LOKETCRITERIA VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN 3. BIJGEBOUWEN Datum: 19 december 2003 In werking getreden: 22 april 2004
Inleiding: Bijgebouwen zoals schuurtjes, garages, dierenverblijven, tuinhuisjes komen bij grondgebonden woningen met een tuin in grote aantallen voor. De keuze van ontwerpers voor inpandige bergingen versterkt de behoefte aan het plaatsen van losse bergingen in de tuin. In de welstandspraktijk is gebleken, dat het aanbrengen van enige ordening in deze tuinbebouwing niet strookt met de individuele behoefte van de bewoner. Vooral de tuinhuisjes zijn in vele standaardmaten en modellen direct bij de leverancier verkrijgbaar.in veel nieuwbouwwijken is hierdoor een bonte verzameling aan tuinbebouwing ontstaan. Met de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 is dergelijke bebouwing onder bepaalde condities vergunningvrij geworden. Een terughoudende opstelling van de gemeente bij het formuleren van welstandseisen voor de bijgebouwen, die nog wel (licht)vergunningsplichtig zijn, past hierin. bijbehorende gebouw niet zou kunnen. Hiervoor is een advies van de welstands- en monumentencommissie nodig. Definitie: Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van een bouwlaag en staat los op het erf van het hoofdgebouw, meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Algemene uitgangspunten: De gemeente streeft in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar een herhaling van uniforme exemplaren, die passen bij het karakter van de bebouwing en de omgeving. Aan bijgebouwen, die grenzen aan het openbare gebied en daardoor een grotere invloed hebben op het straatbeeld, worden zwaardere eisen gesteld dan aan bijgebouwen aan de achterzijde van woningen. Belangrijk is, dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de vormgeving van het bijgebouw voor zover gelegen aan de openbare weg verwant is aan het hoofdgebouw. Er is voor gekozen om de keuze voor het uiterlijk van tuinbebouwing aan de achterzijde meer vrij te laten. De loketcriteria zijn op deze uitgangspunten ontwikkeld. Dat neemt overigens niet weg, dat een bijgebouw dat contrasteert met het
Relatie met ruimtelijk beleid: De welstandstoets richt zich in principe op de plaatsing, de vorm, het materiaalgebruik en de kleur van het bouwwerk.het volume bijgebouwen moet primair worden getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. Bestemmingsplannen kunnen echter niet altijd in de pas lopen met de veranderende maatschappelijke opvattingen. In die gevallen biedt een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 lid 3 Wet Ruimtelijke Ordening uitkomst. Om burgers vooraf voldoende duidelijkheid te geven zijn in de loketcriteria naast welstandscriteria ook criteria over het volume en de situering opgenomen. Indien daaraan wordt voldaan zal zonodig ook medewerking worden verleend aan de vrijstelling van het bestemmingsplan. Het welstandsregime Een bijgebouw, dat grenst aan het openbaar gebied voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door burgemeester en wethouders goedgekeurd prfecedent (trendsetter). Indien geen sprake is van een precedent voldoet een aan- of uitbouw aan redelijke eisen van welstand als wordt voldaan aan onderstaande loketcriteria.. Blijkt uit de sneltoets, dat niet wordt voldaan aan de loketcriteria of is er sprake van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het plan voorgelegd aan de welstands- en monumentencommissie. Deze commissie zal het plan dan toetsen aan de van toepassing zijnde gebiedsgerichte, objectgerichte en algemene welstandscriteria.
LOKETCRITERIA VOOR BIJGEBOUWEN Het bouwwerk moet zich ten minste 7 m1 achter de achtergevellijn van de woning bevinden. Het bouwwerk mag geen grotere oppervlakte hebben dan 30 m2. De oppervlakte mag niet tot gevolg hebben, dat het oorspronkelijke bij dat gebouw behorende achter- en zijerf voor meer dan 50% zijn bebouwd. De hoogte gemeten vanaf het maaiveld mag niet meer bedragen dan 2,50 m1; bij een kapvorm mag de nokhoogte niet meer bedragen dan 3,50 m1 en de hellingshoek niet meer dan 25 graden. Indien het bijgebouw is gelegen op een afstand van minder dan 1 m vanaf de openbare straat, moet het materiaal- en kleurgebruik zijn afgestemd op het woonhuis. Indien het bijgebouw is gelegen op een afstand van ten minste 1 m vanaf de openbare straat, moet het materiaal- en kleurgebruik van de bebouwing onderling in harmonie en terughoudend van kleur zijn.
De loketcriteria zijn van toepassing op alle (licht)bouwvergunningplichtige bouwwerken in de gemeente Schiedam met uitzondering van: - de gebieden Kethel Dorp, Sveaparken en Binnenstad (hiervoor wordt verwezen naar de criteria voor die gebieden); - de gebieden, die in de Nota Architectuur & Welstand 2003 als welstandsvrij zijn aangemerkt; - de bij besluit van burgemeester en wethouders vastgestelde standaarddakkapellen voor bepaalde typen woningen (de z.g. precedenten of trendsetters). - Monumenten en tijdelijke bouwwerken. In sommige gevallen is een bijgebouw vergunningvrij. Raadpleeg hiervoor het overzicht vergunningvrije bouwwerken (dit is niet van toepassing op monumenten en in het beschermd stadsgezicht).