Handleiding bij de tabellen van de globalisatie

Vergelijkbare documenten
Bijkomende informatie bij het bestand 'geboortegegevens pasgeborene' (PATBIRTH)

Bijkomende informatie voor de registratie van nietbeëindigde verblijven waarvoor reeds verpleegkundige gegevens doorgestuurd moeten worden

Domein 3 Administratieve gegevens

Domein 3 Administratieve gegevens

Domein 5 Medische gegevens

Bijkomende informatie over de diagnosen en de grouper

Maxi feedback Subacute ziekenhuizen. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Maxi feedback Alle ziekenhuizen. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Bijkomende informatie voor de registratie van daghospitalisatie die omgezet wordt in klassieke hospitalisatie

Omzendbrief aan - de algemeen directeur - de MZG-verantwoordelijke - de hoofdgeneesheer - het hoofd van het verpleegkundig departement

BIJKOMENDE INFORMATIE VOOR DE REGISTRATIE VAN INHOUD DAGHOSPITALISATIES

Evolutie van ziekenhuisverblijven overheen de jaren

Bijkomende informatie voor de registratie van. Daghospitalisaties

Evolutie van ziekenhuisverblijven overheen de jaren

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen, Leefmilieu. Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen

Daarnaast moeten vanaf 1 juli 2007 de forfaits chronische pijn als daghospitalisatie geregistreerd worden (artikel 4, 8).

Domein 5 Medische gegevens

Bijkomende informatie voor de registratie van daghospitalisaties

Domein 5 Medische gegevens

Domein, bestand, locatie Versie maart 2017 Domein 2: Personeelsgegevens P1 EMPLOPER, 1.2 Inhoud, nieuwe regels vanaf MZG 2017.

Domein, bestand, locatie Versie juli 2016 Versie maart 2017 Inleiding Finalisatie. Het postadres werd veranderd in het adres

Handleiding bij het benchmarking rapport MPG

MZG Globalisatietabellen Verpleegkundige gegevens April 2011

MZG Nationale feedback Verpleegkundige gegevens April Nationale feedback verpleegkundige gegevens : Extern toelichtend document

Domein 3 Administratieve gegevens

Handleiding bij het globalisatierapport MPG Versie 2

INLEIDING INLEIDING. Versie juli 2007 p. I 1

Situering algemene en universitaire ziekenhuizen

Voorbeeld: 001-Z-3.0-S-HOSPITAL TXT Verandering ICD-9-CM codes naar ICD-9-CM codes t.e.m. MZG 2014/2 ICD-10-BE codes vanaf MZG 2015/1

Domein 6 Facturatiegegevens

Domein 5 Medische gegevens

APR-DRG (versie 15.0)

Domein 5 Medische gegevens

Handleiding benchmarkrapport MPG

Handleiding bij het finale rapport MPG

Domein 6 Facturatiegegevens

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Domein 1 Structuur van het ziekenhuis

MZG Globalisatietabellen Verpleegkundige gegevens Oktober 2011

THEMA IV.4. Ischemisch Hartlijden

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Bijkomende informatie over bedindexen, verpleegeenheden en verpleegkundige zorgperioden

1. Algemene informatie

Domein 1 Structuur van het ziekenhuis

Domein 4 Verpleegkundige gegevens

Patiënten (niet-inwoners) in België

Validatie Ziekenhuis gegevens

Toelichting bij de rapporten van de klinische performantie-indicatoren Algemene en universitaire ziekenhuizen

THEMA IV.1. Tuberculose

Coordinatie--Minimale-klinische-gegevens

R I Z I V Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

2 DECEMBER Koninklijk besluit tot. uitvoering van de wet van 19 juli betreffende de gebundelde financiering

Domein 1 Structuur van het ziekenhuis

Goede gegevensvastlegging voor een betrouwbare HSMR

THEMA IV.2. Maligne neoplasma van trachea, bronchus en long

Bijkomende informatie over bedindexen, verpleegeenheden en verpleegkundige zorgperioden

MZG Globalisatie tabellen Personeelsgegevens Oktober 2011

Domein 1 Structuur van het ziekenhuis

Statistisch Product. Foeto-infantiele sterfte

Artikel Art. 2.

JAN VERBEKE Beroepsvereniging Intensieve Zorgen 20/02/2018

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

MPG DEEL 4 STEEKPROEFGEGEVENS

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

Domein 4 Verpleegkundige gegevens

Bijkomende informatie voor de registratie van de doodsoorzaak

Geachte Mevrouw, Heer,

Gelet op de aanvraag van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 14 februari 2005;

TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT"

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus

Aanvullende tabellen op de algemene federale feedback MVG 2006

Vanaf werden 30 T-bedden buiten gebruik gesteld en ter beschikking gesteld voor het Noolim-project (mobiele teams).

BIJWERKING 1999/12. Bron : R.I.Z.I.V. - Dienst voor Geneeskundige Verzorging

1. Doelstellingen van de publicatie

Verpleegkundige zorgprofielen

I. Analyse van de resultaten van fase 1

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie

MPG DEEL 2 STRUCTUURGEGEVENS EN GEREALISEERDE VERPLEEGDAGEN PER KENLETTER VAN BEHANDELDIENST

FAQ. FINHOSTA NL : inhoud. Sleutelwoorden Vraag Ons standpunt Rekening (fin 2.7) Op welke kostenrekening dient men tandkronen te boeken?

Microdataservices. Documentatierapport Diagnosen behorend bij ziekenhuisopnamen Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZDIAGNOSENTAB)

THEMA III.1. APR-DRG* 194 Heart Failure

MZG 2014 in beeld Pathologieënatlas. Geografische variatie van de pathologie in de Belgische ziekenhuizen

de dag van opname vanaf de 2 de dag vanaf de 91 ste dag

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

1. Algemeen. 2. Dimensie Overlijdensjaar

23 april 2015 Dr. Hilde Pincé (UZ Leuven- KU Leuven) Dr. Ingrid Mertens (FOD Volksgezondheid)

Statistisch Product. Geboorten en vruchtbaarheid

Antibioticaprofylaxe bij implantatie van een (permanente) pacemaker

THEMA V.1. Prostatectomie

Model I GEBOORTE VAN EEN LEVEND KIND STROOK C. (Strook in te vullen en onder gesloten omslag te plaatsen door de geneesheer of de vroedvrouw)

De toekomst van de Heropnamenratio

Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen. Handboek aangepast : januari Toepassing FINHOSTA : Versie 2.7 TRIMESTRIEEL REVISOR

MZG 2013 in beeld Pathologieënatlas. Geografische variatie van de pathologie in de Belgische ziekenhuizen

R I Z I V Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Inbrengen Vaste frequentie

Antibioticaprofylaxe bij hysterectomie. % verblijven voor een hysterectomie waarbij antibioticaprofylaxe gebeurde volgens de antibioticarichtlijnen

Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen. FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu

Klik op één van de vragen hieronder om het antwoord te zien. U kunt in dit document ook met Ctrl-F naar trefwoorden zoeken.

De ontwikkeling van een heropnamemodel. Corine Penning, Jan van der Laan, Agnes de Bruin (CBS) Landelijke Themabijeenkomst Heropnamen DHD

Financiële regeling voor artsen in het kader van de ziekenhuisfinanciering

Transcriptie:

Handleiding bij de tabellen van de globalisatie Inleiding De tabellen van de globalisatie worden aangemaakt per registratiesemester. De globalisatie is een onderdeel van de controleprocedure. Het is de bedoeling om op basis van enkele overzichtstabellen de volledigheid en de nauwkeurigheid van de gegevens te evalueren. Vermits het hier niet meer gaat over punctuele fouten maar over systematische of interpretatiefouten, kan enkel het ziekenhuis zelf hier een antwoord op geven. Inhoud Type ziekenhuisverblijf.......3 1. Globalisatie van de administratieve gegevens... 5 Tabel 1.1.1: datum (jaar en maand) van opname in het ziekenhuis.... 5 Tabel 1.1.2: dag (in de week) van opname in het ziekenhuis... 5 Tabel 1.1.3: datum (jaar (= registratiejaar) en maand) van ontslag uit het ziekenhuis... 5 Tabel 1.1.4: dag (in de week) van ontslag uit het ziekenhuis... 5 Tabel 1.2.1: leeftijdscategorieën en geboortejaar volgens geslacht.... 5 Tabel 1.3.1: aantal verblijven per uniek patiëntennummer en code heropname.... 5 Tabel 1.4.1: arrondissement (aan de hand van NIS-code)... 6 Tabel 1.4.2: nationaliteit en provincie voor inwoners van België (landcode = 150 )... 6 Tabel 1.4.3: nationaliteit en land voor patiënten die in het buitenland verblijven (landcode <> 150 ).... 6 Tabel 1.5.1: plaats vóór opname... 6 Tabel 1.5.2: type opname... 6 Tabel 1.5.3: verwezen door.... 6 Tabel 1.5.4: bestemming... 6 Tabel 1.5.5: type ontslag... 6 Tabel 1.6.1: vergelijking totale verblijfsduur uit verschillende bestanden... 6 Tabel 1.6. : vergelijking totaal aantal volledig te factureren ligdagen uit verschillende bestanden... 7 Tabel 1.7.1: aantal bedindexen per verblijf... 7 Tabel 1.7.2: aantal, percentage en gemiddelde verblijfsduur per bedindex (code bedindex).... 7 Tabel 1.7.3.: bezettingsgraad per bedindex (code bedindex).... 7 Tabel 1.8.1: aantal verpleegeenheden per verblijf... 7 Tabel 1.8.2: aantal, percentage en gemiddelde verblijfsduur per verpleegeenheid (code verpleegeenheid)... 7 Tabel 1.9.1: aantal specialismen per verblijf... 8 Tabel 1.9.2: aantal, percentage en gemiddelde verblijfsduur per code specialisme... 8 Tabel 1.10.1: aantal dagen verbleven in de functie intensieve zorg... 8 Tabel 1.10.2: aantal uren verbleven in de functie intensieve zorg.... 8 2. Globalisatie diagnoses.... 9 Indeling... 9 Tabel 2.1.1: aantal diagnoses ICD-9-CM per verblijf in ziekenhuis... 9 Tabel 2.1.2: aantal verschillende diagnoses ICD-9-CM per verblijf in specialisme.... 9 Tabel 2.2.1: graad zekerheid diagnose.... 9 Tabel 2.3.1: indeling codering diagnose.... 9 Tabel 2.3.2: indeling codering hoofddiagnose.... 9 Tabel 2.3.3: indeling codering nevendiagnose... 9 Tabel 2.4.1: de 10 meest voorkomende hoofddiagnoses ICD-9-CM op 3 cijfers van het 1ste specialisme... 9 3. Globalisatie verstrekkingen ICD-9-CM en RIZIV... 10 Indeling... 10 Tabel 3.1.1: totaal aantal verstrekkingen ICD-9-CM per verblijf in ziekenhuis.... 10 Tabel 3.1.2: totaal aantal verstrekkingen ICD-9-CM per verblijf in specialisme... 10 Tabel 3.2.1: code uitbesteed... 10 Tabel 3.3.1: indeling codering verstrekking ICD-9-CM.... 10 1

Tabel 3.3: graad dringendheid voor elke verstrekking ICD-9-CM.... 10 Tabel 3.4.1: gebruikte anesthesie voor O.R.-verstrekkingen ICD-9-CM belangrijk voor de DRG.... 10 Tabel 3.4.2: gebruikte anesthesie voor niet-o.r.-verstrekkingen ICD-9-CM belangrijk voor DRG.... 11 Tabel 3.4.3: gebruikte anesthesie voor andere verstrekkingen ICD-9-CM... 11 Tabel 3.5.1: daghospitalisatie top 10 ICD-9-CM.... 11 Tabel 3.5.2: klassieke hospitalisatie top 10 ICD-9-CM.... 11 Tabel 3.5.3: langdurig verblijf top 10 ICD-9-CM... 11 Tabel 3.6.1: totaal aantal verstrekkingen RIZIV per verblijf in ziekenhuis.... 11 Tabel 3.6.2: totaal aantal verstrekkingen RIZIV per verblijf in bedindex.... 11 4. Globalisatie output grouper.... 12 Tabel 4.1.1: Major Diagnostic Categories (versie AP10-DRG)... 12 Tabel 4.1.2: foutgroep (AP10-DRG 469, 470)... 12 Tabel 4.1.3: complexe groep (AP10-DRG 468, 476, 477)... 12 Tabel 4.1.4: Major Diagnostic Categories (versie APR15-DRG).... 12 Tabel 4.1.5: foutgroep (APR15-DRG 955, 956)... 12 Tabel 4.1.6: complexe groep (APR15-DRG 950, 951, 952)... 12 Tabel 4.2.1a: fouten grouper: hoofddiagnose ingevuld... 12 Tabel 4.2.1b: fouten grouper: hoofddiagnose niet ingevuld... 13 Tabel 4.2.1c: fouten grouper: enkel AAAAAA als hoofddiagnose... 13 Tabel 4.2.2: vlaggen grouper... 13 Tabel 4.3.1: 10 meest voorkomende DRG s versie AP 10... 14 Tabel 4.3.2: 10 meest voorkomende DRG s versie APR 15... 15 Tabel 4.4.1: graad van ernst voor versie APR15... 15 Tabel 4.4.2: risico op overlijden voor versie APR15.... 15 5. Globalisatie toegevoegde gegevens... 16 Tabel 5.1.1: aantal aangetaste systemen... 16 Tabel 5.2.1: indeling op basis van verblijf in bepaalde bedindexen... 16 Tabel 5.2.2: indeling op basis van verblijf in bepaalde bedindexen: fouten.... 17 Tabel 5.3.1: evolutie per semester... 18 6. Overzicht neonati... 20 << GEBOORTEGEGEVENS>>... 20 Tabel 6.1.1: code geboorteplaats... 20 Tabel 6.1.2: ICD-9-CM van geboorte... 20 Tabel 6.1.3: code volgorde geboorte... 20 Tabel 6.1.4: uur van geboorte... 20 Tabel 6.1.5: geboortegewicht... 20 Tabel 6.1.6: apgarscore... 20 Tabel 6.1.7: weken zwangerschap... 20 Tabel 6.1.8: verblijfsduur moeder voor bevalling... 20 << KOPPELING GEBOORTEGEGEVENS - VERBLIJF BABY>>... 20 Tabel 6.2.1: indicator leeftijd baby.... 20 Tabel 6.2.2: geslacht Baby... 20 Tabel 6.2.3: plaats voor opname, aard van opname, verwezen door Baby... 20 Tabel 6.2.4: type ontslag en bestemming Baby... 20 Tabel 6.2.5: heropname Baby... 20 Tabel 6.2.6: MDC Baby... 21 Tabel 6.2.7: APR-DRG Baby... 21 Tabel 6.2.8: hoofddiagnose Baby... 21 Tabel 6.2.9: graad van ernst APR-DRG Baby... 21 Tabel 6.2.10: risico op overlijden APR-DRG Baby... 21 << KOPPELING GEBOORTEGEGEVENS - VERBLIJF MOEDER>>... 21 Tabel 6.3.1: geboortejaar van de moeder... 21 Tabel 6.3.2: plaats voor opname, aard van opname, verwezen door moeder... 21 Tabel 6.3.3: aard van ontslag en bestemming moeder... 21 Tabel 6.3.4: heropname moeder... 21 Tabel 6.3.5: MDC moeder... 21 Tabel 6.3.6: APR-DRG moeder... 21 Tabel 6.3.7: hoofddiagnose moeder... 21 Tabel 6.3.8: graad van ernst APR-DRG moeder... 21 2

Tabel 6.3.9: risico op overlijden APR-DRG moeder... 21 3

Type ziekenhuisverblijf Overzicht type ziekenhuisverblijf Op de eerst bladzijde vinden we een overzicht van de types ziekenhuisverblijven die werden doorgegeven. Deze indeling gebeurde op basis van het Veld 5, "type ziekenhuisverblijf ", in het bestand Ziekenhuisverblijf. Hierin vinden we de volgende waarden terug: P D H F M L Volledig psychiatrisch verblijf Daghospitalisatie Klassieke hospitalisatie Eerste registratie van langdurig verblijf Tussentijdse registratie van langdurig verblijf Laatste registratie van langdurig verblijf In de kolommen vinden we onder Geen psychiatrisch verblijf de verblijven met code H D F M en L en onder Psychiatrisch verblijf de verblijven met code P. De rijen voor de niet-psychiatrische verblijven worden gevormd door de 5 verschillende types. De psychiatrische verblijven worden verder opgesplitst naar deze 5 types. Immers ook een volledig psychiatrisch verblijf kan doorgaan in daghospitalisatie enz. Deze opsplitsing gebeurt voor de langdurige verblijven op basis van de velden "plaats voor opname", "type opname", "verwezen door", "type ontslag" en "bestemming". Voor de daghospitalisatie dienen de gefactureerde dagen zowel in het bestand "verblijf in ziekenhuis" als in het bestand "verblijf in bedindex" gelijk te zijn aan nul en de berekende ligduur gelijk aan nul of eventueel gelijk aan 1 bij spoedopnamen. Alle andere verblijven worden onder H geklasseerd. Naast deze twee indeling is er nog een derde op basis van het verblijf in bedindex: zie hiervoor tabel 5.2.1. Kolommen per type ziekenhuisverblijf De meeste tabellen geven de cijfers weer per type ziekenhuisverblijf (volledig psychiatrische verblijven inbegrepen). Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen klassieke hospitalisatie, daghospitalisatie en de delen van een langdurige verblijven (de drie types samen). Langdurige verblijven zijn verblijven waarbij de patiënt op het einde van een statistische periode nog niet ontslagen is en reeds minimaal zes maanden ononderbroken in het ziekenhuis verblijft. Tussen de opnamedatum en de ontslagdatum bevindt zich minstens één volledige registratieperiode. De registratie gebeurt als volgt: a) eerste registratie (type ziekenhuisverblijf F ): de opnamedatum vermeld in het bestand ziekenhuisverblijf is de reële opnamedatum; het type opname, de plaats voor opname en verwezen door zijn de reële; de ontslagdatum vermeld in het bestand ziekenhuisverblijf moet blanco zijn; het type ontslag en de bestemming moeten F zijn. b) tussentijdse registraties (type ziekenhuisverblijf M : de opnamedatum vermeld in het bestand ziekenhuisverblijf is de reële opnamedatum; het type opname, de plaats voor opname en verwezen door moeten M zijn; de ontslagdatum vermeld in het bestand ziekenhuisverblijf' moet blanco zijn; het type ontslag en de bestemming moeten M zijn. c) laatste registratie (type ziekenhuisverblijf L ): de opnamedatum vermeld in het bestand ziekenhuisverblijf is de reële opnamedatum; het type opname, de plaats voor opname en verwezen door moeten L zijn; de ontslagdatum vermeld in het bestand ziekenhuisverblijf' is de reële ontslagdatum; het type ontslag en de bestemming moeten de reële zijn. 4

1. Globalisatie van de administratieve gegevens. Tabel 1.1.1: datum (jaar en maand) van opname in het ziekenhuis. Deze verblijven kunnen enkel beginnen tijdens de zes maanden van de statistische periode (of 1 dag ervoor). Klassieke hospitalisatie: Deze verblijven kunnen tot 6 maanden voor het begin van de statistische periode beginnen. Deel van een langdurig verblijf: Deze verblijven kunnen niet beginnen tijdens de zes maanden van de statistische periode. Eerste registraties kunnen tot 6 maanden voor het begin van de statistische periode beginnen. Tussentijdse en laatste registraties komen in de rij opname meer dan 6 maand voor registratieperiode. Tabel 1.1.2: dag (in de week) van opname in het ziekenhuis. De opnames op zaterdag en zondag zijn uitzonderlijk (vb. spoedgevallen). Klassieke hospitalisatie: De opnames op zaterdag en zondag mogen niet de meerderheid van de opnames uitmaken. Deel van een langdurig verblijf: De registraties kunnen overal gevonden worden. Tabel 1.1.3: datum (jaar (= registratiejaar) en maand) van ontslag uit het ziekenhuis. De ontslagdatum MOET binnen het semester vallen. De verdeling over de verschillend maanden moet praktisch gelijk zijn met de verdeling in tabel 1.1.1. Klassieke hospitalisatie: De ontslagdatum MOET binnen het semester vallen. Deel van een langdurig verblijf: Eerste en tussentijdse registraties kunnen enkel teruggevonden worden in de rij nog niet ontslagen. Laatste registraties MOETEN binnen het semester vallen. Tabel 1.1.4: dag (in de week) van ontslag uit het ziekenhuis. De ontslagen op zaterdag en zondag zijn uitzonderlijk. De verdeling over de dagen van de week moet praktisch gelijk zijn met de verdeling in tabel 1.1.2. Klassieke hospitalisatie: De ontslagen op zondag mogen niet de meerderheid van de ontslagen uitmaken. Deel van een langdurig verblijf: De eerste en tussentijdse registraties kunnen enkel teruggevonden worden in de rij nog niet ontslagen. De laatste registraties kunnen in alle andere rijen teruggevonden worden. Tabel 1.2.1: leeftijdscategorieën en geboortejaar volgens geslacht. De 3 leeftijdscategorieën zijn gebaseerd op de indicator leeftijd (bestand ziekenhuisverblijf, veld 15). Tabel 1.3.1: aantal verblijven per uniek patiëntennummer en code heropname. Voor deze tabel wordt er geen onderscheid gemaakt tussen daghospitalisatie, klassieke hospitalisatie of langdurig verblijf. Voor het bepalen van de code heropname moet er immers rekening gehouden worden met elk verblijf in het ziekenhuis (ook met verblijven in daghospitalisatie). De tabel geeft weer hoeveel maal een patiënt gedurende het semester in het ziekenhuis verbleef. Als basis dient het uniek patiëntennummer. Bovendien wordt nagegaan welke code heropname gebruikt werd. De verblijven staan vermeld in de kolom heropname als de code heropname de waarde 1 heeft (heropname binnen het jaar in hetzelfde ziekenhuis). De verblijven staan vermeld in de kolom geen heropname als de code heropname de waarde 2 M of L heeft (geen heropname of vorig ontslag uit hetzelfde ziekenhuis meer dan 1 jaar (365 dagen) geleden). 5

De verblijven staan vermeld in de kolom onbekend / fout als de code heropname de waarde 0 is of als er een foutieve waarde voorkomt (waarde niet 0, 1, 2, M of L ). Voor het eerste verblijf tijdens het semester kan er al dan niet een heropname zijn. Voor de volgende verblijven tijdens het semester moet de code heropname 1 ingevuld zijn. De som van de kolom eerste verblijf' geeft het aantal verschillende patiënten weer. De som van alle kolommen geeft het totaal aantal verblijven weer. Tabel 1.4.1: arrondissement (aan de hand van NIS-code). Deze tabel geeft de geografische herkomst van de patiënten weer. Op basis van de NIS-code (de eerste 2 cijfers) wordt het arrondissement bepaald. De NIS-code 00000 wordt omschreven als gedomicilieerd in het buitenland. De NIS-code 99999 wordt omschreven als zonder vaste woonplaats. Tabel 1.4.2: nationaliteit en provincie voor inwoners van België (landcode = 150 ). De provincie van de patiënt wordt bepaald op basis van de NIS-code. Een Belg hoeft niet absoluut in België te wonen: hij kan ook in het buitenland verblijven. Omgekeerd woont een niet-belg niet noodzakelijk in het buitenland: hij kan evengoed permanent in België verblijven. Tabel 1.4.3: nationaliteit en land voor patiënten die in het buitenland verblijven (landcode <> 150 ). De woonplaats van de patiënt wordt weergegeven door de landcode. Tabel 1.5.1: plaats vóór opname. Tabel 1.5.2: type opname. Tabel 1.5.3: verwezen door. Deel van een langdurig verblijf: Het aantal maal dat code M (tussentijdse registratie van een langdurig verblijf) of L (laatste registratie van een langdurig verblijf) gebruikt wordt, moet gelijk zijn aan het aantal opname meer dan zes maanden voor registratieperiode (zie tabel 1.1.1). Tabel 1.5.4: bestemming. Tabel 1.5.5: type ontslag. Deel van een langdurig verblijf: Het aantal maal dat code F (eerste registratie van een langdurig verblijf) of M (tussentijdse registratie van een langdurig verblijf) gebruikt wordt, moet gelijk zijn aan het aantal minimum 6 maanden opgenomen en nog niet ontslagen (zie tabel 1.1.3). Tabel 1.6.1: vergelijking totale verblijfsduur uit verschillende bestanden. In deze tabel worden de volgende gegevens vergeleken: de totale verblijfsduur (tot einde registratiesemester) in het ziekenhuis in dagen uit het bestand ziekenhuisverblijf (STAYHOSP), de berekende verblijfsduur in specialisme in dagen (tot einde registratiesemester) uit het bestand verblijf in specialisme (STAYSPEC), de berekende verblijfsduur in bedindex in dagen (tot einde registratiesemester) uit het bestand verblijf in bedindex (STAYINDX) en de berekende verblijfsduur in verpleegeenheid in dagen (tot einde registratiesemester) uit het bestand verblijf in verpleegeenheid (STAYUNIT). Deze waarden moeten voor elk bestand ALTIJD 0 zijn. (Uitzonderlijk <> 0 door die verblijven tijdens de nacht verzorgd werden op een spoedgevallendienst). Klassieke hospitalisatie: Deze waarden moeten voor elk bestand gelijk zijn. 6

Tabel 1.6. : vergelijking totaal aantal volledig te factureren ligdagen uit verschillende bestanden. De volgende waarden worden vergeleken: totaal aantal volledig te factureren ligdagen (tot einde registratiesemester) voor het ziekenhuisverblijf uit het bestand ziekenhuisverblijf (STAYHOSP) en het aantal volledig te factureren ligdagen in het huidige registratiejaar en het aantal volledig te factureren ligdagen in de vorige registratiejaren uit het bestand verblijf in bedindex (STAYINDX). Deze waarden moeten voor elk bestand ALTIJD 0 zijn. Klassieke hospitalisatie: Deze waarden moeten voor elk bestand gelijk zijn. Tabel 1.7.1: aantal bedindexen per verblijf. Een tweede of volgende bedindex kan, maar zal eerder een uitzondering zijn en wordt best nagekeken. Tabel 1.7.2: aantal, percentage en gemiddelde verblijfsduur per bedindex (code bedindex). De code bedindex Z. mag enkel in zeer uitzonderlijke gevallen gebruikt worden. De gemiddelde verblijfsduur moet 0 zijn (uitzonderlijk <> 0 door die verblijven tijdens de nacht verzorgd werden op een spoedgevallendienst). Tabel 1.7.3.: bezettingsgraad per bedindex (code bedindex). Deze tabel geeft de te factureren ligdagen weer, niet de verblijfsduur zoals in de vorige tabel. Per bedindex worden de volledig en de partieel te factureren ligdagen voor het huidige en het vorige jaar opgeteld. Voor de langdurige verblijven van het type M en L wordt enkel het huidige jaar genomen. Daghospitalisatie wordt buiten beschouwing gelaten, het aantal gefactureerde dagen is daar per definitie gelijk aan 0. De bezettingsgraad wordt dan berekend door per bedindex de som van het aantal gefactureerde ligdagen te delen door het aantal erkende bedden en het aantal dagen binnen één semester, vermenigvuldigd met 100 om een percentage te bekomen. De te factureren ligdagen voor bedindex I zullen, bij verder gebruik (bijvoorbeeld voor de publicatie van de ziekenhuisactiviteit) over de C en/of D of H* index verdeeld worden. Voor bedindex I zijn er immers geen erkende bedden. Op de bedindex N* mag in principe niet gefactureerd worden. Het aantal te factureren dagen moet gelijk zijn aan 0 en er wordt geen bezettingsgraad berekend. Ook voor andere niet erkende indexen wordt geen bezettingsgraad berekend. Tabel 1.8.1: aantal verpleegeenheden per verblijf. Een tweede of volgende verpleegeenheid kan, maar zal eerder een uitzondering zijn. Tabel 1.8.2: aantal, percentage en gemiddelde verblijfsduur per verpleegeenheid (code verpleegeenheid). De codes verpleegeenheid zijn weergegeven zoals ze door de instelling gebruikt zijn. De gemiddelde verblijfsduur moet 0 zijn (uitzonderlijk <> 0 door die verblijven tijdens de nacht verzorgd werden op een spoedgevallendienst). 7

Tabel 1.9.1: aantal specialismen per verblijf. Een tweede of volgende specialisme kan, maar zal eerder een uitzondering zijn. Tabel 1.9.2: aantal, percentage en gemiddelde verblijfsduur per code specialisme. De codes specialisme zijn weergegeven zoals ze door de instelling gebruikt zijn. De gemiddelde verblijfsduur moet 0 zijn (uitzonderlijk <> 0 door die verblijven tijdens de nacht verzorgd werden op een spoedgevallendienst). Tabel 1.10.1: aantal dagen verbleven in de functie intensieve zorg. Per verblijf in specialisme (voor verblijven vanaf 24 uur) wordt in dagen weergegeven of een patiënt al dan niet in de functie intensieve zorg gelegen heeft en hoe lang. Een verblijf in de functie intensieve zorg zou eerder een uitzondering moeten zijn, zeker in dagen. Tabel 1.10.2: aantal uren verbleven in de functie intensieve zorg. Als de patiënt minder dan 24 uur op de dienst intensieve zorg verbleven heeft, dan vult men hier het aantal uren in. Als de patiënt meer dan 24 uur op de dienst intensieve zorgen verbleven heeft, dan vult men in het aantal dagen in het veld aantal dagen in en de resterende uren in het veld aantal uren. Voorbeeld : Patiënt verblijft 23 uur op intensieve zorg: 23 / 24 = 0 rest 23 0 dagen, 23 uur. Patiënt verblijft 26 uur op intensieve zorg: 26 / 24 = 1 rest 2 1 dag, 2 uur. Patiënt verblijft 72 uur op intensieve zorg: 72 / 24 = 3 rest 0 3 dagen, 0 uur. Een verblijf in de functie intensieve zorg zou eerder een uitzondering moeten zijn. 8

2. Globalisatie diagnoses. Indeling De diagnoses worden ingedeeld volgens de kleuraanduidingen uit het handboek ICD-9-CM International Classification of Diseases, 9 th Revision, Clinical Modification, Color Coded van PMIC : rood: code te vervolledigen met 4de / 5de cijfer; geel: niet gespecificeerde codes; oranje: codes voor niet elders omschreven diagnoses, symptomen, ; blauw: manifestatie codes (mag enkel als nevendiagnose gebruikt worden). Wanneer kleuren gecombineerd voorkomen, gelden de volgende regels: geel + oranje of + blauw = geel; oranje + blauw = oranje. Tabel 2.1.1: aantal diagnoses ICD-9-CM per verblijf in ziekenhuis. Als hoofddiagnose wordt de hoofddiagnose van het eerste specialisme genomen. Elk verblijf heeft dus één hoofddiagnose, de rest zijn nevendiagnoses (=som van alle specialismen). Dezelfde ICD-9-CM code kan meerdere malen per verblijf in ziekenhuis voorkomen maar slecht éénmaal per verblijf in specialisme! Tabel 2.1.2: aantal verschillende diagnoses ICD-9-CM per verblijf in specialisme. Per verblijf in specialisme is elke ICD-9-CM code uniek. Tabel 2.2.1: graad zekerheid diagnose. Daarnaast wordt ook het gemiddeld aantal diagnoses per verblijf in ziekenhuis (som van de specialismen) en het aantal diagnoses per specialisme weergegeven, en dit voor elk type verblijf. Per specialisme kunnen we over het aantal verschillende diagnoses spreken omdat elke diagnose slechts éénmaal mag voorkomen per verblijf in specialisme. Tabel 2.3.1: indeling codering diagnose. Zie indeling bij het begin van dit hoofdstuk. Tabel 2.3.2: indeling codering hoofddiagnose. Tabel 2.3.3: indeling codering nevendiagnose. Tabel 2.4.1: de 10 meest voorkomende hoofddiagnoses ICD-9-CM op 3 cijfers van het 1ste specialisme. De 10 meest voorkomende codes die gebruikt werden als hoofddiagnose voor het eerste specialisme en hun aantal worden weergegeven. (Voor de grouper wordt de eerste hoofddiagnose verschillend van AAAAAA genomen!). De gebruikte codes worden gegroepeerd op basis van de eerste drie karakters en dit voor elke soort verblijven afzonderlijk (daghospitalisatie, klassieke hospitalisatie en langdurig verblijf). Daarnaast worden ook het totaal aantal diagnoses (= aantal verblijven in ziekenhuis) en het totaal aantal verschillende diagnoses voor de groep vermeld. 9

3. Globalisatie verstrekkingen ICD-9-CM en RIZIV. Indeling De ingrepen worden ingedeeld volgens de kleuraanduidingen uit het handboek ICD-9-CM International Classification of Diseases, 9 th Revision, Clinical Modification, Color Coded van PMIC : grijs: verstrekking uitgevoerd in het operatiekwartier en belangrijk voor de bepaling van de DRG; blauw: verstrekking die niet noodzakelijk in het operatiekwartier uitgevoerd wordt en die belangrijk is voor de bepaling van de DRG; groen: niet specifieke verstrekking uitgevoerd in het operatiekwartier. Wanneer kleuren gecombineerd voorkomen, gelden de volgende regels: grijs + groen = grijs; blauw + groen = blauw. Het belang van een verstrekking voor de DRG is dus op deze indeling gebaseerd en NIET op een bijlage van de AP- of APR-grouper software! Tabel 3.1.1: totaal aantal verstrekkingen ICD-9-CM per verblijf in ziekenhuis. Tabel 3.1.2: totaal aantal verstrekkingen ICD-9-CM per verblijf in specialisme. Tabel 3.2.1: code uitbesteed. Deze tabel geeft weer welke onderzoeken uitgevoerd werden in het eigen ziekenhuis (voor eigen patiënten of voor patiënten verblijvend in een ander ziekenhuis) of in een ander ziekenhuis (voor patiënten verblijvend in het eigen ziekenhuis) (bestand procedure ICD-9-CM, veld 9). Procedures uitgevoerd in een ander ziekenhuis voor patiënten die in het eigen ziekenhuis verblijven (= uitbestede procedures), worden best nagekeken. Klassieke hospitalisatie: Procedures uitgevoerd in het ziekenhuis voor patiënten die in een ander ziekenhuis verblijven, worden best nagekeken. Langdurig verblijf: Procedures uitgevoerd in het ziekenhuis voor patiënten die in een ander ziekenhuis verblijven, worden best nagekeken. Tabel 3.3.1: indeling codering verstrekking ICD-9-CM. Zie indeling in het begin van dit hoofdstuk. Tabel 3.3: graad dringendheid voor elke verstrekking ICD-9-CM. Tabel 3.4.1: gebruikte anesthesie voor O.R.-verstrekkingen ICD-9-CM belangrijk voor de DRG. O.R. staat voor "in operating room uitgevoerde" verstrekkingen. Zie indeling in het begin van dit hoofdstuk. 10

Tabel 3.4.2: gebruikte anesthesie voor niet-o.r.-verstrekkingen ICD-9-CM belangrijk voor DRG. Tabel 3.4.3: gebruikte anesthesie voor andere verstrekkingen ICD-9-CM. Men kan verwachten dat in de eerste groep (3.4.1) de algemene anesthesie het hoogst is, in de tweede groep (3.4.2) de lokale anesthesie en dat er in de derde groep (3.4.3) niet veel anesthesie voorkomt. Tabel 3.5.1: daghospitalisatie top 10 ICD-9-CM. Lijst met de 10 meest voorkomende codes en hun aantal voor: in operating room uitgevoerde verstrekkingen ICD-9-CM die belangrijk zijn voor de bepaling van de DRG; niet in operating room uitgevoerde verstrekkingen ICD-9-CM die belangrijk zijn voor de bepaling van de DRG; andere verstrekkingen ICD-9-CM. Het totaal aantal verstrekkingen en het aantal verschillende verstrekkingen worden op het einde van elke groep vermeld. Tabel 3.5.2: klassieke hospitalisatie top 10 ICD-9-CM. Ook de tijd tussen opname en uitvoering van de verstrekking (gemiddeld en mediaan) wordt vermeld. Tabel 3.5.3: langdurig verblijf top 10 ICD-9-CM. Tabel 3.6.1: totaal aantal verstrekkingen RIZIV per verblijf in ziekenhuis. Tabel 3.6.2: totaal aantal verstrekkingen RIZIV per verblijf in bedindex. 11

4. Globalisatie output grouper. Tabel 4.1.1: Major Diagnostic Categories (versie AP10-DRG). Deze tabel geeft de verdeling over de MDC s weer, zowel medisch als chirurgisch. De verblijven in de restgroep (fout, complex + PAAZ) wordt onder aan de tabel per soort verblijf weergegeven. Het totaal aantal verblijven is dus de som van het totaal aantal medische verblijven, het totaal aantal chirurgische verblijven en het aantal van de restgroep (fout, complex + PAAZ). In de volgende tabellen worden de AP-DRG s 468, 476, 477 en de APR-DRG s 950, 951, 952 als chirurgisch beschouwd. MDC DRG APR-DRG 00 Complex P 950 Uitgebreide ingrepen zonder verband met de hoofddiagnose 00 Complex P 951 Ingrepen op de prostaat zonder verband met de hoofddiagnose 00 Complex P 952 Beperkte ingrepen zonder verband met hoofddiagnose 00 Fout? 955 Diagnose niet geldig als hoofddiagnose 00 Fout? 956 Niet te groeperen verblijven 00 PAAZ? AAA Psychiatrie (A,K,T) MDC DRG AP-DRG 00 Complex P 468 Belangrijke chirurgische ingrepen zonder verband met de hoofddiagnose 00 Complex P 476 Ingrepen op de prostaat zonder verband met de hoofddiagnose 00 Complex P 477 Minder belangrijke chirurgische ingrepen zonder verband met hoofddiagnose 00 Fout? 469 Diagnose niet geldig als hoofddiagnose 00 Fout? 470 Niet te groeperen verblijven 00 PAAZ? AAA Psychiatrie (A,K,T). Tabel 4.1.2: foutgroep (AP10-DRG 469, 470). Deze DRG s moeten wel degelijk als foutief aanzien worden. Tabel 4.1.3: complexe groep (AP10-DRG 468, 476, 477). Dit zijn geen foute registraties. Men spreekt hier over complexe verblijven. Tabel 4.1.4: Major Diagnostic Categories (versie APR15-DRG). Zie tabel 4.1.1. Tabel 4.1.5: foutgroep (APR15-DRG 955, 956). Deze DRG s moeten wel degelijk als foutief aanzien worden. (zie tabel 4.2.1c) Tabel 4.1.6: complexe groep (APR15-DRG 950, 951, 952). Dit zijn geen foute registraties. Men spreekt hier over complexe verblijven. Tabel 4.2.1a: fouten grouper: hoofddiagnose ingevuld De verblijven worden over 3 tabellen verdeeld, rekening houdend met het al dan niet ingevuld zijn van de hoofddiagnose. Met 'hoofddiagnose ingevuld' wordt bedoeld dat de hoofddiagnoses niet allemaal AAAAAA zijn of dat de hoofddiagnose van het eerste specialisme niet XXXXXX is (= wordt in het datawarehouse gebruikt als het record ontbreekt) maar een ICD-9-CM code, die al dan niet geldig is. 12

Voor het berekenen van de DRG zelf wordt de eerste hoofddiagnose verschillend van AAAAAA genomen! De grouper-software geeft een return-code bij de berekening van de DRG die aangeeft of alles correct verlopen is. Deze code kan de volgende waarde hebben: 000 geen fouten 012 - ongeldige code voor Codefinder: dit kan zowel een diagnose als een ingreep zijn. Ook te korte codes worden als foutief aanzien en geven aanleiding tot AP-DRG 470 en APR-DRG 956. Tabel 4.2.1b: fouten grouper: hoofddiagnose niet ingevuld De hoofddiagnose van het eerste specialisme werd niet ingevuld (wordt in het datawarehouse op XXXXXX gezet). Tabel 4.2.1c: fouten grouper: enkel AAAAAA als hoofddiagnose De enige hoofddiagnose voor het hele verblijf is AAAAAA De returncode is dan steeds '012' - ongeldige code voor Codefinder gevonden'. Voor de volledig psychiatrische verblijven kan immers geen DRG berekend worden. Tabel 4.2.2: vlaggen grouper Om toch zoveel mogelijk een DRG aan een verblijf te kunnen toewijzen, werd aan sommige variabelen een waarde toegekend zelfs al heeft het ziekenhuis niets ingevuld. Deze wijzigingen worden NIET in de databank opgenomen. Enkel voor de grouper worden deze nieuwe waarden gebruikt!!! FLAG_DIAGNOSE : Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de verblijven waarbij een geldige DRG werd toegekend (zelfs als dit een DRG uit de foutgroep is) en de verblijven waarvoor geen DRG kan berekend worden, nl. de verblijven met als enige hoofddiagnose AAAAAA. FLAG_DESTINATION : De grouper-software eist dat de inputvariabele DESTINATE een geldige waarde heeft. Deze waarde wordt berekend op basis van de MKG-items Type ontslag en bestemming. Hieronder volgt het algoritme. De volgorde heeft belang. Eens een waarde gevonden, stopt het zoeken. Voor baby s jonger dan één maand bij opname (indicator leeftijd = 01) Indien overleden de eerste dag : Type ontslag = 3 (overleden + autopsie) Type ontslag = 4 (overleden) Bestemming = 8 (overleden) EN verblijfsduur < 2 => DESTINATE = 7 (overleden na 1 dag) verblijfsduur >= 2 => DESTINATE = 5 (overleden) Type ontslag = 2 (tegen medisch advies) => DESTINATE = 4 (tegen medisch advies) Bestemming = 1 (thuis) => DESTINATE = 1 (thuis) Bestemming = 2,3,4,5,F,M EN verblijfsduur < 5 => DESTINATE = 6 (transfer binnen de 4 dagen) verblijfsduur >= 5 => DESTINATE = 2 (acuut ziekenhuis) Bestemming = 6,7 verblijfsduur < 5 => DESTINATE = 6 (transfer binnen de 4 dagen) verblijfsduur >= 5 => DESTINATE = 3 (verzorgingstehuis) Bestemming = 0 (onbekend) => DESTINATE = 1 (thuis) Bestemming = 9 (andere) => DESTINATE = 1 (thuis) 13

Voor kinderen ouder dan één maand en volwassenen (indicator leeftijd <> 01) Type ontslag = 3 (overleden + autopsie) => DESTINATE = 5 (overleden) Type ontslag = 4 (overleden) => DESTINATE = 5 (overleden) Bestemming = 8 (overleden) => DESTINATE = 5 (overleden) Type ontslag = 2 (tegen medisch advies) => DESTINATE = 4 (tegen medisch advies) Bestemming = 1 (thuis) => DESTINATE = 1 (thuis) Bestemming = 2,3,4,5,F,M => DESTINATE = 2 (acuut ziekenhuis) Bestemming = 6,7 => DESTINATE = 3 (verzorgingstehuis) Bestemming = 0 (onbekend) => DESTINATE = 1 (thuis) Bestemming = 9 (andere) => DESTINATE = 1 (thuis) Voor de twee laatste toekenningen is de waarde van de vlag respectievelijk Bestemming onbekend en Andere bestemming. Deze vlag wordt dus alleen toegekend als uit bestemming en type ontslag geen geldige waarde voor DESTINATE kan afgeleid worden. Het aantal gevlagde verblijven moet dus niet noodzakelijk overeenkomen met het aantal verblijven met bestemming onbekend of andere. FLAG_WEIGHT : Indien in PATBIRTH het gewicht van de baby niet is ingevuld, wordt geprobeerd dit af te leiden uit de ICD-9-CM codes van het bestand 'DIAGNOSE' De codes die beginnen met 764 en 765, hebben een vijfde cijfer dat het gewicht aanduidt. Als dit niet lukt, wordt 2,500 kg ingevuld. Vijfde cijfer Gewicht 1 499 g. 2 749 g. 3 999 g. 4 1249 g. 5 1499 g. 6 1749 g. 7 1999 g. 8 2499 g. 9 2500 g. Geen code Standaard waarde = 2500 g. FLAG_AGE : De leeftijd wordt berekend op basis van de indicator leeftijd van de patiënt en het geboortejaar. Als de indicator = 1 (< 30 dagen) dan wordt de leeftijd op 1 dag gezet. Als de indicator = 2 (tussen 30 dagen en 1 jaar ) dan wordt de leeftijd in dagen op 180 gezet. Als de indicator = 3 (> 1 jaar) dan is de leeftijd het verschil tussen het opnamejaar en het geboortejaar. Indien dit een getal kleiner dan 1 geeft, wordt de leeftijd op 33 jaar gezet en de vlag op Opnamedatum of geboortejaar foutief' Indien de indicator een foute waarde heeft, wordt de leeftijd eveneens op 33 jaar gezet en de vlag op Indicator leeftijd foutief. FLAG_SEX : Enkel man of vrouw wordt door de grouper aanvaard. Indien het geslacht onbepaalbaar is of veranderd, wordt getracht het geslacht af te leiden uit de ICD-9-CM codes (diagnoses en ingrepen). De vlag heeft dan de waarde Man afgeleid uit diagnose of ingreep of Vrouw afgeleid uit diagnose of ingreep Indien dit niet lukt, wordt de patiënt als vrouwelijk beschouwd en de vlag wordt op Standaard waarde = vrouw gezet. Tabel 4.3.1: 10 meest voorkomende DRG s versie AP 10. Lijst met de 10 meest voorkomende codes en het aantal van voorkomen voor: daghospitalisatie; klassieke hospitalisatie; 14

langdurig verblijf. Het totaal aantal DRG s (= aantal verblijven) en het aantal verschillende DRG s worden op het einde van elke groep vermeld. Vergeet niet dat Niet te groeperen verblijven ook volledig psychiatrische verblijven kunnen zijn! Tabel 4.3.2: 10 meest voorkomende DRG s versie APR 15. Idem Tabel 4.4.1: graad van ernst voor versie APR15. Tabel 4.4.2: risico op overlijden voor versie APR15. 15

5. Globalisatie toegevoegde gegevens Tabel 5.1.1: aantal aangetaste systemen. Het aantal aangetaste systemen wordt als volgt berekend. De hoofddiagnose geldt als één systeem. Elke andere diagnose die als complicatie wordt aanzien (= behoren tot appendix C AP 10) en tot een ander hoofdstuk van de ICD-9-CM classificatie behoort, wordt als een bijkomend systeem aanzien. Voor de indeling medisch chirurgisch wordt de AP-DRG gebruikt. Tabel 5.2.1: indeling op basis van verblijf in bepaalde bedindexen. Daar er andere facturatieregels gelden voor bepaalde bedindexen en ook de financiering van de ziekenhuizen in belangrijke mate hiermee rekening houdt, hebben we een nieuwe indeling van de verblijven gecreëerd die hiermee rekening houdt. Een eerste groep vormen de pasgeboren op een N*-, M- of MIC-dienst waarvoor er niet mag gefactureerd worden. Als er voor een pasgeborene op een andere bedindex ook niet gefactureerd wordt, komt dit verblijf ook in een aparte groep terecht. De andere groepen houden rekening met een verblijf op een A-, K-, T-dienst of een Sp-dienst en de mogelijke combinaties hiervan. Hieronder vindt U de volledige lijst. Pasgeborene (indicator leeftijd = 1) uitsluitend verbleven in bedindex N*, M of MI; volledig psychiatrisch verblijf (A, K, T), enkel verbleven in een dienst met partiële facturatie; verblijf in een chronisch ziekenhuis; volledig chronisch verblijf (Sp) in een acuut ziekenhuis; volledig psychiatrisch verblijf (A, K, T) in een acuut ziekenhuis, met verblijf in een dienst met partiële facturatie; verbleven in een dienst met partiële facturatie (meer dan de helft van de gefactureerde dagen op een andere dienst dan A, K, T of Sp); meer dan de helft van de gefactureerde dagen op A, K, T en niet verbleven op Sp; meer dan de helft van de gefactureerde dagen op A, K, T en ook verbleven op Sp; meer dan de helft van de gefactureerde dagen op Sp en niet verbleven op A, K, T; meer dan de helft van de gefactureerde dagen op Sp en ook verbleven op A, K, T; meer dan de helft van de gefactureerde dagen op een andere dienst dan A, K, T of Sp; verbleven op A, K, T en niet op Sp (meer dan de helft van de gefactureerde dagen op een andere dienst dan A, K, T of Sp); verbleven op Sp en niet op A, K, T (meer dan de helft van de gefactureerde dagen op een andere dienst dan A, K, T of Sp); volledig psychiatrisch verblijf (A, K, T) in een acuut ziekenhuis, zonder verblijf in een dienst met partiële facturatie; verblijf enkel op acute diensten (ook eventueel langdurige verblijven); verbleven in een dienst met partiële facturatie (verblijf uitsluitend op A, K, T en Sp ); meer dan de helft van de gefactureerde dagen op A, K, T en uitsluitend verbleven op A, K, T en Sp; meer dan de helft van de gefactureerde dagen op Sp en uitsluitend verbleven op A, K, T en Sp; meer dan de helft van de gefactureerde dagen op A, K, T en Sp samen; verbleven in een dienst met partiële facturatie (niet volledig psychiatrisch verblijf en niet uitsluitend verbleven op A, K, T en Sp ); pasgeborene (indicator leeftijd = 1) niet gefactureerd; 16

Tabel 5.2.2: indeling op basis van verblijf in bepaalde bedindexen: fouten. Deze tabel heeft dezelfde indeling als tabel 5.2.1 maar hier worden alleen het aantal foutieve verblijven getoond. Een verblijf wordt als fout beschouwd als één van de volgende controles een fout geeft. Fouten voor het geboortejaar, het geslacht, de verblijfsduur, de datum van opname en ontslag, het type ontslag. Bestand Ctrlid Omschrijving PATHOSPI 250 Het geboortejaar van de pasgeborene <> opnamejaar, opnamemaand <> 01. PATHOSPI 251 Het geboortejaar van de pasgeborene <> opnamejaar (of opnamejaar - 1), opnamemaand = 01. PATHOSPI 520 Het geboortejaar van kinderen met een leeftijd bij opname van meer dan 29 dagen en minder dan 1 jaar <> opnamejaar (of opnamejaar - 1). STAYHOSP 480 De code geslacht stemt niet overeen met de indicator leeftijd. STAYHOSP 258 Voor type ziekenhuisverblijf F (of gelijkgesteld) vallen opnamemaand en -jaar niet in het vorig semester. STAYHOSP 259 Voor type ziekenhuisverblijf M, L (of gelijkgesteld) vallen opnamejaar en -maand niet vroeger dan het vorig semester. STAYHOSP 266 Voor type ziekenhuisverblijf D (of gelijkgesteld) zijn de maand en / of dag in de week van ontslag niet mogelijk in vergelijking met de opnamedatum. STAYHOSP 267 Voor type ziekenhuisverblijf D, H (of gelijkgesteld) is de maand van ontslag kleiner dan de maand van opname. STAYHOSP 268 Voor type ziekenhuisverblijf H, D, L (of gelijkgesteld) is de maand van ontslag niet geldig of niet ingevuld. STAYHOSP 269 Voor type ziekenhuisverblijf F, M (of gelijkgesteld) is de dag in de week van ontslag niet geldig. STAYHOSP 270 Voor type ziekenhuisverblijf D, H, L (of gelijkgesteld) is de dag in de week van ontslag niet geldig of niet ingevuld. STAYHOSP 273 Voor type ziekenhuisverblijf D (of gelijkgesteld) en voor spoedopname is de totale verblijfduur niet geldig. STAYHOSP 274 Voor type ziekenhuisverblijf D (of gelijkgesteld) en voor andere dan spoedopname is de totale verblijfsduur niet geldig. STAYHOSP 275 Voor type ziekenhuisverblijf H, F, M, L (of gelijkgesteld) is de totale verblijfsduur (STAYHOSP) niet geldig. STAYHOSP 278 Voor type ziekenhuisverblijf M, L (of gelijkgesteld) is de totale verblijfduur niet realistisch (> 100 jaar). STAYHOSP 279 Voor type ziekenhuisverblijf M, L (of gelijkgesteld) is de totale verblijfduur in het ziekenhuis (STAYHOSP) onwaarschijnlijk (> 10 jaar). STAYHOSP 294 Voor een patiënt ouder dan 29 dagen is de plaats voor opname en / of het type opname en / of 'verwezen door' niet compatibel. STAYHOSP 302 Het type ontslag is in strijd met de bestemming "overleden". STAYHOSP 303 De bestemming is in strijd met het type ontslag "overleden". STAYHOSP 400 Voor type ziekenhuisverblijf D, H, L (of gelijkgesteld) is de totale verblijfsduur in het ziekenhuis (STAYHOSP) kleiner dan de minimale verblijfdsduur. STAYHOSP 401 Voor type ziekenhuisverblijf D, H, L (of gelijkgesteld) is de totale verblijfsduur in het ziekenhuis (STAYHOSP) groter dan de maximale verblijfdsduur. STAYHOSP 402 Voor type ziekenhuisverblijf F, M (of gelijkgesteld) is de totale verblijfsduur in het ziekenhuis (STAYHOSP) kleiner dan de minimale verblijfdsduur. STAYHOSP 403 Voor type ziekenhuisverblijf F, M (of gelijkgesteld) is de totale verblijfsduur in het ziekenhuis (STAYHOSP) groter dan de maximale verblijfdsduur. STAYHOSP 468 Voor type ziekenhuisverblijf F, M (of gelijkgesteld) moet de maand van ontslag blanco zijn. 17

Facturatie fouten: Bestand Ctrlid Omschrijving STAYHOSP 309 Voor type ziekenhuisverblijf D, H, F (of gelijkgesteld) verschilt het totaal aantal volledig te factureren ligdagen voor het ziekenhuisverblijf (STAYHOSP) van de som van de velden 8 en 9 (STAYINDX) voor alle bedindexen. STAYHOSP 324 Voor type ziekenhuisverblijf D (of gelijkgesteld) is de som van de velden 8 tem 13 (STAYINDX) voor het verblijf verschillend van 0. STAYHOSP 325 Voor type ziekenhuisverblijf H en niet het geboorteverblijf is de som van de velden 8 tem 11 (STAYINDX) voor het ziekenhuisverblijf gelijk aan 0. STAYINDX 326 Voor het opnamejaar gelijk aan het registratiejaar (verblijfssleutel) is de som van de velden 9, 11, 13 (STAYINDX) voor het ziekenhuis verblijf verschillend van 0. STAYHOSP 362 Voor type ziekenhuisverblijf verschillend van D (of gelijkgesteld) is de som van de velden 8 tem 13 (STAYINDX) voor het ziekenhuisverblijf gelijk aan 0. STAYINDX 364 Voor een patiënt verblijvend in bedindex NI is de som van de velden 10 tem 13 (STAYINDX) verschillend van 0. STAYINDX 365 Voor een patiënt verblijvend in bedindex NI is de som van de velden 8 en 9 (STAYINDX) gelijk aan 0. STAYHOSP 425 Voor type ziekenhuisverblijf F, M, L (of gelijkgesteld) is de som van de velden 8 tem 11 (STAYINDX) voor het verblijf gelijk aan 0. STAYHOSP 427 Voor type ziekenhuisverblijf 'P' en niet gelijkgesteld met D is de som van de velden 8 tem 11 (STAYINDX) voor het ziekenhuisverblijf gelijk aan 0. STAYHOSP 772 Het totaal aantal volledig te factureren ligdagen voor het ziekenhuisverblijf dat geen geboorteverblijf is (STAYHOSP), is niet geldig voor dit type ziekenhuisverblijf. STAYHOSP 773 Het totaal aantal volledig te factureren ligdagen voor het ziekenhuisverblijf (STAYHOSP) is groter dan de totale verblijfsduur in het ziekenhuis + 1. STAYINDX 780 Er is geen partiële hospitalisatie in de psychiatrische sector en de som van de velden 10 en 11 (STAYINDX) is verschillend van 0. STAYINDX 781 Voor een partiële hospitalisatie in de psychiatrische sector is de som van de velden 10 en 11 (STAYINDX) gelijk aan 0 STAYINDX 782 Voor een geboorteverblijf in een andere bedindex dan NI is de som van de velden 8 tem 11 (STAYINDX) verschillend van 0. STAYINDX 783 Voor een verblijf in bedindex N* is de som van de velden 8 en 9 (STAYINDX) verschillend van 0. STAYINDX 787 Voor een pasgeborene, verblijvend in bedindex M of MI en niet voor het geboorteverblijf is de som van de velden 8 en 9 (STAYINDX) verschillend van 0. STAYINDX 790 Voor type ziekenhuisverblijf verschillend van D (of gelijkgesteld), en voor het geboorteverblijf in een andere bedindex dan NI is de som van de velden 12 en 13 (STAYINDX) gelijk aan 0. STAYHOSP 791 Voor het opnamejaar kleiner dan het registratiejaar (verblijfssleutel) en geen geboorteverblijf, is de som van de velden 9, 11 en 13 (STAYINDX) voor het verblijf gelijk aan 0. Daarnaast wordt het verblijf als fout aanzien als: - het niet om een daghospitalistie gaat en - het is geen pasgeborene (indicator leeftijd = 1 ) die enkel op N*, M of MI verbleven heeft en - er komt een andere bedindex dan A1, A2, K1, K2, T1 of T2 in voor -> dan mag de som van de te factureren dagen in vorig en huidig semester niet gelijk zijn aan 0. En als: - het niet om een daghospitalisatie gaat en - er komt een bedindex A1, A2, K1, K2, T1 of T2 in voor -> dan mag de som van de partieel te factureren dagen in vorig en huidig semester niet gelijk zijn aan 0. Tabel 5.3.1: evolutie per semester De controles 640 tot en met 646 geven aan of het verschil in aantallen van bepaalde soorten verblijven met dezelfde semester van het vorige jaar meer dan 15 % bedraagt. 18

De tabel Evolutie per semester geeft een overzicht van aantallen verblijven over de semesters heen en dit voor de niet-psychiatrische verblijven en de volledig psychiatrische verblijven, respectievelijk voor daghospitalisatie, klassieke hospitalisatie en langdurige verblijven. Het betreft het totaal aantal verblijven, de heropnames, het aantal pasgeborenen, het aantal verblijven wel of niet verbleven op intensieve zorgen, het aantal diagnoses, het aantal ingrepen in ICD-9-CM-code en in RIZIVnomenclatuur. 19

6. Overzicht neonati << GEBOORTEGEGEVENS>> De tabellen van de 6.1-reeks tonen de waarden die in het bestand PATBIRTH terug gevonden worden. Tabel 6.1.1: code geboorteplaats Tabel 6.1.2: ICD-9-CM van geboorte Voor een levend geboren baby is dit een code uit de V30 - V39 reeks. Voor een doodgeborene is dit de code 7799. Alle andere ICD-9-CM codes zijn FOUT!!!! Tabel 6.1.3: code volgorde geboorte Tabel 6.1.4: uur van geboorte Tabel 6.1.5: geboortegewicht Tabel 6.1.6: apgarscore Tabel 6.1.7: weken zwangerschap Tabel 6.1.8: verblijfsduur moeder voor bevalling << KOPPELING GEBOORTEGEGEVENS - VERBLIJF BABY>> De koppeling gebeurt via de patiëntensleutel van de baby. De verblijven die zo gevonden worden, worden in drie groepen opgedeeld. a. De code 'plaats van geboorte' duidt aan dat de baby IN DIT ZIEKENHUIS GEBOREN is en we nemen het verblijf dat in PATBIRTH vermeld staat als geboorteverblijf b. De code plaats van geboorte duidt aan dat de baby NIET IN DIT ZIEKENHUIS GEBOREN is en we nemen het verblijf dat in PATBIRTH vermeld staat als het eerste verblijf van baby in dit ziekenhuis (niet het verblijf van geboorte want baby is ergens anders geboren = in een ander ziekenhuis of thuis) c. De verblijven die NIET IN PATBIRTH vermeld staan, moeten HEROPNAMES zijn. Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen de baby's die al dan niet op een NIC verbleven hebben. Tabel 6.2.1: indicator leeftijd baby. Voor de eerste twee groepen moet dit '1,' minder dan 30 dagen zijn. Voor de derde groep kan dit ook 2, 30 dagen tot 1 jaar zijn. Tabel 6.2.2: geslacht Baby Tabel 6.2.3: plaats voor opname, aard van opname, verwezen door Baby Deze drie variabelen zijn voor een geboorteverblijf gelijk aan '8' = geboorte. Voor alle andere verblijven mogen deze niet '8' zijn. Dus 'plaats opname = 8, aard opname =8, verwezen door = 8' mag en moet enkel in de eerste groep voorkomen. Tabel 6.2.4: type ontslag en bestemming Baby. Tabel 6.2.5: heropname Baby Volgende waarden zijn correct: voor groep a en b geen heropname en voor groep c heropname. 20

Tabel 6.2.6: MDC Baby De hier vermelde MDC (APR) is op basis van de hoofddiagnose van het verblijf en dus niet van de geboortediagnose zoals vermeld in PATBIRTH! Voor de eerste twee groepen moet dit MDC 15 = pasgeborene zijn. Voor de laatste groep kan dit ook iets anders zijn. Tabel 6.2.7: APR-DRG Baby Voor de eerste groep moet dit een DRG van geboorte zijn en mag er NIET staan 'ELDERS GEBOREN'. Voor de tweede groep mag er NIET staan 'HIER GEBOREN'. Tabel 6.2.8: hoofddiagnose Baby Voor de eerste groep (= geboorteverblijf) moet hier hetzelfde staan als in PATBIRTH, nl. een ICD-9-CM code uit de V30-V39 reeks voor levend geborenen en 7799 voor doodgeborenen. Voor de andere twee groepen mogen deze codes juist niet voorkomen. Tabel 6.2.9: graad van ernst APR-DRG Baby Tabel 6.2.10: risico op overlijden APR-DRG Baby << KOPPELING GEBOORTEGEGEVENS - VERBLIJF MOEDER>> De koppeling gebeurt via de patiëntensleutel van de moeder. De verblijven die zo gevonden worden, worden in twee groepen opgedeeld. A/ Het verblijf dat in PATBIRTH vermeld staat (=meestal bevalling). B/ Andere verblijven van de moeder. Tabel 6.3.1: geboortejaar van de moeder Tabel 6.3.2: plaats voor opname, aard van opname, verwezen door moeder Tabel 6.3.3: aard van ontslag en bestemming moeder Tabel 6.3.4: heropname moeder Tabel 6.3.5: MDC moeder De hier vermelde MDC (APR) is bepaald op basis van de hoofddiagnose van het verblijf van de moeder. Voor de eerste groep zal dit MDC 14 (= Zwangerschap en bevalling) zijn. Voor de tweede groep kan dit ook iets anders zijn, voor of na de bevalling, hiermee in verband of niet. Tabel 6.3.6: APR-DRG moeder Voor de eerste groep zullen dit bevallingen zijn. Voor de tweede groep mogen dit geen bevallingen zijn. Tabel 6.3.7: hoofddiagnose moeder Voor de eerste groep zullen dit bevallingen zijn. Voor de tweede groep mogen dit geen bevallingen zijn. Tabel 6.3.8: graad van ernst APR-DRG moeder Tabel 6.3.9: risico op overlijden APR-DRG moeder 21