Agendapunt 2, bijlage 2.3 a STZ Ledenvergadering 1-07-2011



Vergelijkbare documenten
SEMINAR 4 NOVEMBER 2014

(Industrie geïnitieerd) Onderzoek in de STZ Omgeving' Joep Dille Manager wetenschapsbureau Isala klinieken, Zwolle

Gecertificeerde opleiding voor alle klinisch onderzoekers

Kwaliteit borgen wij samen! Monitoren van studies in het ziekenhuis door onderzoekers zelf

Verzekeringsgeneeskunde en Wetenschap

3 april 2014 Partnership in Clinical Trials Martijn Griep, PhD Associate Director Kwaliteit en Naleving Janssen GCO Benelux, Tilburg

Reglement Wetenschapscommissie Medisch Centrum Haaglanden

Samenvatting Beleidsplan Kwaliteit

De ECTR: een kans voor Nederland! Annelies van Woudenberg, DCRF congres, 5 oktober 2016

Clinical Trials in Nederland: op weg naar topkwaliteit DCTF Congres 3 oktober 2012 Lunteren. M.P.W. Lamberti, BA Algemeen Directeur

SEMINAR 4 NOVEMBER 2014

Geadresseerde: Victor Stöcker, projectleider masterplan Dutch Clinical Trial Foundation Gedetacheerd door VWS

Wetenschappelijke stages in het Kennemer Gasthuis, Spaarne Ziekenhuis en het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Kennemerland

Kader notitie Academische werkplaats

Aanmelden medischwetenschappelijk

Tweede nieuwsbrief: juli 2013

De Nederlandse Vereniging voor Farmaceutische Geneeskunde (NVFG) is een wetenschappelijke beroepsvereniging die professionals werkzaam op het gebied

UWV/SMZ & Academische Werkplaatsen

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017

Implementatieplan interactief beleid

INTRAPROFESSIONEEL LEREN MET ARTS-ASSISTENTEN BINNEN DE KINDZORG ONTWIKKELING VAN EEN TOOLBOX

Nieuwsbrief MasterPlan professionalisering voorbereiding mensgebonden genees- en hulpmiddelen onderzoek]

Functieprofiel. Directeur Vereniging Samenwerkende Topklinische opleidingsziekenhuizen (STZ) April 2013September 2011 September 2011

DE MONITOR. Bijlage 1

Standard Operating Procedure

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 9 eerder door het bestuur behandelde notities over rol en positie GGA BIJLAGE 1 DISCUSSIENOTITIE

Addendum ondersteuning Kwaliteitsinstituut. bij Programma Kwaliteit van Zorg: Versnellen, verbreden, vernieuwen

KWALITEITSHANDBOEK WETENSCHAPSBELEID KENNEMER GASTHUIS EN SPAARNE ZIEKENHUIS. Organisatie en richtlijnen medisch-wetenschappelijk onderzoek

Handreiking Governance Ziekenhuizen

Jaarverslag 2012 Introductie MasterPlan

Op naar het snel opstarten van klinisch onderzoek in Nederland!

Toetsingskader nwmo. Peggy Manders 4 november 2016 Symposium V&VN Research Professionals

Samenwerking in academische netwerkensa

Medische Zorggroep Zuid-Oost. Kwaliteitsjaarverslag MedZZo

Onderzoeksvoorstel voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van de Onderzoeksagenda Veteranenzorg Defensie

Toezicht op klinisch onderzoek bij STZ-ziekenhuizen. Farmaceutische Bedrijven Deelteam Klinisch Onderzoek

Monitoring van Investigator Initiated onderzoek

Standard Operating Procedure

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel St. Antonius Ziekenhuis voor inrichting structurele vergoeding topzorg na afloop Experiment Topzorg eind 2018

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

2 e Symposium zorgevaluatie: Versterk je netwerk!

PILOT. TOETSINGSKADER NIET-WMO-PLICHTIG (nwmo) ONDERZOEK

Samenwerking UMC s voor toekomstbestendigheid van onze gezondheidszorg: het NFU Citrien e-health Programma

Standard Operating Procedure

Toenemende vraag naar nwmo studies Kwaliteit en transparantie voorop

Implementatie van de PIL


Toezicht op kwaliteitsborging: ken uw verantwoordelijkheden

Profiel. Hoofd Communicatie Spaarne Gasthuis. 21 mei Opdrachtgever Spaarne Gasthuis

ZiN en kwaliteitsbeleid

Samenwerkingsafspraken regionale AYA Taskforce van het regionaal AYA netwerk ( ) 26 oktober 2017

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Beleidsdocument

Toetsingskader nwmo. Denkmodel. Niet-interventioneel onderzoek. Toetsen?! Welk probleem lossen we precies op?

Profiel. Manager ICT. 4 augustus Opdrachtgever Diakonessenhuis Utrecht

Standard Operating Procedure

Implementatie van richtlijnen. Dr. Hester Vermeulen Afdeling Chirurgie, Academisch Medisch Centrum Amsterdam Amsterdam School of Health Professions

STRATEGIENOTA. VASTGESTELD OP 20 NOVEMBER IN DE ALGEMENE LEDENVERGADERING STZ Utrecht

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3

Rekenkamercommissie gemeente Bloemendaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

STAND VAN ZAKEN WERKGROEPEN: REGIONAAL KWALITEITSBELEID VERTICAAL VISITEREN

LEIDRAAD. Verantwoordelijkheid medisch specialist bij aanschaf, ingebruikname en gebruik van medische apparatuur

Kwaliteitsborging vanuit academisch perspectief DCTF jaarcongres 2016

Convenant Eenvormige Toetsing Gezondheidsonderzoek vanuit het Parelsnoer Instituut

Strategisch document Ambulancezorg Nederland

Samenwerking & Bedrijfsvoering

Samenwerking Medical Intelligence. UMC Utrecht Hyleco Nauta, Directeur Directie Informatie & Technologie

Zorgondersteuningsfonds Oproep kortdurende praktijkgerelateerde onderzoeken Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016

Voorblad agendapunt 3 Stand van zaken speerpunt Informatiemanagement

Samen werken aan betere geboortezorg voor moeder en kind!

ZELFEVALUATIE VAN DE THEMA S HOOG RISICO MEDICATIE IDENTITOVIGILANTIE

Impact van de ECTR en hoe zorgen we dat NL als beste uit de bus komt. Annelies van Woudenberg, ACRON Najaarsvergadering, 2 november 2016

Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Aan de Raad. Made, 13 februari 2007

Concept procedure Lokale Haalbaarheid

Kwaliteitshandboek wetenschapsbeleid Kennemer Gasthuis en Spaarne Ziekenhuis

Richtlijnen: Minimaal vereiste - of optimale zorg? Stollen of uitdagen

DCTF MasterPlan toelichting op (voortgangs)rapportages

Wlz Zorginkoopbeleid drs. Ineke Wever, manager Zorg ZN

Samenvatting. Adviesaanvraag

BROK staat voor Basiscursus Regelgeving en Organisatie voor Klinisch onderzoekers.

Organisatie van de chronische zorg: een nieuwe aanpak nodig? Ontwikkeling van een position paper. Presenter : K. Van Week denvpk Heede 18 Maart 2013

Health Outlook 2014 Onderzoek stimuleren en optimaliseren om patiëntenzorg te verbeteren. STZ in samenwerking met

Jaarplan Palliatieve Zorg Laurens

FM in de zorg. Syllabus. Een inspirerende bundeling van theorie en praktijk, tips en ervaringen, kansen en bedreigingen.

Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE

Aanmelden WMO-plichtig onderzoek

PROGRAMMA BASISCURSUS ZIEKENHUISMANAGEMENT. voor aios VUmc

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 16 januari 2019 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Uw gezondheid, Ons specialisme. De koers van Amphia van 2017 naar 2022

Oncologisch Centrum Strategische doelstellingen ONCOLOGISCH CENTRUM ONCOLOGISCH HANDBOEK DEEL 1

CLIËNTENRAAD. Beleidsplan. Cliëntenraad Martini Ziekenhuis Periode De cliënt als partner

Projectopdracht PAR in oprichting in het Pilotjaar 2015

Informatiemanager. Doel. Context

Dit wil overigens niet zeggen dat dit project volledig en definitief van tafel is. Met de ICF¹ in gedachten kan het nu eenmaal niet anders dat er een

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

Transcriptie:

Agendapunt 2, bijlage 2.3 a STZ Ledenvergadering 1-07-2011 Positionpaper t.b.v. de STZ ledenvergadering 1 juli 2011: Professionalisering van de organisatie van wetenschappelijk onderzoek binnen de STZziekenhuizen Reinier Veenhoven, kinderarts, directeur Linnaeusinstituut Kennemer Gasthuis en Spaarne Ziekenhuis Pieter Kievit, hoofd medisch onderwijs en wetenschap Medisch Centrum Alkmaar, adviseur wetenschap Bureau STZ Marc Rinkes, Manager Wetenschap en Kennis Rijnstate Ziekenhuis 1. Inleiding De STZ en de aangesloten leden stellen zich op het standpunt dat STZ ziekenhuizen een bijdrage moeten en kunnen leveren aan innovatie en blijvende kwaliteitsverbetering in de zorg. Binnen onze ziekenhuizen vindt dagelijks de confrontatie plaats tussen gevestigde kennis en inzichten enerzijds en de ervaringen van de professionele zorgverlener anderzijds. Vanuit deze confrontatie wordt het zorgonderzoek geboren dat leidt tot evidence based zorgvernieuwing maar alleen wanneer dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de hoogste professionele standaarden. Op de STZ ledenvergadering van april 2010 is de notitie getiteld Professionalisering van de organisatie van wetenschappelijk onderzoek binnen de STZ-ziekenhuizen 1 vastgesteld als uitgangspunt voor een afzonderlijk beleid om het aspect medisch wetenschappelijk onderzoek in de aangesloten ziekenhuizen sterker te ontwikkelen, parallel aan de topklinische zorg en de opleidingspraktijk. Er is een aantal aanleidingen om op dit moment te komen met een verder uitgewerkt positionpaper waarin ontwikkelingslijnen naar de toekomst worden geschetst. De STZ ambieert met de aangesloten ziekenhuizen een prominente positie in te nemen in het patiëntgebonden, klinisch relevant (zorg)onderzoek, inclusief het onderzoek naar nieuwe medicijnen. Daarvoor dienen de aangesloten huizen te voldoen aan kwaliteitscriteria en eisen zoals die b.v. worden gesteld door NWO/ZonMw, UMC s en de verrichters van farmaceutisch onderzoek 2. Daarbij gaat het aan de ene kant om kwaliteit van de onderzoeksinfrastructuur en daarnaast om de ontwikkeling van zorgprofessionals in hun functie als onderzoeker. Daarbij staan STZ-ziekenhuizen voor de vraag, welk onderzoek zal worden gestimuleerd en aan welk onderzoek wordt meegedaan. Daarbij moet aan de ene kant aansluiting worden gezocht bij bestaande onderzoeksagenda s en programma s die b.v. door ZonMw en de UMC s worden uitgevoerd maar aan de andere kant dient ook een eigen prioritering te worden gezocht op basis van ervaren problemen in de zorg (praktijkgebaseerde agendasetting). Het aansluiten bij landelijke onderzoeksagenda s stelt eisen aan de kwaliteit van de onderzoeksinfrastructuur en van de onderzoekers. Overigens verkeert de 1 2 Veenhoven, Kievit, Groenewegen, Sluiter, Professionalisering van wetenschappelijk onderzoek binnen STZ Ziekenhuizen, maart 2010. Zie b.v. ook het rapport Stakeholders opinions on the position of the Netherlands in conducting clinical drug trials uitgebracht door UMCG, DCTF en Life Sciences Health in januari 2011. 1

STZ in een goede uitgangspositie om op basis van de eigen patiëntenpopulatie en de specifieke (topklinische) zorgpraktijk te komen tot eigen onderzoekslijnen die de inzet kunnen vormen voor een bijdrage aan de nationale onderzoeksagenda. In drie recent verschenen rapporten 3 wordt gewezen op de verantwoordelijkheid van instellingsbestuurders voor het medisch wetenschappelijk onderzoek dat in hun instelling wordt verricht. De gedeelde conclusie is dat raden van bestuur kwaliteitsgaranties moeten bieden voor het uitgevoerde onderzoek en daarbij niet kunnen volstaan met verwijzen naar de onderzoeker en een positief METC oordeel. Niet in de laatste plaats stellen ook de eigen onderzoekers in huis eisen aan de omgeving en de voorzieningen die nodig zijn om zinvol te kunnen bijdragen aan zorgvernieuwing en kwaliteitsverbetering op basis van onderzoeksuitkomsten en de implementatie daarvan. In deze professionalisering van het onderzoeksklimaat in de bij de STZ aangesloten ziekenhuizen werken medisch specialisten als onderzoekers en de ziekenhuisorganisaties als facilitators van klinisch relevant, patientgebonden onderzoek nauw samen. De hier voorliggende vervolgnotitie toont de uitwerking van de eerdere nota en geeft richting aan het verdere STZ-beleid voor de komende jaren. Daarbij zal op verschillende onderdelen een spanning bestaan tussen zaken die centraal (door STZ) geregeld of opgelegd zijn of worden (en als elementen in de visitatie worden meegenomen) en de zaken die de autonome leden op basis van zelfontwikkeling of het overnemen van best practices zelf implementeren. Een punt waar in de uitwerking van deze positionpaper rekening mee gehouden zal worden is het zgn. faseverschil tussen de aangesloten huizen. Niet in alle STZ ziekenhuizen is de uitwerking van het wetenschapsbeleid even ver en niet alle huizen hebben dezelfde ontwikkelrichting gekozen. 2. Aansturing wetenschap binnen de STZ In juni 2010 is door het STZ-bestuur een bestuursadviescommissie wetenschappelijk onderzoek ingesteld die viermaal per jaar bijeenkomt. Het secretariaat van de adviescommissie wordt gevoerd door de portefeuillehouder wetenschap bij het STZ-bureau. De taak en werkwijze van de bestuurscommissie zijn vastgelegd in het verslag van de eerste bijeenkomst op 18 juni 2010. Daar wordt tevens verder ingegaan op de relatie tussen lokale en regionale ontwikkelingen en de verantwoordelijkheid van de STZ als geheel. 4 3 4 Het CCMO-rapport PROPATRIA studie, november 2009, het rapport En waar was de patiënt en het vervolg Heel de patiënt door de commissie Lemstra n.a.v. de affaire Jansen uit september 2009 resp. september 2010 en het advies Legemaate Verantwoordelijkheid nemen voor kwaliteit uit 2009. Zie in dit verband ook de brief van Minister Klink aan de Raden van Bestuur van 8 april 2010 waarin hij expliciet wijst op de verantwoordelijkheden van instellingsbestuurders ook voor het investigator initiated zorgonderzoek. Zie de betreffende passages uit het verslag van de eerste bijeenkomst van de bestuursadviescommissie d.d. 18 juni 2010 in de bijlage 2

Onder de bestuurscommissie functioneert een projectgroep wetenschappelijk onderzoek (PWO). De PWO kent een aantal subwerkgroepen waarin wetenschapscoördinatoren vanuit diverse professionele achtergrond zich bezig houden met het identificeren en ontwikkelen van lokale en regionale best practices die ook elders kunnen worden ingezet. Door de werkgroep PWO werden een aantal aandachtsgebieden gedefinieerd: - GCP/BROK scholing, - methodiek/statistiek, - datamanagement, - project/management informatiesysteem, - subsidiemanagement, - kwaliteitsmanagement, - valorisatie. 5 Bij de ontwikkeling van een kwaliteitsbeleid wetenschap gelden de uitgangspunten van de STZ als netwerkorganisatie de leden zijn autonoom en zelf verantwoordelijk maar zoeken naar onderwerpen waarop het beter is om gezamenlijk activiteiten te ondernemen, diensten aan te bieden en standaarden te stellen. De beslissing hierover is aan het bestuur en de ledenvergadering. Binnen het besturingsmodel zal steeds het gesprek gevoerd blijven worden over wat centraal moet en wat decentraal kan blijven, tussen wat zal worden gestimuleerd en wat kan worden voorgeschreven in de visitatiecriteria en tot op welke hoogte decentrale activiteiten vanuit de STZ organisatie kunnen worden ondersteund. Plannen De verdere ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek is de komende jaren een speerpunt voor de STZ. De centrale besturingsfilosofie heeft inmiddels vorm gekregen en een goede afstemming tussen het bestuur, de bestuursadviescommissie en de PWO is een belangrijk aandachtspunt. Op deze wijze wordt een solide wetenschapsbasis gelegd binnen de STZ van waaruit gezamenlijke initiatieven kunnen worden ontplooid 6. Discussie moet gevoerd worden over de beschikbare formatie bij het STZ bureau om de centrale lijn goed vorm te geven. Verdere professionalisering vraagt om meer capaciteit en expertise. Dit is ook nodig om een volwaardig gesprekspartner voor de externe partijen te zijn. Naast de centrale lijn bestaat alle ruimte voor lokale en regionale initiatieven om het wetenschappelijk klimaat binnen onze ziekenhuizen te bevorderen. 5 6 Een schets van het besturingsmodel wordt gegeven in de bijlage Zie de bijlage 3

3. Kwaliteit als kenmerk van de organisatie Het professionaliseringsbeleid van de STZ richt zich op de eerste plaats op de organisatorische randvoorwaarden voor goed zorgonderzoek en fase drie medicijnonderzoek. 7 Het gaat daarbij om geformuleerde prioriteiten, om regels en richtlijnen, om materiele voorzieningen, om een adequate infrastructuur en niet in de laatste plaats om een cultuur die onderzoek als kerntaak erkent ten behoeve van een betere patiëntenzorg en het opleiden van professionals. 3.1. Kwaliteitskaders Diverse STZ-ziekenhuizen hebben inmiddels richtlijnen en procedures voor het uitvoeren van klinisch wetenschappelijk onderzoek beschreven. Voorbeelden hiervan zijn op de STZ website te vinden. Belangrijke zaken die hierbij aan bod komen zijn: Het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder het lokaal geïnitieerd onderzoek; Het vastleggen van de verantwoordelijkheden van onderzoekers en raden van bestuur; Het verbeteren van procedures waaronder die rond de lokale uitvoerbaarheidstoets; Het opleidingsbeleid voor onderzoekers waaronder stimuleren van de kennis van weten regelgeving; Het financieel ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek; De transparantie van het wetenschapsbeleid binnen het ziekenhuis; Centraal in dit beleid staat de sturing van dit proces vanuit een wetenschapsbureau. Een interne of externe wetenschapscommissie wordt geacht op dit beleid toe te zien en adviseert de raad van bestuur inzake dit beleid en het beheer van eventuele onderzoeksgelden. Een belangrijk instrument bij de verbetering van de uitvoering van onderzoek is het wetenschapsbureau (ook wel trialbureau) een geheel aan instrumenten en diensten ten behoeve van de onderzoeker. Op dit moment functioneren dergelijke bureaus vaak al binnen disciplines die veel gesponsord onderzoek uitvoeren maar het is wenselijk om bij alle STZ-ziekenhuizen te komen tot een algemeen beschikbare dienstverlening. 3.2. Materiële randvoorwaarden Bij de invoering van het nieuwe wetenschapsbeleid ontkomen we niet aan discussie met medisch specialisten over de financiële transparantie en berekening van overheadkosten en materiële kosten voor de ziekenhuizen. De verwachting is dat met een goed kwalitatief en transparant wetenschapsbeleid niet alleen de wetenschappelijke output maar ook de financiële profit voor alle partijen gunstig zou kunnen uitvallen. Immers, wij worden een aantrekkelijkere partner voor het doen van wetenschappelijk onderzoek. Op basis van een nog te formuleren integraal kostprijsmodel kunnen vanuit het industrie-gesponsorde onderzoek de randvoorwaarden worden versterkt voor het lokale, investigator initiated zorgonderzoek. 7 Zie ook de uitgave STZ opnieuw in beeld, uitgave 2010, hoofdstuk 5, wetenschappelijk onderzoek, p 47 en volgende. 4

Plannen Op STZ-bestuursniveau zal het beleid inzake de vormgeving van onderzoek en financiële transparantie krachtig moeten worden ondersteund. In deze verdient afstemming tussen de raden van bestuur en de medische staven in de STZ-ziekenhuizen alle aandacht. De STZ ontwikkelt een minimale set van kwaliteitsinstrumenten die voor alle huizen kunnen gelden. Er dient een integraal kostenmodel te worden ontwikkeld waarbij op basis van de financiering van het gesponsorde onderzoek middelen worden vrijgemaakt voor de ondersteuning van het (lokale) investigator initiated onderzoek. Alle STZ ziekenhuizen hebben een wetenschapsbureau en investeren in ondersteunend personeel (staf, epidemioloog, statisticus, financieel deskundige), ICT (databeheer, SPSS) opleiding (research nurse) en training (GCP/BROK). De kans is groot dat deze investeringen op termijn zullen worden terugverdiend. Nu de eerste richtlijnen en procedures voor het uitvoeren van klinisch wetenschappelijk onderzoek binnen onze STZ ziekenhuizen zijn beschreven is de volgende stap het bepalen van een gezamenlijke strategie door middel van een STZ kwaliteitshandboek. Er blijft in deze natuurlijk altijd ruimte bestaan voor lokale en regionale initiatieven. Richtlijnen en procedures worden actief tussen leden uitgewisseld. Een verklaring van lokale uitvoerbaarheid moet bij voorkeur binnen 4 weken worden afgegeven, doch uiterlijk binnen 6 weken. 4. Kwaliteit als kenmerk van de professional. Naast de organisatorische randvoorwaarden wordt de kwaliteit en de effectiviteit van het onderzoek in STZ huizen ook bepaald door de kennis, kunde en bezieling van de individuele onderzoeker en de onderzoeksmedewerker/sters. Het wetenschappelijk denken en het stimuleren hiervan 8 is een belangrijke voorwaarde voor het creëren van een ziekenhuisbreed wetenschappelijk klimaat. Wezenlijk onderdeel hiervan is kennis van wet- en regelgeving rond medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen. Binnen de STZ is een start gemaakt met het trainen van hoofdonderzoekers betrokken bij klinisch wetenschappelijk onderzoek. Een van de eerste onderdelen waarop een STZbrede training is aangeboden is de theorie van Good Clinical Practice (GCP). Met de kennis kan de onderzoeker in de praktijk aan de slag teneinde haar onderzoek op een veilige en transparante manier op te zetten en tot uitvoering te brengen. Deze cursus wordt voor een groot aantal STZ-ziekenhuizen op basis van gezamenlijke inkoop georganiseerd. Enkele STZ ziekenhuizen verzorgen deze cursus zelf. Naast de basistraining GCP wordt aansluiting gezocht bij de opleiding voor onderzoekers die binnen de UMC's gegeven wordt de Basiscursus Regelgeving en Organisatie voor Klinisch onderzoekers (BROK). De BROK is uitgebreider dan de basistraining GCP. De cursus richt zich primair op onderzoekers die nog aan het begin staan van hun onderzoekscarrière. Enkele UMC s waaronder het VUmc organiseren ook een verkorte versie voor senior onderzoekers. 8 Als een van de zeven CANMEDS competenties van de medisch professional. 5

Een aantal specifieke toegepaste opleidingen en trainingen wordt in STZ verband lokaal ontwikkeld en breed ter beschikking gesteld op basis van een kostprijsmodel. Hiermee houdt de PWO werkgroep opleidingen zich bezig. Het is overigens nog een punt van discussie (ook met de medische staven) in hoeverre het wenselijk is om te komen tot een vorm van functiedifferentiatie binnen de professionele staf waarbij de onderzoekstaak specifiek zou kunnen worden belegd. In de STZ-ziekenhuizen werken inmiddels veel researchverpleegkundigen die de de posthbo-opleiding Researchverpleegkundige/clinical research coördination (CRC) hebben gevolgd. In deze opleiding worden de lesdagen verspreid over ruim een jaar en worden ook praktijkopdrachten ingevuld. De ervaring leert dat de researchverpleegkundige als zelfstandig werkende deskundige en als lid van een multidisciplinair team een belangrijke bijdrage levert aan de verschillende fasen van het klinisch-wetenschappelijk onderzoek en in het bijzonder de coördinatie daarvan. Helaas is de beschikbare opleidingscapaciteit in Nederland beperkt. Plannen De STZ-ziekenhuizen moeten voor (studie)verpleegkundigen en overig personeel betrokken bij klinisch (geneesmiddelen) een gecertificeerde GCP training verplicht stellen. Voor (arts)onderzoekers is dit ook een minimum eis. Maar de STZ-ziekenhuizen zouden er goed aan doen om in navolging van de UMC s ook voor de onderzoekers een op de STZ-ziekenhuizen toegesneden BROK verplicht te stellen. Deze BROK zou centraal (PWO) of regionaal in samenwerking met de UMC s kunnen worden aangeboden. Binnen de STZ-ziekenhuizen moet de opleiding tot Researchverpleegkundige/clinical research coördinator (CRC) voor geïnteresseerde verpleegkundigen en paramedici worden gestimuleerd. De STZ zou ook initiatieven moeten nemen om de opleidingscapaciteit in Nederland te vergroten. STZ ziekenhuizen dienen lokaal danwel regionaal in OOR verband een specifiek opleidingsprogramma aan te bieden, gericht op basisvaardigheden voor onderzoekers. 5. Uitkomsten van onderzoek Voor de STZ ziekenhuizen staat in de eerste plaats de toepassingswaarde van onderzoeksuitkomsten voor de zorg centraal. Daarmee is tevens de verplichting gegeven om over de uitkomsten en bereikte effecten verantwoording af te leggen. Daarvoor is van belang de wetenschappelijk output niet alleen in de vorm van tijdschriftpublicaties vast te leggen maar ook de impact op de zorgpraktijk te bepalen (implementatie en eventueel valorisatie). Basis daarvoor is een uniforme rapportage van wetenschappelijke output, o.a. in de vorm van een overzicht van publicaties. Daarnaast moet een systematiek worden ontwikkeld om de toepassingswaarde van wetenschappelijk onderzoek vast te kunnen stellen. 5.1. Wetenschappelijke presentaties Het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en het hanteren van kwaliteitsstandaarden vraagt om een valide en liefst uniforme uitkomstmeting. In deze meting is binnen de STZ nog geen uniforme standaard zodat onderlinge vergelijking, vergelijking met andere organisaties en een lokale voortgangsmeting en beleidsevaluatie (ten behoeve van de RvB s) niet goed mogelijk is. 6

Diverse STZ ziekenhuizen publiceren hun wetenschappelijke activiteiten nu met enige regelmaat in hun eigen medisch tijdschrift. Deze informatie wordt in alle gevallen gedeeld met de STZ-partners. In deze zouden ook centrale initiatieven kunnen worden genomen. De STZ zou zich daarbij kunnen baseren op de rapportage standaard van de UMC s maar dan wel aangepast aan de sterkere praktijkrelevantie van het STZ onderzoek. 5.2. Implementatie en valorisatie Het sluitstuk van goed wetenschapsbeleid is naast disseminatie van resultaten in publicaties, het toepassen van de uitkomsten van onderzoek in nieuwe onderzoeksvragen en toepassingen gericht op innovatie in de zorg en een verbetering van de kwaliteit van leven van patiënten en anderen (o.a. middels preventie). Het begrip valorisatie kan hierbij tot misverstanden leiden. In deze context wordt hieronder verstaan: a. Het ontwikkelen van nieuwe vraagstellingen voor mogelijk vervolgonderzoek. b. Het toepassen van wetenschappelijk gefundeerde nieuwe kennis in lokaal of algemeen kwaliteitsbeleid b.v. door het ontwikkelen van richtlijnen of van lokaal (medisch) beleid. c. In de derde (en laatste plaats) plaats kan ook worden bedoeld het omzetten van kennis in markttoepassingen: nieuwe producten, instrumenten etc. 9. Valorisatie is bij uitstek een netwerkactiviteit waarin onderzoekers samenwerken met anderen. Het initiatief hier is primair lokaal van aard. Wel kan er aanleiding zijn voor het delen van best practices en het gezamenlijk ontwikkelen van instrumenten. Plannen Het ontwikkelen van een uniforme standaard om de wetenschappelijke output te meten en onderling te kunnen vergelijken. Uitgangspunt is daarbij de standaard van de NFU, rekening houdend met de grotere praktijkbetrokkenheid van STZ onderzoek. De eventuele oprichting van een gezamenlijk wetenschappelijk tijdschrift en/of andere publicatiefora. Valorisatie moet op de agenda gezet worden van het STZ-bestuur en plannen in deze moeten worden verder worden uitgewerkt. Voor valorisatie is wel een goede wetenschappelijke structuur binnen onze STZ-ziekenhuizen een vereiste! 6. Inbedding en samenwerking Hoezeer de STZ gezamenlijk en de aangesloten ziekenhuizen ieder voor zich ook investeren in kwaliteit en volume van het wetenschappelijk onderzoek het blijft een feit dat ook de STZ ziekenhuizen primair zijn gericht op patientenzorg en niet voldoende middelen hebben om zich als onafhankelijke onderzoeksinstelling te profileren. Klinisch wetenschappelijk onderzoek is in toenemende mate een netwerkactiviteit waarbij de STZ op basis van eigen sterkten zal samenwerken onder elkaar en met anderen. Het is daarbij 9 Zie b.v. Van voornemens naar voorsprong, kennis moet circuleren, voorstel voor een Nederlandse valorisatieagenda, rapport uitgebracht door het Innovatieplatform (Interdepartementale programmadirectie kennis en innovatie) 2009 en de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 11 mei 2010, nr. WJZ/10069658, tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen ter invoering van het Valorisatieprogramma. 7

wel van belang om ons te realiseren welke die sterkten dan precies zijn. Daarover moet de discussie binnen de STZ nog gevoerd worden. 6.1. Gezamenlijke onderzoeksinitiatieven De overheid, onderzoekers van de UMC s en de farmaceutische industrie volgen met belangstelling de ontwikkelingen binnen de STZ. Hier liggen kansen om in samenwerking gezamenlijk grootschalige onderzoeksprojecten uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn de CAPITA studie van het UMCU en de gynaecologische studies van het AMC. Verder wordt er binnen de STZ een pilot kwaliteit niet-wmo plichtige studies uitgezet. Belangrijk hierbij is de belangen van alle STZ-ziekenhuizen goed te bewaken. Dit vergt een goede inventarisatie van de locale onderzoeksmogelijkheden en afstemming hiervan binnen de STZ-ziekenhuizen. Tevens vergt het duidelijkheid omtrent onze eigen onderzoeksprioriteiten als criterium voor relevantiebepaling. Naast deze centrale initiatieven worden er door de STZ-ziekenhuizen ook regionale initiatieven ondernomen waarbij vaak ook UMC s zijn betrokken. Dit is relatief eenvoudiger te organiseren en volgt ook de lijn van regionalisering van onderwijs, opleiding en onderzoek in Nederland via de OOR s 6.2. Samenwerking met academische centra en andere stakeholders In de laatste plaats is het goed om stil te staan bij de mogelijkheden van samenwerking met universitaire centra en organisaties zoals de farmaceutische industrie en de DCTF, ook op het gebied van ontwikkeling van de onderzoeksinfrastructuur en professionalisering van de onderzoeker. Wanneer de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek en het gezamenlijk publiceren van wetenschappelijke resultaten hierbij het uitgangspunt vormt, dan is er veel winst op dit vlak te behalen. Samenwerking zou moeten worden gezocht op basis van eigen onderzoekslijnen. Binnen het concept concentratie en spreiding ligt het voor de hand dat onze huizen worden geconfronteerd met heel eigen thema s rond kwaliteit van zorg, doelmatigheidsonderzoek en health systems research in combinatie met specifieke patiëntenpopulaties. Tegen deze achtergrond moet de STZ een wezenlijk bijdrage kunnen leveren aan de nationale agendasetting. Belangrijk is om eerst in alle STZ ziekenhuizen de basis voor het wetenschappelijk onderzoek goed vorm te geven en vervolgens vanuit deze situatie gezamenlijk op te trekken. Alleen op deze wijze zijn wij een betrouwbare partner in het overleg met de externe partijen! Het creëren van een aanspreekpunt op STZ niveau om gezamenlijke studies mogelijk te maken. De financiering van dit initiatief zou ook uit deze studies moeten komen. Daarnaast moeten regionale onderzoeksinitiatieven al of niet in samenwerking met de UMC s worden aangemoedigd op basis van eigen programmalijnen. Het opstellen van een basis convenant met de UMC's waarbij afspraken worden gemaakt over financieringsmodellen, begeleiding en sturingsvarianten bij gemeenschappelijk uit te voeren onderzoeksprojecten, programma's en promotietrajecten. Overleg met externe partijen moet centraal vanuit de STZ worden aangestuurd door leden die goed op de hoogte zijn van de eisen die aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld en zicht hebben op de STZ-belangen die er spelen. 8

Samenvatting Deze vervolgnota is een uitwerking van de eerdere discussienota over de professionalisering van wetenschappelijk onderzoek binnen onze STZ-ziekenhuizen. De STZ-ziekenhuizen als instellingen voor klinisch relevant, patiëntgebonden onderzoek willen: Professionals een inspirerende omgeving bieden voor zorg en onderzoek. Voor verrichters, opdrachtgevers en subsidiënten een betrouwbare partner zijn. Een volwaardige en inspirerende bijdrage leveren aan beleidsdiscussies. Daartoe zal de STZ blijven investeren in organisatieontwikkeling en randvoorwaarden voor onderzoek, professionaliteit van onderzoekers en strategische allianties met stakeholders. Van deze kwalitatieve impuls gaat ook zeker de patiëntenzorg profiteren! Vervolg Na de vaststelling van deze positionpaper door de ledenvergadering als uitgangspunt voor het stimuleringsbeleid wetenschappelijk onderzoek in de STZ voor de komende beleidsperiode, zal de uitwerking worden opgedragen aan de bestuurscommissie onderzoek die op de drie hoofdlijnen een plan van aanpak zal maken en dat ter vaststelling zal aanbieden. In deze plannen zal steeds expliciet worden ingegaan op de relatie tussen de taken en bevoegdheden van de individuele ziekenhuizen en regionale initiatieven enerzijds en de belangen en kaderstellende functie van de STZ als geheel aan de andere kant. Daarbij is het karakter van de STZ als netwerkorganisatie leidend alsmede het gezamenlijk draagvlak van ziekenhuisbestuur en medische staf. 23 juni 2011 9