Kennisbasis Muziek op de pabo Belang van het vak Muziek draagt op een unieke manier bij aan de ontwikkeling van kinderen wetenschappelijk onderzoek toont dat keer op keer aan. Het bevordert bijvoorbeeld de sociaal-emotionele ontwikkeling (Bastian, 2001) en de ontwikkeling van het brein (Steel, Bailey, Zatorre & Penhune, 2013). Daarom is muziekonderwijs op de basisschool zo belangrijk. Juist muziek legt een structurele basis voor empathie, sociale binding, kwaliteit van leven, creativiteit, luisteren naar elkaar en openstaan voor verschillen: onmisbare menselijke waarden in onze maatschappij. Muziek is overal, het is onderdeel van ons dagelijks leven. In de klas zorgt het voor een positief schoolklimaat, waarin leerlingen zich afstemmen op elkaar. Kwalitatief muziekonderwijs op de basisschool ontwikkelt in alle basisschoolleerlingen structureel de vaardigheden, kennis en houding die ze nodig hebben om samen en alleen muziek te beleven, uit te voeren en te creëren. Het geeft leerlingen een breed palet aan muzikale ervaringen mee. Verschillende genres en facetten van muziek komen aan bod: niet alleen zingen (wat een natuurlijk vertrekpunt is) en andere vormen van samen muziek maken, maar bijvoorbeeld ook luisteren, noteren, bewegen, improviseren en presenteren. Kwalitatief muziekonderwijs op de basisschool maakt leerlingen bewust van hun eigen muzikaliteit en de waarde daarvan, zodat ze kunnen kiezen welke rol muziek in hun leven mag spelen. Het nodigt leerlingen uit om in musicerende groepen en individueel te functioneren in een muzikale wereld, die ze kunnen duiden en waarderen. Structuur van het vak De kennisbasis muziek maakt voor de beschrijving van het onderwijsaanbod onderscheid in domeinen die de vormen van muzikaal gedrag beschrijven en een concept dat de concrete inhoud van het vak beschrijft. Concept en domeinen tezamen en in onderling verband beantwoorden de vraag naar de inhoud van het vak: doelstellingen en inzet, de gevraagde kennis en vaardigheden, en de opbrengsten. Het concept dat gehanteerd wordt, is bekend onder de aanduiding KVB-model: het Klank-Vorm-Betekenis-model (Smit & Van der Lei, 1983). Onder het begrip klank vallen de verschillende klankeigenschappen als klankduur, klankhoogte, klanksterkte en klankkleur. Onder het begrip vorm vallen vormprincipes als herhaling, contrast en variatie, maar ook muziekstructureringen zoals compositievormen. Onder betekenis wordt het verschijnsel begrepen dat muziek iets met mensen doet en dat mensen iets met muziek doen. De domeinen zijn: zingen, spelen (op instrumenten), luisteren (naar muziek), bewegen en muziek, lezen & noteren & vastleggen, en componeren & improviseren. Het laatste domein krijgt een vaste plaats binnen de domeinen, als het domein waar het creëren en de verbeeldingskracht het meest tot uiting komen. De fases van het creatieve proces (oriënteren, onderzoeken, uitvoeren/creëren en evalueren; zie het model in de algemene inleiding op kunstzinnige oriëntatie) komen hierbij aan bod. Michel Hogenes beschrijft hoe componeren & improviseren als sociaal culturele activiteit op de basisschool een plaats krijgt (Hogenes, 2016).
Het vak en de leerlingen Iets wat zo bij mensen hoort en zo prominent aanwezig is in het menselijk bestaan als muziek, moet in de opvoeding van kinderen een plaats krijgen. De jonge jaren zijn beslissend voor het niveau waarop men de rest van zijn leven muziek kan beoefenen en beleven. Baby s, peuters, kleuters, zelfs ongeboren kinderen reageren op muziek. Voordat een kind naar school gaat, heeft het al veel muziek gehoord. Die permanente aanwezigheid van muziek heeft ook een keerzijde. Het gevaar is niet denkbeeldig dat kinderen niet meer gericht luisteren en dat door de vele prikkels afstomping ontstaat en gebrek aan concentratie. Voor leraren moet het een grote uitdaging zijn hoe hiermee om te gaan en hoe de leerlingen in hun ontwikkeling op muziek zijn te focussen. Voor de beschrijving van de muzikale ontwikkelingsfasen van kinderen zijn een aantal theorieën van belang (o.a.runfola & Swanwick, 2002). Weliswaar beperken zij zich tot specifieke gebieden van de muziekontwikkeling, maar kunnen een goed beeld geven van de verschillende stadia en de muzikale mogelijkheden van kinderen op verschillende leeftijden. Onderscheiden worden drie ontwikkelingsstadia waarbij het eerste stadium van 0-4 jaar in het teken staat van het omgaan met muzikaal materiaal, vooral de klank. In het tweede stadium van 4-9 jaar verschuift de aandacht van het kind naar de expressieve mogelijkheden van muziek. In het derde stadium van 10-15 jaar staat de muzikale vorming centraal. Balans Bij de uitvoering van de kennisbasis Muziek in de onderwijspraktijk op de pabo zoeken docenten en studenten naar een balans tussen de eigen vaardigheden, theorie en muziekdidactiek. Dit wordt gevisualiseerd in de Schematische weergave van de balans tussen eigen vaardigheden, theorie en didactiek.
Kennisbasis Muziek 2.0 1 Algemeen 1.1 De student kan verschillende functies en betekenissen van muziek in de samenleving uitleggen en kan dit demonstreren met voorbeelden. 1.2 De student kan de specifieke bijdrage van het vak muziek aan ontwikkeling van leerlingen onderbouwen en kan deze uitvoeren aan de hand van voorbeelden. 1.3 De student kan aangeven welke bijdrage het vak muziek kan leveren in de realisatie van de kerndoelen voor het primair onderwijs en hoe dit aansluit bij de muzikale ontwikkeling. 2 Structuur van het vak 2.1 De student kan de kern van het muziekonderwijs herkennen en benoemen aan de hand van de vijf domeinen van muziek en het Klank-Vorm-Betekenis-model. 2.2 De student creëert en leidt muzikale leersituaties voor kinderen en beschikt daarbij over de basale didactische muzikale vaardigheden: - zingen van relevant, passend en gevarieerd liedrepertoire; - spelen op muziekinstrumenten, met en zonder hulp van grafische en traditionele notatie; - componeren, improviseren en uitvoeren van muziek op basis van een gegeven melodie, ritme of voorzin, verhaal, sfeer of stemming; - gericht luisteren naar klankeigenschappen, vormprincipes en betekenisaspecten van muziek; - bewegen, noteren, vastleggen en lezen van muziek activeren ten behoeve van het zingen, het spelen en het luisteren. 2.3 De student kan de begrippen (re-) productie, receptie en reflectie in relatie brengen met de vijf domeinen en illustreren aan de hand van voorbeelden. 2.4 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor het vak muziek toepassen en verbinden met (vak)didactische keuzes en leerlijnen, zoals is beschreven in het Leerplankader van het SLO. 3 Het vak en de leerlingen 3.1 De student kan de relatie tussen muzikale ontwikkeling van leerlingen en de creatieve, psychomotorische, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling uitleggen en kan dit demonstreren met voorbeelden.
3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor muziekactiviteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. 3.3 De student kan het belang verwoorden van muziekonderwijs op jonge leeftijd vanuit het besef dat dit beslissend is voor het niveau waarop men de rest van het leven muziek kan beoefenen. 4 De samenhang met andere vakken 4.1 De student kan op basaal niveau stadia van de ontwikkeling van het kind [kennisbasis generiek A.1.] relateren aan stadia van muzikale ontwikkeling. 4.2 De student kan de samenhang tussen muziek en andere vakken in de leergebieden kunstzinnige oriëntatie en oriëntatie op jezelf en de wereld illustreren aan de hand van thema s. 4.3 De student kan verbanden leggen tussen muzikale begrippen zoals melodie, ritme en vorm en de taalontwikkeling van kinderen, door middel van productie en reproductie. 4.4 De student kan ritmische en melodische systemen van muziek relateren aan begrippen zoals lengte, tijd, duur en verhoudingen en illustreert dit met voorbeelden. 4.5 De student kan eigentijdse media integreren in de muziekles.
Bronnen Bastian, H.G. (2001). Kinder optimal fo rdern - mit Musik : Intelligenz, Sozialverhalten und gute Schulleistungen durch Musikerziehung. Mainz: Atlantis-Musikbuch-Verlach Hogenes, M. (2016) Creative Music Making, Music Composition as Social-Cultural Activity in the Classroom. Den Haag: Hogeschool Den Haag. Smit, N. & R. van der Lei, (1983). Kerncurriculum, Project Muziek Pabo basisonderwijs. Enschede: SLO. Steele, J.C., Bailey, J.A., Zatorre, R.J., Penhune, V.B. (2013). Early Musical Training and White-Matter Plasticity in the Corpus Callosum: Evidence for a Sensitive Period. Journal of Neuroscience 16 January 2013, 33 (3) 1282-1290 DOI: https://doi.org/10.1523/jneurosci.3578-12.2013 Runfola, M., & Swanwick, K. (2002). Developmental Characteristics of Music Learners. In: Colwell, R., & Richardson, C. (Ed.), The New Handbook of Research on Music Teaching and Learning. New York: Oxford University Press. Referenties Hargreaves, D. J. (1996). The development of artistic and musical competence, in: Deliège, I. & Sloboda, J., Musical Beginnings: Origins and Development of Musical Competence, New York. Hogenes, M. (2016) Creative Music Making, Music Composition as Social-Cultural Acttivity in the Classroom. Den Haag: Hogeschool Den Haag. Runfola, M., & Swanwick, K. (2002). Developmental Characteristics of Music Learners. In: Colwell, R., & Richardson, C. (Ed.), The New Handbook of Research on Music Teaching and Learning. New York: Oxford University Press. Smit, N. en R. van der Lei, (1983). Kerncurriculum, Project Muziek Pabo basisonderwijs, Enschede: SLO. TULE (Tussendoelen en leerlijnen). Kunstzinnige oriëntatie, Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen (2008). Enschede SLO. Zie ook http://tule.slo.nl Met dank aan de werkgroep van de kennisbasis: T.J. van Driel, Hogeschool Driestar, Gouda H. van Eerden, Hogeschool Inholland, Haarlem P.J. Idema, Hogeschool Viaa, Zwolle R. Vrolijk, Thomas More Hogeschool, Rotterdam Met dank aan de schrijvers van de kennisbasis: T.J. van Driel, Hogeschool Driestar, Gouda P.J. Idema, Hogeschool Viaa, Zwolle R. Vrolijk, Thomas More Hogeschool, Rotterdam