over de door hen voorgelegde vragen m.b.t. tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; Het nemen van maatregelen om kindermishandeling te bestrijden; Het bieden van een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor ouders en jeugdigen die te maken hebben met jeugdhulpverleners; Een verplichte regionale samenwerking met andere gemeenten voor in ieder geval de jeugdbescherming, jeugdreclassering, meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en de Kindertelefoon; Het bieden van advies voor professionals die werken met jeugdigen of ouders; Zorgdragen dat jeugdhulp ook na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts toegankelijk is. De Wet Passend Onderwijs gaat op 1 augustus 2014 in en is erop gericht voor álle kinderen een passende onderwijsplek te bieden. Onderdeel van de wet is de invoering van de zorgplicht voor scholen. Dat betekent dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ouders worden hierbij nauw betrokken. Om aan alle kinderen daadwerkelijk een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen samen regionale samenwerkingsverbanden. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. De samenwerkingsverbanden stemmen dit af met de gemeenten die vallen binnen het samenwerkingsverband. Met name de afstemming tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden ten aanzien van jeugdhulp, onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht is daarbij van belang. De wetgever acht dit belangrijk vanuit het oogpunt van één gezin, één plan. Leer- of functioneringsproblemen van een kind op school kunnen immers hun oorzaak hebben in de leefwereld buiten de school. Zo kunnen de problemen voortkomen uit een verstoorde thuissituatie. Dit overstijgt vaak de verantwoordelijkheid van de school en roept het belang op van één integraal plan dat kijkt naar alle verschillende aspecten van het leven van het kind en gezin. Vaak hebben scholen zelf al een eigen zorg- en ondersteuningsstructuur ingericht. Het is belangrijk dat de zorg binnen en buiten de school op elkaar zijn afgestemd: één gezin, één plan. 14

3. Doelgroepen in beeld We hebben in het sociale domein te maken met verschillende doelgroepen. De totale doelgroep van het sociaal domein wordt gevormd door álle inwoners van Oirschot (vanaf -9 maanden). Per 1 januari 2013 bedroeg het totaal aantal inwoners van onze gemeente 17.935. Om een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de specifieke doelgroepen binnen het sociale domein maken we in deze paragraaf onderscheid in de volgende categorieën: - Jeugd en passend onderwijs - Inwoners die te maken hebben met de overheveling van de AWBZ naar de WMO - Inwoners die vallen onder de participatiewet. 3.1 Jeugd en passend onderwijs De jeugdwet gaat bij de ondersteuning en hulp voor jeugdigen en gezinnen uit van de doelgroep tot en met 18 jaar. Ook bij de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen wordt deze leeftijdsgrens gehanteerd. Ondersteuning kan ook na het 18 e jaar nog plaatsvinden en doorlopen tot het 23 e jaar voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt. Wij hanteren bij het opstellen van dit beleidskader met betrekking tot het preventieve stuk een leeftijdsgrens tot 23 jaar. Het huidige CJG richt zich nu ook al op jeugdigen tot 23 jaar, om te voorkomen dat deze doelgroep tussen wal en schip valt. Juist in de vroegvolwassenheid (18 tot 23 jaar) kan een stukje extra preventieve ondersteuning zinvol zijn. In de gemeente Oirschot woonden op 1 januari 2014 4.769 jeugdigen waarvan 3.721 jongeren waren dan 18 jaar. Leeftijdscategorie Aantal jeugdigen in de gemeente Oirschot (peildatum 1 januari 2014) 0 t/m 3 jaar 641 4 t/m 11 jaar 1.585 12 t/m 17 jaar 1.495 18 t/m 22 jaar 1.048 Totaal 4.769 Bovendien waren er op deze datum in totaal 1.646 huishoudens met kinderen (Bron: stadsindex.nl). Het aantal leerlingen (4 t/m 12 jaar) dat onderwijs volgt binnen het primair onderwijs in onze gemeente bedraagt per 1 oktober 2013 1590. Zij volgen onderwijs op éen van de zes basisscholen in onze gemeente. Het aantal leerlingen dat voortgezet onderwijs volgt bedraagt ongeveer 1200. Van deze leerlingen volgt ongeveer een derde onderwijs in Oirschot (Kempenhorst College) en een derde in Best (Heerbeeck College). 15

Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat het met 85% van de jeugd goed gaat en dus op een normale manier kunnen opgroeien in de maatschappij. Met 15% gaat het (soms) wat minder en is extra ondersteuning of hulp nodig. Van die 15% is bij 5% sprake van zwaardere problematiek waarvoor intensieve hulp of zorg nodig is. We hebben geen aanwijzingen dat Oirschotse jongeren significant van dit beeld afwijken. Uit de GGD jeugdmonitoren (0-11 jaar en 12-18 jaar) concluderen we dat het merendeel van de Oirschotse jeugd zich over het algemeen gelukkig voelt: 84% van de ouders van kinderen tot 11 jaar ervaart hun kind over het algemeen als blij. Van de jongeren tussen de 12 en 18 jaar ligt dit percentage op 72%. De Oirschotse jeugd verschilt hiermee nauwelijks van de jeugd in Zuidoost Brabant. Voor een specificatie van het beeld van de Oirschotse jeugd verwijzen we naar bijlage 2. Deze uitkomsten laten zien dat het meer dan verantwoord is een beleid te maken dat zich richt op een brede doelgroep waarbij aandacht is voor een speciale groep met wie het niet zo goed gaat. De aard van de problematiek bij Oirschot jeugdigen komt ook overeen met het landelijk beeld. Zo zien we bepaalde problematieken ook in Oirschot terugkomen zoals een gebrek aan beweging, overgewicht en leefstijl (zoals gezond eten), pesten of gepest worden (ook via internet en social media), de relatie met ouders gedurende de puberteit en de vragen die jongeren bezig houden en onzeker maken. Ook de mate waarin jongeren zeggen hulp zoeken verschilt nauwelijks van andere Nederlandse jongeren. Hierbij zoeken jongeren vooral naar hulp en ondersteuning in de directe omgeving (via leerlingbegeleider/ mentor, huisarts of vertrouwenspersoon op school). De meest voorkomende hulpvragen zijn hieronder weergegeven. Daarnaast zien we in Oirschot wel enkele opvallende zaken terugkomen. Zo zien we het hoge percentage dat lid is van een (sport)vereniging. Aan de andere kant ervaren jongeren Oirschot wel als wat saaier. Opmerkelijkste resultaat is wel alcoholgebruik onder de jeugd dat hoger is dan elders in de regio. Vooral het percentage forse drinkers (>20 glazen per week) is onder jongeren fors te noemen. In bijlage 1 hebben we een overzicht opgenomen van veelgestelde vragen door Oirschotse ouders aan het CJG in 2013. Dit geeft een goed beeld van de vragen waar zij mee rondlopen. 16

Jeugdgezondheidszorg (GGD) De gemeente Oirschot kent relatief weinig reguliere GGD onderzoeken. Het percentage doorverwijzingen ligt echter relatief hoog (bijna 10 %). (Bron: PON Doelgroep- en financiële analyse van het voorliggend veld 2013) Doelgroepen die specifieke ondersteuning nodig hebben Hieronder volgen enkele kengetallen met betrekking tot de verschillende nieuwe jeugdzorg vormen die per 1 januari 2015 overkomen naar de gemeente Oirschot. Voor een toelichting op de verschillende zorgvormen verwijzen we naar bijlage 6. Tabel. Aantal jeugdigen in Oirschot dat in 2011 gebruik heeft gemaakt van jeugdzorgvoorzieningen, dan wel een indicatie heeft dat recht geeft op deze jeugdzorgvoorzieningen Aantal jeugdigen Oirschot 0 tot 18 jaar (2011) in % van het totaal aantal jeugdigen in Oirschot* (4.769 jeugdigen in Oirschot) Ambulant 27 0,6 % Verblijf deeltijd/ voltijd 2 0,04 % Pleegzorg 5 0,1 % AWBZ- zorg aan jeugd zonder 90 1,9 % verblijf AWBZ- zorg aan jeugd met 5 0,1 % verblijf Zvw: jeugd GGZ eerste lijn 65 1,4 % Zvw: jeugd GGZ tweede lijn zonder verblijf (DBC) 121 2,4 % Zvw: jeugd GGZ tweede lijf 0 0 % met verblijf (DBC) * Peildatum 1 juli 2011 M.b.t. opgroeien in veiligheid zien we dat de volgende cijfers terugkomen: Tabel. Aantal jeugdigen in Oirschot in 2011 dat te maken heeft gehad met jeugdbescherming, jeugdreclassering, geplaatst is in een gesloten jeugdzorginrichting (jeugdzorg plus) of gemeld is door AMK Aantal jeugdigen Oirschot 0 tot 18 jaar (2011) in % van het totaal aantal jeugdigen in Oirschot* Jeugdbescherming 1 0,02 % Jeugdreclassering 4 0,08 % Gemelde kinderen AMK 15 0,3 % Gesloten jeugdzorg 0 0 % Uit bovenstaande cijfers kunnen we de volgende conclusies trekken: Jeugd en Opvoedhulp (ambulant, verblijf deeltijd/voltijd, pleegzorg) De gemeente Oirschot kent een laag aantal jeugdigen dat in 2011 een beroep heeft gedaan op Jeugd en Opvoedhulp (J&O). Het gemiddelde aantal jeugdigen dat in 2011 een beroep heeft gedaan op J&O is in Zuidoost-Brabant 1,7 %. Voor de gemeente Oirschot is dit aantal slechts 0,8 %. Het gaat hier om 30 jeugdigen in Oirschot ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in Oirschot van 0 t/m 17 jaar. Dit aantal is uit te splitsen in 90 % ambulant (27 jeugdigen), 6,7 % residentieel (2 jeugdigen), 3,3 % daghulp (1 jeugdige), 16,7 % pleegzorg (5 jeugdigen) en 0 % observatie. 17

(Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost- Brabant) Clienttrajecten BJZ Het aantal jeugdigen uit Oirschot in een cliënttraject bij BJZ is relatief laag. Op 31 december 2011 zaten 3.450 unieke jeugdigen uit Zuidoost-Brabant in een cliënttraject bij BJZ. Dat is 1,9% van het totaal aantal jeugdigen (151.935). In de gemeente Oirschot ligt dit percentage 1,3 % (50 van de 3.929 jeugdigen tot en met 17 jaar). (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-Brabant). AWBZ-zorg Er is weinig bekend over specifieke AWBZ-jeugdzorg. In Oirschot gaat het om 95 jeugdigen. Uit een onderzoek van Woittiez e.a. (2012) blijkt dat er de laatste jaren een groei te zien is van het aantal jongeren met een vraag naar zorg via de AWBZ. De instellingsgegevens bieden echter geen zicht op het aantal jeugdigen dat zorg in het particuliere circuit krijgt vanuit de AWBZ met een pgb. Jeugd-GGZ In heel Zuidoost-Brabant heeft 3,4 % van het aantal jeugdigen een beroep gedaan op de 2 e lijns jeugd-ggz met een in 2011 afgesloten Diagnose Behandelcombinatie (DBC). Dit aantal ligt in Oirschot een stuk lager op 2,4 % (121 jeugdigen). (Bron: PON Doelgroep- en financiële analyse van het voorliggend veld 2013). De totale kosten van de afgesloten DBC s voor jeugdigen van de gemeente Oirschot bedroegen in 2011 423.284 euro. De kosten van een gemiddeld Oirschots traject bedroegen 3.498 euro. Dit gemiddelde trajectbedrag ligt lager dan het gemiddelde in de regio Zuidoost-Brabant: 4.536 euro per cliënttraject. (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-Brabant) Jeugdbescherming (OTS en voogdij), Jeugdreclassering, AMK en gesloten jeugdzorg Het aantal jeugdigen in het gedwongen kader (jeugdbescherming en jeugdreclassering) ligt ook relatief laag in de gemeente Oirschot). In Oirschot ligt dit aantal op 6 jeugdigen (0,2 %), 1 jeugdige heeft een maatregel (voorlopige) voogdij opgelegd gekregen (0,03 %) en 4 jeugdigen hebben een JR maatregel opgelegd gekregen (0,1 %). In heel Zuidoost-Brabant heeft 0,4 % van de jeugdigen een maatregel (voorlopige) ondertoezichtstelling opgelegd gekregen; 0,1 % heeft een maatregel (voorlopige) voogdij en 0,2 % heeft een JR maatregel opgelegd gekregen. (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost- Brabant). Omdat bij adviezen en consulten de gemeente van herkomst van jeugdigen (bewust) niet geregistreerd wordt, kan alleen van AMK onderzoeken informatie op regionaal niveau en niet op het niveau van de gemeente Oirschot inzichtelijk worden gemaakt. Ook zijn de gegevens van de gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus) nog niet vrijgegeven. 18

Onderwijs in relatie tot jeugdhulp Ook vanuit het onderwijs wordt vaak ondersteuning geboden aan jeugdigen. Dit kan parallel aan ander jeugdhulpverleningsaanbod plaatsvinden. We hebben hiervoor cijfers in beeld gebracht. Op 1 oktober 2010 waren er in Oirschot 2.069 kinderen woonachtig in de leeftijd van 4 tot 12 jaar en 1.467 jongeren van 13 tot 18 jaar. Van de eerste categorie waren er toen 88 leerlingen geïndiceerd (ongeveer 4%). Van de categorie 13-18 jaar waren 166 leerlingen geïndiceerd, ongeveer 11%. In bijlage 3 hebben we deze indicaties en de schoolsoorten verder uitgewerkt. Hieruit blijkt dat er procentueel gezien meer indicaties worden gesteld op het voortgezet onderwijs dan op het basisonderwijs. Bovendien blijkt dat van de geïndiceerde leerlingen van 4 tot 12 jaar 53% buiten Oirschot naar school haat omdat zij extra zorg nodig hebben. Van de geïndiceerde jongeren van 12 tot 18 jaar is dit ongeveer 50%. Daarnaast zijn er leerlingen die wel (meer) hulpbehoevend zijn, maar hier geen extra indicatie voor krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om leerlingen die hoogbegaafd of dyslectisch zijn. vallen Eindhoven, Veldhoven, Son en Breugel, Eersel, Best, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Bladel, Valkenswaard, Reusel-De Mierden, Bergeijk, Waalre, Oirschot en Heeze-Leende. 3.2 WMO/AWBZ Het gaat bij de AWBZ-taken die overkomen om een zeer diverse groep gebruikers: mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, chronisch zieken, ouderen die fysiek achteruitgaan en/of te maken hebben met dementie, mensen met een psychiatrische achtergrond en kinderen en volwassenen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking. Het gaat om mensen in alle leeftijdscategorieën. Op 1 januari 2015 komen er naar verwachting 250 AWBZ cliënten (begeleiding en persoonlijke verzorging) over naar de Wmo in Oirschot. Deze zijn als volgt verdeeld: Aantal volwassen cliënten naar AWBZ zorgsoort: Door het Rijk zijn samenwerkingsverbanden passend onderwijs bepaald. In Oirschot valt het primair onderwijs onder het samenwerkingsverband PO3009 Stichting samenwerkingsverband Passend Onderwijs De Kempen. Hieronder vallen de gemeenten Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Heeze-Leende, Oirschot, Reusel-De Mierden, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre. Het voortgezet onderwijs valt onder de Stichting Regionaal samenwerkingsverband Eindhoven en Kempenland. Hieronder Zorgsoort Aantal cliënten Begeleiding 130 Persoonlijke verzorging 5 ZZP gehandicaptenzorg 5 ZZP GGZ 2 ZZP verpleging en verzorging 70 Bron: decentralisatiemonitor Wmo Kantoor, 2013 19

Aantal jeugdige cliënten naar AWBZ zorgsoort: Kerngetallen per 1-1-2014 Oirschot Zorgsoort Aantal cliënten Begeleiding 35 Persoonlijke verzorging 3 ZZP gehandicaptenzorg 0 ZZP GGZ 0 ZZP verpleging en verzorging 0 Bron: decentralisatiemonitor Wmo Kantoor, 2013 NWW (Niet Werkende Werkzoekende) 560 WWB - aantal uitkeringen 89 Wsw - (WSD) 123 3.3 Participatiewet Van overdracht van de huidige Wajong-gerechtigden met arbeidsvermogen naar de gemeenten zal geen sprake zijn. Zij blijven een uitkering van het UWV ontvangen en ook de re-integratie van die doelgroep blijft een verantwoordelijkheid van het UWV. Vanaf 1 januari 2015 is de toegang tot de Wajong voor nieuwe gevallen beperkt tot degenen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Nieuwe gevallen waarbij sprake is van (enig) arbeidsvermogen kunnen een beroep doen op Participatiewet, mits zij voldoen aan de polisvoorwaarden van die wet. De omvang hiervan zal naar verwachting landelijk beperkt blijven tot enkele duizenden per jaar. Voor de gemeente Oirschot kunnen we de volgende kengetallen geven: 20

4. Kaders en uitgangspunten Met het sociaal beleidskader geven we richting aan de vormgeving van het sociaal domein vanaf 1 januari 2015. In dit hoofdstuk geven we aan welke regionale, subregionale en lokale kaders we willen vaststellen ten aanzien hiervan. We geven aan welke regionale kaders (SRE) reeds door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Deze kaders hebben met name betrekking op de decentralisatie Jeugdzorg. De subregionale en lokale kaders geven weer hoe we in Oirschot invulling willen gaan geven aan het sociale domein. We gaan daarbij uit van het onderstaande ambitieniveau: biedt - rekening houdend met lokale verschillen. Expertise kan gebundeld worden en inkoopkracht kan worden versterkt. Daarnaast moeten gemeenten zich moeten verhouden tot andere samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld die van het onderwijs (zelfs een wettelijke verplichting). In 2011 zijn in SRE verband gezamenlijk kaders geformuleerd voor wat betreft de decentralisatie jeugdzorg. In 2012 is een functioneel model ontworpen op basis waarvan de individuele gemeenten hun eigen beleid verder vormgeven. Zowel de kaders als het functioneel model zijn gebaseerd op het wrap around care principe. Iedere burger, ieder gezin en iedere jeugdige wordt vanaf 2015 door de gemeente Oirschot geholpen. Geen burger, gezin of jeugdige valt tussen wal en schip. 4.1 Regionale kaders Regionale kaders jeugd In de Jeugdwet is vastgelegd dat gemeenten op een aantal onderdelen verplicht moeten komen tot bovenlokale samenwerking. Dit betreffen de taken op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering, gesloten jeugdzorg, een meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en de Kindertelefoon. Daarnaast is het zo dat vanuit het oogpunt van efficiëntie bovenlokale samenwerking op onderdelen een duidelijke meerwaarde Regionale kaders (vastgesteld door de 21 SRE gemeenten in juni 2012): Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Dit vraagt om een constante inspanning van ouders; De samenleving heeft een inspanningsverplichting om ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en helpt daarbij; De leefomgeving van het kind (wijk, school, vrije tijd) is het fundament bij het opgroeien en de ontwikkeling van kinderen; De nadruk ligt op normaliseren en niet op problematiseren; Opvoeden is normatief, bij risico s wordt ingegrepen; Hulp die geboden wordt, is gericht op herstel van het normale leven van kind en gezin; Ondersteuning moet gericht zijn op het versterken van de eigen kracht en die van de omgeving (familie, wijk, school); 21

Hulp wordt ingeroepen in de natuurlijke leefomgeving, het kind wordt niet doorverwezen; Eén kind, één gezin, één plan, één coördinator. Aanvullende organisatorische regionale kaders: Een adequate vraaganalyse en risicotaxatie aan de 'voorkant door professionals, die de juiste afweging kunnen maken of er een vervolgtraject nodig is en welke zorg het best passend is. Optimale professionele handelingsruimte. Ruimte voor professionals, om datgene te doen wat nodig is om vertrouwen te winnen, de eigen kracht van de jeugdigen en/of opvoeders te versterken en daarmee grip op het normale leven te herstellen en te optimaliseren. Eén coördinator, die samen met het gezin verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren van een integraal (gericht op het hele sociale domein) gezinsplan. Ondersteuning is zo ingericht dat met minder professionals meer problemen aangepakt kunnen worden. De klantroute kent geen overbodige schakels. Daarnaast is ook in de regio nagedacht over wat lokaal en (sub)regionaal moet worden opgepakt. Hierbij heeft de regio een aantal streefresultaten bepaald: over de toegang tot specialistische jeugdzorg en de consultatierol hierin van specialisten. In te stemmen met voorstel voor niveau regionale samenwerking per zorgvorm (ambulante zorg aan kind en gezin, dagbehandeling, dag- en nachtbehandeling, toezicht en rechterlijke macht: jeugdbescherming en jeugdreclassering en speciale producten). Ontwerpfase regionaal, uitvoering zoveel mogelijk lokaal/subregionaal. De jeugdbescherming / jeugdreclasseerder wordt bij voorkeur ingekocht bij één gecertificeerde instelling voor de regio Zuidoost- Brabant. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder vervult een tandemfunctie met de generalist in het gezin, welke inhoudelijke hulp levert. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder geeft samen met de generalist het plan van aanpak vorm en is toezichthouder. In te stemmen met de uitwerking van de risicospreiding voor de zorgvorm dag- en nachtbehandeling, waarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde berekening over een periode van 2 jaar of 4 a 5 jaar. Geen afspraken te maken over het gebruik van zorg (in het verlengde hiervan wordt nagedacht over de verbinding tussen jeugdhulp en passend onderwijs, de integrale regionale crisisdienst en het AMHK (schaal Zuidoost Brabant). Iedere gemeente in Zuidoost- Brabant beschikt op 1 januari 2015 over generalistisch werkende teams en heeft afspraken gemaakt In SRE verband is vervolgens een regionale decentralisatie-agenda opgezet. De 21 gemeenten werken op deze thema s samen: 22

Inzet specialistische zorg; Wettelijke taken (jeugdbescherming en jeugdreclassering, Steunpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en Kindertelefoon); Financiën en sturing (gezamenlijke inkoop en risicospreiding bij inkoop (zeer) dure vormen van zorg. Op basis hiervan zijn regionale projectgroepen geformeerd met eigen opdrachten. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in 21 voor de jeugd en 21 voor de jeugd 2.0. Op basis van de regionale inhoudelijke uitgangspunten en het functioneel model is in de Kempen de kadernotitie de basis voor Andere Jeugdzorg in de Kempen - dichtbij, in samenhang en effectief opgesteld en door de individuele gemeenteraden vastgesteld. Ook in Oirschot is deze kadernotitie door de gemeenteraad dus vastgesteld (april 2013). In deze notitie zijn kaders opgenomen in aanvulling op de regionale en landelijke kaders uit het wetsvoorstel: De generalist is spin in het web, hij kijkt met een onafhankelijke blik. Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig. Generalistisch waar mogelijk en specialistisch waar nodig. Generalisten werken pro-actief en vindplaatsgericht. Om de lokale kracht te benutten bij het signaleren en voorkomen van problemen wordt uitgegaan van de vraag en de kracht van de burger en de wijk. Samen maken zij de omslag van aanbod- naar vraaggericht werken. Oirschot is echter voor wat betreft de samenwerking op het sociale domein uit de Kempensamenwerking gestapt. Vanaf medio 2013 is Oirschot zich gaan richten op de samenwerking met Best en Veldhoven. Regionale kaders passend onderwijs Samenwerkingsverbanden moeten, conform de Wet Passend Onderwijs, een ondersteuningplan opstellen waarin zij aangeven hoe zij invulling geven aan passend onderwijs. Over dit ondersteuningsplan voeren samenwerkingsverbanden verplicht overleg met gemeenten om tot afstemming te komen als het gaat om jeugdhulp, onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht. Alle gemeenten in de regio zien graag dat het onderwijs werkt met een ondersteuningsplan dat uitgaat van leerling centraal geformuleerde ambities. Voor het voortgezet onderwijs hebben gemeenten regionaal afgesproken de volgende uitgangspunten te hanteren: 23