SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER UUR

Vergelijkbare documenten
SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie B / 10

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Het examen omvat 21 vragen.

Correctiemodel. SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

Maak bij de beantwoording van de volgende vraag gebruik van onderstaande grafiek.

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

6,3. Samenvatting door een scholier 2386 woorden 25 juni keer beoordeeld. Economie in context

TENTAMEN. HvA-HES ALGEMENE ECONOMIE

Hoofdstuk 15 Economische relaties

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2002-II

bruto inkomen (per persoon)

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Examen HAVO en VHBO. Economie

Eindexamen economie havo II

Gezinnen. Overheid. Bedrijven. Buitenland

Waarom houden gezinnen chartaal (kas)geld aan (i.p.v. giraal op de bank)? 1) Transactiemotief Gezinnen hebben contant geld nodig voor L1 = actieve kas

TENTAMEN ALGEMENE ECONOMIE

UIT theorie Fisher

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld

Eindexamen economie 1 vwo I

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Eindexamen economie 1-2 vwo II

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Prijsvorming bij monopolie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

H2 HET ONTSTAAN VAN GELD

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-II

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Vraag Antwoord Scores

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 EXAMEN: 2002-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Correctievoorschrift VWO

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

M * V = P * T (T kan ook Y (reëel inkomen zijn)

Correctievoorschrift VWO. Economie 1,2 (nieuwe stijl)

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FISCALE JAARREKENING DINSDAG 4 OKTOBER UUR

Eindexamen economie 1-2 vwo 2008-II

HOOFDSTUK 17: OEFENINGEN

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel GECONSOLIDEERDE JAARREKENING DONDERDAG 10 MAART UUR

Examen VWO. Economische wetenschappen 1 en recht

UIT doelstellingen en grafieken

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6

economie havo 2015-II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Examen VWO. Economie 1,2 (nieuwe stijl)

UIT grafische elasticiteiten

Datum :4juni 2012 Tijd : uur. Onderwijzer : Drs J.G.M. de Vries (VRJ) ALGEMENE ECONOMIE TENTAMEN

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Transcriptie:

SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER 2016 09.00 10.30 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 B / 11

2016 NGO-ENS B / 11

Opgave 1 (21 punten) Vraag 1 (6 punten) Nationaal spaarsaldo = spaarsaldo particuliere sectoren + spaarsaldo overheid spaarsaldo particuliere sectoren = (S I ) spaarsaldo overheid = (B O) (S I) netto binnenlands product tegen factorkosten +644 minus belastingen van gezinnen - 105 minus gezinsconsumptie - 420 S = +119 minus I (gegeven) = - 35 spaarsaldo particuliere sectoren 84 (B O) = belastingen van gezinnen +105 plus indirecte belastingen minus kostprijsverlagende subsidies +112 minus netto binnenlands product afkomstig van de overheid - 84 minus materiële overheidsconsumptie -133 minus netto-overheidsinvesteringen - 7 overheidsbesparing - 7 Nationaal spaarsaldo = (S I ) + (B O) = 84 7 = 77 miljard Juist antwoord = 77 miljard: 2 punten Juist bedrag spaarsaldo particuliere sectoren: 2 punten Juist bedrag spaarsaldo overheid: 2 punten Vraag 2 (6 punten) Middelen Bestedingen Afschrijvingen: Bruto investeringen door: bedrijven 80 bedrijven 115 1) overheid 24 overheid 31 2) 1) 35 + 80 = 115 2) 7 + 24 = 31 Afschrijvingen debet: 2 punten Bruto-investeringen bedrijven 115: 2 punten Bruto-investeringen overheid 31: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 3 / 11

Vraag 3 De vervangingsinvesteringen zijn gelijk aan de afschrijvingen. In 2015 was dit in Zomerland voor de bedrijven 80 miljard. Vervangingsafschrijving = afschrijvingen: 3 punten Vraag 4 1. Het salderen van alle toegevoegde waarden 2. Het salderen van alle inkomens 3. Het salderen van alle bestedingen Drie juiste antwoorden: 4 punten Twee juiste antwoorden: 2 punten Een juist antwoord: 1 punt Vraag 5 (2 punten) 84 miljard Motivatie: De toegevoegde waarde van de overheid wordt gelijkgesteld aan de door de overheid betaalde lonen en salarissen van het overheidspersoneel. Juist antwoord: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 4 / 11

Opgave 2 (20 punten) Vraag 6 (5 punten) 1. Er zijn veel aanbieders. 2. Er zijn veel afnemers. 3. Er worden heterogene producten verkocht. 4. Er is sprake van onvolledige informatie. 5. Er is sprake van geringe toetredingsbarrières. Per juist antwoord: 1 punt Vraag 7 (5 punten) 7,- Motivatie: De winst is maximaal als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten (MO = MK). De afzet wordt bepaald door het snijpunt van de MO-curve en de MK-curve. Een verticale lijn door het snijpunt van de MO- en MK-curve geeft in het snijpunt met de GO-curve de hoeveelheid en prijs waarbij maximale winst wordt gerealiseerd. Juist antwoord: 5 punten Vraag 8 Bij een dalende gemiddelde opbrengst is de opbrengst van een extra eenheid lager dan de gemiddelde opbrengst. De lage opbrengst van het extra product zal het gemiddelde omlaag trekken. De MO-curve daalt sneller dan de GO-curve. Juist antwoord: 3 punten Vraag 9 Op het bovenste deel van de vraagcurve, tussen A en D. Motivatie: Als de omzet stijgt bij een prijsverlaging, zal de procentuele stijging van de afzet groter zijn dan de procentuele daling van de prijs. Er is dan sprake van een elastische vraag. In de bovenste helft is de prijs relatief hoog en de vraag relatief laag. Een relatief kleine prijswijziging zal een relatief grote hoeveelheidsverandering veroorzaken. Juist antwoord: 3 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 5 / 11

Vraag 10-3,1 Berekening: prijs x hoeveelheid = omzet (0,96) x (1 + q / 100) = 1,08 (1 + q / 100) = 1,08 / 0,96 = 1,125 Δ%q = +12,5% E pq = 12,5/ -4 = -3,1 +12,5%: 2 punten Epq = -3,1: 2 punten Andere berekeningen ter beoordeling aan de corrector. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 6 / 11

Opgave 3 (19 punten) Vraag 11 (5 punten) Het aantal transacties zal stijgen. Motivatie: Er is in tijden van onderbesteding voldoende capaciteit om een hogere bezetting te realiseren. Vraag 12 Vraag 12a Aantal transacties zal stijgen: 2 punten Voldoende capaciteit om hogere bezetting te realiseren: 3 punten 1. Kosteninflatie 2. Bestedingsinflatie 3. Monetaire inflatie Per juiste soort inflatie: 1 punt Vraag 12b Soort inflatie kosteninflatie bestedingsinflatie monetaire inflatie Oorzaak stijging van kosten die wordt doorberekend in de prijzen de bestedingen overtreffen de productiecapaciteit, die volledig bezet is overmatige geldschepping of snelle ontpotting, waardoor veel geld beschikbaar komt Vraag 13 Vraag 13a Per juiste oorzaak: 1 punt (2 punten) M3 wordt gevormd door: 1. M1 = munten en bankbiljetten in omloop en giraal geld in omloop 2. Secundaire liquiditeitenmassa = deposito s en spaartegoeden met een looptijd korter dan twee jaar Per juiste beschrijving: 1 punt Vraag 13b (2 punten) Een sterke groei van M3 is niet ernstig, zolang de liquide middelen worden aangehouden uit beleggingsoverwegen. In perioden met een lage rente en grote onzekerheid houden mensen veel liquide middelen aan. In termen van de verkeersvergelijking van Fisher: de stijging van M3 wordt (ten dele) gecompenseerd door een daling van de omloopsnelheid (V). SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 7 / 11

Liquide middelen aanhouden uit beleggingsoverwegen: 1 punt Compensatie door daling omloopsnelheid: 1 punt Vraag 14 1. De geldhoeveelheid (M3). Hoe groter de groei van M3, hoe groter de kans op een toename van de inflatie. 2. Indicatoren die een beeld geven van de verwachte inflatie, zoals de olieprijzen, de economische groei, de loonontwikkeling en de wisselkoers. Per juist antwoord: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 8 / 11

Opgave 4 (20 punten) Vraag 15 Vraag 15a 1. Rentegevoeligheid 2. Beweeglijkheid van de rente Per juist antwoord: 2 punten Vraag 15b 1. De rentegevoeligheid is afhankelijk van het bedrag waar een onderneming aan bloot staat. 2. De beweeglijkheid is mate waarin de rente beweegt. Per juist antwoord: 2 punten Vraag 16 1. Zwakke financiële positie 2. Krappe winstmarges 3. Zwakke marktpositie 4. Hoge risicoafkeer Per juist antwoord: 1 punt Vraag 17 (maximaal 4 punten) Op de geldmarkt. Motivatie: Het monetair beleid van de ECB is van grote invloed op de geldmarktrente. Door de geldmarktkasreserve staan de geldscheppende banken permanent rood bij de ECB. De beleidsrente die de banken betalen op leningen van de ECB is bepalend voor de interbancaire rente, die de basis vormt voor de geldmarktrente. Juist antwoord: 2 punten Juiste motivatie: 2 punten Vraag 18 1. Openbaarheid 2. Verhandelbaarheid 3. Prijsvorming Drie juiste antwoorden: 4 punten Twee juiste antwoorden: 2 punt Eén juist antwoord: 1 punt SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 9 / 11

Opgave 5 (20 punten) Vraag 19 (maximaal 5 punten) 1. Centrale marktplaats 2. Gereguleerde handel 3. Gestandaardiseerde producten 4. Centrale clearing 5. Toezicht Per juist antwoord: 1 punt Vraag 20 Vraag 21 Vraag 21a (maximaal 5 punten) 1. Het opstellen van marktregels 2. Het toelaten van financiële producten in de notering 3. Het verlenen van het beurslidmaatschap aan banken, effectenmakelaars en 4. beleggingsmaatschappijen 5. Het beheren van de elektronische beurssystemen 6. Het verspreiden van koersinformatie 7. Het registreren van handel tussen leden en clearingorganisatie. Per juist antwoord: 1 punt De AEX is een graadmeter voor de ontwikkeling van de aandelenbeurs in Amsterdam. Juist antwoord: 3 punten Vraag 21b De AEX is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de koersen van de 25 meest verhandelde fondsen op de beurs. Juist antwoord: 3 punten Vraag 22 1. Gedragstoezicht is erop toezien dat personen en instellingen op de financiële markten hun klanten deskundig en zorgvuldig van dienst zijn en dat de handel op de financiële markten ordelijk en eerlijk verloopt. 2. Prudentieel toezicht is gericht op de financiële soliditeit van financiële instellingen als banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Per juiste omschrijving: 2 punten Einde examen SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 10 / 11

SPD Bedrijfsadministratie 11 / 11