Samen kunnen we alles

Vergelijkbare documenten
Samen kunnen we alles.

Leeskastje Mama kwijt

Inhoudsopgave: Activiteiten die betrekking hebben op de tussendoelen en gerelateerd zijn aan het prentenboek: Dotties eieren.

Boeken & praatjes, Letters en laatjes.

Activiteitenplan leeskastje bedoelt voor leerkrachten werkzaam in de onderbouw.

Activiteitenplan leeskastje. Kikker en het Nieuwjaar. Activiteitenplan bedoelt voor groep 1/2 in het basisonderwijs

Opdrachten Jaar van de Bever voor groep 3,4,5 van de basisschool

Activiteitenplan leeskastje. Dikkie Donderkopje wordt groot. Activiteitenplan bedoelt voor groep ½ in het basisonderwijs

Titel: Elmo en het geheim van Sinterklaas

Activiteitenplan leeskastje. Elmer. Activiteitenplan bedoelt voor groep 1/2 in het basisonderwijs

Activiteitenplan: Kleine Pien op reis Schatkist eropuit

Activiteitenplan: Woeste Willem

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

Auditieve oefeningen bij het thema: Mama kwijt

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Activiteitenplan: Beer bouwt een winterhuis

maken de kinderen een waterorgel en laten elke lettergreep uit een lied horen op dit orgel. Groep 1 Groep 2 samengestelde woorden in

De uil ziet de warme want. Hij denkt daarin is het lekker warm.

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis

Kleuters leren lezen

Nieuwsbrief groep 3 december 2016

Nieuwsbrief groep 3 december 2014

Auditieve oefeningen bij het thema: Barbapapa

DC thema 62 Taalbewustzijn stimuleren bij kleuters

Auditieve oefeningen bij het thema: bijen

Auditieve oefeningen bij het thema:

Bijlage 14 Registratie- en planningsformulier gehele groep

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2017

Auditieve oefeningen bij het thema: Tijgers Boek van de week: 1; Ssst! De tijger slaapt 2; Tijgers; informatieboekje

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

Taalbewustzijn: Auditieve synthese (Henk Hak en Piet Plak) Klankgroepen samenvoegen tot een woord Letters samenvoegen tot een woord

Taalbewustzijn: Auditieve synthese (Henk Hak en Piet Plak) Klankgroepen samenvoegen tot een woord Letters samenvoegen tot een woord

Lespakket. Ssst de tijger slaapt. Door: Maike Douglas jufmaike.nl. De lessen met een * ervoor zijn alleen geschikt voor kleuters. ã jufmaike.

Nieuwsbrief groep 3 januari 2018

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2015

Voorbeelden van basiscompetenties TAAL/mondelinge taalontwikkeling zijn: Groeiboek Groeiboe

Auditieve oefeningen bij het thema:

Auditieve oefeningen bij het thema de dierentuin

lezen Veilig leren lezen Extra materiaal - Wenochtend in groep 3 voor oudste kleuters veilig leren Benodigde materialen

Tips voor aanvankelijk technisch lezen (groep 3)

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2016

Auditieve oefeningen bij het thema: dinosaurussen

Nieuwsbrief groep 3 januari 2016

Rekenen groep 1. Welke leerdoelen gelden voor de komende periode? Getalbegrip:

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Woordenschat blok 04 gr4 Les 1 Enzovoort: en ga zo maar verder. Hierboven: boven iets, bijvoorbeeld een lijn. Hieronder: onder iets, bijvoorbeeld een

Kern 4: huis-weg-bos-tak-hut

Nieuwsbrief groep 3 september 2016

Voorbereiding post 5. Groep 7-8

Spellen bij kern 3 Spel 1: Schrijven op je rug Spel 2: Winkeltje spelen Spel 3: Lezen voor het slapen gaan Spel 4: Blijven voorlezen

Voorbereiding post 5. Groep 5-6

Nieuwsbrief groep 3 januari 2017

Spelenderwijs rijmen. Linda Willemsen.

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

Auditieve oefeningen thema het bos

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 1-2

Kern 2: teen - een - neus - buik - oog. Spellen bij kern 2. In deze kern leert uw kind: Letters: t n b oo ee Woorden: teen - een - neus - buik - oog

Algemene informatie groep 1-2. Ontwikkeling van kleuters:

Nieuwsbrief groep 3 september 2016

Auditieve oefeningen bij het thema: Kriebelbeestjes

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Auditieve oefeningen bij het thema: Plastic Boek van de week: 1: Plasticsoep van de klimaatjesreeks van Clavis 2: Plasticsoep is troep

zelfstandig naamwoord

Auditieve oefeningen bij het thema: piraten

Introductie: Brom en Bram

2. Auditieve Sinthese: A: Lettergrepen samenvoegen tot een woord. B: Letters samenvoegen tot een woord.

Signaleringslijst voor Kleuters 2.0 1)

De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo

Auditieve oefeningen. Boek van de week: Verhaalbegrip: Taalbewustzijn: 1; Voetbal 2; Beroemd 3;

Spellen bij kern 2 Spel 1: Stickers plakken Spel 2: Wie maakt de meeste woorden? Spel 3: Woorden maken Spel 4: Zelf typen Spel 5: Letterboek maken

Stan. Geschreven door. Eline Willemse. Illustraties van. Dick Rink

Groep 3 : Na een lekkere lange zomervakantie zijn we alweer een poos hard aan het werk. Hieronder vindt u de doelen waar wij in groep 3 aan werken.

LEESTIP. Speel- & Leerbrief MEI Marja Baeten. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar ZE KOMEN VOOR DE VRIENDJES! MEI 2015.

Gratis spellen bij kern 4 Spel 1: Tik aan Spel 2: Een verlanglijstje schrijven Spel 3: Prentenboeken lezen Spel 4: Rijmpjes maken

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

LESBESCHRIJVING GROEP 1-2

Thema 4 Lezen de prentenboeken 2. het versje 3. klappen. 2. het vers 2. Een vers is een lied of gedicht.

5.1 Zes poten en vier vleugels

Het onderzoek van de burgemeester 5/6

Druk de A, B en C vragen op hetzelfde kleur papier af (v.b. op geel papier) Druk de P-vragen op een afwijkende kleur papier af en de D vragen ook.

maken de kinderen een dierenmasker en kruipen in de huid van het dier dat op het masker staat.

Arie de letterkanarie

Begrijpend luisteren. Annemarieke Kool. CPS Onderwijsontwikkeling en advies

Werkblad schedels groep 1

Auditieve oefeningen bij het thema: onderwater/de zee

Veilig leren lezen Kern 1: ik - maan - roos vis

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Voorbereiding post 5. Groep 1-2

Auditieve oefeningen bij het thema:

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Taal Beginnende geletterdheid. Beginnende geletterdheid-fase 5

Auditieve oefeningen. Boek van de week: Verhaalbegrip: Taalbewustzijn:

Kern 6: geit-pauw-duif-ei

Klankgroep en lettergreep

Kern 5: reus-jas-riem-bijl

Taallessen Kruisje het spinnetje.

Webboek. Taalontwikkeling spelletjes

instapkaarten taal verkennen

Transcriptie:

Leeskastje: Activiteitenplan: Samen kunnen we alles Ingrid & Dieter Schubert 1

Samen kunnen we alles. Ingrid & Dieter Schubert. Inhoudsopgave: Activiteiten die betrekking hebben op de tussendoelen en gerelateerd zijn aan het prentenboek: Samen kunnen we alles. 1. Introductieactiviteit: Pag. 3 - Het kastje, boeken en plaatjes, letters en laatjes wordt geïntroduceerd. 2. Boekorientatie: - Het bespreken van het boek, titel, schrijver. Pag. 3. 3. Verhaalbegrip: Pag. 4. - Verhaalbegrip I: verhaalschema. - Verhaalbegrip II: aanschouwingsmaterialen. - Verhaalbegrip III: afbeeldingen. - Verhaalbegrip IV: logisch rangschikken. 4. Functies van geschreven taal: Pag. 8. - Plan van aanpak. - Lijstje van benodigdheden. - Informatie. 5. Relatie tussen gesproken en geschreven taal. Pag. 10. - Knutselboekje. - Versje. 6. Taalbewustzijn (fonologisch bewustzijn). Pag. 11. - Spelen met klanken. - Rijmzinnen maken. - Samen stappen. - Woorden in klankgroepen verdelen. 7. Taalbewustzijn (fonemisch bewustzijn). Pag. 17. - Woorden met beginrijm. - Hakken en plakken met egel. 8. Alfabetisch principe. Pag. 19. - Zoem, zoem, zoem de letterbij. - De letter V. 9. Adressen websites: Pag. 20. Bijlages: vanaf Pag. 20. 2

Introductieactiviteit. Het introduceren van het kastje. Doel: - De kinderen maken kennis met het leeskastje: - De kinderen kunnen aan de hand van de inrichting van de hoek en de titel van het boek, een voorspelling doen over de inhoud. - De leerlingen weten dat ze spelletjes met boeken en letters gaan doen, als ze met Dit kastje gaan werken. Activiteit 1: Inhoud activiteit: De kinderen zitten in een kring, rond de verteltafel. Op de verteltafel staan allerlei attributen die te maken hebben met het boek dat voorgesteld zal worden. De leerkracht haalt de voorkennis van de kinderen op omtrent het thema SAMENWERKEN en EEN HUIS BOUWEN. - Wat zou het zijn? - Welke tekeningen / pictogrammen zie je? - Wat zit er in? - Wat hoort er op de standaard te staan? - Wat staat er aan de zijkant? De leerkracht vertelt dat ze een nieuw kastje in de klas hebben dat de naam heeft: "leeskastje". Als je goed naar deze naam luistert dan weet je ook wat we gaan doen. Luister nog maar eens goed: We gaan een boekje lezen en daarna gaan we steeds een ander laatje open maken en er een praatje over houden en een spelletje doen. Boekoriëntatie (Tussendoel 1) 1. Boekenstandaard Doel: - De leerlingen kunnen na afloop van de boekoriëntatie de titel en de schrijver van het verhaal aanwijzen. - de kinderen kunnen de woorden van de titel tellen, dat zijn er veel, een lange titel. - De kinderen kunnen aan de hand van de tekeningen op de voorkant van het boek, een voorspelling maken over de inhoud van het boek. - De kinderen weten dat een boek van voren naar achteren wordt gelezen. - de kinderen weten dat je op een bladzijde bovenaan begint te lezen. - de kinderen weten dat je van links naar rechts leest 3

Activiteit 2: Inhoud activiteit: De leerkracht laat de kinderen het boek zien. Wat zie je? De leerkracht speelt in op de reacties van de kinderen en stuurt naar de bovenstaande doelen. De woorden zijn samen een zin. Het woord "samen" vervult een speciale functie in de titel. Deze zin op de voorkant van het boek noemen we de titel. De leerkracht schrijft de titel van het boek op een flap. Ze leest de titel dan nog eens voor. Wie kan dit mooie boek gemaakt hebben? Hoe noemen we iemand die boeken maakt, schrijft? De leerkracht schrijft de naam van de schrijver op de flap. Als het om de tekening van de voorkant van het boek gaat, kan de leerkracht vragen of de kinderen egel kennen. De handpop egel komt te voorschijn. Hé, hoorde ik hier mijn naam? Gaat dit over mij? Waarom heeft mij niemand geroepen? Wanneer de beer en egel bekend zijn bij de kinderen is een kort gesprekje met de kinderen en egel hierover wel op z'n plaats. Op de flap schrijft egel zijn naam erbij want het boek gaat over egel. De naam van egel stond al op de flap, kan iemand die zien? Egel wil nu graag weten waarover dat boek van hem gaat. Bij het voorlezen hoort de la met het boek, die wordt als eerste open gemaakt. verhaalbegrip Activiteit 1: ( Tussendoel 2) Laatje 2 Doel: Voor het lezen. - De kinderen breiden hun woordenschat uit door de aanschouwingsmaterialen te benoemen. - De kinderen kunnen n.a.v. de titel van het boek en de aanschouwingsmaterialen een voorspelling doen over het verhaal. Na het lezen. - De kinderen kunnen n.a.v. de aanschouwingsmaterialen het verhaal navertellen en/of na spelen. - De kinderen kunnen de losse plaatjes, enkele illustraties uit het boek, in de goede volgorde leggen en het verhaal erbij vertellen. - De kinderen kunnen zien wanneer er een plaatje bij zit dat niet in het verhaal hoort. - De kinderen kunnen aangeven waarom dat plaatje er niet bij hoort. 4

Inhoud: De grootste la van het kastje wordt geopend. Er zit in: Op de verteltafel staan: - Plaatjes van het boek. - Een gereedschapskist. - Een hamer. - Bouwblokken en andere benodigdheden. - Een stappenplan. - Een knutselboek. - Spijkers. - Praatplaat over samen bouwen. - Hout. - Prentenboek: Een droomhuis. - Een bouwtekening, van lego of zelfs een echte tekening van een architect. De spullen worden bekeken en benoemd. De relatie die ze hebben met het boek, voorspellingen die eventueel gedaan werden, worden ook ter sprake gebracht. Vervolgens wordt het boek voorgelezen, want we zijn nu toch allemaal erg nieuwsgierig geworden. Egel leest mee. Op de eerste pagina ontdekt bever een gat. Hoe gaat hij dat dichten vraagt egel zich hardop af. Misschien kunnen de kinderen samen met egel iets bedenken. Hoe zou bever dit oplossen. Voorspellen van wat er vervolgens gebeurt. Het verhaal wordt zo in stappen gelezen samen met de kinderen. Dit lukt niet altijd in een keer. Het kan dus in stappen gebeuren en vervolgens kan het verhaal meerdere keren herhaald worden. Nadat het boek voorgelezen is kunnen ook de andere laatjes geopend worden. Het tijdstip hiervoor wordt door de leerkracht zelf bepaald. Ook de laatjes kunnen meerdere keren gebruikt worden, al naar gelang de interesse van de leerlingen. Het zijn keuze activiteiten er hoeft geen volgorde aangehouden te worden. Activiteit 2 verhaalbegrip I Verhaalschema maken m.b.v. pictogrammen: Doel: - de leerlingen krijgen inzicht in pictogrammen m.b.t. het verhaalschema. - de leerlingen zijn in staat om vragen te beantwoorden, m.b.t. de inhoud van het boek. - na afloop zijn de kinderen in staat om de schematisch aangegeven verhaallijn te verwoorden. Activiteit: zie bijlage 1 - Op een flap heeft de leerkracht een pictogram en de wie vraag geschreven. - De overige pictogrammen worden besproken en ingevuld op de flap. Op deze manier kan het verhaalschema in kaart worden gebracht. 5

In eerste instantie kunnen de volgende vragen worden gesteld: - over wie gaat het verhaal? - waar speelt het verhaal zich af? - begin, wat kun je vertellen over het begin van het verhaal? - afloop, hoe loopt het verhaal af? Deze vragen kunnen uitgebreid worden. Na afloop kan een kind aan de hand van de pictogrammen, woorden en de eigen gemaakte tekeningen, de verhaallijn verwoorden. Deze flap, met het verhaalschema moet een centrale plek krijgen, binnen het thema. Verhaalbegrip II Navertellen van het verhaal m.b.v. materiaal. Doel: - de kinderen breiden hun woordenschat uit door attributen te gebruiken/ benoemen. - de leerlingen van groep 1 zijn in staat om de verhaallijn globaal na te vertellen m.b.v. 4 attributen. - de leerlingen van groep 2 zijn in staat om de verhaallijn precies na te vertellen m.b.v. 6 of 7 attributen. Inhoud: In de onderste lade liggen aanschouwingsmaterialen die direct betrekking hebben op het boek. - In groep 1 worden de 4 dingen en in de juiste volgorde eruit gehaald door de leerkracht en door de leerlingen benoemt. Zo ontstaat de verhaallijn. - In groep 2 worden er 8 dingen willekeurig uit gehaald, door de leerlingen benoemd en in de goede volgorde gelegd, om zo de verhaallijn m.b.v. de spullen na te vertellen. Verhaalbegrip III: Navertellen van het verhaal m.b.v. afbeeldingen.. Zie bijlage 2 Doel: - De leerlingen van groep 1 zijn in staat om het verhaal in grote lijnen weer te geven m.b.v. vier afbeeldingen. - De leerlingen van groep 2 zijn in staat het verhaal nauwkeurig na te vertellen m.b.v. acht afbeeldingen. Inhoud: In de onderste lade liggen ook afbeeldingen, door de leerkracht geselecteerd. Deze plaatjes zijn kopieën van de illustraties van het boek. Voor groep 1 zijn hiervoor de vier belangrijkste afbeeldingen gekozen en voor groep 2 acht afbeeldingen. Het navertellen van het verhaal kan per groep gebeuren, de kinderen vullen elkaar dan aan. 6

Het kan ook goed gebruikt worden voor een leerling, zo krijgt de leerkracht een duidelijk beeld van wat het kind en hoe het kind verteld. belangrijkste afbeeldingen gekozen en voor groep 2 acht afbeeldingen. Het navertellen van het verhaal kan per groep gebeuren, de kinderen vullen elkaar dan aan. Het kan ook goed gebruikt worden voor een leerling, zo krijgt de leerkracht een duidelijk beeld van wat het kind en hoe het kind verteld. Verhaalbegrip IV Het logisch rangschikken van een verhaal met de juiste afbeeldingen. Doel: - Het kind kan zelf bepalen welke afbeeldingen bij het verhaal horen. - Het kind kan aangeven waarom een afbeelding wel of niet bij het verhaal hoort. Inhoud: De leerling krijgt een aantal afbeeldingen, door de leerkracht geselecteerd. Het zijn allemaal afbeeldingen van egel en zijn vrienden, maar er zitten er een of twee bij die bij een ander verhaal horen. De leerling moet uitzoeken welke afbeeldingen dat zijn en moet verwoorden waarom die afbeelding hier niet thuis hoort. Het aantal goede en foute afbeeldingen kan per groep, maar ook per leerling verschillen. Deze activiteit kan in de hele groep gebeuren, waarbij de leerlingen elkaar aanvullen, maar het kan ook goed gebruikt worden als individueel signaleringsinstrument. Functies van geschreven taal Laatje 3 Doel: - De leerlingen ervaren dat je iets kunt leren door te lezen. - De leerlingen leren dat je m.b.v. letters en tekeningen werkschema's kunt maken. - De leerlingen ervaren dat werkschema's je helpen bij het uitvoeren van activiteiten. Activiteit 1: Een bouwplan maken! Inhoud: Wat hoort er allemaal bij een huis, garage, flatgebouw etc Hierbij komt het plan van wat te bouwen te pas. Wat is een bouwplan, wat kunnen we hiermee. Samen kijken wat we nodig hebben voor het bouwwerk. Misschien ook nog bedenken waar we dat kunnen vinden. De leerkracht neemt de flap er bij en schrijft op wat er nodig is voor het bouwwerk. 7

Dit gebeurt met woorden en pictogrammen, er moet herkenning voor de kinderen zijn om het terug te kunnen lezen. Deze activiteit kun je uitbreiden met het echt bouwen van huis, flat, garage. Dan heb je nog meer spullen nodig. Behalve natuurlijk een hamer, ook Activiteit 2: Een knutselplan maken! Inhoud: Als boven, maar nu wordt er gebruik gemaakt van een knutselboek. Het object dat gekozen wordt om samen te maken kan door de leerkracht vooraf gekozen zijn en zij stuurt vervolgens de activiteit. Het kan ook door de kinderen zelf bedacht zijn nadat ze in het boek geneusd hebben. Dit kan met verschillende materialen gebeuren. Op de flap-over wordt het plan, in stapjes en met picto s, genoteerd. Daaronder worden de materialen opgeschreven en getekend die er nodig zijn. Een huis bouwen: - een plan. - blokken. - plankjes. Keuzeactiviteiten. * Informatie over bouwen en knutselen. Doel: - De leerlingen ervaren dat je iets kunt leren, informatie kunt verzamelen door iets te lezen. - De leerlingen ervaren dat je m.b.v. letters en tekeningen werkschema's kunt maken. - De leerlingen ervaren dat je door het gebruik van werkschema's je opdrachten, activiteiten kunt uitvoeren. In de la met zit algemene informatie over bouwen en knutselen. Deze informatie kan door de leerkracht interactief worden voorgelezen. De leerlingen kunnen hiermee spelen, ontdekken, leren, lezen, ervaren. 8

Het is de bedoeling dat in deze la allerhande zaken te vinden zijn die te maken hebben met bouwen en knutselen. Hoe bouw ik een huis of een auto van lego, wat kun je allemaal knutselen, waar haal je de spullen die je hiervoor nodig hebt? Wat heb ik ervoor nodig, wat kan ik zelf maken, in welke winkel kan ik dit kopen. Bouwplan, wat moet daar allemaal opstaan, waarmee doe je dat, kan ik een bouwplan zelf maken, wie maken er ook bouwplannen, hoe noemen we die mensen? Materialen: - Informatieve boeken ( bibliotheek). - Bouwplan, tekening van een architect. - Knutselboek. - Beroepenboek. - Lego bouwplannen. - Foto s van bouwen. - Reclamefolders met gereedschappen, bouwmaterialen - Video opname van een knutselprogramma op TV Het maken van Ter introductie van deze activiteit maakt de leerkracht gebruik van.. Het wordt bekeken. Hoe noemen we dat? Zouden we dat ook zelf kunnen maken? Wat hebben we daarvoor nodig en hoe moeten we dat doen? Weet je wat, we maken een schema, dat gaat zo Op een groot vel papier, of een flap tekent en schrijft de leerkracht met behulp van de aanwijzingen van de leerlingen de volgorde van werken en de materialen. Bij de uitvoering van deze activiteit maken de leerlingen gebruik van dit schema. Activiteit 3. Informatie rondom Samen kunnen we alles Zie bijlage 3 In de la zit algemene informatie over het boek, maar ook over de bever, de beer, de egel, burcht, troosten, bloeden en een hol. Die kunnen worden voorgelezen. Het onderwerp kan naar keuze en interesse van de kinderen uitgebreid worden. Activiteit 4: Woordenschat. Zie bijlage 4 Woordenschat als zodanig maakt geen deel uit van het dyslexie protocol. Toch is woordenschat dé sleutel voor schoolsucces en onlosmakelijk verbonden met taal. Vandaar dat we deze woordenlijst hebben opgenomen in ons leeskastje. De woorden komen steeds terug in verschillende activiteiten. Herhaling is noodzakelijk om woorden te alten beklijven. Van deze woorden is een woordkaart gemaakt. De bever De (bever)burcht Bouwwerk Omhoogklimmen 9 Zuchten Uitglijden

Vast houden Kreunen De egel Overeind komen Aandraven De beer Bloeden Huilen/snikken Troosten een hol tegen stribbelen dragen in slaap vallen verrassen repareren met zijn tweeën afbreken / slopen opruimen uitrusten op een hoop bouwtekening in een cirkel takken / twijgen in elkaar vlechten dicht smeren versieren bouwers wakker worden strompelen grinniken Relatie tussen gesproken en geschreven taal Laatje 4 Knutselboekje: Doel: - De leerlingen ervaren dat je dingen die je hoort of denkt (hoort in je hoofd) ook op kunt schrijven. - De leerlingen ervaren dat de dingen die je opschrijft vervolgens ook weer door jezelf of door een ander gelezen kunnen worden. - De leerlingen kunnen zelf ook iets opschrijven, cq tekenen over wat ze denken. Inhoud: Als het laatje opengemaakt wordt, wijs dan kort op het pictogram. Wat zie je? Wat zouden we hier moeten doen? In het laatje ligt een boekje. Het is een leeg boek. Egel (de handpop) komt er bij Wat is een knutseljournaal. Daar schrijf je in wat je allemaal doet, iets wat je die dag gemaakt hebt. Egel maakt samen met de leerkracht het boek open en kijkt op de eerste pagina. Daar staat bovenaan De juf schrijft op de flap wat er zoal in het boek geschreven wordt, zodat de kinderen mee kunnen kijken. Versje: Doel: - De leerlingen ervaren dat ze het versje dat ze horen ook op kunnen schrijven. - De leerlingen kunnen het laatste woord, het rijmwoord van een zin invullen. - De leerlingen kunnen m.b.v. pictogrammen het versje op de flap herkennen. 10

Inhoud: Bij deze activiteit wordt wederom de handpop gebruikt. Egel vertelt de kinderen dat hij.. Het versje wordt meerdere keren herhaald. De kinderen zeggen steeds het laatste woord. De kinderen klappen als ze het woord egel horen. Activiteit 1: Pictogrammen voor het versje maken. (Tussendoel 4) Doel: - de kinderen ervaren dat ze het versje dat ze horen ook kunnen opschrijven. - de kinderen kunnen de twee laatste zinnen die ze horen na zeggen. - de kinderen kunnen tekeningetjes maken bij bepaalde woorden in het versje, waardoor ze het versje visueel beter kunnen volgen. Activiteit: Als een kind dit laatje wil open maken, wijs dan kort even op het pictogram. Wat zie je? Wat zou je moeten gaan doen? In het laatje ligt een briefje. (tekst van het versje) Bijlage 5 Wat zou er op staan? Kun je al een woordje lezen? Gezamenlijk wordt dit versje 2 keer beluisterd. Een huis bouwen. We bouwen een huis Zeg maar hoe het moet Eerst de muren Zo, is het goed Nu zetten we het dak Mooi erbovenop Met een mooie schoorsteen Die komt op de top Hier maken we de deur Met daarnaast een bel Hier komt de brievenbus Dat zie je wel Nu nog de ramen 11

Een hier en een daar Met bloemen ervoor En het huis is klaar. Het zou handig zijn als we dit kunnen opschrijven op een flap. Dan kunnen we het versje horen, maar ook zien. We luisteren nu steeds naar een zin. Eén kind helpt mij met het opschrijven van het gedicht en herhaalt steeds de zin van het versje. Sommige zinnen zijn moeilijk te onthouden: ze zijn lang. Zijn deze zinnen ook moeilijk om op te schrijven? (Ja dat is veel werk!) De relatie wordt gelegd tussen: als je veel woorden hoort, moet je ook veel woorden opschrijven. (dit noemen we een lange zin ) En als je weinig woorden hoort, moet je ook weinig woorden opschrijven. (dit noemen we een korte zin ). Als het hele versje is opgeschreven, gaan we tekeningetjes maken bij de woorden die je veel hoort / ziet. Eventueel kan op het laatst het versje opgezegd worden waarbij de leerkracht de woorden aanwijst die gesproken worden. Kloppen de tekeningen? Het versje kan met twee kinderen gespeeld worden. De tekeningen kunnen hierbij weer een handig hulpmiddel zijn. Taalbewustzijn (fonologisch bewustzijn) Klanken en klankgroepen. Laatje 5 Activiteit 1: Spelen met klanken. Doel: - de kinderen kunnen samen het versje opzeggen; - twee kinderen kunnen dit ook alleen; - de kinderen zijn in staat om eindrijm te herkennen; - de kinderen kunnen zelf rijmwoorden maken. Inhoud: Het versje wordt opgezegd. Bijlage 5 De leerkracht schrijft alleen de laatste woorden op een flap. De kinderen kunnen zo zien dat de woorden ook bijna hetzelfde uit zien. 12

Het zijn rijmwoorden, ze klinken op het eind hetzelfde en ze zien op het einde ook hetzelfde uit. Dit kunnen ook nonsens rijmwoorden zijn. Het gaat hier alleen om dezelfde klanken moet bovenop bel daar goed top wel klaar Vervolgens geeft de leerkracht andere woorden waarmee de kinderen kunnen rijmen. huis muur bel daar Activiteit 2: Rijmen (eindrijm) Bijlage 6 Doel: - rijmzinnen kunnen afmaken. - Spelen met klankpatronen De zin wordt langzaam voorgelezen. Het laatste woord moeten de kinderen aanvullen. Dit kan in de grote en in de kleine kring gebeuren. Naar aanleiding van de laatste woorden kunnen de kinderen zelf rijmwoorden of rijmzinnen maken. Bever bouwt zijn huis. Bij zijn pootjes loopt een muis. Zijn bouwwerk is rond. Het staat op de.grond. In het dak ontdekt hij een gat. In het water worden zijn voeten..nat. Met takken klimt hij omhoog. Zijn pootjes worden nu weer droog. Maar, ach hij valt bovenop zijn poot. 13

Hij huilt, zijn poot is helemaal..rood. Egel heeft alles gezien. Hij schiet te hulp en telt tot..tien. Hij roept zijn vriend beer. Hij roept.. en roept nog een.keer. Bever snikt: Mijn huis is kapot. Dat vinden zijn vriendjes heel..rot. Ze brengen bever terug naar zijn hol. Bever houdt zijn rug bol. Daar valt bever al gauw in slaap. Deze woorden worden ook op de flap geschreven en de woorden die rijmen. Zo kunnen de kinderen zien dat ze achter aan hetzelfde zijn. Activiteit 3: zinnen opdelen in woorden. Bijlage 7 We stappen naar de burcht Doel: - De leerlingen kunnen zinnen opdelen in woorden m.b.v. stapjes. - De kinderen kunnen m.b.v. de stapjes tellen hoeveel woorden er in een zin zitten. Inhoud: Egel (de handpop) heeft een spelletje bedacht voor zijn vriendje. Ik zeg een zin en jullie moeten die zin lopen, stappen. Voor ieder woord dat je hoort moet je een stap zetten. Egel nodigt de kinderen uit om dat samen met hem te doen. Bever slaapt in zijn hol. Hij is moe. Beer helpt zijn vriend. Beer maakt weer een nieuw huis voor hem. Zijn vriend sloopt het huis. 14

Beer ruimt het puin op. Zijn vriend rust uit. Eerst maak ik een plan, zegt beer. Dat vindt zijn vriend erg knap. Wat pak ik eerst? Het huis wordt hoog. Op het dak komt een vlag aan een tak. Nu is het huis klaar. Beer en zijn vriend zijn heel trots. Ze gaan weer naar bever. Laat dat huis nu maar eens zien. Bever is heel erg blij. Maar hij kijkt een raar. Wat is er? Waar is de deur in mijn huis, vraagt hij. De zinnen met twee tot vijf woorden kunnen ook door groep 1 gebruikt worden. De langere zinnen zijn voor groep 2 bedoeld, afhankelijk van het niveau van het kind. Deze oefening kan ook gedaan worden met blokjes. Leg voor ieder woord dat je hoort een blokje. Wanneer je hiervoor kiest is het belangrijk dat je observeert hoe het kind de blokjes neerlegt. Van links naar rechts? Zit er een ordening in? Activiteit 4: Woorden in klankgroepen verdelen. Bijlage 8 Doel: - De leerlingen kunnen woorden in lettergrepen opdelen m.b.v. sprongetjes. - De leerlingen kunnen de woordstukjes tellen en ervaren dat woorden verschillend van lengte zijn. - De leerlingen horen het verschil tussen lange en korte woorden. Inhoud: Egel weet nog een spelletje. Egel bedenkt een woord en de kinderen mogen voor ieder stukje dat ze horen een blikje leggen. Kijk dat gaat zo: Blokkendoos. BLO.KEN.DOOS. (uitspraak van het woord) Ge-reed-schaps-kist. 4. Ha-mer. 2. Bouw-te-ke-ning. 4. 15

Ta-ken. 2. (één k uitspreken) Twij-gen. 2. Kli-men.. 2. (één m uitspreken) Ver-ra-sen. 3. (één s uitspreken) Be-ren-hol. 3. Te-gen-stri-be-len. 5. (één b uitspreken) Re-pa-re-ren. 4. Hoofd-schu-dend. 3. (één d uitspreken) De woorden waarin een korte klank voorkomt, zoals kli-men, moeten ook zo uitgesproken worden. Wanneer je klim-men zegt dan is dat niet inherent aan onze dagelijkse uitspraak. De leerkracht kan de opdracht ook omdraaien. Egel zegt de stukjes en de kinderen zeggen het woord. Activiteit 5: Welk woord is langer / korter? Doel: - Lange en korte woorden kunnen aangeven. (Objectivatie) - Lettergrepen kunnen verbinden tot woorden. De egel zegt een woord in stukjes en Beer maakt er één woord van. Deze woorden kunnen ook herhaald worden in omgekeerde vorm. Welk woord is het langst? Bijlage 9 bever tegen stribbelen beverburcht Bouwwerk Zuchten Omhoogklimmen Uitglijden Kreunen egel Overeind komen Vast houden beer Hol Aandraven verrassen Bloeden dragen opruimen op een hoop Troosten Huilen repareren in slaap vallen takken twijgen uitrusten vlechten versieren strompelen snikken bouwtekening cirkel bouwers grinniken 16

Taalbewustzijn (fonemisch bewustzijn) Losse letters en klanken. Activiteit 1: Woorden op beginrijm. Bijlage 10 Laatje 5 Doel: - De leerlingen herkennen woorden die dezelfde beginklank hebben. - De leerlingen horen het verschil tussen woorden die een andere beginklank hebben. - De leerlingen kunnen zelf woorden bedenken die een zelfde beginklank hebben. Inhoud: Egel heeft twee vrienden. De naam van zijn vrienden begint met de B van beer en bever. Luister maar, b..eer en b..ever, vooraan hoor ik een: b. Dit schrijven we ook op een flap, zodat de kinderen het ook kunnen zien. De leerkracht pakt een kaartje uit de la waar het bijltje op staat. Hier staan nog meer woorden op. De leerkracht leest het woord en rekt daarbij de eerst klank lang uit. De kinderen mogen zeggen welke klank ze het eerst, vooraan hoorden. Er staat op: - s pijker, vooraan hoor ik de: s - m.uur, vooraan hoor ik de: m - e gel, vooraan hor ik de : e - r amen, vooraan hoor ik de :r - h amer, vooraan hoor ik de : h - s tenen, vooraan hoor ik een : s - w erken, vooraan hoor ik de: w 17

- v..errassen, vooraan hoor ik de : v - m odder, vooraan hoor ik een : m - r ommel, vooraan hoor ik de : r - s pulletjes, vooraan hoor ik de: s. - z on, vooraan hoor ik de: z Activiteit 2: Hakken en plakken met Egel Bijlage 11 Doel: - De kinderen kunnen losse klanken samenvoegen tot een woord, de zin biedt hierbij ondersteuning. - De leerlingen kunnen losse klanken samenvoegen tot een woord, zonder ondersteuning van een zin. Inhoud: In het laatje met de bijl zit ook een hak en plak oefening waarbij de leerkracht een zin zegt waarvan ze het laatste woord in stukjes hakt. Een voorbeeldzin: Weg is het h ui s. Bever bouwt een h ui s. Hij v a l t. De poot van bever doet z ee r. Hij h ui l t. Dit wordt een heel mooi h ui s. Dat heeft egel gezegd tegen b ee r. Het is al dagenlang mooi w ee r. Beer doet zijn b e s t. Hij gebruikt een twijg en een t a k. Daar loopt een m ui s. Die doet niet m ee. Beer en egel werken lang d oo r. Het huis voor bever is k l aa r. Ze zette nog een vlag op het d a k. Dit hebben beer en egel nodig voor het huis: 18

m uu r t a k v l oe r t w ij g k i s t d oo s z o n r aa m sch e l p g r a s d eu r r aa m s p uu g Alfabetisch principe. Laatje 6 Activiteit: Zoem zoem de letterbij, maakt ons blij. Doel: - De leerlingen maken kennis met de letterbij, die erg van letters houdt. - De leerlingen kunnen de letter v herkennen tussen andere letters. - De leerlingen kunnen de positie van de letter aangeven in een woord dat visueel aan geboden wordt. - De leerlingen kunnen de positie van de letter aangeven in een woord dat auditief aangeboden wordt. Inhoud: Als een leerling het laatje van de bij open wil maken klinkt er gezoem. Met z'n allen luisteren we naar het geluid. "Waar komt dat toch vandaan?" In het laatje ligt een bijtje. Het is zoem de letterbij. "Ik ben zoem", zegt het bijtje, "en ik heb zo'n honger. De leerkracht wil hem honing geven, maar dat lust hij niet. "Ik lust alleen maar letters". "Ik ben zoem de letterbij en ik maak kinderen blij". Zoem vliegt door de klas op zoek naar letters. De kinderen helpen hem erbij, zoeken letters en wijzen ze aan. Zoem kan moeilijk beslissen welke letter hij vandaag eens zal proeven. Uiteindelijk vliegt hij terug naar zijn laatje en vindt daar de letter... Hij wil deze letter wel eens proeven, maar vraagt voorzichtig eerst de kinderen om raad. - Wie weet hoe deze letter heet? - Wie heeft deze letter al eens geproefd? - Zie je deze letter op het boek? - Zit deze letter op het boek van egel? - Wie heeft deze letter in zijn naam? Alleen als de kinderen de letter kennen wil de letterbij eraan proeven, want letters die ze niet kent die eet ze niet. Zoem snoept van de letter. Als hij zijn buikje vol heeft dan gaat hij terug in het laatje en gaat slapen in zijn letterlaatje. Vervolgactiviteiten: 19

- De lettermuur oftewel de ABC-muur. Tijdens het werken kunnen kinderen tekeningen maken of plaatjes uitknippen van woorden met de letter.. Deze tekeningen krijgen een plekje aan de lettermuur bij de letter... - Schrijf- stempelhoek. De kinderen maken advertenties voor een bouwmarkt. Knippen foto s uit een reclamefolder en stempelen/schrijven zelf iets erbij. Dit kan ook een grote folder zijn waarbij verschillende producten aangeboden worden. - Werkblad maken met woordstukjes. Op het werkblad staan tekeningen die betrekking hebben op het thema. Onder iedere tekening staan vier hokjes. De kinderen krijgen de opdracht net zoveel hokjes te kleuren als er stukjes zijn. Wanneer kinderen hier moeite mee hebben, laat ze het woord nog eens klappen, stappen of blokjes leggen. Dit werkblad kan ook als signaleringsinstrument voor de leerkracht dienen. - Aanbieden letterboek b Websites: http://www.kinderpleinen.nl/showplein.php?plnid=130 Digitaal prentenboek: http://leermiddel.digischool.nl/po/leermiddel/d14fe373c227b28f900adaf67fa8afb0 Beeldbank: bruine beer: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050525_bcbruinebeer01 Beeldbank: Hoe leeft de bever? http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20121218_bever01 Beeldbank de egel: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20121019_egels01 Volg de bever in het biesbos: https://www.volgdebever.nl/ 20

Bijlage 1: Pictogrammen wie waar begin afloop Bijlage 2: prenten prentenboek 21

22

23

24

25

26

Bijlage 3: Informatie over moeilijke woorden: Wat is een bever? De bever is een groot knaagdier. Hij heeft een brede, geschubde, horizontaal afgeplatte staart. De poten zijn vrij kort. De achterpoten hebben zwemvliezen. De kop is stomp en de oren en ogen zijn klein. De neus en oren kunnen worden afgesloten bij het zwemmen. Ook zit er in de wang een stuk weefsel dat de mond afsluit als het dier onder water knaagt. Hij heeft een paar sterke oranje tanden die altijd doorgroeien. Ze zijn oranje omdat het glazuur op de tanden oranje van kleur is, dat glazuur maakt zijn tanden sterk genoeg om door bomen te knagen. Wat is een egel? Een egel is een van de grotere insecteneters. Hij heeft een gedrongen lichaam, een spitse kop en een kleine staart, die hij verborgen houdt tussen de stekels. De kop begint breed, maar loopt spits toe naar de donkere snuit. Aan het uiteinde van de snuit bevinden zich tien paar neusharen. De oren zijn klein en nauwelijks zichtbaar. De ogen zijn klein en zwart en staan zijwaarts in het gezicht. De schedel is verlengd. De 36 tanden zijn primitief en weinig gespecialiseerd. [2] De twee snijtanden in de onderkaak zijn groot, vrijwel plat en wijzen naar voren. Zij staan dicht bij elkaar. De tanden in de bovenkaak zijn juist puntig en staan ver uiteen. De tanden slijten snel door de zand, steen en aarde die de dieren meekrijgen met het voedsel. Hierdoor zijn de tanden bij oudere dieren vaak afgebroken of zelfs verdwenen. De kop, buik, poten, borst en keel zijn begroeid met een dunne vacht van lang, stug haar. De rug en flanken van de egel zijn bedekt met ongeveer 8100 tot 8700 bruingrijze stekels van 15 tot 25 mm lang en 1 tot 2 mm breed. De stekels worden ook wel pennen genoemd. 27

Wat is een beer? Bruine beren zijn grote, stevig gebouwde dieren en worden ongeveer 25 jaar oud. De vacht is meestal bruin van kleur, maar kan ook donkerblond of zelfs zwart zijn. Ogen en oren zijn klein. Ze kunnen dan ook niet zo goed kijken en horen. Ze hebben wel een grote neus, waarmee ze zeer goed kunnen ruiken. Bruine beren eten van alles. Hoofdzakelijk eten ze plantaardig voedsel al zaden, noten, wortels en knollen. Soms eten ze ook insecten, vissen en kleine zoogdieren. Hoewel beren planten eten, horen ze tot de vleeseters of carnivoren. Ze hebben scherpe tanden en sterke kaken. Vooral hun hoektanden zijn indrukwekkend groot. Ze hebben geen scherpe knipkiezen maar knobbelkiezen waar ze de planten goed mee kunnen fijnmalen. Bruine beren hebben krachtige poten met lange klauwen die ze niet kunnen intrekken. Ze kunnen hiermee makkelijk wortels en knollen uit de grond halen en in bomen klimmen. Ook vis lusten ze graag. Met een krachtige beet, of een rake klap met hun voorpoot halen ze de vis uit het water. Ze gaan vaak op hun achterpoten steen of klimmen ze bomen om de omgeving naar voedsel te zoeken of naar gevaar te kijken. Bruine beren gaan ongeveer 5 tot 7 maanden in winterrust. Het is geen echte winterslaap, want de temperatuur van het lichaam daalt niet. Voor hun winterrust trekken ze zich terug in een zelf gegraven hol en teren op hun vetreserves. Wat is een burcht? Aan grote rivieren die te breed zijn om een dam in te bouwen, nemen bevers genoegen met een eenvoudig hol in de oever met minstens 2, maar vaak wel 4 of 5 ingangen, die steeds onder water liggen. In de oever wordt een verblijf, 'ketel', gebouwd, dat ongeveer 1,20 meter breed en 40-50 cm hoog is en dat aan de binnenkant zeer zorgvuldig glad is gemaakt. Als de waterspiegel van de rivier stijgt, moet ook de vloer van het woonhol verhoogd worden. Daartoe schraapt of knaagt de bever eenvoudig aarde af van het plafond. Gewoonlijk is het dak van de burcht zo sterk dat verscheidene mensen erop kunnen staan. Als de vloer echter aanzienlijk moet worden verhoogd, versterkt de bever de burcht door takken op het oppervlak te stapelen en een echte berg te bouwen. De burcht kan ten slotte als een eiland in het water komen te liggen. 28

Wat is een bouwwerk? Bouwsels die vliegen, rijden, varen en drijven zijn geen bouwwerk, tenzij deze zodanig met de grond zijn verbonden dat vliegen, rijden, varen en drijven niet meer mogelijk is. Zodra een bouwwerk met de ondergrond is verbonden op een manier dat het zich niet meer kan verplaatsen in horizontale richting, moet het worden aangemerkt als een bouwwerk. Dit geldt niet voor verticale bewegingen door eb en vloed en woonwagens op een standplaats. Het bouwsel is van enige omvang. Twee stenen op elkaar is geen bouwwerk; Het is een technisch-bouwkundige constructie (gemetseld, getimmerd, geschroefd, enzovoort); Het is driedimensionaal. Een weg of een terras op de grond is geen bouwwerk. Een weg op een brug, viaduct of tunnel wel; Het is plaatsgebonden. Een standplaats, ligplaats of evenement kan door tijdsverloop toch plaatsgebonden zijn. Wat is troosten? Troost is het bemoedigen van iemand die lichamelijk of geestelijk lijdt en het verzachten van diens pijn. Troost kan geboden worden met woorden, maar ook door lichamelijk contact. De kern van troosten is dat de getrooste zich niet alleen, verlaten voelt. 29

Wat is bloeden? Een bloeding is een beschadiging van de bloedvaten, waardoor bloed naar buiten komt. Dit leidt dan tot bloedverlies. Uitwendige bloeding, waarbij het bloed buiten het lichaam terecht komt, na een verwonding of bij een operatie Inwendige bloeding, waarbij het bloed buiten de bloedvaten terecht komt, maar in het lichaam blijft. Bloed kan bijvoorbeeld onderhuids terechtkomen of in een holte van het lichaam, zoals de buikholte. Omdat een inwendige bloeding niet altijd zichtbaar is, wordt deze vaak niet opgemerkt, tenzij er circulatieproblemen gaan optreden. Iemand kan bijvoorbeeld na een stomp buiktrauma makkelijk enkele liters bloed in de buikholte krijgen, voordat de ernst van de verwonding wordt ingezien. Ook de oppervlakkige onderhuidse bloeding, de 'blauwe plek' valt hieronder.. Een bekende vorm is het blauwe oog. Wat is een hol? Is een gat of holle ruimte in de natuur Bijlage 4: Samen kunnen we alles. 30

de bever de (bever)burcht bouwwerk omhoogklimmen 31

zuchten uitglijden vasthouden kreunen 32

De egel overeind komen aandraven de beer 33

bloeden huilen / snikken troosten hol 34

tegen stribbelen dragen in slaap vallen verrassen 35

repareren Met z n tweeën afbreken / slopen opruimen 36

uitrusten op een hoop bouwtekening in een cirkel 37

takken / twijgen in elkaar vlechten dichtsmeren versieren 38

bouwers wakker worden strompelen grinniken 39

Bijlage 5: Een huis bouwen. We bouwen een huis Zeg maar hoe het moet Eerst de muren Zo, is het goed Nu zetten we het dak Mooi erbovenop Met een mooie schoorsteen Die komt op de top Hier maken we de deur Met daarnaast een bel Hier komt de brievenbus Dat zie je wel Nu nog de ramen Een hier en een daar Met bloemen ervoor En het huis is klaar 40

Bijlage 6: Bever bouwt zijn huis. Bij zijn pootjes loopt een muis. Zijn bouwwerk is rond. Het staat op de.grond. In het dak ontdekt hij een gat. In het water worden zijn voeten..nat. Met takken klimt hij omhoog. Zijn pootjes worden nu weer droog. Maar, ach hij valt bovenop zijn poot. Hij huilt, zijn poot is helemaal..rood. Egel heeft alles gezien. Hij schiet te hulp en telt tot..tien. Hij roept zijn vriend beer. Hij roept.. en roept nog een.keer. Bever snikt: Mijn huis is kapot. Dat vinden zijn vriendjes heel..rot. Ze brengen bever terug naar zijn hol. Bever houdt zijn rug bol. Daar valt bever al gauw in slaap. 41

Bijlage 7 - Bever slaapt in zijn hol. - Hij is moe. - Beer helpt zijn vriend. - Beer maakt weer een nieuw huis voor hem. - Zijn vriend sloopt het huis. - Beer ruimt het puin op. - Zijn vriend rust uit. - Eerst maak ik een plan, zegt beer. - Dat vindt zijn vriend erg knap. - Wat pak ik eerst? - Het huis wordt hoog. - Op het dak komt een vlag aan een tak. - Nu is het huis klaar. - Beer en zijn vriend zijn heel trots. - Ze gaan weer naar bever. - Laat dat huis nu maar eens zien. - Bever is heel erg blij. - Maar hij kijkt een raar. - Wat is er? - Waar is de deur in mijn huis, vraagt hij. 42

Bijlage 8 - Ge-reed-schaps-kist. 4. - Ha-mer. 2. - Bouw-te-ke-ning. 4. - Ta-ken. 2. (één k uitspreken) - Twij-gen. 2. - Kli-men.. 2. (één m uitspreken) - Ver-ra-sen. 3. (één s uitspreken) - Be-ren-hol. 3. - Te-gen-stri-be-len. 5. (één b uitspreken) - Re-pa-re-ren. 4. - Hoofd-schu-dend. 3. (één d uitspreken) 43

Bijlage 9: welk woord is langer - bever tegen stribbelen - beverburcht bouwwerk - zuchten omhoogklimmen - uitglijden kreunen - egel overeind komen - vast houden beer - hol aandraven - verrassen bloeden - dragen opruimen - op een hoop troosten - huilen repareren - in slaap vallen takken - twijgen uitrusten - vlechten versieren - strompelen snikken - bouwtekening cirkel - bouwers grinniken 44

Bijlage 10: woorden met beginrijm - s pijker, vooraan hoor ik de: s - m.uur, vooraan hoor ik de: m - e gel, vooraan hor ik de : e - r amen, vooraan hoor ik de :r - h amer, vooraan hoor ik de : h - s tenen, vooraan hoor ik een : s - w erken, vooraan hoor ik de: w - v..errassen, vooraan hoor ik de : v - m odder, vooraan hoor ik een : m - r ommel, vooraan hoor ik de : r - s pulletjes, vooraan hoor ik de: s. - z on, vooraan hoor ik de: z 45

Bijlage 11: hakken en plakken - Bever bouwt een h ui s. - Hij v a l t. - De poot van bever doet z ee r. - Hij h ui l t. - Dit wordt een heel mooi h ui s. - Dat heeft egel gezegd tegen b ee r. - Het is al dagenlang mooi w ee r. - Beer doet zijn b e s t. - Hij gebruikt een twijg en een t a k. - Daar loopt een m ui s. - Die doet niet m ee. - Beer en egel werken lang d oo r. - Het huis voor bever is k l aa r. - Ze zette nog een vlag op het d a k. Dit hebben beer en egel nodig voor het huis: m uu r t a k v l oe r t w ij g d oo s z o n r aa m sch e l p g r a s d eu r r aa m s p uu g k i s t 46

Wervershoof, 12 mei 2014 Beste ouders: Deze week zijn we aan een nieuw thema begonnen: Samen kunnen we alles naar het boek van Ingrid & Dieter Schubert. Voor dit thema hebben we de volgende spullen nodig. Allerhande spullen die met bouwen te maken hebben. Zoals: bijv. een hamer en ander gereedschap, spijkers. Hout, een gereedschapskist, bouwblokken en andere benodigdheden, een knutselboek, bouwtekeningen. Plaatmateriaal over bouwen, Boeken over beroepen die met bouwen te maken hebben bijv. bouwvakker, metselaar, elektricien, architect etc. Foto s die over (ver)bouwen gaan Folders over gereedschap. Wilt u ons helpen met deze spullen verzamelen? Alvast hartelijk bedankt, De leerkrachten van groep 1 en 2 47

Wie helpt ons aan: Allerhande spullen die met bouwen te maken hebben. Zoals: bijv. een hamer en ander gereedschap, spijkers. Hout, een gereedschapskist, bouwblokken en andere benodigdheden, een knutselboek, bouwtekeningen. Plaatmateriaal over bouwen, Boeken over beroepen die met bouwen te maken hebben bijv. bouwvakker, metselaar, elektricien, architect etc. Foto s die over (ver)bouwen gaan Folders over gereedschap. 48