Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Utrecht 2011-2014



Vergelijkbare documenten
12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland. planperiode 2013 t/m 2017

Voorstel aan de raad. Kenmerk Vergaderdatum 9 juni Plan Gemeentelijke watertaken Utrecht

TOETSING VERBREED GRP

Samenhang en samenvatting vgrp+, Waterplan, BRP

Raadsvergadering 29 januari Nr.: 11. AAN de gemeenteraad. Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W²

GRP Gemeente Tynaarlo. Naar een nieuw gemeentelijk rioleringsplan.

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan Utrecht

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Bijlage 1: Toelichting achtergronden en gebruik modelverordening voor de afvoer van hemelwater en grondwater

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Raadsvoorstel. drs A.J. Ditewig 18 februari januari De raad wordt voorgesteld te besluiten:

BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Functionele eisen 1. Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico. Bescherm volksgezondheid. Beperk overlast en hinder Voorkom schade.

Presentatie GRP Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman

Notitie. Visiedocument GRP/BRP Brummen. 1 Inleiding

Notitie. 1. Beleidskader Water

Beheerplan Afvalwater, Regenwater en Grondwater

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Omgevingswet en gezamenlijk investeringsprogramma

RAPPORTAGE EMISSIEBEHEER RIOLERING 2012

^ T^ 2 5UOV2008 \Q5 S. 1. Inleiding

Afdeling: Duurzame Ontwikkeling Bijlagen: 2

Waterkwaliteit verbeteren!

BERGBEZINKBASSIN (BBB) WEERSELO

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Uitwerking hemelwaterbeleid gemeente Leeuwarderadeel

Programma van de avond: vgrp Inwonersbijeenkomst. Positie vgrp5 gemeentebeleid. Even voorstellen. Relaties met beleid / plannen

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan Stichtse Vecht

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

voorontwerp bestemmingsplan locatie Zuilenstein

Basisopleiding Riolering Module 1

EEN BODEM VOOR WATER

BELEIDSREGEL ONTHEFFING GEMEENTELIJKE ZORGPLICHT STEDELIJK AFVALWATER FLEVOLAND Gedeputeerde Staten van Flevoland,

Programma Water en klimaatveranderingen

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Integraal Waterplan Haarlem. Erhard Föllmi afd. OGV/SZ 17 sept. 2014

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Leggers actueel, betrouwbaar en compleet. Waterkeringen op orde Waterkeringen zijn getoetst Conform procesafspraken met PZH en inspectie V&W

Gemeente Doetinchem. Gemeentelijk Rioleringsplan Doetinchem Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2. postbus 233.

Toelichting Watertoets

Feiten over de riolering

Bijlage 3. Doelen functionele eisen en maatstaven

Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13

Water- en Rioleringsplan

verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Ontwerp GRP

F. Buijserd burgemeester

Bijlage 1. Lijst met afkortingen en begrippen

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Gemeentelijk Rioleringsplan Oostzaan

ONDERWERP: Aanpak wateroverlast in Arnhem-noord

Gemeentelijk rioleringsplan Leusden

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.

Impressie(informatieavond(rioolvervanging(Straatweg( Datum:(8(september(2015( Opstelling(verslag:(Tineke(van(Oosten(en(Sieb(de(Jong((cgOH)(

Gemeente Bergen Noord-Holland. Gemeentelijke Rioleringsplan Samenvatting. Bergingskelder onder het Pompplein, Egmond aan Zee (2011)

Omgevingswet en het stedelijk waterbeheer / waterketen

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

Water in Eindhoven. Studiedag Lokaal waterbeleid water in balans. 28 september Water in Eindhoven - Studiedag Lokaal waterbeleid, Antwerpen

Inhoudsopgave. 1 Inleiding 4. Gemeentelijk rioleringsplan Den Helder

Samenvatting Voortgangsrapportage Riolering 2006

Bijlage 1: Afkortingen en begrippen

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Memo. Plaats en datum Referentienummer Kenmerk Houten, 20 juli 2011 PN

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

Gemeentelijk Riolerings Plan

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

Van rioleringszaak naar gemeentelijke watertaak. De Wet gemeentelijke watertaken toegelicht

Voortgang en resultaat aanpak afvalwaterketen

datum dossiercode Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema,

Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid A. Bonte (GroenLinks) over riooloverstorten.

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

dat het met name in het buitengebied, wijken met een apart vuilwaterriool en op bedrijventerreinen wenselijk is om dit verbod te laten gelden;

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan Utrecht

Afkoppelplan Gemeente Heemstede

Samen voor een goede waterkwaliteit in de Utrechtse gemeenten

Veelgestelde vragen over afkoppelen

Voorstel aan : Gemeenteraad van 14 december 2009 Door tussenkomst

* * RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering van Stuk/nummer Agendapunt 2 februari 2010 KNDK/2009/

rio+ SAMENVATTING GEMEENTELIJK RIOLERINGSPLAN ZEDERIK R O

Gemeentelijk Rioleringsplan Leidschendam-Voorburg

Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland

ONDERZOEK DUURZAME WATERHUISHOUDING DE BOSRUITER SPRUNDEL

Managementsamenvatting. Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Bladel

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Team stedelijk water B

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Hulst

4 Beleid voor afvalwater, grondwater, hemelwater en oppervlaktewater.

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 19 mei 2009 Nummer voorstel: 2009/58

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen

Verordening hemelwater en grondwater s-hertogenbosch 2017

Transcriptie:

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Utrecht 2011-2014 www.utrecht.nl 1/58

2/58

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 De thema's in dit Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 1.1 Inleiding 5 1.2 De thema's voor 2011-2014 7 1.3 Leeswijzer 8 Hoofdstuk 2 Terugblik en vooruitblik per thema 2.1 Waterkwaliteit 9 2.2 Hemelwaterzorgplicht 16 2.3 Grondwaterzorgplicht 20 2.4 Klimaatontwikkeling 27 2.5 Samenwerken 30 2.6 Beheer en onderhoud 32 2.7 Gegevensbeheer 44 Hoofdstuk 3 Middelen en kostendekking 3.1 Inleiding 48 3.2 Personeel en organisatie 48 3.3 Financiën 49 3.4 Inkomsten 52 3.5 Kostendekking 54 Hoofdstuk 4 Literatuur 57 Bijlagen Bijlage 1 Beleidskader 59 Bijlage 2 Afkortingen en begrippen 67 Bijlage 3 Evaluatie maatregelen GRP 2007-2010 71 Bijlage 4 Systeembeschrijving huidige situatie riolering en drainage en Tabel overstorten en hemelwateruitlaten 77 Bijlage 5 Beheerkaart oppervlaktewater 79 Bijlage 6 Grondwatermeetnet en isohypsen 81 Bijlage 7 Inzameling van hemelwater en grondwater 83 Bijlage 8 Maatregelen waterkwaliteit 85 Bijlage 9 Maatregelen overige doelstellingen 87 Bijlage 10 Kwaliteitsbeeld vrijvervalriolering 89 Bijlage 11 Uitgaven, inkomsten, kostendekking 92 Bijlage 12 Kostenkentallen rioolvervanging 94 3/58

4/58

1 De thema's in dit Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 1.1 Inleiding Dit achtergronddocument hoort bij het vijfde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) voor Utrecht. Dit plan beschrijft de invulling van de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater, het is daarmee het eerste verbrede GRP voor de gemeente Utrecht. Ook de wijze van beheer van het gemeentelijke oppervlaktewater in Utrecht wordt beschreven, omdat het oppervlaktewater een belangrijke bijdrage levert aan de afvoer en verwerking van hemelwater en het reguleren van de grondwaterstand. Het plan voldoet aan alle wettelijke eisen die aan een Gemeentelijk Rioleringsplan worden gesteld. Dit plan kan tevens gezien worden als de opvolger van het Gemeentelijk Waterplan Utrecht 2004-2008, aangezien alle thema's uit dat plan ook hier aan de orde komen. Tevens is het uitvoeringsprogramma van het Gemeentelijk Waterplan 2004-2008 zo goed als afgerond. Groot verschil is echter dat het Gemeentelijk Waterplan Utrecht 2004-2008 een gezamenlijk product was van de zes water(semi-)overheden in Utrecht, terwijl dit verbreed GRP alleen het gemeentelijke beleid beschrijft. Doelstellingen De gemeente staat voor een schone, hele en veilige openbare ruimte. Voor water betekent dit: een veilige inzameling van afvalwater, zonder risico's voor de volksgezondheid en het milieu; het inzamelen en verwerken van hemelwater zonder dat er wateroverlast optreedt; het voorkomen en verminderen van grondwateroverlast; het realiseren van veilig en chemisch en ecologisch gezond oppervlaktewater waarlangs het goed wonen, werken en recreëren is. Successen in de afgelopen jaren In de afgelopen vier jaar lag het accent op het verminderen van de lozingen van (verdund) afvalwater op het oppervlaktewater. Hiertoe zijn de lozingen op oppervlaktewater verminderd, ongerioleerde percelen aangesloten, bergbezinkbassins gebouwd en is veel verhard oppervlak afgekoppeld. Door problemen met de bovengrondse inpassing zijn er nog niet zoveel bassins gerealiseerd als gepland. De vuilemissie zal daarom niet voor 1 januari 2013 voldoende zijn verminderd. Daarnaast is beleid ontwikkeld en uitgevoerd om hemelwater daar te verwerken waar het valt en om bestaande grondwateroverlast op te lossen en nieuwe te voorkomen. Tot slot is door een intensief inspectie- en monitoringsnetwerk veel meer inzicht gekregen in het daadwerkelijk functioneren van riolering, grondwater en oppervlaktewater. Hierdoor zijn we in staat beheer en onderhoud veel effectiever en efficiënter uit te voeren. Ambities Nu de maatregelen in het kader van de basisinspanning voor het reduceren van de emissie vanuit gemengde riolering bijna voltooid zijn, verlegt de ambitie van de Gemeente Utrecht zich. Recent onderzoek van de Utrechtse oppervlaktewateren leert dat de chemische kwaliteit over het algemeen matig is. De watergangen zien er vaak ook niet aantrekkelijk uit en de hoeveelheid en de variatie in planten en diersoorten is gering. In de komende planperiode willen 5/58

we de waterkwaliteit samen met de waterschappen verder verbeteren door de inrichting en doorstroming van watergangen te verbeteren en daar waar nodig lozingen verder terug te dringen. Verder zetten we onze intensieve inspectie- en monitoringstrategie voort, net als de intensieve samenwerking met de waterpartners, zodat we nog doelmatiger ons beheer en onderhoud uit kunnen voeren. We bereiden ons voor op klimaatverandering door de strategie die we hebben gekozen om wateroverlast door heviger buien te voorkomen, te gaan uit voeren. We willen lozingen op oppervlaktewater voorkomen door in nieuwbouwwijken afvalstromen aan de bron te scheiden. Wettelijk kader De waterwetgeving is in de afgelopen jaren grondig herzien. De eerste stap in de vernieuwing was op 1 januari 2008 de inwerkingtreding van de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken. Daarin wordt onder meer de gemeentelijke afvalwaterzorgplicht vervangen door drie specifieke zorgplichten: voor stedelijk afvalwater, voor afvloeiend hemelwater en voor grondwater. In samenhang daarmee zijn ook de Gemeentewet en de Wet milieubeheer (Wm) aangepast. In de Gemeentewet is het rioolrecht verbreed tot een rioolheffing met een bestemmingskarakter. Van deze belasting zijn de opbrengsten bestemd voor het uitvoeren van de zorgplichten door de gemeente. De Wm regelt de verbreding van het Gemeentelijk Rioleringsplan met beleid voor de invulling van de zorgplichten voor inzameling van overtollig grond- en hemelwater. In het GRP worden zowel de financiële gevolgen als de milieugevolgen beschreven van de keuzes, die bij de invulling van de gemeentelijke zorgplichten worden gemaakt. De Wm geeft de gemeente ook een nieuwe mogelijkheid om per verordening regels en/of een termijn te stellen aan de aanbieding van hemelwater of grondwater door perceelseigenaren en om een voorkeursvolgorde voor het omgaan met hemelwater vast te leggen. In 2009 is een achttal waterwetten, waaronder de Wet op de waterhuishouding en de Wet op de gemeentelijke watertaken, samengegaan in de Waterwet. In bijlage 1 wordt het wettelijk kader uitgebreider beschreven. De regelgeving voor lozen op de riolering of water en bodem is ook herzien en de formele verdeling van verantwoordelijkheden is vernieuwd en verankerd in de nationale wetgeving (Waterwet en AMvB's). De nieuwe lozingsregelgeving betekent dat de Wvo-vergunningen verdwijnen en dat er samengewerkt wordt met de andere waterbeheerders, zoals waterschappen en Rijkswaterstaat, op basis van afspraken. Lozing is voortaan toegestaan zonder vergunning als het stelsel voorkomt op het overzicht van voorzieningen voor inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater. Randvoorwaarde daarbij is dat dit overzicht van voorzieningen en de wijze van beheer van de voorzieningen in het GRP vastgelegd worden. De afspraken kunnen vastgelegd worden in een afvalwaterakkoord tussen gemeente en waterkwaliteitsbeheerder. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat de chemische en ecologische toestand van het water een goede kwaliteit weerspiegelt. Voor de grotere wateren in Utrecht, de zogenaamde waterlichamen, zijn daarom maatregelen vastgesteld een goede waterkwaliteit te realiseren. Voor het behalen van de doelen geldt een resultaatsverplichting, de streefdatum daarvoor is 31 december 2015, maar uitstel van deze termijn tot uiterlijk 2027 is mogelijk. Voor de overige wateren, de wijkwatergangen, hebben Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en gemeente Utrecht ook de gezamenlijke ambitie om de waterkwaliteit de verbeteren. Hiervoor geldt echter geen resultaatsverplichting. Scope Het GRP beschrijft op basis van de huidige situatie van de riolering en het waterbeheer en de recente beleidsontwikkelingen wat er in de planperiode nodig is om op de lange termijn de doelstellingen te realiseren, en hoe de kosten daarvoor gedekt worden. Ook het wettelijk verplichte overzicht van riooloverstorten is opgenomen. Parallel aan het verbreed GRP wordt ook een Basisrioleringsplan (BRP) opgesteld. In het Basisrioleringsplan Utrecht 2011-2014 wordt op basis van een herberekening van de vuilemissie bepaald wat de actuele vuilemissie uit het rioolstelsel is. De laatste te nemen maatregelen in het kader de basisinspanning worden in dat rapport ook onderbouwd vanuit de toestand en het functioneren van de systemen. In het BRP wordt ook een planning gegeven voor deze maatregelen, hierover wordt apart overleg gevoerd met de kwaliteitsbeheerders. In dit GRP wordt het grond- en hemelwaterbeleid vastgelegd. In de komende planperiode worden de regels over hoe wij verwachten dat perceelseigenaren met hemelwater en grondwater omgaan in een hemel- en grondwaterverordening opgenomen. Deze wordt gecombineerd met de nog te herziene aansluitingsverordening, waardoor er per saldo geen uitbreiding van de gemeentelijke regelgeving plaatsvindt. 6/58

Grondwaterkwaliteitsaspecten komen in dit plan aan bod als randvoorwaarde voor het lozingenbeleid. De grondwaterkwaliteit wordt beheerd door Stadsontwikkeling, afdeling Milieu en Duurzaamheid: in het Milieubeleidsplan wordt het beheer beschreven. Geldigheidsduur In Utrecht is de planperiode voor rioleringsplannen op vier jaar gesteld, in het ritme van de bestuursperioden. Dit GRP geldt van 2011 tot en met 2014. Procedure De gemeenteraad stelt het GRP vast. De Wet milieubeheer vereist betrokkenheid van gedeputeerde staten en waterbeheerders en zuiveringsbeheerders. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Rijkswaterstaat beheren watergangen, de rioolwaterzuiveringen en de waterkwaliteit in de gemeente Utrecht. Deze partijen en de provincie Utrecht zijn betrokken bij de totstandkoming van dit plan, ze hebben hun reacties gegeven op het concept en het ontwerp van het achtergronddocument 1.2 De thema's voor 2011-2014 De thema's in dit Verbreed GRP volgen uit de recente beleidsontwikkelingen met betrekking tot water én uit de noodzaak de zorgplichten doelmatig uit te voeren en zo de maatschappelijke kosten laag te houden. De figuur schetst de samenhang tussen de thema's. De gemeentelijke zorgplichten voor transport van afval-, hemel- en voor grondwater staan centraal. De bescherming van de waterkwaliteit is een van de doelen bij het uitvoeren van de zorgplichten. Klimaatontwikkeling raakt aan alle zorgplichten, Utrecht moet zich daarop voorbereiden. De samenwerking met andere waterbeheerders is van belang om de gemeentelijke taken doelmatig uit te kunnen voeren, zowel in het watersysteem als in de waterketen. Om de gemeentelijke systemen voor inzameling en transport van water in stand te houden en deze goed te laten functioneren is een onderhouds- en beheerstrategie nodig. Goed gegevensbeheer is daarvoor een randvoorwaarde. De thema's in het Verbreed GRP 2011-2014 en hun samenhang Thema's vanuit de beleidsontwikkelingen Waterkwaliteit; Hemelwaterzorgplicht; Grondwaterzorgplicht; Klimaatontwikkeling. Thema's vanuit doelmatigheid Samenwerken; Beheer en onderhoud; Gegevensbeheer. 7/58

1.3 Leeswijzer Thema's Hoofdstuk 2 blikt voor elk thema terug op wat er gedaan is in de periode 2007-2010. We kijken vooruit naar wat we in de komende periode moeten doen vanuit wetgeving en beleid. Daarnaast hebben we onze eigen ambities: we beschrijven per thema wat we op de lange termijn willen bereiken met water in Utrecht. Uit deze opgaven volgt wat we in de periode 2011-2014 gaan doen. Ook beschrijven we hoe we tussentijds en aan het eind van de periode de voortgang meten. Hoofdstuk 3 verantwoordt de kosten, de inkomsten en de kostendekking voor de planperiode. Bijlagen In de bijlagen is een overzicht van de recente beleidsontwikkelingen (Bijlage 1) en een lijst met veel voorkomende begrippen en afkortingen (Bijlage 2) opgenomen. Bijlage 3 geeft een evaluatie van de in het vorige GRP gestelde doelen en van de uitvoering van de daarin opgenomen maatregelen. De bijlagen 4 t/m 9 bevatten kaarten: Bijlage 4 toont de riool- en drainagestelsels en alle voorzieningen. Per leiding is weergegeven welk soort water (afvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater) wordt getransporteerd en naar welk systeem het water naar toe wordt afgevoerd (bodem, oppervlaktewater of rioolwaterzuivering). Ook de gebieden met waterdoorlatende en waterpasserende verharding zijn opgenomen. Er is ook een tabel met de kenmerken van alle overstorten, hemelwateruitlaten en nooduitlaten toegevoegd. grondwaterstanden in het eerste watervoerend pakket. afgelopen jaren zijn uitgevoerd. Bijlage 5 toont welke partijen de Utrechtse watergangen beheren. Bijlage 6 toont de peilbuizen in het grondwatermeetnet en de contourlijnen van de gemiddelde Bijlage 7 is een kaart die toont in welke gebieden we grondwater inzamelen (de gebieden met drainage) en in welke gebieden we geen hemelwater inzamelen (de gebieden met drukriolering). Bijlage 8 toont de nog te nemen maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en de maatregelen die in de Bijlage 9 toont alle maatregelen die we uitvoeren om aan de overige doelstellingen te voldoen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen maatregelen in de periode van 2011-2014 en de jaren daarna. Bij de bespreking van de thema s in hoofdstuk 2 worden de te nemen maatregelen toegelicht. Bijlage 10 geeft een beeld van de kwaliteit van de vrijvervalriolering. Bijlage 11 geeft de onderbouwing van de kosten, inkomsten en kostendekking en in bijlage 12 staan de kostenkentallen voor rioolvervanging. 8/58

2 Terugblik en vooruitblik per thema 2.1 Waterkwaliteit De kwaliteit van het oppervlaktewater is de komende jaren een belangrijk thema: we willen die verder verbeteren. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat de chemische en ecologische toestand van het water een goede kwaliteit weerspiegelt. Voor gemeenten betekent dit met name het saneren van lozingen naar het oppervlaktewater. Hiertoe wordt de vuilemissie uit de riolering verminderd en bouwen we nog een acht bergbezinkbassins en gaan we door met het afkoppelen van verhard oppervlak van de gemengde riolering. De laatste ongerioleerde percelen en woonboten worden aangesloten. We onderzoeken waar de lozingen uit hemelwaterleidingen van gescheiden stelsels tot een slechte waterkwaliteit leiden, daar waar nodig komen zuiverende voorzieningen of worden aanpassingen gedaan in het stelsel. Foutieve aansluitingen van afvalwater op hemelwaterstelsels worden opgespoord en verholpen zodat er geen afvalwater rechtstreeks in het water terecht komt. Het terugdringen van lozingen is niet voldoende om chemisch en ecologisch aantrekkelijk water te krijgen. Hiervoor zijn extra maatregelen nodig om de doorstroming en de inrichting van watergangen te verbeteren, bijvoorbeeld door de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Met onze belangrijkste waterpartner het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) hebben we afgesproken om de komende planperiode de Utrechtse ambitie om ecologisch gezond en aantrekkelijk water te krijgen in de Utrechtse grachten, singels en sloten uit te werken via wijkwaterplannen. Waterkwaliteit wijkwatergangen In 2009 is in samenwerking met HDSR een monitoring van de chemische en ecologische kwaliteit van de kleinere stadswateren uitgevoerd (Monitoring Roulerend Meetnet HDSR 2009: deelgebied Centraal Stadsgebied, Grontmij Aquasense, 2010). Uit de resultaten daarvan blijkt dat de meeste wateren matig tot zeer voedselrijk zijn. Het gehalte zink overschrijdt op slechts enkele locaties het MTR en het gehalte koper op 40% van de locaties. De meeste watergangen worden voor waterplanten (macrofyten) en waterdieren (macrofauna) beoordeeld als matig of slecht. De locaties zijn veelal beschoeid en hebben daardoor een slecht ontwikkelde oevervegetatie: drijvende of ondergedoken waterplanten zijn vaak niet aanwezig. Daardoor is er ook weinig geschikt leefgebied voor macrofauna, de soortenrijkdom van goede soorten is niet groot. Het geringe doorzicht zorgt er voor dat er zich in het water geen vegetatie ontwikkelt. Herstel is mogelijk Op bedrijventerrein Overvecht (Floridadreef) is de waterkwaliteit goed, er komt zelfs een soort waterplant voor die een indicator is voor kwel, Holpijp. Sinds de vorige bemonstering in 2002 heeft zich hier drijvende en ondergedoken vegetatie ontwikkeld maar de totale vegetatie is nog ontoereikend. Wel scoort de macrofauna hier als een van de weinige locaties goed. Dit zijn interessante resultaten omdat hier in de afgelopen jaren veel verhard oppervlak is afgekoppeld van de riolering. Wat moeten we doen? Zorgplicht Stedelijk Afvalwater We moeten al het afvalwater van bedrijven en huishoudens inzamelen en vervolgens transporteren naar de centrale rioolwaterzuiveringen (rwzi). Oppervlaktewaterkwaliteit De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat de chemische en ecologische toestand van het water een goede kwaliteit weerspiegelt. Voor de grotere wateren, de zogenaamde waterlichamen, zijn daarom doelen en maatregelen vastgesteld om een goede waterkwaliteit te realiseren. Voor het behalen van de doelen geldt een resultaatsverplichting, de streefdatum daarvoor is 31 december 2015, maar uitstel van deze termijn tot uiterlijk 2027 is mogelijk. Voor de 9/58

overige wateren, de wijkwatergangen, hebben HDSR en gemeente ook de gezamenlijke ambitie om de waterkwaliteit de verbeteren. De waterlichamen zijn: Binnenstad (Oudegracht en Stadsbuitengracht); Leidsche Rijn (de watergang, niet de wijk); Ouwenaar Haarrijn; Merwedekanaal - De doorslag - Vaartsche Rijn; Kromme Rijn; Maartensdijk (inclusief de watergang door Overvecht) Amsterdam-Rijnkanaal; Vecht; Galecopperwetering (Rijnenburg). Wat willen we bereiken? Zorgplicht Stedelijk Afvalwater Al het afvalwater binnen de gemeentegrenzen wordt ingezameld en getransporteerd naar de centrale zuivering, tenzij lokale behandeling doelmatiger is. De transportstelsels functioneren goed. Op het functioneren en gebruik van de stelsels wordt nader ingegaan bij het thema 'Beheer en onderhoud'. Op de langere termijn zullen afvalwaterstromen aan de bron gescheiden worden en apart behandeld worden. Door het toepassen van nieuwe sanitatie kan de lozing van nutriënten, zware metalen, hormonen en medicijnresten op oppervlaktewater verder worden teruggedrongen en kunnen mogelijk zelfs grondstoffen worden teruggewonnen. In het nieuw te ontwikkelen gebied Rijnenburg willen we een veilig watersysteem met een hoge belevingsfactor. De chemisch en ecologisch goede waterkwaliteit maakt recreatie in, op en om het water mogelijk. Het gebied wordt waterrobuust en duurzaam ontwikkeld met behoud van de kenmerken van het groene hart: water is daarom een belangrijke factor voor de inrichting. Het aan de bron scheiden van afvalwaterstromen is als alternatief in beeld voor centrale zuivering. Oppervlaktewaterkwaliteit In de planperiode willen we de waterkwaliteit samen met de waterschappen verder verbeteren door de inrichting en doorstroming van watergangen te verbeteren en daar waar nodig is specifieke lozingen verder terug te dringen. De waterkwaliteit in 2015 zal in ecologisch opzicht verbeterd zijn ten opzichte van 2009. Lozingen voldoen dan aan de normen en hebben minder negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Voor 1 januari 2013 voldoen de lozingen uit de riolering aan de emissiereductie-eis, zoals vastgelegd in de lozingsvergunning van februari 2007. De chemische en ecologische ambities voor de kleinere watergangen zijn vastgelegd in wijkwaterplannen en de noodzakelijke maatregelen om de ambities te realiseren zijn in uitvoering. De inrichting van watergangen draagt bij aan de waterkwaliteit en de doorstroming is voldoende. Wat hebben we gedaan in de periode 2007-2010 en waar staan we nu? Beperken vuilemissie uit gemengde riolering Het waterkwaliteitsbeleid voor lozingen uit de riolering bestaat uit een emissiespoor en een waterkwaliteitsspoor. In het emissiespoor moet voldaan worden aan de basisinspanning: een reductie van 50% van de emissies ten opzichte van de situatie in 1985. In 2007 zijn hier voor de stad Utrecht afspraken over gemaakt met de waterkwaliteitsbeheerders: voor het zuiveringsgebied van rwzi Utrecht geldt een emissiereductie van 106 kiloton CZV/jaar, deze moet behaald zijn op 1 januari 2013 (Wvo-vergunning). Deze emissiereductie is ook een van de maatregelen voor de KRW. In het kader van het waterkwaliteitsspoor zijn voor Utrecht geen aanvullende maatregelen nodig (Eindrapportage waterkwaliteitsspoortoetsing, 2006). Door de bouw van zes nieuwe bergbezinkbassins in de stad Utrecht zijn de lozingen uit de riolering op oppervlaktewater sterk verminderd. Het voldoen aan de emissie-eisen van de basisinspanning ligt echter nog achter op schema, maar in 2011 treden nog eens vier bergbezinkvoorzieningen in werking. De vertraging in de uitvoering wordt 10/58

mede veroorzaakt door veranderingen in bovengrondse stedenbouwkundige plannen en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in het ontwerp van de bassins. Zo was voor het bassin aan de Cabeliaustraat een gestuurde boring nodig voor de aanleg. De voorbereiding en uitvoering hiervan vroeg meer tijd dan verwacht. De locaties van de bassins zijn op basis van theoretische berekeningen bepaald. De resultaten van het meetnet in de riolering hebben bevestigd dat deze bergbezinkbassins zijn aangelegd op locaties waar vaak overstortingen optreden. De bassins leveren daar dus een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de vuilemissie. De investeringen voor de eerste vijf bassins waren 5.600.000 (exclusief BTW en VAT kosten). Bergbezinkvoorzieningen Utrecht Locatie in werking sinds Locatie in werking vanaf Mr. Sickeszlaan 2009 Wilhelminalaan 2011 Muiderslotplantsoen 2009 Columbiadreef 2011 Plutoniumweg 2008 Pampadreef 2011 Beneluxlaan 2010 Franciscusdreef 2011 Cabeliaustraat 2010 Catharijnesingel 2012 Maliebaan 2010 Kanaalweg 2012 Atoomweg 2012 Nijverheidskade 2012 Het loskoppelen van in totaal 72 hectare verhard oppervlak van de gemengde riolering ligt op schema. Op 1 januari 2010 was in de stad Utrecht 40 hectare afgekoppeld. Op een aantal locaties waar afkoppelen gepland was, is dit niet uitgevoerd. Meestal komt dit door wijzigingen of vertraging in de planvorming voor de stedelijke ontwikkeling van deze gebieden. We hebben echter op meerdere andere locaties wel effectief verhard oppervlak afgekoppeld waardoor we de tussendoelstelling gehaald hebben. Bijlage 8 geeft aan welke maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren al zijn uitgevoerd. De behaalde emissiereductie wordt nader onderbouwd in het Basisrioleringsplan 2011-2014 (2010, in prep). In het BRP wordt op basis van een herberekening van de vuilemissie bepaald wat de actuele vuilemissie uit het rioolstelsel is. De laatste te nemen maatregelen in het kader de basisinspanning worden daarin vanuit de toestand en het functioneren van de systemen onderbouwd. In het BRP wordt ook een planning gegeven voor deze maatregelen, hierover wordt apart overleg gevoerd met de kwaliteitsbeheerders, en worden nadere afspraken gemaakt. Er is niet alleen afgekoppeld bij rioolvervangingen door het aanleggen van hemelwaterstelsels, maar ook door de aanleg van waterpasserende klinkerverharding, onder andere in Hoograven en Overvecht. Bijlage 4 toont de straten met waterdoorlatende en waterpasserende verharding. Ook zijn er op een tiental locaties in de stad groene daken aangebracht, deze houden water vast en verminderen dus ook de instroom van schoon hemelwater in het riool. De rioolstelsels in Vleuten en De Meern voldeden al aan de basisinspanning. In Haarzuilens moet nog 0,15 ha afgekoppeld worden om te voldoen aan het emissiespoor. Uitvoering hiervan is niet doelmatig, omdat hoge kosten gemaakt moeten worden voor relatief weinig verhard oppervlak. Dit zal gecompenseerd worden door extra afkoppelen in de stad Utrecht. Beperken vuilemissie uit gescheiden riolering Om te voldoen aan de basisinspanning moesten ook de lozingen vanuit de regenwaterriolering nog aangepakt worden. Sinds het verlenen van de Wvo-vergunning is het landelijke beleid voor omgaan met hemelwater gewijzigd. Het huidige waterkwaliteitsbeleid is niet meer gericht op het reduceren van emissies alleen (bronaanpak), maar vooral op de doelmatigheid van dit beleid. Leidt het reduceren van emissies daadwerkelijk tot een goede waterkwaliteit of zijn hier andere maatregelen voor nodig? Het borgen van de waterkwaliteit in de watergangen waarop deze stelsels hun regenwater lozen staat dus voorop. Daarom worden maatregelen genomen die de waterkwaliteit verbeteren en niet alleen gericht zijn op het voldoen aan de emissie-eisen. We hebben in de afgelopen periode onderzoek uit laten voeren naar de emissie uit de Utrechtse gescheiden stelsels en de noodzaak om deze emissie te reduceren. De mate van verontreiniging van het verhard oppervlak is daartoe geïnventariseerd. Op basis van dit onderzoek zullen in de planperiode maatregelen bepaald worden. 11/58

Terugdringen van ongezuiverde lozingen De ongezuiverde lozingen zijn in de periode van 2007 tot 2010 teruggedrongen, doordat in samenwerking met HDSR, AGV en Rijkswaterstaat met succes diverse panden en woonboten binnen en buiten de bebouwde kom op de riolering aangesloten zijn of voorzien zijn van een individuele behandelingsunit voor afvalwater (IBA). Bij een pand in de binnenstad waren de aansluitkosten zo hoog dat aansluiting niet doelmatig werd geacht. Deze ongezuiverde lozing blijft bestaan totdat een interne verbouwing aan de orde is. Daarvoor zal bij de provincie ontheffing worden aangevraagd. De eigenaar van een van de percelen heeft op eigen terrein een zuivering aangelegd, HDSR ziet toe op het functioneren hiervan. Bij zeven percelen in het buitengebied is een IBA of een Wet and Pure-systeem aangelegd, deze zuiverende voorzieningen zijn in beheer bij HDSR of AGV. Van de 44 niet aangesloten percelen blijven er 41 over die nog aangesloten worden, eenendertig daarvan zijn woonboten. Langs het Merwedekanaal in de Keulsekade is in 2010 riolering aangelegd, Rijkswaterstaat zal de eigenaren aanschrijven en verplichten aan te sluiten op het gemeentelijk rioolstelsel. Deze worden naar verwachting begin 2011 aangesloten, daarmee zijn dan alle ongerioleerde lozingen op rijkswater gesaneerd. Ontwikkeling van niet aangesloten panden en woonboten 2006 2007-2010 1 januari niet aangesloten panden en woonboten 175 44 2011 aangesloten in buitengebied 10 IBA Wet and Pure in buitengebied 7 aangesloten binnen bebouwde kom (ism HDSR) 114 Aanpak diffuse verontreiniging hemelwater Het gemeentelijke beleid om geen chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken werpt zijn vruchten af. Op de zuivering van Utrecht worden nauwelijks bestrijdingsmiddelen in het rioolwater aangetroffen. Eind december 2008 is door het college besloten om dit beleid voort te zetten. Ook door afspraken met woningbouwcorporaties en bouwprojectontwikkelaars te maken wordt diffuse verontreiniging door de toepassing van uitlogende verontreinigende bouwmaterialen voorkomen. Oppervlaktewaterkwaliteit verbeteren Utrecht legt het accent op het realiseren van de ecologische doelstellingen voor het oppervlaktewater volgens de Kaderrichtlijn Water. Belangrijk hierbij is dat het realiseren van deze doelstellingen ook bijdraagt aan de beleving en het gebruik van het water door de bewoners van de stad. Als aan deze voorwaarden is voldaan, is Utrecht bereid verder te gaan dan wettelijk noodzakelijk. Het accent ligt vooral op inrichtingsmaatregelen, het verbeteren van doorstroming en het optimaliseren van beheer en onderhoud zoals maaien en baggeren (Maatregelen gemeente Utrecht KRW, 2008). Daarmee kunnen de grootste verbeteringen gerealiseerd worden. Wat betreft het realiseren van de chemische doelstellingen zijn onze beïnvloedingsmogelijkheden beperkt. De kwaliteit van het oppervlaktewater in Utrecht wordt grotendeels bepaald door de kwaliteit van het instromende water van buiten de gemeentegrenzen. De invloed van lozingen in de stad zelf, zoals vanuit de riolering, op de kwaliteit van het water is gering. Utrecht neemt dan ook alleen extra maatregelen aan lozingen als deze een significante verbetering van de waterkwaliteit opleveren. Wel blijft het huidige beleid, vooral de aanpak van de riooloverstorten, van kracht. Het accent ligt op de watergangen die een hoge belevingswaarde hebben of kunnen krijgen, zoals de Kromme Rijn, de Stadsbuitengracht, de Vecht en de kleinere watergangen in de wijken. Voor de waterlichamen, de hoofdwatergangen waarover naar Brussel gerapporteerd moet worden over het behalen van de doelen, wordt onderzoek uitgevoerd naar beperkt ruimtevragende maatregelen zoals natuurvriendelijke oevers en vooroevers, paaiplaatsen voor vissen en het met betrekking tot watertransport overdimensioneren van watergangen. Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd naar het beperken van bladval, de mogelijkheden voor flexibel peilbeheer en het verlagen van de vaarsnelheid in sommige watergangen. De uitvoering van een aantal maatregelen is pas voorzien na 2015. De kleine watergangen in Utrecht hebben over het algemeen een ont- en afwateringsfunctie, een functie als erfafscheiding of voor recreatie. Deze functies staan een hoge ecologische doelstelling niet in de weg. HDSR en 12/58

gemeente hebben besloten om de ecologische ambities voor het overige oppervlaktewater vorm te geven via wijkwaterplannen. Door de benadering op wijk- en mogelijk zelfs buurtniveau ontstaat de mogelijkheid om bewoners nauw te betrekken bij de Kaderrichtlijn Water. Ook biedt het wijkwaterplan de mogelijkheid alle waterontwikkelingen binnen een wijk te bundelen tot een samenhangende visie en maatregelpakket. Er zijn al twee wijkwaterplannen opgesteld, voor de wijken Noordoost en Zuid. Het opstellen van de wijkwaterplannen Noordwest en Oost is gestart. Wat gaan we doen in 2011-2014? Verder beperken vuilemissie uit gemengde riolering De afspraken die hierover in het kader van de basisinspanning met de waterkwaliteitsbeheerders zijn gemaakt worden nageleefd. De bergbezinkbassins aan de Koningin Wilhelminalaan en de Atoomweg, zullen voor 2013 in werking zijn. De overstortleidingen in Overvecht werken dan ook als bergbezinkleidingen. De spuikoker langs de Catharijnesingel zal naar verwachting in 2012 gebruikt kunnen gaan worden als bergbezinkleiding, maar de uitvoering is afhankelijk van het tempo van de uitvoering van andere projecten in het Stationsgebied. De bergbezinkbassins aan de Kanaalweg en de Nijverheidskade, en de transportleiding in de Kardinaal de Jongweg zijn de laatste uit te voeren maatregelen. Met de kwaliteitsbeheerders wordt overleg gevoerd over de planning daarvan. Er moet nog 32 hectare verhard oppervlak afgekoppeld worden om aan de basisinspanning te voldoen. De ambitie is echter om meer te doen. Zowel bij rioolvervanging als bij herontwikkeling wordt steeds afgewogen of en op welke manier hemelwater ingezameld en verwerkt moet worden (zie 2.2 Hemelwaterzorgplicht). Na 2013 wordt het afkoppelen doorgezet, ook door op grote schaal waterpasserende verharding aan te leggen (zie ook 2.4 Klimaatontwikkeling). Als een nieuwe gemalenbesturingssysteem operationeel is (naar verwachting in 2013), worden regelbare pompen op afstand aangestuurd (Real Time Control, RTC). De pompen worden gestuurd op basis van gegevens over waterpeilen in de riolering. Daardoor kan afvalwater gestuurd worden naar bijvoorbeeld minder gevoelige overstortlocaties. Ook kan de bergingsinhoud van het systeem beter worden benut en daardoor zal de vuilemissie afnemen. Ook kan de belasting van de zuivering beter geregeld worden. Verwacht wordt dat de inzet van RTC tot een emissiereductie van 5% zal leiden. Beperken vuilemissie uit gescheiden riolering Voor de gescheiden riolering wordt ingezet op effectgericht waterkwaliteitsbeleid, alleen als de emissie uit hemelwaterriolering bijdraagt aan een slechte lokale waterkwaliteit worden maatregelen genomen. Deze strategie is gebaseerd op de conclusies van de studie "Invulling aanpak bestaande regenwaterlozingen gemeente Utrecht" (Royal Haskoning, 2010). De periode tot 2014 gebruiken we om de effecten op de waterkwaliteit te onderzoeken. Bij de gescheiden rioolstelsels die lozen op relatief klein ontvangend oppervlaktewater (in Rijnsweerd, De Uithof, De Meern Nijevelt en Lage Weide Sterrebaan) onderzoeken we of en in hoeverre de lozing vanuit de regenwateruitlaten bepalend is voor de lokale waterkwaliteit. Een theoretische analyse van de bijdrage van bronnen wordt aangevuld met het meten en bemonsteren van chemische en ecologische parameters. Daardoor ontstaat een goed beeld van eventuele knelpunten in de waterkwaliteit en de oorzaken daarvan. We gaan ook onderzoek uitvoeren naar foutieve aansluitingen van afvalwater op hemelwaterriolen in de genoemde gebieden. Als deze gevonden worden, worden deze hersteld. De stelsels op de bedrijventerreinen aan de Vlampijpstraat en de Isotopenweg (Lage Weide) lozen op het Amsterdam- Rijnkanaal, een grote, goed doorstroomde watergang. Hier worden geen maatregelen genomen (Royal Haskoning, 2010). Er zijn ook een aantal doorgaande wegen die rechtstreeks lozen op kleinere watergangen, zoals de Waterlinieweg. Verder zijn er nog een aantal kleinere hemelwaterleidingen verspreid over de stad. Als deze watergangen een slechte water(bodem)kwaliteit hebben worden maatregelen genomen. Die kwaliteit gaan we onderzoeken. Voor de rotondes van de noordelijke randweg worden de ontwikkelingen voor deze weg afgewacht. Voor de verbeterd gescheiden stelsels in Lunetten en Voordorp wordt de pompovercapaciteit van de pompen geminimaliseerd, volgens de resultaten van studie "Invulling aanpak bestaande regenwaterlozingen gemeente Utrecht" (Royal Haskoning, 2010). Het doel is de hoeveelheid water die naar de zuivering wordt verpompt te verminderen maar tegelijkertijd moet de emissie door eventuele foutaansluitingen beperkt blijven. Dit werkt ook positief door op het functioneren van benedenstrooms gelegen gemengde rioolstelsels en zuiveringen. Deze maatregel wordt uitgevoerd als onderdeel van RTC-sturingsstrategie voor de gemalen. 13/58

Riolering aanleggen voor ongerioleerde panden en woonboten We leggen in openbaar gebied riolering aan om de aansluiting van de veertien woonboten en drie percelen langs de Vecht er op mogelijk te maken. Dit gebeurt als Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht de eigenaren gaat aanschrijven. De prioriteit voor het waterschap ligt op dit moment bij andere gemeenten. De percelen moeten aangesloten zijn voor 2016. Drie panden in Leidsche Rijn sluiten we in 2011 aan op het rioolstelsel. Het gaat om percelen in Papendorp die door de vertraging in de ontwikkeling van deze nieuwbouwlocatie nog niet zijn aangesloten. Bij nog te ontwikkelen nieuwbouwlocaties is altijd (druk)riolering in de buurt Verwachte ontwikkeling aantal ongezuiverde lozingen uit huishoudens 1 januari 2011 2013-2014 2016 2011 ongerioleerde percelen/woonboten 44 2 aansluiten woonboten/percelen 18 23 ontheffing aanvragen 1 sloop van panden 2 Beperken van diffuse verontreiniging De gemeente Utrecht heeft de ambitie om verontreiniging door het toepassen van uitlogende materialen in de bouw tegen te gaan (Kadernota Duurzaam bouwen, Gemeente Utrecht). Aan deze ambitie wordt vorm gegeven door voor Leidsche Rijn met bouwprojectontwikkelaars en in de stad Utrecht ook met woningbouwcorporaties hierover afspraken te maken in convenanten. Het beleid om geen chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen bij onkruidbestrijding in de openbare ruimte wordt voortgezet. Verbeteren oppervlaktewaterkwaliteit door opstellen en uitvoeren van wijkwaterplannen Voor alle wijken komt er een wijkwaterplan met een samenhangende visie op het oppervlaktewater en de oevers in de wijk. In de plannen wordt vastgelegd welke waterkwaliteit de gemeente samen met het waterschap wil bereiken in de wijkwatergangen, en welke maatregelen nodig zijn. Naast de autonome maatregelen zoals emissiereductie vanuit de riolering, rioolvervanging en aanpak van grondwateroverlast worden aanvullende maatregelen geformuleerd. Deze maatregelen zijn onder andere het natuurvriendelijker maken van watergangen en oevers en het verbeteren van de doorstroming door het vergroten van duikers of het aanleggen van bruggen in plaats van duikers, en het frequenter verwijderen van zwerfvuil. Ook de uitvoering van deze aanvullende maatregelen zal in de planperiode starten. Inrichten van meetnet oppervlaktewaterkwaliteit We willen weten hoe de waterkwaliteit zich ontwikkelt en willen de effecten meten van de maatregelen die genomen worden. We onderzoeken daarom samen met HDSR of en hoe het bestaande zesjaarlijks roulerend meetnet van HDSR meetnet voor oppervlaktewaterkwaliteit uitgebreid en/of geïntensiveerd moet worden. In dit meetnet worden naast fysisch-chemische metingen ook macrofauna en macrofyten bemonsterd. De ecologische toestand wordt beoordeeld aan de hand van KRW-maatlatten. We breiden het meetnet uit met een aantal meetlocaties in kleinere watergangen waar we nog geen zicht hebben op de waterkwaliteit. Deze locaties zullen onder andere liggen in ontvangende watersystemen van gescheiden stelsels. Het doel is om in 2012 een extra meet- en monsterronde uit te voeren. In de eerste fase van het inrichten van het meetnet wordt bepaald wat, waar, hoe en vaak gemeten en gemonsterd moet worden en hoe zo goed mogelijk kan worden aangesloten op het meetnet van HDSR. Plannen maken voor Rijnenburg We werken samen met HDSR aan plannen om afvalwater vergaand te scheiden en waterrobuust te kunnen bouwen in Rijnenburg en daar ook een goede waterkwaliteit te realiseren. Het sluiten van kringlopen is daarbij een streven. Er zijn studies gestart naar hoe in dit veengebied met hoge grondwaterstanden waterrobuust gebouwd kan worden. Hoe meten we de voortgang? De maatregelen en onderzoeken worden in een Onderzoeksprogramma en een Uitvoeringsprogramma opgenomen, waarvan jaarlijks de voortgang wordt geëvalueerd. Daarnaast wordt het effect of de voortgang van een aantal specifieke maatregelen getoetst door: 14/58

Het bijhouden van het percentage van de gemengde en de gescheiden stelsels voldoet aan de emissieafspraken met de waterkwaliteitsbeheerder. Dit wordt bepaald door in 2013 een herberekening uit te voeren met actuele gegevens over de stelsels en het verhard oppervlak en deze te vergelijken met de getallen uit 2010. De getallen van 2010 worden vastgelegd in het BRP 2011-2014. Kosten Het effect van maatregelen wordt gemeten aan de hand van de chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewater. Deze volgt uit het nog in te richten meetnet. Kosten in Euro 2011-2014 2011 2012 2013 2014 Maatregelen basisinspanning: aanleg bergbezinkbassins en transportleiding 9.000.000 3.000.000 3.000.000 3.000.000 Maatregelen basisinspanning: gescheiden stelsels 1.000.000 1.000.000 Maatregelen basisinspanning: afkoppelen 4.542.759 2.542.759 2.000.000 Maatregelen klimaatverandering: afkoppelen en waterpasserende verharding 6.000.000 2.000.000 2.000.000 Verbetering oppervlaktewaterkwaliteit via wijkwaterplannen 1.500.000 500.000 500.000 500.000 Het totale budget voor onderzoeken voor riolering, grondwater en oppervlaktewater is jaarlijks 500.000, en is onderdeel van de posten 'publieke taak', zie paragraaf 2.6. De in deze paragraaf genoemde onderzoeken (inrichten meetnet, gescheiden stelsels) worden daaruit bekostigd. 15/58

2.2 Hemelwaterzorgplicht De nieuwe wetgeving vraagt van gemeenten dat zij vastleggen in welke situaties zij van perceelseigenaren verwachten dat zij het hemelwater zelf verwerken en wanneer de gemeente het overtollige hemelwater inzamelt. Bij de gemeentelijke afwegingen hierover, spelen factoren als de aanwezigheid van oppervlaktewater, ruimte en het aanwezige gemeentelijk rioolstelsel (gemengd of gescheiden) een rol. Verder heeft de gemeente een nieuw instrument gekregen om het hemelwaterbeleid uit te voeren: de grond- en hemelwaterverordening. In dit plan leggen we vast wat we doen met hemelwater bij rioolvervanging, bij herontwikkeling van buurten en bij nieuwe aanleg van riolering. Er worden gebieden aangewezen waar hemelwater niet op het vuilwaterriool geloosd mag worden. Ook leggen we in dit plan de methodes vast die we toepassen bij afkoppelen in de openbare ruimte en hoe we van particulieren verwachten dat ze hun hemelwater aanbieden. Wat moeten we doen? De Wet milieubeheer verplicht gemeenten om vast te leggen hoe ze de hemelwaterzorgplicht invult. De hemelwaterzorgplicht betekent dat de gemeente in beleid vastlegt in welke situaties zij van perceelseigenaren verwachten dat zij het hemelwater zelf verwerken en wanneer de gemeente het overtollige hemelwater inzamelt. De landelijk voorgeschreven voorkeursvolgorde voor hemelwater is wettelijk vastgelegd in het Besluit lozingen buiten inrichtingen: Lozen op of in de bodem; Lozen in oppervlaktewater; Lozen in een hemelwaterstelsel; Lozen in een gemengd stelsel of vuilwaterriool. Deze voorkeursvolgorde is uitgangspunt in de algemene regels voor lozingen in stelsels van hemelwater en grondwater in het Besluit lozingen buiten inrichtingen dat de lozingen vanuit openbaar gebied regelt. Wat willen we bereiken? Scheiding van afvalwater en hemelwater, zodat hemelwater alleen naar de zuivering wordt afgevoerd als het ernstig verontreinigd is. Op de lange termijn willen we bereiken dat al het hemelwater daar wordt verwerkt waar het gevallen is en dan bij voorkeur door infiltratie in de bodem. De inzameling en verwerking van hemelwater mag niet leiden tot onacceptabele overlast voor de bewoners van Utrecht. Onder hemelwateroverlast verstaan wij hemelwater dat vanaf de straat gebouwen in loopt (materiële schade), afval- en hemelwater dat in grote hoeveelheden uit de riolering op straat stroomt (risico's voor de volksgezondheid). Water op het maaiveld gedurende enkele uren als gevolg van hevige neerslag met uitzondering als dit gebeurt bij belangrijke verkeersaders beschouwen wij niet als overlast, maar als hinder en is acceptabel, als het voorkomt met een frequentie die niet groter is dan één maal per jaar. Wat hebben we gedaan in de periode 2007-2010 en waar staan we nu? In de afgelopen jaren is met succes het ingezette hemelwaterbeleid uitgevoerd. Bij nieuwbouw wordt het hemelwater in veel gevallen verwerkt daar waar het gevallen is. In bestaand stedelijk gebied hebben we 40 ha oppervlak afgekoppeld van de riolering. De diameters van de transportleidingen in de Biltstraat en de Cartesiusweg zijn vergroot om te voldoen aan onze normen voor water op straat, en zo de kans op wateroverlast te verkleinen. Doordat we onderzoek hebben gedaan naar verschillende methoden en nu ervaring hebben met aanleg, beheer en onderhoud van hemelwatervoorzieningen (zie ook 2.6 Beheer en onderhoud) hebben we ons beleid kunnen aanscherpen. 16/58

Wat gaan we doen in 2011-2014? In Utrecht maken we voor het scheiden van afvalwater en hemelwater onderscheid tussen verschillende situaties: 1. Bij nieuwe aanleg van nieuwe bebouwing of sloop-nieuwbouwplannen. 2. Bij vervanging van de gemengde riolering. 3. Bij wijziging van het wegprofiel of vervanging van de wegverharding. In gebieden waar geen riolering of drukriolering ligt zamelen we geen hemelwater in. De contouren van deze gebieden staan op de kaart in Bijlage 7. In de planperiode wordt onderzocht waar of in deze gebieden toch per abuis hemelwater via de riolering ingezameld wordt. Zo nodig worden maatregelen worden genomen om dit te beëindigen. 1. Hemelwater inzameling en verwerking bij nieuwbouw of herontwikkelingen Bij nieuwbouw of herontwikkelingen met een bruto plangebied groter dan 500m 2 streven we ernaar op jaarbasis minimaal 90% van het hemelwater te verwerken binnen het plangebied. De voorkeur gaat uit naar infiltratie in de bodem, gevolgd door lozing en berging op nieuw te realiseren waterpartijen of watergangen grenzend aan het plangebied. Via een berekening dient aangetoond te worden of via het nieuwe of aan te passen hemelwatersysteem daadwerkelijk op jaarbasis 90% of meer van hemelwater wordt verwerkt in het plangebied. Mocht geen berekening worden gemaakt dan dient minimaal 12 mm berging in infiltratie- of bergingsvoorzieningen gerealiseerd te worden. In specifieke situaties kunnen via maatwerkvoorschriften afwijkende eisen worden gesteld. Bij lozing op oppervlaktewater kunnen aanvullende eisen gelden van de waterkwantiteitsbeheerder, te weten het waterschap of Rijkswaterstaat. Voor een aantal grote nieuwbouwlocaties als Rijnenburg of het Veemarktterrein zijn specifieke afspraken gemaakt. Hier is het streven helemaal geen hemelwater meer naar de zuivering af te voeren, maar 100% van het hemelwater binnen het plangebied te verwerken via infiltratie in de bodem of via afvoer naar oppervlaktewater. Alleen als in overleg met de waterbeheerder wordt vastgesteld dat het afstromende hemelwater door de functie van het gebied zo is verontreinigd dat het het beste op de rwzi gezuiverd kan worden, is afvoer naar de rwzi mogelijk. De emissies mogen niet leiden tot het niet halen van de doelen voor de waterkwaliteit. Voor een aantal reeds geplande herontwikkelingen of bij sloop-nieuwbouw is in bijlage 9 de ambitie voor het omgaan met hemelwater weergegeven. Dit is in Bijlage 9 weergegeven als volledig, deels of niet af te koppelen. Bij sommige plannen hoeft slechts deels of niet afgekoppeld te worden, omdat hier slechts beperkt gesloopt wordt en/of nieuwbouw plaatsvindt. Bij stedelijke ontwikkelingen kleiner dan 500m 2 moet hemelwater apart worden verwerkt als er binnen 40 meter van de perceelsgrens een hemelwaterriool aanwezig is of als het perceel direct grenst aan oppervlaktewater. Als dit niet het geval is dan kan het hemelwater van de sloop-nieuwbouw of de uitbreiding worden geloosd via het bestaande hemelwatersysteem. Er geldt voor ontwikkelingen kleiner dan 500m 2 geen plicht tot het verwerken van minimaal 90% van de neerslag binnen het plangebied. De extra investering hiervoor zijn te hoog in relatie tot de totale investeringskosten voor de ontwikkeling. De kosten voor het verwerken van minimaal 90% van de neerslag binnen het plangebied en/of de kosten voor het lozen op een aangrenzende watergang of op een hemelwaterriool binnen 40m van het perceel komen voor rekening van de ontwikkeling. Bij sommige ontwikkelingen kan tegen geringe meerkosten meer hemelwater binnen het plangebied worden verwerkt of ook de bestaande bebouwing worden afgekoppeld. Hierover worden tijdens het vooroverleg in het kader van het bestemmingsplan of de bouwvergunning aparte maatwerkafspraken gemaakt tussen ontwikkelaar en rioolbeheerder. De meerkosten zijn dan voor rekening van de rioolbeheerder. De beleidsregels voor het omgaan met hemelwater bij nieuwe en herontwikkelingen zijn in onderstaand afwegingskader schematisch weergegeven. 17/58

Is het bruto oppervlak van de ontwikkeling groter dan 500m 2? ja Minimaal 90% van het hemelwater op jaarbasis verwerken binnen het plangebied, bij voorkeur via infiltratie. Dit aantonen via een berekening, anders minimaal 12mm berging in infiltratievoorziening realiseren. Voor resterend hemelwater zie rest beslisboom nee Is in of direct grenzend aan het plangebied oppervlaktewater of binnen 40m van de perceelsgrens van het plangebied hemelwaterriool of oppervlaktewater aanwezig? ja Is de afvoercapaciteit van het hemelwaterriool of het oppervlaktewater voldoende (ter beoordeling rioolbeheerder (gemeente) of waterkwantiteitsbeheerder (waterschap of Rijkswaterstaat)? ja Hemelwater, zo nodig via zuiverende voorziening lozen op hemelwaterriool of oppervlaktewater. nee nee Capaciteit hemelwaterriool of oppervlaktewater aanpassen of (resterend) hemelwater, lozen op bestaand riool voor inzameling vuil- en hemelwater. Gewenste oplossing bepalen in overleg met rioolbeheerder (gemeente) of waterkwantiteitsbeheerder (waterschap of Rijkswaterstaat) 2. Hemelwater scheiden (afkoppelen) bij rioolvervanging Bij elke rioolvervanging wordt de afweging gemaakt of afkoppelen doelmatig is. Niet in elke situatie is dat het geval. Wij beschouwen afkoppelen doelmatig als het technisch mogelijk is, het niet leidt tot een inefficiënte beheersituatie, het afstromende hemelwater niet erg verontreinigd is en de investeringskosten niet hoger liggen dan 25 per m 2 af te koppelen oppervlak. In bijlage 9 is aangegeven waar de komende jaren bij rioolvervanging afgekoppeld zal worden. Bij een grote afstand tot open water wordt soms voor de toepassing van waterpasserende verharding in combinatie met een nieuw gemengd riool gekozen, zoals dat in de Julianaparkbuurt is aangelegd. Andere veel toegepaste technieken zijn it-riolen en zandfilters (Schepenbuurt, Ondiep). Als aparte hemelwaterleidingen worden aangelegd is het relatief eenvoudig en goedkoop om ook dakvlakken mee te nemen. Zelfs als er voortuinen voor opengemaakt en hersteld moeten worden zijn er relatief veel vierkante meters af te koppelen tegen lage kosten. Dit is op grote schaal toegepast in Oog in Al en de Schepenbuurt. Hier werd door intensieve communicatie met bewoners een participatiegraad van 85% behaald, dit zetten we voort. 3. Wijziging van het wegprofiel of vervanging van de wegverharding Als alleen de wegverharding vervangen wordt of als de wegprofilering wijzigt zijn er ook mogelijkheden om af te koppelen. Bij klinkerverharding wordt de hele weg of een gedeelte daarvan uitgevoerd met waterpasserende stenen. Bij asfalt worden alleen in de parkeervakken of de gootjes waterpasserende klinkers gebruikt. Er wordt de komende jaren een groot deel van de wegen afgekoppeld door het aanbrengen van waterpasserende verharding, dit wordt toegelicht bij het thema Klimaatontwikkeling. Het nieuwe hemelwaterbeleid wordt komende planperiode vastgelegd in de nog op te stellen hemel- en grondwaterverordening. Deze wordt gecombineerd met de nog te herziene aansluitingsverordening, waardoor er per saldo geen uitbreiding van de gemeentelijke regelgeving plaatsvindt. Vastleggen van afkoppeltechnieken In het HIOR voor Wegen en riolering nemen we voor zandfilters en voor de toepassing van waterpasserende verharding standaardprofielen op. Waterbank opzetten In samenwerking met de waterbeheerders onderzoeken we de haalbaarheid van een gezamenlijke waterbank. Dit is een systematiek waarmee bouwprojectontwikkelaars compensatie van de hemelwaterberging kunnen afkopen. 18/58

Gemeente en waterbeheerders gebruiken dit geld dan om elders op een betere plaats binnen het peilgebied of in een ander peilgebied extra hemelwaterberging te realiseren. Hoe meten we de voortgang? De maatregelen en onderzoeken worden in een Onderzoeksprogramma en een Uitvoeringsprogramma opgenomen, waarvan jaarlijks de voortgang wordt geëvalueerd. Daarnaast wordt het effect of de voortgang van een aantal specifieke maatregelen getoetst door: Het bijhouden van het oppervlak dat aangesloten is op gemengde riolering. We registreren in hoeverre de afkoppeldoelstellingen bij de uitvoering van plannen gehaald worden. Het toetsen van de theoretische frequentie van water op straat met behulp van berekeningen. De uitgevoerde afkoppelmaatregelen worden daarin steeds meegenomen. De theoretische frequentie van de kans op water op straat mag niet toenemen. Het registreren van meldingen van daadwerkelijke hemelwateroverlast, te weten hemelwater dat vanaf de straat gebouwen in loopt (materiële schade), afval- en hemelwater dat in grote hoeveelheden uit de riolering op straat stroomt (risico's voor de volksgezondheid) en water op straat dat belangrijke verkeersaders blokkeert. Kosten Door metingen aan de waterkwaliteit in gebieden waar hemelwater gescheiden wordt ingezameld weten we of de waterkwaliteit verbetert (zie in te richten meetnet oppervlaktewater). Voor de uitvoering van het hemelwaterbeleid jaarlijks 2.000.000 gereserveerd, en in 2011 2.542.759. Voor dit bedrag kan jaarlijks minimaal 8 ha verhard oppervlak worden losgekoppeld van de riolering door bijdragen aan stedelijke ontwikkelingen, bij reguliere rioolvervangingen of bij wijzigingen van wegprofielen. Met dit geld wordt tevens invulling gegeven aan het afkoppelen voor het waterkwaliteits- en het klimaatsbeleid. Kosten in Euro 2011-2014 2011 2012 2013 2014 Maatregelen basisinspanning: afkoppelen 4.542.759 2.542.759 2.000.000 Maatregelen klimaatverandering: afkoppelen en waterpasserende verharding 4.000.000 2.000.000 2.000.000 De uitgaven voor afkoppelen zijn dezelfde als opgenomen in 2.1 (Waterkwaliteit) en 2.4 (Klimaatontwikkeling). Het onderzoeksbudget voor de genoemde onderzoeken is jaarlijks 280.000, en is onderdeel van de post 'publieke taak', zie paragraaf 2.6. 19/58

2.3 Grondwaterzorgplicht Gemeenten een zorgplicht hebben de zorgplicht voor grondwater gekregen. Om deze zorgplicht voor grondwater in te vullen geven we in dit plan aan hoe we omgaan met meldingen van grondwateroverlast. En welke maatregelen de gemeente Utrecht de komende jaren neemt om in het openbaar gebied structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Wat moeten we doen? De gemeente heeft per 1 januari 2008 de zorgplicht gekregen voor 'het in openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken'. Dit is alleen zo als het nemen van maatregelen doelmatig is en het nemen van maatregelen niet onder de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie valt. De nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht stelt de gemeente Utrecht beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van grondwaterproblemen in het bebouwd gebied. De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De wetgeving geeft aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen: de gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger en helpt hem op weg om dit op te lossen. Wie is verantwoordelijk? De perceelseigenaar is op eigen terrein zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Bij grondwaterproblemen op particulier terrein mag dus in de eerste plaats van de perceelseigenaar worden verwacht, dat hij de vereiste waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen neemt. Grondwaterproblemen in Utrecht In de gemeente Utrecht wordt overlast door grondwater voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van slecht doorlatende klei- en veenlagen binnen enkele meters onder het maaiveld. Hierdoor kan het regenwater niet goed in de bodem infiltreren en ontstaan (tijdelijk) hoge grondwaterspiegels. De klei- en veenlagen zijn aanwezig in grote delen van Utrecht. De aanwezigheid van klei- en veenlagen zorgt echter niet per definitie voor hoge grondwaterstanden. Ook betekent een hoge grondwaterstand in het openbare gebied niet altijd dat bewoners en gebruikers daadwerkelijk grondwateroverlast (zoals natte kelders, vochtige begane grondruimten of drassige tuinen) ervaren. Bij het optreden van grondwateroverlast speelt de wijze van bouw- en woonrijp maken en de bouwkundige kwaliteit van de woning een belangrijke rol. Grondwateronderlast is ook overlast, maar dan als gevolg van een te lage grondwaterstand, bijvoorbeeld door het droogvallen van houten paalfunderingen. In de gemeente Utrecht zijn hiervan bij woningen of gebouwen geen gevallen bekend. Grondwater, afwatering en ontwatering Uit 'Samen leven met grondwater', 2004 20/58