De kwaliteit van de arbodienstverlening in de bouw 2002. Drs. E. Lourens



Vergelijkbare documenten
KWALITEIT ARBODIENSTVERLENING BOUW 2010 CONCEPTRAPPORT. Auteur: K. Afrian, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw

* Bijlage 5 bij de Samenwerkingsovereenkomst tussen Arbouw en Arbodiensten inzake het cao-pakket Individugerichte Preventiezorg: Tarieven uitvoering

Gericht Periodiek Onderzoek (GPO)

Arbodienstverlening. Informatie voor werkgevers

Vraag & Antwoord. Het CAO-pakket. Preventiezorg in de bouwnijverheid. Arbouw voor gezond en veilig werken

1.2 De Commissie heeft de klacht niet in behandeling genomen, omdat klager geen belang (meer) had bij zijn klacht.

7. Arbodeskundige(n) en arbodienst

u de regie, wij de deskundigheid De nieuwe Arbowet PER 1 JULI 2017

Arbozorg, intern organiseren of uitbesteden? Vangnet of maatwerk?

De nieuwe Arbowet PER 1 JULI 2017

Het belang van begeleiding

Arbodienstverlening ARBODIENSTVERLENING

M MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

arbocare arboadviescentrum

UITKOMSTEN MARKTONDERZOEK OMGANG MET PSYCHISCHE PROBLEMEN OP HET WERK

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Klanttevredenheid Gemeentewinkel Zwijndrecht 2014

Inleiding. De volgende vijf onderzoeksthema s stonden centraal

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Richting Delta Lloyd: Arbodienstverlening 2016/2017

Duurzame inzetbaarheid in de bouw

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

De voorgenomen wetswijzigingen hebben de volgende zes doelstellingen:

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Wijziging Arbowet: wat verandert er in 2015?

Een werknemer heeft het recht om een andere bedrijfsarts te raadplegen indien hij twijfelt aan het advies van de bedrijfsarts in het kader van:

Veranderingen in de Arbowetgeving

SAMENVATTING EVALUATIE PROGRAMMA SCHAKEL!

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

Vernieuwde Arbowet. De belangrijkste wijzigingen op een rij

Arbodienstverlening Keerpunt 2019

Checklist arbodienstverlening op maat Voor ondernemingsraad en personeelsvertegenwoordiging

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002)

Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS certificatie Samenvatting en conclusies

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Checklist aanpassingen Arbowet 2017i

1 Samenvatting kwaliteitsmeting 2010

ONDERZOEK BCDN. Nieuw Arbowet. Marije Terwisscha van Scheltinga & Jorrit Osinga

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Vrijwilligers en Arbeidsomstandigheden

Checklist aanpassingen Arbowet 2017 versie 29 sept 2017

1. Ziekmelding. 2. Bereikbaarheid

Hierna treft u een uitwerking aan uit de praktijk van een thuiszorginstelling van:

RSI beleid NIKHEF RSI beleid NIKHEF

Arbowet, beleid & arbeidsomstandigheden

In 2015 is NV schade opnieuw goed beoordeeld door werknemers en werkgevers

Tarievenbrochure Garant Plus

Home MUTSAERS & SLOOT. Zelfstandige bedrijfs- en verzekeringsartsen. Langvennen Oost DR Oisterwijk Tel:

Arbouw staat voor gezond en veilig werken in de bouwnijverheid en richt zich op

NV schade is goed beoordeeld in 2014 Samenvatting KTO NV schade maart 2015

Bang voor de bedrijfsarts

WAT TE DOEN BIJ ZIEKTE? VOOR ASSISTANTS. Confidentieel niet dupliceren zonder toestemming van de Directie Versie 11 augustus van 8

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

De nieuwe Arbowet. Urmond, 16 november 2017

EVALUATIEPEILING BURGERPANEL MOERDIJK

Verzuimprotocol Mei

Week 1 t/m % Week 27 t/m 52 90% Week 53 t/m 78 80% Week 79 t/m %

Vragen en antwoorden over gegevensuitwisseling verzekeraars, werkgevers, werknemers en arbodiensten

De Arbowet wijzigt: maak gebruik van de nieuwe mogelijkheden

Model verzuimprotocol

Toekomst(bestendige) Arbeidsgerelateerde Zorg (TAZ) Dr. Anne van Putten, SZW Directie Gezond en Veilig Werken

Interpolis ZekerVoorJePersoneel

Preventief Medisch Onderzoek (voorheen PAGO)

Informatieblad Nieuwe Arbowet

Model voor verzuimprotocol

Geen gezeur met keuringen. Dankzij de service van Gezond Transport.

Samenvatting onderzoek Zorg en Gezondheid

Rijkstoezicht op beroepsziekten

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Onze plus. Opgericht: collega s en voor u als werkgever. + Verzuimcontrole Het gemis van een zieke werknemer voelt u

OR & Arbobeleid Arbowet op de schop mr. J.L. (Janka) Sintemaartensdijk 6 maart 2018

Klanttevredenheidsonderzoek DBC COPD - Eerste lijn (2011)

PREVENTIE EN (ZIEKTE) VERZUIMAANPAK Een onderzoek naar cao-afspraken over preventie en ziekteverzuim

Ik heb een gesprek met de arts of de arbeidsdeskundige

taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vast te leggen voor de bij hem in dienst zijnde werknemers;

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK OVAL December 2014 Marij Tillmanns GfK 2014 CTO Oval December 2014

Cliëntenonderzoek. Gemeente Zutphen

Starters zien door de wolken toch de zon

Tevredenheidsonderzoek 2014

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Uitvoeringsprocedures voor het caopakket Individugerichte Preventiezorg

Invloed op arborisico s

Uitvoeringsprocedures voor het caopakket Individugerichte Preventiezorg

Arbodienstverlening: waar zit de winst?

ARBODIENSTVERLENING DOE JE SAMEN. Eindrapport onderzoek externe arbodiensten in de Metalektro

Onderwerp basiscontract

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

Toezichthouders in de wijk

Privacyreglement Verzuim Expertise Bureau. 1. Inleidende bepalingen

Verzuimprotocol Adopsa Payroll

Keuzegids arbodienstverlening

Invloed op arborisico s

Verzuimprotocol Centrum Arbeid en Mobiliteit B.V.

Samenvatting en rapportage Klanttevredenheidsonderzoek PPF 2011/2012

ZIEKTEVERZUIMBELEIDSPLAN. voor de Stichting Katholiek Onderwijs Mergelland

Transcriptie:

De kwaliteit van de arbodienstverlening in de bouw 2002 Drs. E. Lourens Amsterdam, augustus 2003

Inhoud 1 Samenvatting I. 1 Werknemers 1.2 Werkgevers 1.3 Arbodiensten 2 Inleiding 16 3 Vraagstelling 19 4 Methode van onderzoek 2 1 5 Resultaten van het onderzoek onder werknemers 25 5.1 Algemene kenmerken van de in het onderzoek betrokken werknemers 25 5.2 Het CAO-pakket Preventiezorg 3 1 6 Resultaten van het onderzoek onder werkgevers 6.1 Algemene kenmerken van de bedrijven 6.2 Het CAO-pakket Preventiezorg 6.3 Ziekteverzuim en reïntegratie 6.4 Risico-inventarisatie en -evaluatie 6.5 De kosten van de arbodienstverlening 7 Resultaten van het onderzoek onder arbodiensten 96 8 Vergelijking van de onderzoekresultaten van l996 en 2002 8.1 Werknemers 8.2 Werkgevers 8.3 Arbodiensten 9 Conclusies 142 Bijlage 1 : Resultaten van de enquête Bedrijfsgezondheidszorg onder arbodiensten Bijlage 2: Resultaten van de enquête Bedrijfsgezondheidszorg onder arbodiensten (open vragen) Bijlage 3: Populatie, steekproef en respons enquête bedrijfsgezondheidszorg (intredekeuring) Bijlage 4: Populatie, steekproef en respons enquête bedrijfsgezondheidszorg (PAGO) ' Bijlage 5: Populatie, steekproef en respons enquête bedrijfsgezondheidszorg (spreekuur) Bijlage 6: Populatie, steekproef en respons enquête bedrijfsgezondheidszorg (non-response) Bijlage 7: Populatie, steekproef en respons enquête bedrijfsgezondheidszorg (werkgevers) Bijlage 8: Populatie en respons enquête bedrijfsgezondheidszorg onder arbodiensten

l Samenvatting In opdracht van Arbouw heeft het EIB een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de arbodienstverlening door arbodiensten ten behoeve van de bouwnijverheid. Voor dat doel is in 2002 een schriftelijke enquête gehouden onder een groot aantal werknemers en werkgevers. Ook de arbodiensten waarmee Arbouw een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten voor de uitvoering van het CAO-pakket preventiezorg zijn schriftelijk geënquêteerd. De resultaten van het onderzoek zijn waar mogelijk vergeleken met een soortgelijk onderzoek dat eerder voor het jaar 1996 eveneens in opdracht van Arbouw door het EIB is uitgevoerd. 1.l Werknemers Uit het onderzoek onder werknemers kwam allereerst naar voren dat de afstand van woonplaats tot arbodienst voor drie kwart van de werknemers minder dan 25 kilometer was. Een kwart moest verder reizen, waarvan 7 procent meer dan 50 kilometer. Voor de meeste werknemers was die afstand geen probleem, maar vooral onder degenen die een intredekeuring kregen of naar het arbospreekuur gingen waren er ook voor wie dat wel zo was. Het aantal werknemers waarvoor de afstand problematisch is, is vooral onder degenen die naar het arbospreekuur gingen ten opzichte van 1996 toegenomen. De meeste werknemers die een uitnodiging voor een PAGO kregen, kregen die per brief. In sommige gevallen was daarbij een PAGO-folder en een antwoordkaart gevoegd, maar meestal was dat niet gebeurd. De feitelijke afspraak voor het PAGO komt meestal tot stand doordat de arbodienst bij de uitnodiging plaats, datum en tijdstip opgeeft. In sommige gevallen wordt de werknemer gevraagd om contact op te nemen voor het maken van een afspraak of wordt het via de werkgever geregeld. Incidenteel werd ook wel door de arbodienst gebeld voor een afspraak, maar vaak kwam dat niet voor.

De vragenlijst voor het PAGO vinden nagenoeg alle werknemers goed te begrijpen, maar vooral onder werknemers van 40 jaar en ouder zijn er veel die de lijst wel te lang vinden. Desalniettemin slagen de meesten van hen erin om de vragenlijst binnen 30 minuten in te vullen. Dat geldt overigens ook voor de jongeren. Bijna l O procent'heeft er meer tijd voor nodig. Iets minder dan een kwart van de werknemers zou de vragenlijst wel per computer in willen vullen. Van de jongeren zijn dat er iets meer. Het gaat daarbij iets vaker om invullen met behulp van een diskette dan om downloaden via internet. Werknemers die naar het arbospreekuur zijn geweest, gingen daar net als in 1996 iets vaker naar toe op verzoek van de werkgever dan op eigen initiatief. De helft van hen moest langer dan een week wachten voordat zij bij de arbodienst terecht konden, waarvan 24 procent langer dan twee weken. Dat laatste percentage is ten opzichte van 1996 Rink gestegen. In bijna alle gevallen worden bij een intredekeuring en bij een PAGO de door Arbouw voorgeschreven onderzoeken uitgevoerd. Incidenteel gebeurt dat volgens de in het onderzoek betrokken werknemers niet. Opmerkelijk is dat in een aantal gevallen ook urineonderzoek werd uitgevoerd, alhoewel dat geen verplicht onderdeel van het pakket preventiezorg meer is. Het zelfde geldt voor bloedonderzoek bij de intredekeuring. Ook een ECG maakt soms onverplicht (bij werknemers jonger dan 40 jaar) deel uit van het onderzoek. Daartegenover staat dat bij werknemers van 40 jaar en ouder die een PAGO hebben gehad niet altijd een ECG is gemaakt, alhoewel dat in die gevallen wel een verplicht onderdeel van het pakket is. Voor werknemers die naar het arbospreekuur zijn geweest geldt dat in veel gevallen ook biometrisch onderzoek is gedaan. Voor de verschillende in het onderzoek onderscheiden onderdelen daarvan geldt dat gemiddeld zo'n 50 a 70 procent van de werknemers zegt dat die onderzoeken zijn gedaan.

Naast het biometrisch onderzoek dient bij een intredekeuring en bij een PAGO ook een lichamelijk onderzoek door de bedrijfsarts plaats te vinden. Volgens de in het onderzoek betrokken werknemers gebeurt dat echter lang niet altijd. Van degenen die een intredekeuring of een PAGO hebben gehad zei 60 procent dat dat wel was gebeurd. VOO; degenen die naar het arbospreekuur zijn geweest was dat 50 procent. In het laatste geval is een lichamelijk onderzoek echter niet altijd verplicht. Een en ander hangt af van de aard van de klachten. Van de werknemers die een intredekeuring hebben gehad zei 64 procent dat zij de uitslag van de keuring hebben gekregen. Bij het PAGO was dat 59 procent. Voor beide geldt dat dat er minder waren dan in 1996. Bij een intredekeuring kregen werknemers de uitslag vaak direct na de keuring. Een kleine 40 procent moest echter langer wachten, waarvan sommigen langer dan een week maar wel korter dan een maand. De meeste werknemers waren het overigens wel eens met de uitslag van de keuring. Bij het PAGO duurde het meestal langer voordat werknemers de uitslag kregen. Vooral het aantal dat de uitslag direct na de keuring krijgt is sinds 1996 sterk afgenomen. Over het gesprek enlof onderzoek van de bedrijfsarts was 75 procent van alle werknemers tevreden. Een kwart oordeelde matig of slecht. Vooral onder degenen die naar het arbospreekuur zijn geweest, waren er relatief veel die niet tevreden waren over de bedrijfsarts. Voor alle werknemers gezamenlijk geldt bovendien dat het aantal van hen dat het een goed gesprek enlof onderzoek vond ten opzichte van 1996 duidelijk is gedaald. De belangrijkste reden voor een negatief oordeel is dat het inhoudelijk niet veel te betekenen heeft, dat er te I weinig wordt toegelicht en dat het te algemeen is. Van de werknemers die naar het arbospreekuur zijn geweest vond bovendien 21 procent dat de bedrijfsarts te weinig aandacht aan hun klachten besteedde. In 1996 was dat nog maar 14 procent. De totale duur van een onderzoek door de arbodienst iigt in veruit de meeste gevallen tussen 11 en 30 minuten. Vooral het PAGO duurt ook vaak langer.

Intredekeuringen en een bezoek aan het spreekuur soms ook korter. Voor alle drie geldt dat de totale duur van het onderzoek ten opzichte van 1996 is gedaald. Van alle werknemers die naar de arbodienst zijn geweest kreeg 37 procent een advies voor een andere manier van werken, aanpassingen op de werkplek of een andere manier van leven of werd doorverwezen naar huisarts of specialist. Dat percentage varieerde van 23 procent voor degenen die een intredekeuring hebben gehad tot 62 procent van degenen die een bezoek brachten aan het arbospreekuur. Dat waren er in beide gevallen wat meer dan in 1996, maar het verschil was niet erg groot. Het aantal werknemers dat na een bezoek aan het arbospreekuur terug moest komen voor verdere begeleiding of nader onderzoek daalde van 41 procent tot 33 procent. De meeste werknemers die bij de arbodienst zijn geweest hoefden niet langer dan l O of hooguit 15 minuten te wachten voordat zij aan de beurt waren. Incidenteel kwamen ook langere wachttijden van soms meer dan 30 minuten voor. De wachttijd is ten opzichte van 1996 duidelijk afgenomen. Bijna alle werknemers waren tevreden over de behandeling door het personeel van de arbodienst. Slechts 6 procent beoordeelde die als matig of slecht. De situatie was wat dat betreft niet veel anders dan in 1996. Soms kregen zij ook informatie mee in de vorm van brochures over veilig en gezond werken, maar erg vaak kwam dat niet voor. Het gebeurde bovendien ook duidelijk minder dan in 1996. Op de vraag of zij de indruk hebben dat de bedrijfsarts voldoende van de bouw en van hun werksituatie weet om hen te kunnen informeren en adviseren werd door 66 procent van de werknemers bevestigend geantwoord. Werknemers die een intredekeuring hebben gehad waren daar iets positiever over dan degenen die een PAGO hebben gehad of naar het arbospreekuur zijn geweest, maar de verschillen zijn niet groot. Het oordeel is ook niet anders dan in 1996.

Ruim 80 procent van de werknemers geeft de arbodienst een 7 of meer voor de manier waarop zij haar werk doet. In 1996 was dat nog 87 procent. Het gemiddeld waarderingscijfer daalde van 7,5 tot 7,3. Vooral onder degenen die naar het spreekuur zijn geweest waren er veel die een 6 of minder gaven. Over de werkgevers waren er weinig klachten: 97 procent vond dat die voldoende gelegenheid gaven om naar de arbodienst te gaan. Redenen om niet naar het PAGO te gaan waren vooral dat men zich niet kon herinneren dat men was opgeroepen, dat men er het nut niet van in zag of dat het op het moment niet goed uitkwam. Daarnaast waren ook het feit dat de werknemer kort tevoren al bij de arbodienst was geweest, niet meer in de bouw werkte of in de VUT of WAO zat veel voorkomende redenen om niet naar het PAGO te gaan. Voorts werd er nog een groot aantal andere redenen genoemd die ieder afzonderlijk echter niet heel veel voorkwamen (niet vaker dan door 5 procent genoemd). 1.2 Werkgevers Het aantal bedrijven dat VCA- enlof ISO-gecertificeerd is, is sinds 1996 sterk toegenomen. Dat aantal varieerde in 2002 van 32 procent van de kleine bedrijven tot 89 procent van de grote. In 1996 was dat slechts 6, respectievelijk 72 procent. De toeneming weerspiegelt de toegenomen aandacht voor arbeidsomstandigheden en kwaliteit. Bijna alle werkgevers zijn ook bekend met de CAO-bepalingen over het pakket preventiezorg. Vooral onder de kleine bedrijven zijn er echter ook enkele die niet op de hoogte zijn. Het aantal van hen dat wel op de hoogte is, is sinds 1996 echter wel sterk toegenomen. Het overgrote deel van de bouwbedrijven is aangesloten bij ArboDuo, Arbo Unie of Maetis. Vooral onder de kleinere bedrijven zijn er ook die zijn aangesloten bij andere arbodiensten. Administratieve verwerking van ziek- en

herstelmelding, controle en begeleiding van zieke werknemers en risicoinventarisatie en -evaluatie zijn de meest voorkomende onderdelen van de overeenkomst met de arbodienst. Werkplekondenoek, adviezen over arbeidsomstandigheden en sociaal medisch overleg maken daar minder vaak deel van uit. Kwaliteit en snelheid van rapportages, kennis van zaken over de bouwnijverheid en een actieve opstelling naar het bedrijf toe zijn de belangrijkste criteria voor de keuze van een arbodienst. De kosten van de dienstverlening en de persoonlijke indruk van de bedrijfsartslarbodeskundige zijn minder belangrijk. Het CAO- pakket preventiezorg Voor bedrijven die een intredekeuring laten uitvoeren door de arbodienst is de termijn tussen aanvraag en uitvoering van de keuring als regel 1 a 2 weken. Soms gebeurt het binnen 1 dag, maar vaak komt dat niet voor, terwijl 16 procent zegt langer dan 2 weken te moeten wachten. Ten opzichte van 1996 is de wachttijd duidelijk gestegen. Voor de termijn waarop de uitslag van de keuring wordt gekregen geldt grosso modo hetzelfde. De meeste bedrijven zeggen die binnen 1 a 2 weken te krijgen, maar bijna 20 procent zegt dat het langer duurt. Ook voor deze termijn geldt dat die ten opzichte van l996 duidelijk langer is geworden. Veel bedrijven vinden de wachttijd te lang, vooral als het langer dan een week duurt. De ontevredenheid daarover is sinds 1996 flink toegenomen. Ook het aantal bedrijven dat met de arbodienst van mening verschilt over de uitslag is toegenomen, en wel van 5 procent in 1996 tot 9 procent in het afgelopen jaar. Over de kwaliteit van de intredekeuringen zijn de meeste bedrijven wel tevreden, maar minder tevreden dan in 1996: 15 procent vindt die kwaliteit matig of slecht, tegenover 10 procent in 1996. Naast intredekeuringen laten vooral de grotere gww-bedrijven ook wel eens aanstellingskeuringen verrichten. Van alle bedrijven gezamenlijk laat 10 procent dat wel eens doen. Dat waren er veel minder dan in 1996.

De meeste grote bedrijven (gemiddeld zo'n 80 procent) zijn op de hoogte van de mogelijkheid om een jaarplanning van PAGO-onderzoeken te krijgen voor grote bedrijven, een bedrijfsrapport op basis van PAGO-gegevens voor grote bedrijven, een jaarlijks overzicht van te keuren werknemers voor alle bedrijven en een jaarlijks overzicht v'an uitgevoerde activiteiten voor alle bedrijven. Kleine bedrijven zijn minder goed op de hoogtevan de faciliteiten die hen door Arbouw geboden worden. De bekendheid met de mogelijkheid om een jaarplanning van PAGO-onderzoeken voor grote bedrijven te ontvangen is sinds 1996 onder hen aanzienlijk toegenomen. Ook het aantal grotere bedrijven (meer dan 20 werknemers) dat de werknemers stimuleert om naar het PAGO te gaan is toegenomen tot zo'n 85 procent gemiddeld. Veel, vooral grote, bedrijven hebben werknemers in dienst die op grond van hun werkzaamheden in aanmerking komen voor een GPO. Het gaat daarbij vooral om uitvoerders, machinisten, werknemers die werken op vervuilde grond en werknemers die werken met zandsteen, asbest of persluchtapparatuur. Niet alle bedrijven met werknemers die recht hebben op een GPO zijn op de hoogte van het bestaan daarvan. Dat aantal varieert van 50 procent van de kleine bedrijven tot 83 procent van de grote. Voor alle bedrijven gezamenlijk ging het in 2002 om 56 procent, tegenover 63 procent in 1996. De meeste grote bedrijven met werknemers die recht hebben op een GPO zeggen hen te stimuleren om daar gebruik van te maken. Voor kleine bedrijven geldt dat in mindere mate. Het aantal bedrijven waarvan werknemers in 2001 gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om naar het arbospreekuur te gaan varieert van 18 procent van de kleine bedrijven tot 71 procent van de grote. Voor alle bedrijven gezamenlijk ging het om 25 procent: evenveel als in 1996. Twee van de drie bedrijven zeggen hun werknemers te stimuleren om naar het arbospreekuur te gaan, wat er duidelijk meer waren dan in 1996.

Het aantal bedrijven dat zegt dat zij door de arbodienst zijn bezocht of waarin een werkplekonderzoek is gedaan, is aanzienlijk gedaald van 42 procent in 1996 tot 20 procent in het afgelopen jaar. Die daling deed zich zowel in kleine als in grote bedrijven voor. De meeste bedrijven die de arbodienst op bezoek hebben gehad zijn tevreden over de manier waarop het werkplekondenoek werd uitgevoerd. Zowel in 1996 als in 2002 werd die activiteit van de arbodienst door 95 procent van de bedrijven als goed of redelijk beoordeeld. Voor alle bedrijven gezamenlijk (dus ook de bedrijven waarin de arbodienst niet op bezoek is geweest) geldt dat 79 procent de deskundigheid van de arbodienst voor de werkzaamheden in het kader van het CAO-pakket preventiezorg als goed of redelijk beoordeelt. Voor wat betreft de kennis van de bouwnijverheid van de arbodienst is dat 83 procent. Het totaal van de activiteiten van de arbodienst in het kader van het CAO-pakket preventiezorg wordt door de bedrijven gewaardeerd met een gemiddeld waarderingscijfer van 6,6. Ziekteverzuimbegeleiding en reïntegratie De meeste bedrijven hebben voor verzuimbegeleiding een overeenkomst met de arbodienst op basis van een vast bedrag per werknemer. Vooral grote bedrijven betalen de arbodienst ook vaak op basis van verrichtingen. Kleine bedrijven doen dat zelden. De situatie is wat dat betreft ten opzichte van 1996 niet veranderd. De arbodienst rapporteert meestal per maand of per kwartaal over het ziekteverzuim, maar vaker of (vooral) minder vaak komt ook voor: 13 procent ontvangt slechts 1 keer per jaar een rapportage. Vergeleken met 1996 wordt er volgens werkgevers thans aanzienlijk minder frequent gerapporteerd. Over de kwaliteit van de rapportages zijn de meeste bedrijven tevreden, maar 14 procent is dat niet, variërend van 11 procent van de kleine bedrijven tot zelfs 25 procent van de grote. Ten opzichte van 1996 is dat een aanzienlijke verslechtering. Ook over de ondersteuning die arbodiensten bieden bij reïntegratie enfof werkhervatting van zieke werknemers zijn veel bedrijven minder tevreden dan in 1996. Destijds vond 82 procent die voldoende, tegenover 66 procent in het afgelopen jaar. Voorts werden zowel de kwaliteit

van de verzuimbegeleiding, de effectiviteit ervan en de deskundigheid van de arbodienst voor de werkzaamheden in het kader van de verzuimbegeleiding in 2002 veel minder positief beoordeeld dan in 1996. Het gemiddeld waarderingscijfer kwam uit op 6,3, tegenover 6,9 destijds. I Het aantal bedrijven dat een verzekering heeft afgesloten om de loonkosten als gevolg van ziekteverzuim te dekken, varieert van 82 procent voor de kleine bedrijven tot 22 van de grote. Voor alle bedrijven gezamenlijk gaat het om 75 procent: evenveel als in 1996. In kleine bedrijven is het loonrisico vaak voor de volle 100 procent verzekerd. In grote bedrijven is het meestal minder dan 70 procent. In de meeste kleine bedrijven met een verzekering komen de eerste twee weken voor eigen rekening. De meeste grote bedrijven hebben, als zij verzekerd zijn, geen eigen risico. In 2002 beschikte 74 procent van alle bedrijven over een door de arbodienst goedgekeurde risico-inventarisatie en -evaluatie, variërend van 68 procent van de kleine tot 96 procent van de grote bedrijven. Dat waren er van zowel de kleine als de grote bedrijven veel meer dan in 1996. De meeste bedrijven lieten de RI&E uitvoeren door de arbodienst, maar voorai onder de grote bedrijven waren er ook die het zelf hadden gedaan. Voorzover de RI&E was uitgevoerd door een arbodienst ging het in de meeste gevallen weer om ArboDuo, Arbo Unie, Maetis of in mindere mate ook ArboNed. Grote bedrijven lieten het ook wel doen door Aboma+Keboma. Van de bedrijven die de RI&E lieten uitvoeren i door de arbodienst vond 77 procent de prijslkwaliteitverhouding daarvan goed of redelijk en 23 procent matig of slecht. Ten opzichte van 1996 is het oordeel daarover duidelijk verslechterd. Ook het oordeel over de deskundigheid van de arbodienst voor de werkzaamheden die zij uitvoeren in het kader van de RI&E was minder positief dan destijds. Het gemiddeld waarderingscijfer was een 6,7.

Van de bedrijven die een RI&E hebben uitgevoerd of uit laten voeren zegt bijna 80 procent dat die geleid heeft tot een Plan van Aanpak voor verbetering van de arbeidsomstandigheden in het bedrijf. Van de grote bedrijven was dat zelfs bijna l00 procent. Voor zowel kleine als grote bedrijven geldt dat het er meer waren dan in 1996. Het Plan van Aanpak werd in de meeste gevallen opgesteld door het bedrijf zelf of door het bedrijf samen met de arbodienst. Een relatief klein aantal liet het helemaal aan de arbodienst over. Het plan van Aanpak was in twee van de drie gevallen opgesteld in 2000 of later. Van de bedrijven die nog geen RI& hebben uitgevoerd of uit laten voeren heeft 28 procent (van de grote 77 procent) plannen om dat binnenkort wel te doen of te laten doen. Voor de bedrijven die daar nog geen initiatieven voor hebben ontwikkeld geldt dat de belangrijkste redenen daarvoor zijn dat zij niet op de hoogte zijn van het feit dat dat verplicht is, dat zij het niet nodig vinden omdat er weinig of geen risico's zijn, dat zij het bedrijf daar te klein voor vinden of van plan zijn het bedrijf binnenkort te beëindigen. Over de wijze waarop de arbodiensten de werkzaamheden in het kader van de RI& uitvoeren, zijn de meeste bedrijven tevreden. Die werkzaamheden worden ook meer gewaardeerd dan die in het kader van de ziekteverzuimbegeleiding. De kosten van de arbodienstverlening Van alle bedrijven heeft 39 procent geen duidelijk beeld van de kosten die inschakeling van de arbodienst met zich meebrengt. In 1996 was dat nog 29 procent. Vooral de kleinere bedrijven hebben geen zicht daarop. Voor iets meer dan 40 procent van de bedrijven zijn de kosten een belemmering voor de uitvoering van een goed gezondheids- en veiligheidsbeleid, variërend van 45 procent voor de kleine bedrijven tot 17 procent voor de grote. Voor de kleinere bedrijven (minder dan 50 werknemers) geldt dat dat er meer waren dan in 1996. Voor de grotere bedrijven (meer dan 50 werknemers) waren het er juist minder. Het aantal bedrijven dat vindt dat de hoge kosten van een goed V&G-beleid de concurrentiepositie van het bedrijf nadelig beïnvloeden, varieert van 64 procent

van de kleine bedrijven tot 42 procent van de grote en is voor alle bedrijven gezamenlijk 61 procent: evenveel als in 1996. I.3 Arbodiensten I De meeste arbodiensten zijn middelgrote organisaties met meer dan 50 werknemers in dienst. Naast bedrijfsartsen zijn de meest voorkomende disciplines: bedrijfsverpleegkundigen, arbeidshygiënisten, veiligheidskundigen, a&o-psychologen en fysiotherapeuten. Arbeidsdeskundigen en bewegingswetenschappers/egonomen komen minder vaak voor. In de afgelopen jaren lijkt het aantal veiligheidskundigen en fysiotherapeuten, werkzaam bij arbodiensten, te zijn toegenomen. Voor de meeste arbodiensten geldt dat de daarin werkzame deskundigen ook werkzaam zijn voor de bouwnijverheid. Veel arbodiensten zijn echter van mening dat de voor de bouw beschikbare personeelscapaciteit in kwalitatief en kwantitatief opzicht niet toereikend is voor een adequate uitvoering van de arbo-dienstverlening. Het gaat daarbij vooral om een tekort aan bedrijfsartsen. Ook werd melding gemaakt van een personeelstekort in verband met de Wet Verbetering Poortwachter en een gebrek aan capaciteit voor RI&E, V&G-plan en adviezen over technische en organisatorische aangelegenheden. De arbozorg voor de bouwnijverheid is door een kwart van de in het onderzoek betrokken arbodiensten in een aparte businessunit ondergebracht. Daarnaast geldt voor 70 procent van hen dat er sprake is van een bouwteam, waarin verschillende disciplines zijn vertegenwoordigd. Het aantal bouwbedrijven dat voor arbodienstverlening is aangesloten bij de onderzochte arbodiensten, is in de meeste gevallen meer dan 100. Daarnaast is er een kleiner aantal arbodiensten waarvoor geldt dat bouwbedrijven maar in beperkte mate deel uitmaken van het totale klantenbestand (minder dan 20 aangesloten bouwbedrijven). Voor alle arbodiensten geldt dat zij meer of minder regelmatig intredekeuringen uitvoeren. Die keuring omvat in alle gevallen een anamnese, lichamelijk onderzoek en biometrie. Daarnaast zegt 70 procent dat ook GVO (Gezondheids

Voorlichting en Opvoeding) altijd deel uitmaakt van de keuring, terwijl 40 procent standaard ook bloedonderzoek verricht en iets meer dan 20 procent urineonderzoek. Bij biometrie gaat het altijd of nagenoeg altijd om het meten van de lengte en het gewicht, visus, audiometrie, bloeddruk en de longfunctie. Daarnaast maakt drie kwatt van de arbodiensten bij een intredekeuring van een oudere werknemer (40 jaar of ouder) een ECG. Het tijdbeslag van de diverse bij de intredekeuring uitgevoerde verrichtingen verschilt per onderdeel. Vergelijking met de uitkomsten van het onderzoek voor 1996 leert dat het tijdbeslag voor alle onderzoeken bij elkaar is afgenomen met ruim 5 minuten. De termijn tussen de aanvraag voor een intredekeuring en de uitvoering ervan bedraagt volgens ruim 60 procent van de arbodiensten een week. Een derde zegt dat het twee weken duurt en een klein aantal arbodiensten noemt een termijn van meer dan twee weken. Volgens de meeste arbodiensten krijgen de werknemer en de werkgever de uitslag van de intredekeuring binnen één dag. Sommigen noemen een termijn van 2 tot 7 dagen. Een enkeling zegt dat het langer duurt. Naast intredekeuringen worden door de meeste arbodiensten ook aanstellingskeuringen verricht. Qua inhoud zijn die meestal gelijk aan de intredekeuring. Voorzover er verschillen zijn gaat het in het algemeen om minder aanvullend onderzoek en meer nadruk op specifieke, op de functie gerichte, belastbaarheidseisen. Voor wat betreft de prijs wijken de aanstellingskeuringen in veel gevallen af van de intredekeuringen. De reden daarvoor is dat de arbodiensten hun eigen tarief in rekening brengen aan het bedrijf dat de keuring aanvraagt. Dat tarief is meestal hoger dan de vergoeding die Arbouw betaalt voor de intredekeuring. Door alle in het onderzoek betrokken arbodiensten worden meer of minder vaak PAGO's uitgevoerd. Die PAGO's omvatten evenals de intredekeuring in alle gevallen een anamnese, lichamelijk onderzoek en biometrie. Daarnaast zegt 75 procent dat ook GVO altijd deel uitmaakt van de keuring, terwijl 91 procent

standaard ook bloedonderzoek verricht en 33 procent urineonderzoek. Bijna alle arbodiensten maken bij een PAGO van een werknemer van 40 jaar of ouder een ECG. Het tijdbeslag van de diverse bij het PAGO uitgevoerde verrichtingen verschilt nauwelijks van die bij de intredekeuring. Voor alle onderzoeken bij elkaar nain de totale tijdsduur, evenals bij de intredekeuring, vergeleken met 1996 af met 5 minuten. Veel arbodiensten vinden de vragenlijst die werknemers voor het PAGO moeten invullen te lang. Wel zouden er volgens sommigen vragen aan toegevoegd moeten worden over rookgedrag en alcoholgebruik, sport en familiaire ziekten. Voorts werd er gepleit voor meer specifieke lijsten per beroep of beroepscategorie. Daartegenover staat dat er ook gepleit werd voor minder verschillende vragenlijsten. Andere suggesties met betrekking tot de inhoud van het PAGO waren: een tiltest, meer uitgebreid visusonderzoek voor beeldschermwerkers en onderzoek van het cholesterolgehalte en glucosebepaling. Door de meeste arbodiensten worden ook min of meer regelmatig gerichte periodieke onderzoeken (GPO's) uitgevoerd voor werknemers die een beroep uitoefenen met bijzondere veiligheids- en gezondheidsrisico's. Het totale aantal jaarlijks uitgevoerde GPO's loopt voor de verschillende arbodiensten sterk uiteen. Gemiddeld ging het om 55 GPO's. Volgens de meeste arbodiensten is dat aantal in de afgelopen jaren niet wezenlijk veranderd. Als oorzaak van een toegenomen aantal GPO's werd onder meer genoemd een grotere bekendheid bij de bedrijven met het recht van werknemers op zo'n onderzoek en voorlichting daarover door de arbodiensten zelf. Ook het toegenomen aantal bodemsaneringen en eisen met betrekking tot VCA-certificering werden in dit verband genoemd. Als oorzaak van een afgenomen aantal GPO's werd genoemd het feit dat de kosten ervan voor rekening van de werkgever komen. Verder vinden de meeste arbodiensten dat de werknemers onvoldoende op de hoogte zijn van het CAO-recht om een GPO te laten uitvoeren. Het aantal arbodiensten dat dat zegt is ten opzichte van l996 echter wel afgenomen.

Ook van het CAO-recht om het spreekuur van de bedrijfsarts te bezoeken zijn de werknemers volgens veel arbodiensten onvoldoende op de hoogte. Verder geldt ook hier dat het aantal arbodiensten dat zegt dat dat zo is ten opzichte van 1996 wel is gedaald. De gemiddelde duur van het arbospreekuur was 24 minuten. Veel arbodiensten vinden dat te kort. De reden daarvoor is dat werknemers vaak pas naar het arbospreekuur komen als er meer aan de hand is. De drempel voor een bezoek aan de bedrijfsarts is hoog en de werknemer heeft vaak veel tijd nodig om zijn verhaal te doen. Voor de advisering en voorlichting door arbodiensten aan bedrijven is door Arbouw een aantal instrumenten ontwikkeld, waarvan zij gebruik kunnen maken. Het meest gebruikt wordt het Productgroep Informatie Systeem Arbouw (PISA). Op de tweede plaats komt de Bedrijfstakatlas Arbeid en Gezondheid. Eveneens veel gebruikt zijn de ABRIE Bouw en het Handboek Arbozorg en Verzuimbegeleiding. Ook het Handboek Arbeidsmiddelen wordt nogal eens gebruikt. Minder vaak gebruikt worden het VISA-bedrijfsrapport, de Website Arbouw arbovriendelijke hulpmiddelen, de Arbochecks en de Controlelijsten. Volgens veel arbodiensten zijn er knelpunten op het terrein van de arbodienstverlening aan bedrijven. Het meest genoemd werden het arbospreekuur en de verzuimbegeleiding. Het minst eerste hulp, plan van aanpak (RI&E) en V&G-plan (voor een project). Andere knelpunten waren: administratieve afhandeling van de dienstverlening, tijdgebrek, kosten, werkplekonderzoek en integrale arbozorg. Een belangrijke oorzaak van de genoemde knelpunten is het bestaan van capaciteitsproblemen, waarbij het vooral om een tekort aan bedrijfsartsen gaat. Een grotere vraag naar verzuimbegeleiding en reïntegratie speelt daarbij een rol. Voorts wordt geklaagd over het feit dat kleine bedrijven geen geld over hebben voor preventie en dat veel bedrijven de arbo-uurtarieven te hoog vinden. Sommige arbodiensten vinden dat zij te weinig klanten in de bouw hebben om voldoende expertise daarvoor op te kunnen bouwen.

Voor wat betreft de samenwerking met Arbouw werd veelvuldig gepleit voor verbetering van de communicatie en de informatievoorziening. Er is een duidelijke wens aanwezig voor een meer gestructureerde vorm van overleg. Ook de administratieve afhandeling van de activiteiten in opdracht van Arbouw is volgens velen voor verbetering vatbaar. Voorzover er behoefte was aan verdere ondersteuning door Arbouw ging het vooral om voorlichting en instructie van het personeel. Het contact met Arbouw wordt door de meeste arbodiensten gehonoreerd met het cijfer 6, 7 of 8. Acht arbodiensten vonden dat er sprake was van een slecht contact (cijfer 5 of minder), twee vonden het zeer goed (cijfer 9). Het gemiddeld waarderingscijfer was voor de 50 arbodiensten die de vraag beantwoordden (9 deden dat niet) een 6,7. In 1996 was dat nog een 7,6.

2 Inleiding Werkgevers- en werknemersorganisaties in de bouw hechten veel waarde aan een goede gezondheid van het personeel. Die is in de eerste plaats belangrijk voor het welzijn van de werknemers zelf. Daarnaast wordt aangenomen dat een goede gezondheid de motivatie van de werknemers ten goede komt en kan helpen het ziekteverzuim te verlagen en de WAO-instroom te verminderen. Het is daarom van groot belang eventuele gezondheidsproblemen die verband houden met het werk of daarop van invloed kunnen zijn vroegtijdig te signaleren en zo mogelijk te voorkomen. In de CAO voor het bouwbedrijf, de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, de CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en TerrazzoAlloerenbedrijf, de CAO voor het Natuursteenbedrijf en de CAO voor het Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel in de bouwbedrijven (de UTA-CAO) is daarom bepaald dat alle werknemers, waarop één van die CAO'S van toepassing is, recht hebben op het door de Stichting Arbouw vastgestelde individugerichte pakket preventiezorg. Aan dit pakket wordt uitvoering gegeven door gecertificeerde arbodiensten die voldoen aan door de Stichting Arbouw te stellen kwaliteitseisen en die voor de uitvoering van het CAO-pakket een samenwerkingsovereenkomst met Arbouw hebben afgesloten. Het pakket, dat als bijlage bij de verschillende CAO'S is opgenomen, voorziet in: - verplichte intredekeuringen voor werknemers die voor het eerst in de bouw gaan werken of die, na drie jaar niet meer in de bouw gewerkt te hebben, herintreden (geldt alleen voor werknemers die werkzaamheden op de bouwplaats gaan uitvoeren, inclusief uitvoerders); I - een Arbeids Gezondheidskundig Onderroek voor Jongeren op vrijwillige basis, een jaar na intrede in de bedrijfstak; - eens in de vier jaar een vrijwillig Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO), te beginnen op de leeftijd van 16 jaar. Na het 40e levensjaar is er iedere twee jaar recht op een PAGO tot het 62e jaar. Daarna individueel op indicatie (voor werknemers waarop de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, de CAO voor het Natuursteenbedrijf of de UTA-CAO van

toepassing is, geldt een afwijkende regeling voor wat betreft de frequentie waarmee werknemers recht hebben op een PAGO); - een gericht periodiek onderzoek (GPO) voor werknemers die bepaalde, in de CAO omschreven, risicovoile werkzaamheden uitoefenen; - een Arbo-spreekuur, dat iedere werknemer spontaan kan bezoeken; - vervolgconsult of werkplekonderzoek voorzover het resultaat van een hiervoor genoemd onderzoek of het arbo-spreekuur daartoe aanleiding geeft. De organisatie van de uitvoering van het pakket preventiezorg is door de CAOpartijen opgedragen aan Arbouw, die daarvoor een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten met de grote landelijk opererende arbodiensten en met een aantal regionale arbodiensten. Ook de inhoud van de keuringen is vastgesteld door Arbouw, die voorts toeziet op de uniformiteit van de dienstverlening en de kosten en de kwaliteit ervan bewaakt. De aan de uitvoering van het CAO-pakket verbonden kosten worden aan de arbodiensten vergoed door Arbouw. Alleen de kosten van het GPO komen voor rekening van de werkgever, evenals de reiskosten die de werknemer moet maken om naar de arbodienst te gaan en de daaruit voortvloeiende verletkosten. Om meer zicht te krijgen op de kwaliteit van de arbodienstverlening in het kader van het CAO-pakket preventiezorg heeft Arbouw het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid gevraagd daarnaar een onderzoek in te stellen. Van dat onderzoek wordt in dit rapport verslag gedaan. Een soortgelijk onderzoek werd eerder, eveneens in opdracht van Arbouw, door het EIB uitgevoerd voor het jaar 1996. Waar mogelijk worden de uitkomsten van beide onderzoeken in dit rapport met elkaar vergeleken. In het onderzoek is ook aandacht besteed aan een aantal aspecten van de arbodienstverlening die geen deel uit maken van het CAO-pakket preventiezorg (en derhalve geen deel uitmaken van het takenpakket van Arbouw), maar wel van belang zijn voor de beoordeling van de kwaliteit van de zorg voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers in de bouw. Het gaat daarbij in het bijzonder om verzuimbegeleiding, reïntegratie

en dienstverlening ten behoeve van de, op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplichte, risico-inventarisatie en -evaluatie.

3 Vraagstelling De centrale vraag waarop in het onderzoek getracht wordt antwoord te geven is of de uitvoering van het CAO-pakket preventiezorg door de arbodiensten voldoet aan de wensen van werknemers en werkgevers in de bouw en of de wijze van uitvoering ervan in overeenstemming is met de afspraken die daarover met Arbouw zijn gemaakt. Ook aan de rol van de werkgevers in verband met een goede uitvoering van het pakket preventiezorg en die van de werknemers zelf is de nodige aandacht besteed. Getracht is de daarmee verband houdende vragen te beantwoorden met behulp van een groot aantal meer gedetailleerde vragen, te weten: - zijn de arbodiensten zonder problemen te bereiken door de werknemers? - op welke wijze worden de werknemers die in aanmerking komen voor een keuring uitgenodigd en hoe komt de afspraak ervoor tot stand? - wie neemt het initiatief voor een bezoek aan het arbospreekuur? - welke onderzoeken worden bij de keuringen uitgevoerd? - hoe oordelen werknemers over de vragenlijst die zij voor het PAGO moeten invullen? - krijgen werknemers (en bij een verplichte intredekeuring ook de werkgevers) de uitslag van de keuring en, zo ja, wanneer? - hoe luidt het oordeel van de werknemers over de bedrijfsarts? - hoe lang duurt het onderzoek enlof het consult gemiddeld? - hoe lang is de wachttijd in de wachtkamer? - in hoeverre is er sprake van advies enlof verdere begeleiding? - hoe oordelen werknemers over de behandeling door het personeel van de arbodienst? - in hoeverre verstrekken arbodiensten werknemers algemene informatie over veilig en gezond werken, ziekteverzuim en dergelijke? - hoe oordelen werknemers over de kennis van de bedrijfsarts over het werken in de bouw? - hoe luidt het eindoordeel van werknemers en werkgevers over de manier waarop de arbodiensten hun werk doen?

geven werkgevers hun werknemers voldoende gelegenheid om naar de arbodienst te gaan? zijn werknemers en werkgevers voldoende op de hoogte van hun rechten en plichten in het kader van het CAO-pakket preventiezorg? stimuleren werkgeverslhun werknemers om naar de keuring of het arbospreekuur te gaan? wat zijn de redenen voor werknemers die een uitnodiging voor een PAGO hebben gekregen om daar geen gebruik van te maken? hoe lang is de wachttijd voor een intredekeuring of voor een bezoek aan het arbospreekuur? in hoeverre worden er na een keuring of bezoek aan het arbospreekuur vervolgactiviteiten enlof werkplekonderzoeken uitgevoerd in het kader van het CAO-pa kket preventiezorg? Naast deze vragen die alle betrekking hebben op de uitvoering van het CAOpakket preventiezorg, is in het onderzoek ook aandacht besteed aan de vraag hoe werkgevers oordelen over de arbodiensten die zij hebben ingeschakeld voor ziekteverzuimbegeleiding en reïntegratie en voor ondersteuning bij het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie. Voorts aan de vraag hoe zij oordelen over de kosten van de arbodienstverlening in het algemeen. Voor wat betreft de arbodiensten is tot slot aandacht besteed aan de vraag hoe zij de arbodienstverlening voor de bouwnijverheid, en in het bijzonder de uitvoering van het CAO-pakket preventiezorg, hebben georganiseerd en welke knelpunten zich daarbij voordoen. Ook aan de vraag hoe de samenwerking met Arbouw daarbij verloopt, is de nodige aandacht gegeven. Voor alle hier gestelde vragen geldt dat, voorzover mogelijk, het antwoord daarop vergeleken wordt met de uitkomsten van soortgelijk onderzoek dat eerder voor het jaar l996 is uitgevoerd.

4 Methode van onderzoek Voor de beantwoording van de in het vorige hoofdstuk gestelde vragen zijn zes schriftelijke enquêtes gehouden: één onder arbodiensten, één onder werkgevers en vier onder werknemers. In het laatste geval ging het om een enquête onder werknemers die in 2001 een intredekeuring hebben gehad, een enquête onder werknemers die in dat jaar een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) hebben gehad en een enquête onder werknemers die een bezoek aan het arbospreekuur hebben gebracht. Tot slot is ook een groot aantal werknemers geënquêteerd die wel een oproep voor een PAGO hebben gekregen, maar daar niet op hebben gereageerd. De enquêtes zijn gehouden in het voorjaar van 2002.' Voor de steekproeftrekking voor de verschillende enquêtes is gebruik gemaakt van door Arbouw ter beschikking gesteld adressenmateriaal, dat is opgenomen in het Verrichtingen Informatie Systeem Arbouw (het zogenaamde VISA- bestand). In dat bestand komen alle namen en adressen voor van de werknemers die bij de arbodienst zijn geweest voor een keuring of een bezoek hebben gebracht aan het arbospreekuur. Op het moment van steekproeftrekking (begin februari 2002) ging het om iets meer dan 4.800 werknemers die in het jaar 2001 naar de arbodienst waren geweest voor een intredekeuring, ruim 32.500 voor een PAGO en om ruim 2.500 werknemers die in dat jaar naar het arbospreekuur zijn geweest. Daarnaast kwamen in het bestand de namen en adressen voor van 39.650 werknemers die een uitnodiging hadden gekregen voor een PAGO in 2001 maar daar geen gehoor aan hadden gege~en.~ De steekproef voor de vier enquêtes is derhalve getrokken uit een totaal bestand van ruim 79.500 werknemers die naar de ' Alleen de werknemers waarop de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf van toepassing is zijn later geënquêteerd (in het najaar van 2002), omdat er problemen waren met de verkrijging van de benodigde adressen. 2 Het werkelijke aantal keuringen en bezoeken aan het arbospreekuur in 2001 was groter omdat op het moment van steekproeftrekking nog niet alle activiteiten van de arbodiensten door hen aan Arbouw waren gemeld. Uiteindelijk ging het in 2001 om 5.522 intredekeuringen, 40.042 PAGO's en 2.799 bezoeken aan het arbospreekuur.

arbodienst waren geweest of een uitnodiging voor een PAGO hadden gehad zonder daar op te reageren. Het ging daarbij om 116 verschillende arbodiensten of vestigingen van landelijk werkende arbodiensten, die ieder met een eigen nummer, waaronder activiteiten in het kader van het CAO-pakket preventiezorg via het Federatief Informatiserings Bureau (FIB) bij Arbouw worden gedeclareerd, voorkomen in het VISA-bestand. Van die 116 arbodiensten zijn er 43 te beschouwen als een vestiging van ArboDuo, 24 van Arbo Unie, 15 van Maetis en 20 van ArboNed. Voor het overige gaat het om 14 kleinere zelfstandig opererende arbodiensten. Van alle activiteiten in het kader van het CAO-pakket preventiezorg neemt ArboDuo circa 38 procent voor haar rekening, Arbo Unie 47 procent, Maetis 8 procent en ArboNed 4 procent. De overige arbodiensten zijn goed voor iets meer dan 2 procent van alle activiteiten. Voor de enquêtes onder werknemers die naar de arbodienst waren geweest voor een keuring of een consult is gekozen voor een steekproefomvang van 60 per arbodienst (of vestiging van een arbodienst) en van 50 voor de enquête onder werknemers die niet hadden gereageerd op een oproep voor een PAG03. In die gevallen waarin dat aantal niet gehaald kon worden omdat het aantal werknemers waar het om ging kleiner was dan 60 (of 50) zijn per arbodienst alle werknemers benaderd. Uiteindelijk resulteerde dat in een steekproef van 2.675 werknemers die een intredekeuring hadden gehad, 5.514 die een PAGO hadden gehad en 1.631 werknemers die naar het arbospreekuur waren geweest. Voor de enquête onder werknemers die niet naar het PAGO waren geweest was de steekproefomvang 5.303. De respons op de vier enquêtes varieerde van 53 procent voor degenen die een intredekeuring hadden gehad tot 70 procent voor degenen die een PAGO hadden gekregen. Eén en ander is samengevat in tabel 4.1. Meer gedetailleerde informatie over de samenstelling van de populatie, steekproef en respons per arbodienst is opgenomen in de bijlage bij dit rapport. 3 De reden voor deze wijze van steekproeftrekking is dat het uiteindelijk de bedoeling was om ook per arbodienstvestiging uitspraken te kunnen doen.

Ook voor de steekproef onder werkgevers is gebruik gemaakt van het VISAbestand. Daarin kwamen op het moment van steekproeftrekking de namen en adressen voor van 19.630 bedrijven waarin een of meerdere van de in de inleiding van dit rapport CAO'S werden toegepast en die voor de uitvoering van het CAO-pakket preventiezorg waren aangesloten bij één van de 116 arbodiensten (of vestigingen van arbodiensten) die voorkomen in het bestand. Van de genoemde bedrijven was 61 procent voor de uitvoering van het CAO-pakket aangesloten bij ArboDuo, 29 procent bij Arbo Unie, 7 procent bij Maetis en 3 procent bij ArboNed of een van de 14 overige arbodiensten. Voor de enquête onder werkgevers is gekozen voor een steekproefomvang van l1 5 per arbodienst (of vestiging daarvan), of als er minder dan l 15 bedrijven waren aangesloten zoveel als mogelijk. Dat resulteerde in een steekproef van 8.744 bedrijven waarvan er 2.932 een ingevuld enquêteformulier hebben teruggezonden. De respons bedroeg derhalve 34 procent. In aanmerking genomen het feit dat er voor de steekproeftrekking geen onderscheid gemaakt is naar grootte van de bedrijven en de steekproef derhalve voor een zeer groot deel uit kleine bedrijven bestond, is er sprake van een bevredigende respons. Tot slot zijn er voor de enquête onder arbodiensten 104 adressen aangeschreven. Dit aantal wijkt af van de hiervoor genoemde l1 6 arbodiensten met een eigen FIB-nummer omdat het aantal zelfstandig opererende vestigingen van arbodiensten de afgelopen tijd als gevolg van reorganisaties is afgenomen. Van de 104 arbodiensten zonden er 59 een geheel of gedeeltelijk ingevuld vragenformulier terug. Dat betekent een respons van 57 procent, hetgeen in aanmerking genomen de betrokkenheid van de arbodiensten bij het in dit rapport behandelde ondennrerp, een tegenvallend resultaat is. De respons varieerde overigens sterk per arbodienst. Van de bij ArboDuo aangesloten vestigingen reageerde 90 procent. Voor Arbo Unie was dat 57 procent en voor Maetis en ArboNed beide 27 procent. Van de overige 14 zelfstandig opererende arbodiensten reageerden er 9 (64 procent).

De gegevens met betrekking tot de populatie, steekproef en respons zijn voor de verschillende enquêtes samengevat in tabel 4.1. Meer gedetailleerde informatie over de samenstelling van de populatie, steekproef en respons per arbodienst is opgenomen in de bijlage bij dit rapport. Tabel 4. l Populatie, steekproef en respons, per enquête enquête populatie steekproef respons abs. % intredekeuring 4.806 2.675 l.415 53 PAGO, respons 32.521 5.514 3.842 70 PAGO, no-show 39.650 5.303 3.008 57 i arbospreekuur 2.533 1.631 998 61 werkgevers 19.630 8.744 2.932 34 arbodiensten 104 104 59 57 Tot slot merken we op dat de resultaten van de enquêtes onder werknemers en werkgevers, zoals gepresenteerd in de hoofdstukken 5 en 6 van dit rapport, gewogen zijn met als maatstaf de verhouding tussen het aantal werknemers, c.q. werkgevers in de populatie en het aantal van hen in de steekproef (respons) per arbodienstvestiging. De resultaten van het onderzoek zijn daardoor representatief voor alle werknemers, c.q. werkgevers in de populatie.

5 Resultaten van het onderzoek onder werknemers 5.1 Algemene kenmerken van de in het onderzoek betrokken werknemers Leeftijd l De vier in het onderzoek betrokken categorieën werknemers zijn onderling sterk verschillend van samenstelling naar leeftijd. Van de werknemers die een PAGO hebben gehad of naar het arbospreekuur zijn geweest, zijn er relatief veel ouder dan 40 jaar. In beide gevallen gaat het om iets meer dan twee derde van het totale aantal werknemers in de onderzochte groep. Voor wat betreft het PAGO kan dat mede verklaard worden door het feit dat werknemers ouder dan 40 jaar vaker in aanmerking komen voor een onderzoek dan werknemers jonger dan 40 jaar. Voor oudere werknemers waarop de CAO voor het Bouwbedrijf of de CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en TerrazzoNloerenbedrijf van toepassing is, is dat iedere twee jaar tegenover een maal in de vier jaar voor jongeren. Daarnaast is het zo dat jongeren vaker verstek laten gaan als zij een uitnodiging voor een PAGO krijgen, omdat zij er het nut niet van inzien. Vooral in de leeftijdsklasse jonger dan 30 jaar zijn er relatief veel die niet reageren op een oproep (tabel 5.1). Tabel 5.1 Percentage werknemers naar leeftijd, per categorie leeftijd categorie intredekeuring PAGO spreekuur no-show pago r 19 753 0.3 1.5 1.2 totaal 100,O 100,O 100,O 100,O Omdat de frequentie waarmee werknemers recht hebben op een PAGO mede afhankelijk is van de CAO die op hen van toepassing is, verschilt de verdeling van de werknemers naar leeftijd voor hen die een PAGO hebben gehad per

CAO. Daarnaast is natuurlijk ook de samenstelling van de onderscheiden categorieën werknemers naar leeftijd in de populatie van belang. Zo zijn er met name onder werknemers die tot het UTA-personeel behoren relatief veel ouderen. Tabel 5.2 laat zien hoe de verdeling naar leeftijd is voor de werknemers die een PAGO hebben gehad. Opmerkelijk is vooral het relatief geringe aantal schilders jonger dan 30 jaar. Tabel 5.2 Percentage werknemers die een PAGO hebben gehad naar leeftijd, per CAO leeftijd CAO totaal Bouw UTA schilders stukadoors overige*, S 19 0,4 02 0,5 - op3 20-29 18,3 11,4 11,8 23,l 23,6 16,3 30-39 14,6 17,8 18,9 20,3 19,7 16,O 40-49 29,8 28,7 31,4 27,8 28,9 29,7 50-59 35,6 36,5 36,2 26,l 26,8 35,5 2 60 1,3 5,3 12 2,6 1,o 2,2 totaal 100,O 100,O 100,O 100,O 100,O 100,O * Inclusief Natuursteen en onbekend Dat de categorie werknemers die een bezoek aan het arbospreekuur hebben gebracht relatief veel ouderen telt, lijkt een logisch gevolg van het feit dat in het algemeen op hogere leeftijd de kans op gezondheidsklachten, al dan niet als gevolg van het werk, toeneemt. Evenzo is het feit dat drie kwart van de werknemers die een intredekeuring hebben gehad jonger is dan 20 jaar en nog eens 15 procent ouder dan 20 maar jonger dan 30 jaar het logisch gevolg van het feit dat de meeste werknemers die tot de bedrijfstak toetreden in die leeftijdsklassen vallen. Dat toch nog bijna l O procent van de werknemers in deze categorie 30 jaar of ouder is, heeft te maken met het feit dat ook voor werknemers die na drie jaar niet in de bouw gewerkt te hebben herintreden, een intredekeuring verplicht is.

CAO De verdeling van de werknemers naar CAO is voor degenen die een PAGO hebben gehad nagenoeg identiek aan die voor alle in de bouwnijverheid werkzame personen: 63 procent valt onder de CAO voor het Bouwbedrijf, 21 procent onder de uta-cao en 11 procent onder de CAO voor het Schilders-, Afwerkings en Glaszetbedrijf. De rest valt onder de CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en TerrazzoNloerenbedrijf, de CAO voor het Natuursteenbedrijf of een andere CAO (tabel 5.3). In het laatste geval gaat het onder andere om werknemers waarop de CAO voor de timmerfabrieken, de hout- en meubelindustrie of de bouwmaterialenhandel van toepassing is. Het gaat hier om werknemers die kennelijk van baan zijn veranderd en die op het moment van enquêteren niet meer onder één van de eerder genoemde CAO'S vielen, terwijl dat eerder wel het geval was, omdat zij anders niet in aanmerking gekomen zouden zijn voor een PAGO. Althans niet voor een PAGO voor de uitvoering waarvan Arbouw verantwoordelijk is. Voor de werknemers die naar het arbospreekuur zijn geweest geldt dat het aantal van hen dat onder de Bouw-CAO of de CAO voor het schildersbedrijf valt wat kleiner is, en het aantal dat onder de uta-cao valt groter, dan in overeenstemming is met hun aandeel in de populatie. Kennelijk zijn werknemers die onder de uta-cao vallen eerder geneigd om het spreekuur te bezoeken dan bouwplaatsmedewerkers. Voor de intredekeuring geldt dat het aantal werknemers waarop de uta-cao van toepassing is juist veel kleiner is, hetgeen in overeenstemming is met het feit Tabel 5.3 Percentage werknemers naar CAO, per categorie CAO cateaorie ---- -- -- intredekeuring PAGO spreekuur no-show pago bouw 85,4 63.1 59.8 55.4 uta 3,5 21,2 27,l 19;0 natuursteen 03 0.2 0,l O, 1 schilders 7,8 11,l 10,O 133 stukadoors 1,O 2.7 1.8 3.4 anders 1,8 1,7 1,3 88 totaal 100,O 100,O 100,O 100,O