Inhoudsopgave. Verslag van het bestuur. Jaarrekening 43. Overige gegevens. Bijlagen. Colofon 92. Voorwoord 5 Kerncijfers 6



Vergelijkbare documenten
Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Het jaarverslag 2014 samengevat

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Kwartaalbericht 2e kwartaal 2009

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Herstelplan ultimo 2016

Jaarlijks gemiddeld Cumulatief vanaf Q Q Q Q Q Dekkingsgraad (kwartaalultimo) 143% 137% 148% 153% 153%

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Kwartaalbericht 3e kwartaal 2009

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Verkort jaarverslag

Governance Aandacht voor goed bestuur

Ontwikkelingen in 2012

Extra informatie pensioenverlaging

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016

Toekomstbestendig bouwen

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2018

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

KWARTAALVERSLAG. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2018

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Terugblik 2011 in cijfers

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart Samenvatting: stijgende aandelen

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

Nieuws. Een fonds in goede conditie IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2014 t/m 30 juni Samenvatting: dalende rente

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

Kwartaalbericht 4e kwartaal 2008

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Transcriptie:

Blijvend verbeteren

2

Inhoudsopgave Voorwoord 5 Kerncijfers 6 Verslag van het bestuur 1. Beleidsvoornemens 9 2. Financieel beleid 10 3. Vermogensbeheer 17 4. Fondsontwikkelingen in 2012 24 5. Beheersing van de risico s 28 6. Organisatie 32 Verslag van de Raad van Toezicht 38 Oordeel van het verantwoordingsorgaan 39 Reactie van het bestuur op het oordeel van het 41 verantwoordingsorgaan en de bevindingen van de Raad van Toezicht Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet 42 Jaarrekening 43 Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten 82 Actuariële verklaring 83 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 84 Bijlagen 1. Afkortingen en begrippen 86 2. (Neven)functies bestuursleden 88 3. Korte cv s van de leden van de Raad van Toezicht en 89 de Beleggingsadviescommissie 4. Vergoedingen 91 Colofon 92 3

Voorwoord Blijvend verbeteren Een sterk pensioenfonds begint met een goed pensioenfonds bestuur. Wij als bestuur vormen het fundament. De afgelopen jaren hebben wij veel ondernomen om het fundament van SPW te ver stevigen. Het thema governance vormt dan ook een rode draad in de jaarverslaggeving van SPW. De governance van een pensioenfonds verbeteren, is immers een continu proces. De aandacht voor goed pensioenfondsbestuur hebben wij voortgezet in het jaar 2012. In het verslagjaar hebben wij op dit gebied wederom belangrijke stappen gezet. Vooruitblik Een paar grote uitdagingen is op korte termijn aan de orde, zoals de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het nieuwe pensioencontract. De overgang naar het nieuwe pensioencontract wordt naar verwachting mogelijk op 1 januari 2015. Overigens zal de aanpassing aan de fiscale wetgeving op 1 januari 2014 al de nodige impact hebben op de huidige pensioenregeling. De Wet versterking bestuur pensioenfondsen wordt op 1 juli 2013 van kracht; we hebben tot 1 juli 2014 de tijd om de wet te implementeren. Wij zijn ervan overtuigd dat we hierop optimaal voorbereid zijn met ons compacte en flexibele bestuursmodel. Verbeterd bestuursmodel Om een goed pensioenfondsbestuur te realiseren, willen wij de organisatie van het fonds zo efficiënt mogelijk inrichten. In 2012 zijn de bestuurlijke organisatie en de bestuurlijke functies verder uitgewerkt. We hebben een goede start gemaakt met de uitvoering van dit verbeterde besturingsmodel. Om slagvaardig te blijven hebben we gekozen voor een compact bestuur, ondersteund door een professioneel bestuursbureau. Bestuursbesluiten worden voorbereid in bestuurlijke commissies en in het dagelijks bestuur. We werken inmiddels met een meerjarenbeleidsplan. Op deze wijze is de continuïteit en kwaliteit van het bestuurlijk functioneren gewaarborgd. In dit jaarverslag over 2012 leest u meer over ons eerste verslag verantwoord beleggen, de uitgewerkte kosten voor het vermogensbeheer, hoe wij een mogelijkheid bieden het AOW-gat op te vangen en hoe wij de communicatie aanpakken naar deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. We danken hierbij iedereen die in het verslagjaar werkzaam is geweest voor SPW. Amsterdam, 18 juni 2013 Het bestuur van SPW Deskundigheid naar een hoger niveau Wij hadden in 2012 opnieuw veel aandacht voor het bevorderen van de deskundigheid van het bestuur. We hebben ons deskundigheidsplan aangepast en gekeken naar de geschiktheid van de bestuursleden. Voor de bestuursleden bestond al een opleidingsplan om de deskundigheid te bewaken. We besloten dit om te zetten in een persoonlijk ontwikkelingsplan voor elk bestuurslid. Bovendien hebben we een zelfevaluatie uitgevoerd. Hierdoor is het bestuur meer als een team gaan opereren en zijn we slagvaardiger geworden. Risicomanagement In 2012 hebben wij ons risicomanagement verstevigd. Het aanstellen van een vaste risicomanager bij het bestuursbureau is een belangrijke stap geweest. Verder hebben wij in 2012 ons risicomanagement getoetst aan het Integraal Risicomanagement kader van De Nederlandsche Bank (DNB). Daar waar nodig zijn verbeteringen aangebracht. Verder zijn de actuele risico s voor SPW geïdentificeerd en de bijbehorende definities vastgesteld. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan de rangorde van risico s en de onderlinge samenhang. Dit heeft geresulteerd in het risicoprofiel van SPW. 5

Kerncijfers (Bedragen in duizenden euro s) 2012 2011 2010 2009 2008 Aantallen Werkgevers 450 466 488 488 487 Deelnemers 34.266 35.512 36.093 35.924 34.741 Gewezen deelnemers 19.128 17.742 17.263 17.396 16.573 Pensioengerechtigden 15.699 14.588 13.731 13.225 12.504 Totaal 69.093 67.842 67.087 66.545 63.818 Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening actieven 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 2,31% Als percentage van de norm 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 100,00% Inhaaltoeslagverlening actieven 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 2,37% Toeslagverlening inactieven 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,30% Als percentage van de norm 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 100,00% Inhaaltoeslagverlening inactieven 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,23% Pensioenuitvoering Feitelijke premie 353.858 316.468 312.201 296.375 262.114 Kostendekkende premie 1 278.151 289.974 237.725 244.814 175.963 Pensioenuitvoeringskosten 2 12.479 11.383 11.597 10.318 8.872 Uitkeringen 160.396 147.009 135.104 120.087 107.451 Beleggingsportefeuille Vastgoed 7,3% 8,4% 9,1% 9,6% 11,1% Aandelen 29,8% 30,7% 35,9% 35,2% 30,0% Vastrentende waarden 33,9% 34,0% 36,2% 41,5% 37,1% Derivaten 17,6% 15,1% 7,1% 3,9% 12,5% Overige beleggingen 11,4% 11,8% 11,7% 9,7% 9,4% 1 Vanaf 2012 gedempte kostendekkende premie. 2 SPW meldt met ingang van 2011 de kosten conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie in het jaarverslag. Hierdoor is een vergelijking met de cijfers van eerdere jaren moeilijk. In bijlage 5 zijn de uitvoeringskosten opgenomen. 6

2012 2011 2010 2009 2008 Beleggingsperformance Beleggingsrendement incl. swaps 14,4% 11,8% 13,2% 13,9%./. 23,6% Beleggingsrendement exl. swaps 8,6% 0,8% 5,5%./. 4,1% 10,6% Benchmark 3 13,1% 10,4% 13,4% 14,3%./. 21,2% Z-score 0,78 0,78./. 0,03./. 0,15./. 1,69 Performancetoets 1,14 0,73 1,17 2,21 2,54 Belegd vermogen 7.925.944 6.901.199 5.719.158 4.963.776 4.348.476 Opbrengst uit belegd vermogen 979.998 735.598 682.125 477.064./. 610.610 Totaal pensioenverplichtingen 7.473.374 6.710.034 5.606.680 4.859.001 4.702.446 Stichtingskapitaal en reserves (exclusief bestemmingsreserve VPL) 499.441 102.284 304.269 213.352./. 285.637 Pensioenvermogen 7.972.815 6.812.318 5.910.949 5.072.353 4.416.809 Bestemmingsreserve VPL 4 12.558 - - - - Aanwezige dekkingsgraad 106,7% 101,5% 105,4% 104,4% 94% Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,2% 104,2% 104,2% 104,2% 104,4% Vereiste dekkingsgraad 117,4% 117,8% 117,7% 117,3% 116,4% 3 Inclusief renteswaps. 4 De bestemmingsreserve VPL is onderdeel van de post Stichtingskapitaal en reserves. En telt niet mee in de bepaling van de dekkingsgraad. 7

8 Verslag van het bestuur

1. Beleidsvoornemens Verantwoording beleidsvoornemens 2012 Het bestuur van SPW volgt de Principes voor goed pensioenfonds bestuur zoals deze zijn vastgesteld door de Stichting van de Arbeid. De principes hebben betrekking op bestuur, verantwoording en intern toezicht. Met behulp van de principes kunnen wij de besturing van het fonds optimaliseren en kunnen wij op een goede en duidelijke manier verantwoording afleggen over het door ons gevoerde beleid. Verbeteringen pensioenfondsbestuur Het waarborgen van de principes is een continu proces. In 2011 heeft het bestuur competenties, waarvan wij vinden dat die in het bestuur als collectief aanwezig moeten zijn, vastgesteld. Het voornemen was om deze competenties verder uit te werken. In 2012 is ons deskundigheidsplan hierop aangepast en hebben wij de geschiktheid van de individuele bestuursleden op de aanwezigheid van deze competenties beoordeeld. De besluiten en acties uit de zelfevaluatie uit 2011 hebben wij geëvalueerd in de zelfevaluatie in 2012. Het opleidingsplan hebben wij pas in 2013 omgezet naar een individueel plan, een persoonlijk ontwikkelingsplan. In 2012 wilden wij, op basis van een verbeterplan, verbeteringen aanbrengen in de manier waarop wij het fonds besturen. Zo hebben wij ons besturingsmodel verder uitgewerkt en vastgelegd. Nieuwe delen daaruit hebben wij uitgevoerd of wij hebben een begin gemaakt met de uitvoering. Risicobeleid Het bestuur heeft veel aandacht besteed aan het risicobeleid. Het eerder aangescherpte en verbeterde beleid wordt uitgevoerd en in de praktijk getoetst door onze eigen risicomanager. Ons voornemen om met een meerjarenbeleidsplan te gaan werken hebben wij in 2012 gerealiseerd. Er ligt nu een dergelijk plan. In 2013 willen wij dat plan gaan invullen en concretiseren. Ook moeten de beleidsplannen van de verschillende bestuurscommissies erin verwerkt worden. Beleidsvoornemens 2013 Voor de strategische richting van SPW in de periode 2013 tot en met 2015 heeft het bestuur vier thema s opgesteld, namelijk: 1. externe ontwikkelingen uit omgeving en sector 2. complexiteit 3. in control Deskundigheid en beschikbaarheid 4. communicatie en verbinding Wij gaan in 2013 de missie en visie van SPW opnieuw vaststellen en het beleid hierop aanscherpen. Wij hebben voor iedere commissie per thema de speerpunten 2013-2015 benoemd. Deze speerpunten worden de komende periode nader geconcretiseerd tot actieplannen per commissie. Er is voor gekozen om de commissies een duidelijke rol te geven in het realiseren van de ambities van SPW. Deze rol zal de komende periode verder worden uitgewerkt. Er is al vastgelegd dat de commissies de ontwikkelingen in de markt nauw volgen. In overleg met het bestuursbureau en de uitvoeringsorganisatie wordt gezorgd voor een vertaling van deze ontwikkelingen naar onze situatie. Het bestuur heeft de mogelijkheid om de commissie mandaat te verlenen voor het nemen van besluiten. Deze mandaten zullen verder worden uitgewerkt. SPW heeft de ambitie om zich nog verder te verdiepen in de veranderende behoeften van de verschillende klantgroepen. Zo kunnen wij expliciete beleidskeuzes maken waarbij de belangen van alle groepen in evenwicht blijven. Onze ambities hebben uiteindelijk één doel: het verder optimaliseren van de dienstverlening aan onze belanghebbenden. In de afzonderlijke hoofdstukken van dit jaarverslag is verder uiteengezet hoe wij omgaan met zaken als bestuurlijke deskundigheid, risicobeheer en verantwoord beleggen. 9

2. Financieel beleid Financiële positie van het fonds in relatie tot het herstelplan Begin 2009 heeft het bestuur een herstelplan ingediend. Dit herstelplan is ingediend volgens de voorschriften van DNB. In dit herstelplan staat dat eind 2013 de dekkingsgraad op het minimaal vereiste niveau van 104,2 moet zitten. Voor 1 januari 2024 moet de dekkingsgraad op het vereiste niveau van 116,7 procent zitten. DNB heeft zijn akkoord gegeven op het herstelplan. De dekkingsgraad van SPW was eind 2012 106,7 procent. Daarmee lag de dekkingsgraad boven het minimaal vereist eigen vermogen. Wij hebben een evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. Dit doen wij elk jaar. De evaluatie is gebaseerd op de gegevens van eind 2012. Uit deze evaluatie blijkt of de dekkingsgraad de kritieke dekkingsgraad volgt. Volgens de evaluatie loopt de ontwikkeling van de dekkingsgraad achter op het verwachte herstel zoals dat is beschreven in het herstelplan. Volgens ons herstelplan had de dekkingsgraad eind 2012 namelijk 107,8 procent moeten bedragen. Kritieke dekkingsgraad De dekkingsgraad bevond zich eind 2012 wel boven de kritieke dekkingsgraad van 100,3 procent. De kritieke dekkingsgraad is de dekkingsgraad die ten minste nodig is om in de resterende periode, dus tot eind 2013, op het minimaal niveau van 104,2 procent terecht te komen. Verwachtingen herstelplan Het vierde kwartaal 2012 was het eerste kwartaal dat SPW een dekkingsgraad boven het minimaal vereist eigen vermogen heeft gemeld aan DNB. Een kortetermijnherstelplan eindigt pas als SPW drie kwartalen achter elkaar een dekkingsgraad rapporteert boven het minimaal vereist eigen vermogen. Het kortetermijnherstelplan van SPW kan dus niet eerder eindigen dan eind tweede kwartaal 2013. is het herstelplan van toepassing. Wij hebben ook geformuleerd wat een acute crisis is. Dat is het geval als het fonds onder de kritieke ondergrens van de dekkingsgraad komt. Dat betekent immers dat het fonds niet meer uit herstel komt in de resterende looptijd van het herstelplan en er drastische maatregelen nodig zijn. Dat zijn: Verlaging van de toekomstige pensioenopbouw. Verhoging van de premie. Verlaging van de opgebouwde rechten en uitkeringen. In het plan is ook opgenomen hoe wij hierover communiceren. In 2012 volgden wij wekelijks de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de kritieke dekkingsgraad. Premiebeleid van SPW Voor het vaststellen van de pensioenpremie volgt SPW de wettelijke regels: de pensioenpremie moet minimaal kostendekkend zijn. Dat betekent dat de premieopbrengsten minimaal gelijk zijn aan de kosten van de in enig jaar opgebouwde pensioenen. Er wordt naar gestreefd de premie hoger vast te stellen dan de kostendekkende premie. Daarmee proberen we de toeslagambitie voor actieve deelnemers waar te maken en toekomstige risico s te beperken. SPW maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De premie wordt berekend op basis van het gemiddelde van de door DNB gepubliceerde maandelijkse rentevoeten in de afgelopen vijf jaar. De premieopbrengsten in 2012 waren hoger dan de gedempte kostendekkende premie in 2012. Op basis van de evaluatie wordt verwacht dat de dekkingsgraad van SPW eind 2014 het vereiste niveau heeft bereikt. Zolang het fonds zich in de situatie van tijdig herstel bevindt, hoeven er geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Financieel crisisplan In 2012 heeft het bestuur het Financieel crisisplan vastgesteld. Hierin staat gedefinieerd wat wij onder crisis verstaan, wat wij dan gaan doen en wat de gevolgen zijn voor de verschillende groepen in het fonds. Er is sprake van een crisis als het fonds in dekkingstekort komt. Dat is inmiddels al enige jaren het geval. Om hieruit te komen 10

Grafische weergave van het premie- en toeslagbeleid In onderstaand overzicht wordt een (vereenvoudigde) grafische weergave van het premie- en toeslagbeleid van SPW gegeven. De toelichting hierop volgt na de afbeelding. Figuur 2.1 Grafische weergave van het premie- en toeslagbeleid Premiebeleid Premiekorting neemt toe met maximaal 1% pensioengrondslag per jaar tot minimale premie is bereikt. Dekkingsgraad Premiekorting ongewijzigd 135% Premiekorting daalt met maximaal 2% pensioengrondslag per jaar tot maximale premie is bereikt. Premiekorting ineens naar 0%: maximale premie Premiekorting ineens naar 0%: maximale premie. De-Valck optie 125% 115% 110% 105% Toeslagbeleid Volledige toeslagverlening (plus inhaaltoeslagen?) vanaf 135% Gedeeltelijke toeslag (pro rata) inclusief de De-Valck optie Geen toeslagverlening De De-Valck optie houdt in dat premieruimte wordt ingezet voor extra toeslagverlening aan actieven als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Namelijk: 1. De gevraagde premie is hoger dan de zuivere (dus niet de gedempte) kostendekkende premie. 2. Er is sprake van onvolledige toeslagverlening. Hoogte van de premie Aan de hand van de financiële positie van het fonds, aan het einde van het jaar, bepaalt het bestuur of een korting op de maximale premie kan worden gegeven. Als de reserves van het fonds groot genoeg zijn, zijn de risico s kleiner. Dan kan een lagere premie worden vastgesteld. Door middel van een premiekorting gaat de pensioenpremie omlaag. De premie voor 2012 is vastgesteld op het maximale premie niveau. Dit is 31 procent van de pensioengrondslag voor deelnemers geboren in of na 1950. Voor deelnemers geboren vóór 1950 is dit 26 procent van de pensioengrondslag. De premiepercentages in 2012 zijn gelijk aan die van 2011. Verhouding tussen de premie en de dekkingsgraad De financiële positie van het fonds wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad. Als de dekkingsgraad aan het einde van het jaar lager is dan 135 procent, vindt er geen verhoging van de premiekorting plaats. De premie gaat in dat geval dus niet omlaag. Bij een dekkingsgraad hoger dan 135 procent, wordt de premiekorting volgens bepaalde afspraken verhoogd. De korting op de pensioenpremie is op basis van het beleid maximaal 3,5 procent van de pensioengrondslag. Verlaging van de premiekorting stapsgewijs Bij een dekkingsgraad tussen 115 procent en 125 procent per 1 januari van enig jaar, wordt de premiekorting verlaagd met maximaal 2 procent van de pensioengrondslag. De verlaging van de premiekorting wordt jaarlijks voortgezet tot het maximale premieniveau is bereikt. Verlaging van de premiekorting ineens Als de dekkingsgraad van het fonds per 1 januari van enig jaar 115 procent of lager is, verlenen wij geen premiekorting. De pensioenpremie wordt dan ineens vastgesteld of deze blijft gehandhaafd op het maximale premieniveau. Ontwikkelingen premiekorting in het verslagjaar De dekkingsgraad van het fonds was aan het einde van 2011 lager dan 135 procent. Wij besloten daarom in 2012 geen premiekorting te verlenen. Pensioenpremieverdeling in CAO Woondiensten De premieverdeling tussen werkgevers en werknemers is vastgelegd in de CAO Woondiensten. SPW kent twee verschillende pensioenregelingen: één voor deelnemers geboren vóór 1950 en één voor deelnemers geboren in of na 1950. Beide pensioenregelingen hebben elk hun eigen premiestelling en premieverdeling. VPL-premie Met ingang van 1 januari 2012 heft het fonds bij alle deelnemers met een actief dienstverband een VPL-premie. De VPL-premie is vastgesteld op 2,5 procent van het pensioengevend loon. De VPL-regeling is een afzonderlijke regeling binnen SPW. De financiële middelen, beschikbaar voor de uitvoering van de regeling, zijn afgezonderd van de andere middelen van het fonds. Hiertoe voert SPW een bestemmingsreserve VPL. Deze bestemmingsreserve wordt dus niet meegenomen bij de bepaling van de (nominale) dekkingsgraad. Voor meer informatie zie de jaarrekening pagina 50. 11

Wet VPL Wet VPL staat voor Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ prepensioen en introductie levensloopregeling. De doelstelling van de wet is om mensen te stimuleren langer door te werken. Bij de invoering van de Wet VPL heeft SPW met ingang van 1 januari 2006 voorwaardelijk pensioen toegezegd aan een specifieke groep deelnemers. Deze deelnemers moeten onder andere in dienst getreden zijn in de branche woningcorporaties vóór 1998. Dit voorwaardelijk pensioen voor deze groep deelnemers dient uiterlijk in 2020 te worden ingekocht of bij eerdere pensionering van deelnemers. Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Naast de pensioenpremie betalen de deelnemers ook een premiebijdrage voor drie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: WIA-excedentpensioen WIA-pluspensioen WGA-hiaatpensioen De arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn verzekerd op risicobasis. Dat betekent dat er alleen recht is op een uitkering uit deze verzekeringen zolang een werknemer deelneemt aan de pensioenregeling van SPW. In 2012 waren de premies als volgt vastgesteld: De premie voor het WIA-excedentpensioen was 0,5 procent van de WIA-excedentgrondslag, inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen. De franchise voor het WIA-excedentpensioen was in 2012 50.373 euro. De premies voor het WIA-pluspensioen en het WGAhiaatpensioen waren 0,15 procent van het pensioengevend loon, inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen. Toeslagbeleid SPW Ieder jaar probeert SPW de opgebouwde pensioenen van deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioenen van gepensioneerden te verhogen met een toeslag. De opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers probeert het fonds mee te laten stijgen met de procentuele loonstijging volgens de cao. De (opgebouwde) pensioenen van gepensioneerden en gewezen deelnemers probeert het fonds mee te laten groeien met de prijsinflatie. Zo behouden de (opgebouwde) pensioenen hun waarde. Toeslagverlening is voorwaardelijk SPW hanteert het volgende toeslagbeleid als richtlijn. Toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat betekent dat alleen toeslag wordt verleend als de financiële positie van het fonds dit toelaat. Toeslagverlening is dus geen recht en het fonds reserveert er geen geld voor. Aan toeslagverlening in voorgaande jaren kunnen dan ook geen rechten worden ontleend ten aanzien van toekomstige toeslagverlening. We besloten in 2012 de minimale dekkingsgraad waaronder geen toeslagen worden verleend, te verhogen van 105 procent naar 110 procent. Dit is gedaan vanwege de introductie van de UFR-methode in 2012 (zie het hoofdstuk Fondsontwikkelingen in 2012). Ook besloot het bestuur dat volledige toeslagen worden toegekend vanaf een dekkingsgraad van 135 procent, op basis van de verwachte compensatie voor prijsinflatie. Bij een dekkingsgraad tussen 110 procent en circa 135 procent zal de toeslag gedeeltelijk worden toegekend. Pas boven een dekkingsgraad van 135 procent kan er sprake zijn van inhaaltoeslagen. Aan de hand van de financiële positie van het fonds aan het einde van het jaar, bepaalt SPW of toeslag kan worden verleend. Bij een (gemiddelde of ultimo) dekkingsgraad die lager is dan 110 procent, wordt geen toeslag verleend. In het beleid wordt rekening gehouden met een situatie waarin de gevraagde premie door het fonds hoger is dan de kostendekkende premie. Uit de premieruimte die hieruit ontstaat, kan (gedeeltelijk) toeslag worden verleend aan actieve deelnemers. Ook hiervan heeft het bestuur in 2012 besloten dat dit alleen wordt toegekend als de dekkingsgraad zich boven de 110 procent bevindt. Toeslagverlening in 2012 en 2013 Per 1 januari 2012 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd met een toeslag. Voor dit besluit baseerde het fonds zich op de financiële positie van het fonds eind 2011. Deze was op dat moment onvoldoende om toeslag te verlenen. Dit is in overeenstemming met het toeslagbeleid. Toeslagverlening actieve deelnemers Voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers wordt een bepaalde maatstaf gebruikt. Deze maatstaf is de procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de sector. Deze loonontwikkeling was 1,91 procent in de betreffende meetperiode, namelijk van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012. De dekkingsgraad van het fonds was eind 2012 lager dan 110 procent. Daarom hebben we besloten de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2013 niet te verhogen met een toeslag. Daarnaast hebben we besloten de beschikbare premieruimte niet te gebruiken voor een aanvullende toeslag voor de actieve deelnemers (de De Valck-optie). Dit vanwege de financiële positie van het fonds in 2012. 12

Toeslagverlening gewezen deelnemers en pensioengerechtigden De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf die wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden. De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen) was van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012 2,1 procent. De dekkingsgraad van het fonds was eind 2012 lager dan 110 procent. Daarom besloten we de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en gepensioneerden per 1 januari 2013 niet te verhogen met een toeslag. Jaar Tabel 2.2 Niet verleende toeslagen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (in procenten) Toeslagverlening op basis van beleid Daadwerkelijke toeslagverlening Niet toegekende toeslagen 2009 3,00 0,00 3,00 2010 0,00 0,00 3,00 2011 1,40 0,00 4,40 2012 2,40 0,00 6,80 2013 2,10 0,00 8,90 Inhaaltoeslag Naast een gewone toeslag kan SPW besluiten om de pensioenen extra te verhogen met een inhaaltoeslag. Met een inhaaltoeslag worden jaren waarin geen volledige toeslag is verleend, (gedeeltelijk) gecompenseerd. Niet toegekende toeslagen Tot 1 januari 2009 was er geen sprake van een achterstand in de toeslagverlening. Maar per 1 januari 2009, per 1 januari 2010, per 1 januari 2011 en per 1 januari 2012 zijn er geen toeslagen verleend. Ook per 1 januari 2013 zijn er geen toeslagen verleend. Hierdoor zijn de niet toegekende toeslagen toegenomen. Als de mogelijkheid zich voordoet om niet toegekende toeslagen in te halen, overweegt het bestuur om eventuele toeslagen als gevolg van de gestegen levensverwachting, te verrekenen. Niet toegekende toeslagen worden bij elkaar opgeteld. In de volgende tabellen is dit weergegeven. Jaar Tabel 2.1 Niet verleende toeslagen van actieve deelnemers (in procenten) Toeslagverlening op basis van beleid Daadwerkelijke toeslagverlening Niet toegekende toeslagen 2009 2,31 0,00 2,31 2010 0,00 0,00 2,31 2011 2,52 0,00 4,83 2012 1,50 0,00 6,33 2013 1,91 0,00 8,24 Per 1 januari 2013 bedragen de niet verleende toeslagen voor actieve deelnemers 8,24 procent. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden bedragen de niet verleende toeslagen 8,90 procent. Inhaaltoeslag afhankelijk van financiële positie Pas als de dekkingsgraad in enig jaar (na toekenning reguliere toeslagen) boven een dekkingsgraad van 135 procent ligt, kan er sprake zijn van inhaaltoeslagen. Op dat moment zal het bestuur overwegen om eventuele effecten als gevolg van de gestegen levensverwachting te verrekenen met inhaaltoeslagen. Voorwaardelijkheidsverklaringen toeslagverlening Wij hanteren in onze communicatie met (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden voorwaardelijkheidsverklaringen. Een voorwaardelijkheidsverklaring is een voorgeschreven tekst door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Pensioenfondsen moeten de voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken om hun (gewezen) deel nemers en gepensioneerden duidelijk te informeren over toeslag verlening. Verkort actuarieel verslag Met dit actuarieel verslag willen we inzicht geven in de financiële resultaten over het verslagjaar. Dat wordt gedaan door op iedere post uit de technische verlies- en winstrekening nader in te gaan. Doelstelling van ons fonds De belangrijkste doelstelling van pensioenfondsen - en ook van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW) - is de zekerstelling van de toegezegde pensioenen. Die zekerstelling heeft niet alleen betrekking op de ingegane pensioenen, waarvoor geen premie meer betaald wordt, maar ook op de in de toekomst nog op te bouwen pensioenen van de actieve deelnemers. Daarnaast streeft het pensioenfonds ernaar dat pensioenen van pensioentrekkenden en premievrije deelnemers waardevast en 13

de pensioenen van de actieve deelnemers welvaartsvast blijven, indien de financiële positie van het fonds dit toelaat. Financieel Toetsingskader (FTK) en Financiering door kapitaaldekking De Technische voorzieningen (TV) zijn gelijk aan de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenen. Bij de vaststelling van de TV is uitgegaan van marktwaardering. De nominale rentetermijnstructuur kwam eind 2012 overeen met een vaste rekenrente van 2,5 procent (2011: 2,75 procent). DNB heeft ervoor gekozen om de rentetermijnstructuur per 31 december 2012 te middelen over de handelsdagen van de laatste drie maanden en de UFR-methodiek toe te passen. Deze aanpassingen zijn toegepast omdat naar het oordeel van DNB per einde 2012 sprake was van uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swap-markt. Voorts is bij de vaststelling van de TV rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Daarbij is een correctie op de overlevingskansen toegepast om het verschil tussen de overlevingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in aanmerking te nemen. Het pensioenfonds stelt haar voorziening vast op basis van de overlevingstafels AG-Prognosetafel 2012-2062 toegepast met een fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte. De Pensioenwet schrijft voor dat het ouderdomspensioen moet zijn gebaseerd op kapitaaldekking. Dat betekent dat met de geheven premie een kapitaal bij elkaar gespaard dient te worden dat groot genoeg is om aan de pensioenverplichtingen te voldoen. Het benodigde kapitaal op enig moment noemen we de TV. Bij kapitaaldekking speelt een aantal onzekere factoren een rol. Zo is er allereerst het beleggingsrendement dat het fonds behaalt. De beleggingsopbrengsten kunnen van jaar tot jaar grote schomme lingen laten zien. Een andere onzekere factor is de inflatie. Bij de berekening van de TV van de opgebouwde nominale pensioenaanspraken wordt op dit moment geen rekening gehouden met toekomstige toeslagen ter compensatie van de inflatie. Voor de bepaling van de pensioenpremie is het belangrijk om te weten hoe de pensioenuitkeringen in de toekomst zullen verlopen. Pensioenuitkeringen komen bij SPW in drie vormen voor: 1. ouderdoms- en vroegpensioen; 2. (tijdelijk) nabestaandenpensioen; 3. arbeidsongeschiktheidspensioen. De uitkeringen zijn afhankelijk van de levensverwachting van de gemiddelde deelnemer, of hij wel of niet een partner heeft en/of de deelnemer wellicht arbeidsongeschikt zal worden. Deze vragen zijn niet met zekerheid te beantwoorden. Wel is het mogelijk bepaalde aannames te doen, zeker bij een grote groep deelnemers, zoals bij SPW het geval is. Er worden dan aannames gedaan over de toekomstige ontwikkelingen op basis van bepaalde levenskansen. Rekenrente en levenskansen tezamen noemen we de actuariële grondslagen. Hiermee kan berekend worden hoeveel geld benodigd is voor pensioenbetalingen nu en in de toekomst. De actuariële resultaten (x 2 1.000) In totaal is in 2012 een positief resultaat ad 409.715 behaald. Hiervan wordt 397.157 toegevoegd aan het eigen vermogen en 12.558 toegevoegd aan de bestemmingsreserve VPL. Teneinde na te gaan op welke wijze dit resultaat is ontstaan uit afwijkingen tussen veronderstellingen (bijvoorbeeld rekenrente en sterfte) en werkelijkheid, is een analyse opgesteld. In deze analyse zijn de verschillende bronnen opgenomen die tot het resultaat hebben geleid. De uitkomsten uit deze analyse zijn als volgt: Lasten Technische verlies- en winstrekening over 2012 (x 2 1.000) Baten Kosten 127 Beleggingen/marktrente 426.904 Diversen 68.220 Premies 20.118 Levenskansen 6.869 Herverzekering 7 Resultaat tgv het EV 397.157 VPL-regeling 23.520 Resultaat tgv bestemming- 12.558 reserve VPL Arbeidsongeschiktheid 644 478.062 478.062 Resultaat op premie Het resultaat op premie is het verschil tussen de benodigde koopsom voor de pensioenopbouw ten behoeve van de ontwikkeling van de TV en de premiebetalingen in het boekjaar. De totale premieontvangsten bedroegen in 2012 319.629. Verder kwam uit de premievrijstellingreserve en de overige voorzieningen een bedrag beschikbaar van 13.328. Het totale beschikbare bedrag bedroeg derhalve 332.957. Uit het totaal van de ontvangen premies is een bedrag van 16.956 beschikbaar gesteld voor de dekking van nabestaandenpensioen (ANW), invaliditeitspensioen (IP), 14

aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen ((A)AP), premievrijstelling (PVI) en kosten. De beschikbare gelden zijn ten gunste gebracht van de resultaten op sterfte (ANW), arbeidsongeschiktheid (IP, (A)AP en PVI) en kosten. Tevens was een bedrag van 8 beschikbaar voor de inkoop uit hoofde van de pensioenspaarregeling Privioen. De benodigde koopsom voor de reguliere pensioenopbouw in 2012 bedroeg 290.985. De opgebouwde pensioenaanspraken en rechten van actieve deel nemers, gewezen en pensioentrekkende deelnemers zijn niet verhoogd. De benodigde risicokoopsom voor de dekking van het in de toekomst nog op te bouwen nabestaandenpensioen bedroeg 4.890. Het positieve resultaat op premies bedroeg dit jaar 319.629 + 13.328 16.956 8 290.985 4.890 = 20.118. Resultaat op beleggingen en marktrente Het resultaat op interest is gelijk aan de behaalde beleggingsopbrengsten, verminderd met de mutatie van de TV vanwege de wijziging van de marktrente gedurende het boekjaar en verminderd met de technisch benodigde interest (op basis van 1,544 procent éénjaarsrente). De directe en indirecte beleggingsopbrengsten na aftrek van de gemaakte intrest- en beleggingskosten en het rendement voor de bestemmingsreserve VPL bedroegen 979.880 positief. Terzake van de TV was 106.627 benodigd. Daarnaast is er sprake van een toename van de TV ultimo 2012 ad 446.349 als gevolg van de gestegen marktrente. Over het verslagjaar bedroeg de totale winst op intrest derhalve: 979.880 446.349 106.627 = 426.904. Resultaat levenskansen Het belangrijkste onderdeel van het resultaat op levenskansen is het sterftecijfer. Afwijkingen in het sterftecijfer waarmee gerekend is en het werkelijke sterftecijfer beïnvloeden immers het verloop van de pensioenuitkeringen en daarmee het resultaat van SPW. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het langlevenrisico en het kortlevenrisico van alle deelnemers. Bij het langlevenrisico gaat het vooral om afwijkingen ten aanzien van de leeftijd die een gepensioneerde deelnemer gemiddeld bereikt. Bij het kortlevenrisico gaat het om afwijkingen ten aanzien van het verwachte aantal deelnemers met een partner dat gemiddeld overlijdt. Resultaat op arbeidsongeschiktheid Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van het aantal invalideringen en revalideringen in een bepaald boekjaar. Per saldo is op arbeidsongeschiktheid een winst geboekt van 644. Resultaat op herverzekering In het resultaat op herverzekering worden de betaalde premies herverzekering afgezet tegen de uitkeringen uit hoofde van herverzekering. In 2012 is een winst behaald van 7. Resultaat op toeslagen In 2012 zijn er geen toeslagen toegekend, derhalve is het resultaat op toeslagen nul. Resultaat op diversen Het resultaat op diversen ad 68.220 negatief bestaat uit het resultaat op waardeoverdrachten van 175 positief, het resultaat op uitkeringen ad 4 negatief, het resultaat op overige mutaties (waaronder correcties die betrekking hebben op vorige boekjaren) ad 4.114 negatief en het resultaat op wijziging actuariële grondslagen ad 64.277 negatief. Het resultaat op actuariële grondslagen is verder op te splitsen in: de overgang naar de AG-Prognosetafel 2012-2062 inclusief fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte ad 76.598 heeft een stijging van de TV tot gevolg; de verhoging van de excassokosten van 2,1 procent naar 2,3 procent heeft een stijging van de TV tot gevolg van 14.589; de verlaging van de opslag voor het wezenpensioen van 7 procent naar 3 procent van het latente nabestaandenpensioen heeft een daling van de TV tot gevolg van 26.910. Resultaat op kosten Ter dekking van de door het fonds gemaakte kosten komen jaarlijks beschikbaar: een bedrag als gevolg van de vrijval van de excassokostenopslag uit de TV. Als dekking voor de te maken excassokosten wordt de TV bepaald inclusief een opslag van 2,3 procent (excassokostenopslag). Deze opslag valt vrij op het moment dat het fonds uitkeringen doet. In 2012 bedroeg de vrijval uit de TV wegens excassokosten 3.665; een opslag uit de premie. In 2012 kwam uit de premie een bedrag van 8.687 beschikbaar; In 2012 is op zowel het langlevenrisico als het kortlevenrisico een winst geboekt. Per saldo is op levenskansen een winst geboekt van 6.869. In totaal was in 2012 dus een bedrag beschikbaar van 12.352. De werkelijke kosten in 2012 bedroegen 12.479. In 2012 bedroeg het resultaat op kosten derhalve 127 negatief. 15

Resultaat op VPL Het resultaat op VPL bestaat uit de volgende onderdelen: Uit de premie is een bedrag van 34.232 beschikbaar voor de VPL-regeling; In het verslagjaar ontstaat er een verlies van 10.851 door de inkoop van pensioenaanspraken; Er heeft een interesttoevoeging aan de bestemmingsreserve VPL plaatsgevonden ad 139. Over het verslagjaar bedraagt de winst uit hoofde van VPL derhalve 34.232-10.851+ 139 = 23.520. Van dit resultaat komt 12.558 ten bate van de bestemmingsreserve VPL. 16

3. Vermogensbeheer In het beleggingsplan 2012 is het bestuur uitgegaan van een gematigd positief scenario. In 2012 zijn de ontwikkelingen in de financiële markten getoetst aan dit scenario en mogelijke bijstellingen van de portefeuille besproken. Gedurende het jaar is echter vastgehouden aan het strategische beleid. De portefeuille kende een totaalrendement van 14,4 procent, tegenover 13,1 procent voor de referentie-index van de gehele portefeuille. De portefeuille heeft het daarmee beter gedaan dan de referentieindex. Dit kwam voornamelijk door een goed selectiebeleid binnen de diverse beleggingscategorieën. In mindere mate kwam dit door het allocatiebeleid. We zijn actief afgeweken van de strategische normgewichten. Ontwikkeling van de financiële markten ECB-beleid In het eerste kwartaal van 2012 liftte het vertrouwen van beleggers mee op de lange termijn herfinancieringsoperaties van de Europese Centrale Bank (ECB). De aandelenkoersen stegen en de risicopremies op staatsobligaties van de perifere landen in de eurozone namen af. Maar in het tweede kwartaal speelde de situatie in Griekenland en Spanje weer op. Daardoor stegen de risicopremies weer. In juli 2012 hield Mario Draghi, de president van de ECB, een toespraak. Deze was van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van de financiële markten in 2012. Draghi kondigde namelijk aan er alles aan te doen om de euro te redden. Dit gaf beleggers voldoende vertrouwen om opnieuw in risicovolle beleggingen te investeren. Dit beeld paste bij het gematigd positieve scenario van SPW. Beleidsmakers wereldwijd De ECB, maar ook de Federal Reserve en de Centrale Bank van Japan, besloten hun programma s voor het opkopen van staatsobligaties verder uit te breiden of te verlengen. Opvallend was dat de landen binnen de Europese Unie meer bereidheid toonden om elkaar te helpen. Na lang onderhandelen kwam er een Europees Stabiliteits Mechanisme voor landen die hulp nodig hebben. Het toezicht op banken werd steeds beter gecoördineerd en fiscale afstemming werd verder vormgegeven. Dit zorgde voor een toenemend vertrouwen in de euro in de tweede helft van 2012. Daardoor apprecieerde de euro tegenover de dollar. Al deze maatregelen droegen er ook toe bij dat beleggers minder somber werden. Dit ondanks dat de economische groei achterbleef bij de verwachting. Beleggingsovertuigingen In 2011 zijn we begonnen met het specificeren van onze beleggingsovertuigingen ( Investment Beliefs ). Dit zijn de uitgangspunten van ons beleggingsbeleid. In 2012 hebben we de volgende beleggingsovertuigingen vastgesteld: 1. Asset allocatie is de belangrijkste keuze in relatie tot het uiteindelijke rendement. 2. Bepaalde beleggingsrisico s worden op lange termijn beloond. 3. Voor illiquide beleggingen wordt een extra vergoeding ontvangen. 4. Op lange termijn treedt mean reversion op. 5. Diversificatie is belangrijk, maar er zit wel een grens aan. 6. Het pensioenfonds belegt alleen in categorieën en strategieën als er voldoende inzicht is. 7. Inzicht in de kosten van de beleggingen is belangrijk. 8. Belangen verschillen. 9. Innovatie en snelheid van handelen lonen. 10. Investeringen van het pensioenfonds zijn maatschappelijk verantwoord. ALM-studie In 2012 heeft SPW een ALM-studie laten uitvoeren. De uitkomsten van deze studie vormen een belangrijke basis voor ons strategisch beleggingsplan. Input voor deze studie waren onder Asset Liability Management Het fonds houdt periodiek een ALM-studie. ALM staat voor Asset Liability Management. Een ALM-studie stemt de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar af. De ALMstudie is een richtlijn voor het maken van beleidskeuzes. andere onze beleggingsovertuigingen en de verwachte risico s en rendementen van de diverse beleggingen op de lange termijn. Uit de ALM-studie volgde een aantal aanpassingen voor het strategische beleggingsbeleid van 2013 tot 2015: Eén van onze beleggingsovertuigingen is om in elke categorie voor minimaal 5 procent te beleggen. De normallocatie naar alternatieve beleggingen is 16 procent van de portefeuille. Binnen de portefeuille alternatieve beleggingen hebben wij gekozen voor private equity, hedge funds en commodities. Wij nemen afscheid van alternative inflation en op termijn van infrastructuur en opportunities. Het werkt positief op de resultaten als bij lagere rentestanden het renterisico minder wordt afgedekt. Het is niet optimaal om het valutarisico volledig af te dekken. Bij de recente dekkingsgraden zal een verkoop of verlaging van de putoptiestrategie de resultaten op de meeste fronten verbeteren. 17

Deze punten zijn in het strategisch beleggingsplan 2013-2015 en het beleggingsplan 2013 opgenomen. Overzicht rendementen per beleggingscategorie In het volgende overzicht zijn de behaalde beleggingsrendementen per beleggingscategorie schematisch weergegeven. Ook de resultaten van de betreffende benchmarks zijn in het schema opgenomen. De performance van de renteswaps is niet opgenomen. Deze droeg over heel 2012 5,8 procent bij aan de performance. SPW sluit renteswaps af om het renterisico te verminderen. * Dit is exclusief putopties. Tabel 3.1 Behaalde fondsrendementen in 2012 (in procenten) Beleggingscategorie Fondsrendement Resultaat benchmark Vastgoed 7,4 7,4 Aandelen* 16,2 16,1 Vastrentende waarden 10,3 9,0 Private equity 9,1 0,4 Hedgefondsen 3,8 2,2 Commodities 5,3./. 1,5 Opportunities./. 0,4./. 0,3 Infrastructuur./. 2,0 0,0 Alternative inflation 14,5 13,7 Strategische beleggingsmix 2012 In 2012 heeft SPW de portefeuille ingericht op basis van de in het beleggingsplan opgenomen normgewichten. Onze beleggingsportefeuille kende een licht overwogen positie in aandelen, onder andere op basis van een gematigd positief scenario. Dat betekent dat de werkelijke omvang van de beleggingen in aandelen groter was dan de norm die was vastgesteld in het beleggingsplan. De portefeuille alternatieve beleggingen is gedurende 2012 verder uitgebreid richting de normwegingen. De werkelijke omvang van de alternatieve beleggingen was gedurende het jaar daardoor kleiner dan de vastgestelde norm. Deze onderweging werd deels gecompenseerd door een licht hogere weging in aandelen. Als tegenhanger hiervan daalde de weging van vastgoed in de portefeuille licht. Gedurende het jaar pakte dit positief uit omdat aandelen een goed rendement realiseerden over het gehele jaar. De allocatie naar alternatieve beleggingen is gedurende het jaar uitgebreid richting de normwegingen. Onze strategische beleggingsmix voor de lange termijn, de norm voor 2012 en de werkelijke mix voor 2012 zijn weergegeven in tabel 3.2. * Dit is exclusief putopties. Tabel 3.2 Strategische beleggingsmix op hoofdniveau, de norm en de werkelijke mix voor 2012 (in procenten) Strategische mix 2012 Norm voor 2012 Werkelijk ultimo 2012 Norm voor 2011 Werkelijk 2011 Vastrentende waarden 40,0 39,0 40,8 40,0 40,1 Zakelijke waarden: - Aandelen* 35,0 35,0 36,1 35,5 36,2 - Vastgoed 10,0 10,0 14,2 10,0 9,9 - Alternatives 15,0 16,0 8,9 14,5 13,8 De norm voor 2012 is in het beleggingsplan 2012 vastgesteld en op onderdelen ingevuld. Deze normweging was van toepassing vanaf 1 januari 2012. Tabel 3.3 Strategische beleggingsmix op deelniveau, de norm, de werkelijke mix voor 2012 en de voorgenomen mix voor 2013 (in procenten) Norm voor 2012 Werkelijk ultimo 2012 Voorgenomen mix 2013 Vastgoed 10,0 8,9 10,0 Aandelen ontwikkelde markten 30,0 31,0 24,0 Aandelen opkomende markten 5,0 5,1 6,0 Staatsobligaties 14,0 12,1 14,0 Credits 25,0 28,7 30,0 Private equity 6,0 7,2 7,0 Hedgefondsen 2,0 1,5 3,0 Commodities 4,0 4,1 5,0 Opportunities 1,0 0,6 0,5 Infrastructuur 1,0 0,6 0,5 Alternative Inflation 2,0 0,2 0,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 18

Afdekken beleggingsrisico s SPW loopt bepaalde beleggingsrisico s. Dit zijn in het bijzonder rente-, aandelenmarkt- en valutarisico s. De beheersing van deze risico s is voor ons van wezenlijk belang. Renterisico Er is verschil in renterisico tussen de pensioenverplichtingen van het fonds en de beleggingen. Dat verschil zorgt mogelijk voor een negatieve ontwikkeling van de dekkingsgraad. Dat willen wij deels voorkomen. Dat doen wij door onze pensioenverplichtingen deels af te dekken. Het renteafdekkingsbeleid wordt uitgedrukt als percentage van het renterisico van de nettoverplichtingen. Het renterisico van de nettoverplichtingen wordt gedefinieerd als het renterisico van de verplichtingen minus het renterisico van de portefeuille vastrentende waarden. Het beleggingsbeleid van SPW is om bij hogere rentestanden te overwegen de rentebescherming hoger te laten zijn dan bij lagere rentestanden. Begin 2012 daalde de afdekking van de netto pensioenverplichtingen tot onder 55 procent. Op dat moment breidden wij de renteafdekking conform beleggingsplan uit tot 58 procent. In de loop van 2012 is het afdekkingspercentage rond dit niveau behouden. De rente daalde gedurende het jaar over de gehele linie. De dertigjaarsmarktrente daalde bijvoorbeeld van 2,6 procent begin januari 2012 tot 2,2 procent eind december 2012. Hierdoor nam de waarde van de afdekkingsportefeuille toe en droeg deze portefeuille 5,8 procent bij aan het rendement van SPW. De totale waarde van de renteswaps (inclusief opgelopen rente) bedroeg aan het einde van 2012 1.275 miljoen euro. Aan het begin van 2012 bedroeg deze 945 miljoen euro. Aandelenmarktrisico De koersen van aandelen fluctueren dagelijks en worden door een veelvoud aan factoren beïnvloed. Het neerwaartse koersrisico dekken wij af met putopties. Op basis van ons strategische beleid hebben wij de aandelenafdekking eind december 2011 en begin 2012 uitgebreid en weer naar 100 procent gebracht Dat deden wij door putopties aan te schaffen. Een putoptie is een derivaat waarmee een belegger zich gedurende een bepaalde looptijd verzekert van een bepaalde waarde van een aandeel. Door de uitbreiding was onze werkelijke afdekking begin 2012 gelijk aan de strategische waarde van de aandelenportefeuille. Gedurende 2012 zijn aandelen bijgekocht om de aandelenallocatie in de beleggingsportefeuille in lijn te houden met onze strategische norm. Hierdoor steeg de waarde van de aandelenportefeuille tot boven de totale, onderliggende afdekking door putopties. De aandelenafdekking was aan het eind van 2012 daardoor niet meer 100 procent. Ultimo 2012 was, in nominale termen, 85 procent van de aandelenexposure afgedekt door putopties met looptijden van één tot en met vijf jaar. De aandelenportefeuille genereerde een positief rendement van 16,2 procent. Op totaalniveau droeg de aandelenportefeuille daarmee ongeveer 4,8 procent bij. Het resultaat op de aandelenafdekking over geheel 2012 was negatief en droeg op totaalniveau -1,8 procent bij. Daarmee werd het positieve aandelenrendement voor een deel gecompenseerd door het negatieve putrendement van -1,8 procent op totaalniveau van aandelen. Valutarisico Valutakoersen veranderen dagelijks. Daardoor is het mogelijk dat beleggingen in vreemde valuta na verloop van tijd in waarde dalen. Wij willen dat zoveel mogelijk voorkomen. Daarom dekt het fonds de valutarisico s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen geheel af. Dat doet het fonds door valutatermijncontracten af te sluiten. Met de valutatermijncontracten spreken we af om op termijn de ene valuta om te ruilen voor een andere valuta tegen een vooraf vastgelegde koers. Zo lopen we geen risico meer door dalende valutakoersen. In 2012 is het beleid voortgezet om de valutarisico s op beleggingen in Hong Kong-dollars af te dekken via Amerikaanse dollars. Op deze wijze heeft het fonds de blootstelling naar risico s op kleinere munten teruggebracht. Ons resultaat op valutatermijncontracten bedroeg in 2012 38 miljoen euro positief. Portefeuilleoverzicht SPW boekte over 2012 een positief beleggingsresultaat. De gehele beleggingsportefeuille liet over 2012 een rendement van 14,4 procent zien (inclusief de renteafdekking). Het belegde vermogen nam in 2012 toe van 6,9 miljard euro naar 7,9 miljard euro. In tabel 3.4 op pagina 20 is de beleggingsportefeuille schematisch weergegeven. 19

Tabel 3.4 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie (in duizenden euro s) Tabel 3.5 Z-scores en resultaten van de performancetoetsen over de laatste vijf jaar Zakelijke waarden Vastrentende waarden Liquiditeiten Totaal Z-score Resultaat Performancetoets 2007 2.477.463 1.867.544 401.430 4.746.437 2008 2.321.326 1.953.814 85.054 4.360.194 2009 2.694.016 2.260.510 90.364 5.044.890 2010 3.239.487 2.482.078 168.144 5.889.709 2011 3.384.721 3.484.143./. 6.689 6.862.175 2012 3.907.261 3.901.507 117.176 7.925.944 2007./. 0,15 3,81 2008./. 1,69 2,54 2009./. 0,15 2,21 2010./. 0,03 1,17 2011 0,78 0,73 2012 0,78 1,14 Het belegde vermogen in bovenstaande opstelling is niet gelijk aan de beleggingen zoals deze zijn gepresenteerd in de jaarrekening. Deze ongelijkheid wordt veroorzaakt door een andere presentatie van de overlopende rente en liquide middelen. Deze staan in de balans niet onder beleggingen gerubriceerd. Tevens is de rubriek Alternative Inflation in de jaarrekening anders gepresenteerd (onder Vastrentende waarden). Z-score van het fonds De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. De Z-score geeft de afwijking weer van het feitelijke beleggingsrendement van het fonds ten opzichte van een benchmarkrendement. De benchmark wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken met een bepaalde objectieve maatstaf. De Z-scores over de laatste vijf jaar vormen de performancetoets. Bij een negatieve performancetoets mag een aangesloten werkgever, onder bepaalde voorwaarden, besluiten om het fonds te verlaten. Dit vormt een risico voor het draagvlak van SPW. Wij zijn ons daarvan bewust en monitoren de ontwikkeling van de Z-score en de performancetoets daarom nauwgezet. In tabel 3.5 zijn de Z-scores en de resultaten van de performancetoetsen over de laatste vijf jaar weergegeven. Beleggingsresultaten per beleggingscategorie Bijna alle beleggingscategorieën lieten een positief resultaat zien in 2012. Hierna worden de resultaten per beleggingscategorie toegelicht. Vastgoed Evenals in 2011 hebben de beleggingen in vastgoed in 2012 een positief rendement behaald van 7,4 procent. Het rendement van de referentie-index bedroeg 7,4 procent. De vastgoedbeleggingen bestaan uit beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingen. In tegenstelling tot 2011 werd het positieve rendement in 2012 vooral veroorzaakt door de beursgenoteerde vastgoedbeleggingen. Het verwachte rendement bleek op lange termijn van beide categorieën ongeveer gelijk. Op korte termijn hebben beursgenoteerde beleggingen echter een hogere volatiliteit als gevolg van directe kapitaalmarktinvloeden. De vastgoedportefeuille bestaat uit een Tactical Real Estate pool en uit niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen. Deze is gespreid naar regio en in Europa naar sector. Tactical Real Estate pool De Tactical Real Estate pool maakt deel uit van de vastgoedportefeuille van SPW. Deze pool bevat uitsluitend beursgenoteerd vastgoed en kent een middellange beleggingshorizon. Op basis van de in 2012 uitgevoerde ALM-studie is besloten de komende jaren toe te gaan treden tot de Strategic Real Estate pool. Dit is de APG-pool die strategisch belegt in zowel beurs- als niet beursgenoteerd vastgoed, met dus een langere investeringshorizon in vergelijking met onze Tactical Real Estate pool. Sinds begin dit jaar participeert SPW dan ook in deze pool. Aandelen Het rendement op aandelen uit ontwikkelde markten was in 2012 16,2 procent. Wij presteerden daarmee in lijn met de referentie- 20