Verkennende fase Atlas Leefomgeving: rapportage deelprojecten



Vergelijkbare documenten
Voor meer informatie: ( )

Atlas Demonstrator op weg naar de eindstreep

Hoe bepaal je. in planvorming

Ontwikkelingen in milieugezondheidsrisico. milieugezondheidsmaten. Brigit Staatsen Danny Houthuijs

Gezondheidsmonitor luchthaven Twente

Geluidshinder in Nederland door weg-, rail- en vliegverkeer, 2012

Overschrijdingen van de Europese normen voor stikstofdioxide en fijnstof in 2016 en 2020

Weet waar je leeft Atlas leefomgeving biedt overheidsinformatie in woord en beeld.

Rapport /2009 T. Fast et al. Verkenning Atlas Leefomgeving. Ontwikkeling en evaluatie Atlas Demonstrator, Informatie en ICT

Een gezonde omgeving in Binnenstad

Input voor het omgevingsplan? Gebruik de Atlas Leefomgeving!

Voorstel ontwikkeling duurzaamheidsparagraaf Zoetermeer. 1. Inleiding

Omgevingsvisie provincie Noord-Brabant

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Startnotitie Visie winkelcentra Heemstede- fase 2

Evaluatie verkennende fase Atlas Leefomgeving en advies vervolg

Doelstelling Voldoen aan het wettelijk kader, verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee de volksgezondheid.

Onderzoeksopzet Communicatie

onderzoeksopzet handhaving

Generieke I Toets & Advies

Provincie Noord-Brabant. Aanvulling. bij Planstudie/tracé-MER N261 Tilburg-Waalwijk. april 2005 / Definitief

Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu Voor een gezonde inrichting van de woonomgeving

N279 Veghel-Asten 11 juni 2018 Bijeenkomst 4 werkateliers: terugkoppeling en vooruitkijken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Werkwijze Praktijktest

A28 Hoevelaken - Holkerveen

Ervaren hinder omwonenden Rotterdam The Hague Airport

Voorwoord: status model RI&E SW

Notitie. 1 Inleiding. Plaats en datum Referentienummer Kenmerk Houten, 16 augustus 2016 Gezondheid-OG

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Werkconferentie: Belevingsonderzoek Intensieve Veehouderij in relatie tot volksgezondheid. Gemeente Reusel-De Mierden 29 september 2015

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Meten, modelleren en beleving III

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Rapportage Samenvatting Amsterdam

Omgevingsvisie Giessenlanden. Plan van aanpak V1.3. Inleiding

Luchtkwaliteit Vicarielaan te IJsselstein

Projectenoverzicht Informatievoorziening en ICT

Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch

Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging

VPO Studiedag Leefkwaliteit

Rapport luchtkwaliteit Gemeente Oegstgeest

Uniforme Rapportage en Indicatoren voor de kwaliteit van de huisartsenzorg

Nieuwe verdeelmodel provinciefonds

Bepalen van de luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

Aanleg parallelweg N248

ezondheid ilieu in Gezondheid en Milieu in ruimtelijk perspectief uimtelijk

Aanpak 2 de tranche EU-richtlijn omgevingslawaai voor provincies

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten

Samenvatting ontwikkeling monitor sociaal domein Cranendonck

KWALITEIT DIENSTVERLENING Gemeente Oirschot Onderzoeksaanpak

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Uitgangspunten voor selectie indicatoren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Rekenkamercommissie. Onderzoeksplan proces- kwaliteit majeure projecten. gemeente Best

Nulmeting van de e-depotvoorziening van het Noord-Hollands Archief aan de hand van het toetsingskader ED3

Mededeling van het college aan de gemeenteraad ( )

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Offerte. Inleiding. Projectopdracht

Stand van zaken rond geluidhinder in Nederland. Oscar Breugelmans Centrum voor Duurzaamheid, Milieu en gezondheid

TEN effecten in Den Haag, Duurzaam Dynamisch Verkeersmanagement door integrale afweging van Traffic, Emissie en Noise (TEN) bij inzet van scenario s

Roetmemo Roetkaart december 2014

Het landelijk verkeersmanagement beraad

Handreiking Gebruik zorgvraagzwaarte-indicator GGZ Voor GGZ-instellingen en zorgverzekeraars

Onderwerp: Onderzoek naar de overschrijding van de raming Brandweerkazerne Cothen-Langbroek

Monitoring NSL. Werksessie Veehouderijen. Hans Berkhout RIVM

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

THP² Europe is gespecialiseerd in de ontwikkeling en implementatie van alle mogelijke gedigitaliseerde test- en meetapparatuur evenals de digitale mon

Stappenplan nieuwe Dorpsschool

Over denken en doen. Doorvertaling van EV in RO. 7 december december 2010 ARCADIS Imagine the result

Medewerker administratieve processen en systemen

Beslisdocument en plan van aanpak

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Digitaal Stelsel Omgevingswet: de laan van de leefomgeving. Emissiesymposium Lucht 16 juni Martijn van Langen. EB- Digitalisering Omgevingswet

Toegang tot de Lokale luchtkwaliteit getoetst

Olde Bijvank Advies Organisatieontwikkeling & Managementcontrol. Datum: dd-mm-jj

Akoestisch onderzoek

Dialoog veehouderij Venray

Maatschappelijke Kosten- Batenanalyses

MEMO DHV B.V. Logo. : De heer P.T. Westra : Ramon Nieborg, Alex Bouthoorn : Ceciel Overgoor

Eindrapportage Interactieve Leerlijnen. Auteur(s) : Annemarieke Schepers Versienummer : januari Kennisnet.

Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu. Voor een gezonde inrichting van de woonomgeving

CIOT-bevragingen Proces en rechtmatigheid

Implementatieplan Indicatoren ambulancezorg

Risicocommunicatie. Gezondheid als uitgangspunt, een kwestie van vertrouwen?? Henk Jans, arts Inhoudsmanager Bureau GMV 10 juli 2008

Belevingsonderzoek % Reusel-De Mierden

Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein

Rapportage KPI scores informatieen archiefbeheer over Auteur: Wil Mettes. Eenheid Bestuur en Organisatie - Team Informatie & ICT

Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid

Akoestische analyse railverkeerslawaai 'Groes II'

GezondVerkeer. Een minimale afstand tot de weg voor nieuwe gevoelige bestemmingen. Verkenning van de effecten op de luchtkwaliteit

Een beter en nieuw NWB door samenwerking én innovatie

Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant

Indicator 10 Lucht. ) en fijnstof (PM 10

Aanpak fijn stof bij veehouderijen

Swung-2. Voortgang en ontwikkelingen. Toon Giele Ton Bos

gemeente Eindhoven Uitleg bij de indicatoren behorende bij de einddoelen van het programma Duurzaamheid

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 april x04850 J. van Rooij

Transcriptie:

Verkennende fase Atlas Leefomgeving: rapportage deelprojecten Auteurs: David van den Burg (VROM) Tilly Fast (Fast Advies) Eric Janssen (RIVM) Cor Melse (RIVM) Brigit Staatsen (RIVM) Wim Swart (RIVM) Caroline van de Veerdonk (RIVM) Maart 2009

Inhoud 1 Inleiding... 4 1.1 Deelprojecten verdeeld naar de drie hoofdthema s... 4 2 Het doel, de wensen en eisen vooraf... 6 3 De werkwijze en opzet... 8 4 Ontwerp website ADem en handelingsperspectieven... 9 4.1 De inleiding... 9 4.2 De doelstelling... 9 4.3 De werkzaamheden... 9 4.4 De resultaten... 9 4.5 De vertaling... 10 5 Gezondheidsinformatie in de Atlas... 11 5.1 Doelstelling en onderzoeksvragen... 11 5.2 Werkwijze... 11 5.3 Resultaten... 11 5.4 Interpretatie en discussie... 14 5.5 Conclusies en aanbevelingen... 15 6 Landelijke kaarten... 17 6.1 Doelstelling en onderzoeksvragen... 17 6.2 Werkwijze... 17 6.3 Onderzoeksvragen... 17 6.4 Resultaten... 17 6.5 Interpretatie en discussie... 21 6.6 Conclusies en aanbevelingen... 21 7 Verticale integratie... 22 7.1 Inleiding... 22 7.2 Doel... 22 7.3 Werkwijze... 22 7.4 Onderzoeksvragen... 23 7.5 Interpretatie en discussie... 25 7.6 Conclusies en aanbevelingen... 26 8 Horizontale integratie... 27 8.1 Inleiding... 27 8.2 Doel... 27 8.3 Werkwijze... 27 8.4 Onderzoeksvragen... 27 8.5 Interpretatie en discussie... 30 8.6 Conclusies en aanbevelingen... 31 9 Groen in de Atlas... 32 9.1 Doelstelling... 32 9.2 Werkwijze... 32 9.3 Onderzoeksvragen... 33 9.4 Resultaten... 33 9.5 Interpretatie en discussie... 35 9.6 Conclusies en aanbevelingen... 38 Pagina 2 van 44

10 WMS-toolkit en metadata harvesting... 39 10.1 Inleiding... 39 10.2 Doel... 39 10.3 Onderzoeksvragen... 40 10.4 Aanpak... 40 10.5 Resultaat... 41 10.6 Catalogus en Metadata Harvester (I-2)... 42 11 Samenvatting van de resultaten... 43 11.1 Gebruikers... 43 11.2 Data... 43 11.3 ICT... 44 Pagina 3 van 44

1 Inleiding Het programma Atlas Leefomgeving kent een gefaseerde uitvoering: een verkennende fase, een bouwfase en een onderhoud-/beheerfase. De verkennende fase heeft tot doel te bepalen wat de wensen van de eindgebruiker zijn en wat de mogelijkheden daarvoor zijn in termen van informatie (data/metadata/teksten) en ICT. Bij de ontwikkeling van een Atlas Leefomgeving zijn de volgende uitgangspunten belangrijk: De informatie dient relevant te zijn voor eindgebruikers (burgers, professionals). De data wordt zo decentraal mogelijk ontsloten (data-bij-de-bron). De data komt op een zo laag mogelijk postcode niveau beschikbaar, liefst op woonadres. ICT-technieken zoals web 2.0 en open source componenten worden ingezet. Om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van deze uitgangspunten te toetsen is een Atlas Demonstrator (kortweg: ADem) gebouwd en zijn mede dankzij de inzet van enkele pilot partners 1 een aantal deelprojecten uitgevoerd. Deze rapportage is een bundeling van de rapportages van de verschillende deelprojecten. Daarnaast wordt in de verkennende fase separaat gerapporteerd over de resultaten van Informatie, ICT en Atlas Demonstrator en over de organisatorische, financiële en juridische aspecten. Ook wordt separaat aandacht besteed aan ambtelijk en bestuurlijk draagvlak en draagvlak bij de eindgebruiker. Doel van deze rapportage is inzicht te geven in de uitgangspunten, het doel, de werkwijze, de resultaten en de aanbevelingen van de deelprojecten. 1.1 Deelprojecten verdeeld naar de drie hoofdthema s Gebruikers G-1. Ontwerp website ADem en handelingsperspectieven Doel: Het ontwerpen van de voorkant van de ADem website die aansluit bij de wensen van de gebruiker (burger en professional). Tevens vanuit de gebruiker selecteren van handelingsperspectieven. Projectleider: VROM i.s.m. KLB. Partners: Amsterdam, Deventer, Gelderland. G-2. Gezondheidsinformatie in de Atlas Doel: Het vertalen van milieu-informatie naar gezondheidsinformatie waar gebruikers behoefte aan hebben. Projectleider: RIVM i.s.m. GGD. Partners: Gelderland, Amsterdam, Overijssel, Noord-Brabant. G-3/I-5. Kaartenwerkplaats Doel: Vaststellen van meest gewenste cartografische functionaliteiten. Laten inbouwen en evalueren van kaartenfunctionaliteit binnen ADem. Projectleider: RIVM. Partners: Gelderland. Data D-1. Basisregistraties en Rijksstandaarden Doel: Het beschikbaar krijgen van data uit basisregistraties en het borgen van afstemming met (Geo) ICT ontwikkelingen. Projectleider: VROM Partners: andere ministeries, RIVM. 1 Provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord Brabant; gemeenten Amsterdam, Deventer en SRE Eindhoven; ProRail, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Pagina 4 van 44

D-2. Landelijke kaarten Doel: Het aanbieden van generieke landsdekkende kaarten als basisinformatie voor de thema s luchtkwaliteit, geluid en groen. Projectleider: RIVM Partners: PBL (voorheen: MNP), VROM, ProRail (RWS wenst vooralsnog niet deel te nemen). D-3/I-3. Verticale integratie Doel: Het presenteren van één kaart vanuit kaartlagen met verschillende schaalniveau s en afkomstig van verschillende bronhouders. Het thema luchtkwaliteit (incl. de Rapportagetool) is als casestudie gebruikt. Projectleider: RIVM i.s.m. Alterra Partners: Overijssel, Deventer, PBL (voorheen: MNP). D-4/I-4. Horizontale integratie Doel: Het koppelen van informatie tussen aangrenzende gebieden, i.c. informatie over geluid uit de provincies Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland en Overijssel. Projectleider: RIVM i.s.m. Alterra Partners: Noord Brabant, Utrecht, Overijssel, Gelderland, IPO. D-5. Groen in de Atlas Doel: Het op landelijk, regionaal en lokaal niveau ontsluiten van (meta)data voor thema Groen: uitwerken indicatoren, handelingsperspectief en interactie voor gebruikers. Kwaliteitscheck landelijke en regionale data. Projectleider: RIVM i.s.m. SRE Eindhoven Partners: SRE Eindhoven, PBL, Brabants Landschap, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer ICT I-1/I-2. WMS-toolkit en metadata harvesting Doel: Het beoordelen van (technische en organisatorische) mogelijkheden en belemmeringen voor een brede en getrapte implementatie van decentraal ontsluiten van data bij kleinere organisaties. Tevens het beoordelen van de mogelijkheden en beperkingen van het actief vullen van de Atlas catalogus m.b.v. harvesting techniek. Projectleider: RIVM i.s.m. Alterra Partners: SRE/Eindhoven, PBL en mogelijk de pilot partners Pagina 5 van 44

2 Het doel, de wensen en eisen vooraf Doel van de deelprojecten is antwoord te geven op kernvragen die bestaan over gebruikers (perspectief en bruikbaarheid), data (beschikbaarheid en kwaliteit) en ICT. Met de deelprojecten en de ADem wordt de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van prioritaire vragen getoetst en alternatieven bedacht voor onmogelijkheden in het ontwikkeltraject naar een Atlas Leefomgeving. Met name drie van de vijf werkgroepen (Presentatie, Informatie en ICT) in het Atlasprogramma hebben in de verkennende fase functionele eisen, kwaliteitseisen en randvoorwaarden opgesteld die bepalend zijn voor de ADem 2. Op basis van een prioritering van eisen en randvoorwaarden van de werkgroepen zijn tien deelprojecten geformuleerd om de ADem vorm te geven. De tien deelprojecten zijn geclusterd in drie hoofdthema s: gebruikers (G), data (D) en ICT-bouwstenen (I). De meeste deelprojecten hebben raakvlak met meerdere hoofdthema s (zie figuur 1). Figuur 1: Hoofdthema s van de Atlas Leefomgeving en de deelprojecten. In de verkenningsfase zijn voor de drie hoofdthema s onderstaande centrale beoordelingsvragen, criteria en randvoorwaarden benoemd en geaccordeerd in het Atlasberaad. Centrale beoordelingscriteria De gebruiker Is een systeem te ontwikkelen dat ook vindbaar is voor de beoogde gebruiker Kan een systeem ontwikkeld worden dat qua inhoud, mogelijkheden, presentatie, bediening en prestatie aansluit bij de wensen van de eindgebruiker De data Zijn er voldoende relevante (en kwalitatief voldoende goede) data beschikbaar Kunnen de data voorzien worden van zinvolle interpre- Criteria en randvoorwaarden 1. De informatie moet inhoudelijk (thematisch) aansluitend bij de behoefte 2. De informatie moet relevant en op maat zijn 3. De informatie moet gezondheidsrelevantie hebben 4. De informatie moet handelingsperspectief bieden 5. De informatie moet begrijpelijk zijn. 6. De informatie moet betrouwbaar en actueel zijn 7. Aanbieden info: moet snel en makkelijk vindbaar (op web en binnen site) zijn 8. Aanbieden info: moet snel gepresenteerd worden 9. Aanbieden info: moet aantrekkelijk gepresenteerd worden 10. Aanbieden van info: mogelijkheid tot interactie 1. de gewenste data moeten beschikbaar zijn 2. de gewenste metadata (geo- en inhoudelijk) dienen beschikbaar te zijn 2 De input van de werkgroepen Juridisch en Organisatie is in de bouwfase van ADem meer randvoorwaardelijk. Pagina 6 van 44

tatie en betekenis Kan de ontsluiting van data georganiseerd en gerealiseerd worden (ook voor de lange termijn) De ICT infrastructuur Is de gewenste technologie (WMS, WFS) beschikbaar Is de gewenste technologie inpasbaar ((integreerbaarheid van onderdelen) binnen de ICT van bronhouders en serverende organisaties Is de technologie bruikbaar voor bronhouders en serverende organisaties Levert technologie ook het gewenste resultaat op (verticale en horizontale integratie, etc.) Kan het systeem zorgen voor voldoende prestaties (performance) 3. de kwaliteit van de data (betrouwbaarheid, actualiteitrelevantie) moet gewaarborgd zijn 4. betekenis moet aan data toegevoegd zijn (kunnen worden) 5. de ontsluiting van de (meta)data moet binnen Adem maar ook op langere termijn gerealiseerd kunnen worden 1. WMS/WFS moet beschikbaar zijn 2. WMS/WFS moet over en weer gebruikt kunnen worden (van bronhouder naar Atlas en van Atlas naar afnemer) 3. Het gebruik van WMS/WFS moet bij voorkeur kunnen worden gecombineerd met en ingepast in andere systemen van bronhouders en afnemers 4. aangrenzende lagen en op elkaar liggende lagen moeten gecombineerd kunnen worden 5. De benodigde services moeten voldoende performance voor de (eindgebruiker van de) Atlas hebben 6. Voor de lange termijn moeten het beheer en onderhoud van ICT, servers etc. geborgd worden Pagina 7 van 44

3 De werkwijze en opzet Per deelproject is een deelprojectplan opgesteld waarin het doel, de onderzoeksvragen, de aanpak en beoogde resultaten gespecificeerd zijn. Elk deelproject bestaat uit een deelprojectteam met leden van pilot partners: gemeenten, provincies, milieudiensten, GGD s, ProRail, PBL en leden van de Atlasorganisatie. De deelprojectteams hebben in een beperkt aantal sessies (maximaal drie) het deelprojectplan verder aangevuld, de prioritaire vragen beantwoord en een concept rapportage opgesteld. De deelprojectleiders bewaakten dat per deelproject aan de drie hoofdthema s recht wordt gedaan. De opbrengsten uit de deelprojecten die voor de bouw van ADem relevant zijn, zijn tussentijds in werksessies teruggekoppeld met de ontwerpers/bouwers van de ADem. De deelprojectteams zijn medio april 2008 aan de slag gegaan en hebben in twee tot drie sessies hun concept eindrapportage medio september opgeleverd. Iedere twee maanden heeft de deelprojectleider een voortgangsrapportage (volgens template ) opgesteld om het Kernteam en Atlasberaad te informeren over de voortgang. Indien nodig zijn discussiepunten ter besluitvorming voorgelegd aan het Kernteam of Atlasberaad 3. De concept eindrapportages van de deelproject zijn ter toetsing voorgelegd aan de werkgroep(en) die een relatie met het deelproject heeft (hebben). Zo is de concept rapportage van deelproject horizontale integratie voorgelegd aan de werkgroep Informatie (WG 2). Bovenstaande aanpak is weergegeven in een processchema (zie figuur 2). Deze aanpak is leidraad geweest voor de deelprojectleiders bij aanvang van de deelprojecten. Instellen teams per deelproject. Kernvragen beantwoorden. Projectplan met doel en kernvragen. Conceptrapportage en toetsing WG en. Definitieve rapportage. April 2008 Mei 2008 Juli 2008 Juli-Sept. 2008 Oktober 2008 Figuur 2: Processchema aanpak deelprojecten. Van de tien deelprojecten zijn in de verkennende fase van de Atlas Leefomgeving acht deelprojecten (deels) afgerond. Voor het deelproject Kaartenwerkplaats is in de zomer van 2008 bewust gekozen voor temporisering. In dit deelproject is het interactieve gehalte groot. In ADem zit het interactieve deel vooral onder het tabblad Meedoen. Dit onderdeel is in oktober 2008 alleen als ontwerp uitgewerkt, maar (nog) niet in de bouw. Daarom is besloten het deelproject kaartenwerkplaats in de bouwfase verder uit te werken. Het deelproject Basisregistraties (beschikbaar stellen van data uit basisregistraties zoals postcode bestand, TOP 250, 25, 10 ondergrondkaart, etc.) is op onderdelen geïmplementeerd in ADem. Een antwoord op de kernvragen en de rapportage volgen nog via VROM. Op verzoek van het ministerie van VROM is in de verkennende fase een extra deelproject toegevoegd: Groen in de Atlas (als positief milieuthema opgenomen in 2007). Omdat met dit deelproject eind mei 2008 pas gestart kon worden met de Milieudienst SRE als trekker 4, loopt afronding van dit deelproject door tot in 2009. Nu al kan geconstateerd worden dat de indicator bereikbaarheid van groen niet standaard bij de gemeenten, milieudienst en regionale terreinbeheerders beschikbaar is. Tevens is het niet mogelijk gebleken dat de ADem de afstand tot het groen vanuit de postcode zelf kan berekenen. Een oplossing voor deze belemmering lijkt mogelijk en wordt in het vervolg in beeld gebracht. De afronding van deelproject Groen in de Atlas (D-5) zal in de periode oktober 2008 tot mei 2009 gerealiseerd worden. Het deelproject metadata harvesting is vanwege pragmatische redenen in de realisatie en rapportage samengevoegd met het deelproject WMS-toolkit. De volledige rapportages per deelproject zijn opgenomen in de hoofdstukken 4 tot en met 10. 3 4 GROEI-Beslisdocument Atlas Demonstrator, versie 1.4, 19-08-08. Verder betrokken via SRE zijn enkele gemeenten en terreinbeheerders in de regio Eindhoven. Pagina 8 van 44

4 Ontwerp website ADem en handelingsperspectieven 4.1 De inleiding Randvoorwaarde van de Atlas Leefomgeving is dat de data en gegevens vraaggericht worden gepresenteerd. Om dit scherp in beeld te krijgen is binnen de bouw van de ADem een deelproject geformuleerd dat invulling dient te geven aan bovenstaande vraag, het deelproject Ontwerp website ADem en handelingsperspectieven (beoordeling ontwerp voorkant ADem en testen handelingsperspectieven voor gebruikers). 4.2 De doelstelling Concreet zijn de volgende doelen voor deelproject G1 geformuleerd: 1. Advies geven over het doorontwikkelen en presenteren van de prioritaire onderwerpen (luchtkwaliteit, geluid en groene voorzieningen) binnen de ADem-website (voorkant). 2. Het scherpstellen van het begrip handelingsperspectief voor de Atlas Leefomgeving en het in beeld krijgen hoe prioritaire functionaliteiten op dit vlak kunnen worden geoperationaliseerd en toegepast. Deze rapportage heeft betrekking op de werkzaamheden en resultaten die zijn uitgevoerd ten aanzien van doelstelling 1. De werkzaamheden ten behoeve van doelstelling 2 worden tijdens de bouwfase nader uitgewerkt. 4.3 De werkzaamheden Om de eerste vraag te beantwoorden heeft bureau KLB de volgende onderzoeken uitgevoerd: Evaluatie Milieuatlas Deventer en Atlas Gelderland Onderzoek Internetpanel (breed) Atlas Leefomgeving Bewonersavonden Rijkswaterstaat (RWS) Onderzoek potentiële gebruikers Atlas (Astmafonds, Vereniging Eigen Huis, Milieudefensie, etc.) 4.4 De resultaten Op basis van deze onderzoeken zijn de onderstaande conclusies (wensen ten aanzien van het de presentatie en de doorontwikkeling van de voorkant van de ADem (website) te destilleren: Combinatie van thema s moet mogelijk zijn Doorverwijzen naar andere relevante informatiebronnen Het kunnen waarnemen van trends (verleden-heden-toekomst) is van belang Vergelijking in ruimte (bijvoorbeeld het vergelijken van steden of buurten) is gewenst (benchmark) Gebruikers willen informatie actief kunnen gebruiken (zoals fietspaden, wandelroutes etc.) Het hebben van een rapportagetool is wenselijk voor beleidsmonitoring en evaluatie Het ontsluiten van toekomstplannen is essentieel (variatie in ruimte) Inzicht in achtergronden van data (bv. gemeten vs. berekende data) is essentieel (bijv. metadata) Bronnen van milieuvervuiling (en algemene herkenningspunten) moet in beeld gebracht worden Informatie moet zo specifiek mogelijk zijn (op adres of zescijfer postcodeniveau) Handelingsperspectieven moeten herkenbaar, reëel en relevant zijn Effecten van milieu op gezondheid (betekenis) dient voor zover mogelijk weergegeven te worden Tips wat mensen zelf kunnen doen om kwaliteit leefomgeving te kunnen verbeteren Men wil meldingen kunnen doen inzake (overlast) milieu en gezondheid (digitaal loket) Geef aan van welke bronhouder (afzender) de informatie/data komen Selectie en presentatie op basis van kaarten alsmede op basis van thema s De (informatie van de) Atlas Leefomgeving moet bekend zijn en gevonden kunnen worden Informatie moet snel opgevraagd en gewisseld kunnen worden Kaartsystemen moeten goed en snel werken, ongeacht aantal bezoekers Gebruikersgemak is essentieel (duidelijke navigatie, begrijpelijke kaarten, etc.) Kaartsystemen moeten duidelijk, overzichtelijk en herkenbaar zijn (zoeken vindt plaats via kaarten) Gebruiker moet informatie kunnen toevoegen en gebruikersprofiel kunnen bewaren Zelf kunnen aangeven hoe de kwaliteit van de buurt (inzake milieu en gezondheid) beleefd wordt Er moet mogelijkheid zijn tot discussie en informatie-uitwisseling (discussie/netwerkgroep) Pagina 9 van 44

4.5 De vertaling Vervolgens is beoordeeld of de wensen uit de KLB studies zijn geoperationaliseerd in eisen voor het ontwerp en de bouw van de ADem. Deze beoordeling is uitgevoerd door middel van een toetsing van het document Groeibeslisdocument Atlas Demonstrator aan de criteria en door middel van een toetsing van de besluitenlijst concept ontwerp ADem (document must have - should have - nice to have) aan de criteria. Het beeld is dat op hoofdlijnen de criteria opgenomen zijn in de betreffende documenten. Pagina 10 van 44

5 Gezondheidsinformatie in de Atlas 5.1 Doelstelling en onderzoeksvragen Doelstelling is het inventariseren en adviseren over mogelijkheden om gezondheidsinformatie in relatie tot milieukwaliteit begrijpelijk en zinvol te presenteren. 5.2 Werkwijze In twee bijeenkomsten (14 april en 26 mei 2008) is met milieu- en gezondheidsdeskundigen en pilotpartners gesproken over de mogelijkheden voor weergave van milieu- en gezondheidsinformatie op de Atlas. Deelnemers waren werkzaam bij de GGD Rotterdam e.o., GG&GD Amsterdam, GGD en Brabant en Zeeland, Provincies Utrecht en Noord-Brabant, Gemeente Deventer, KLB, OAG, PLB, RIVM-VTV en RIVM MGO. Voor de eerste bijeenkomst is een notitie geschreven over mogelijk te hanteren criteria bij de keuze en een overzicht van indicatoren voor weergave van milieugerelateerde gezondheidsrisico s. Tevens zijn in de notitie een aantal indicatoren toegepast op lucht, geluid en groen en zijn de voor- en nadelen van elke indicator beschreven 5. Per gebruikersscenario gaven de deelnemers hun voorkeur (én afkeur) en argumenten voor mogelijk te hanteren indicatoren voor de weergave aan. Op basis van de uitkomsten van de discussies is een voorstel uitgewerkt voor de weergave van indicatoren voor lucht, geluid en groen. Dit uitgewerkte voorstel is op de tweede bijeenkomst besproken en daarna aangepast. In overleg met Reind van Doorn (GGD Rotterdam e.o.), Fred Woudenberg (GG&GD Amsterdam), Wim Passchier (Gezondheidsraad), Wim Swart (deelproject horizontale integratie) en Tilly Fast (deelprojecten horizontale en verticale integratie en GES-methode) zijn de milieukwaliteitcategorieën nader ingedeeld en gelabeld. Op basis van deze uitkomsten van de discussie en van teksten van de websites gezondheid en milieu van het RIVM en Mijn leefomgeving van de provincie Gelderland zijn teksten voor bijsluiters opgesteld door het RIVM (MGO) in samenspraak met VROM (Willem Jan Kemmeren) en Tilly Fast. Voor de tweede bijeenkomst is ook een notitie geschreven met een overzicht van beschikbare belevingsonderzoeken, de voorwaarden waaraan deze moeten voldoen en de mogelijkheden die dit biedt voor de Atlas Leefomgeving 6. 5.3 Resultaten Vraag 1: Hoe kan zinvol en verantwoord milieugerelateerde gezondheidsinformatie ontsloten worden en onder welke randvoorwaarden? Vraag 2: Hoe kan milieu-informatie vertaald worden naar begrijpelijke relevante gezondheidsinformatie? Vraag 3: Welke gezondheidsmaten verdienen de voorkeur? Luchtkwaliteit en geluid Er zijn verschillende opties om milieu- en gezondheidsrisico s weer te geven: milieu-indicatoren (concentraties/geluidbelasting), risico-indicatoren (GES 7, Air Quality index), indicatoren gezondheidseffecten (% gehinderden, Air Quality Health Index (sterfterisico s)) en geïntegreerde gezondheidsmaten (DALYs, QALYs)) en overige indicatoren (risicoperceptie, tevredenheid leefomgeving, beleidsindicatoren). Er is een aantal criteria opgesteld waaraan deze indicatoren moeten voldoen. Op basis van deze criteria is per gebruikersscenario geëvalueerd welke indicatoren geschikt zijn. Voor alle gebruikersscenario s komen dezelfde indicatoren, namelijk de milieu- en risico-indicatoren, in aanmerking 8. Alleen de route door de beschikbare data kan verschillen. De weergave van milieu-indicatoren is gebaseerd op grenswaarden en geeft de burger daardoor handelingsperspectief en is voor de professional bruikbaar vanwege toetsing en evaluatie van beleid. De GES-methode geeft een gezondheidskundige beoordeling van de milieukwaliteit en maakt het mogelijk verschillende milieufactoren (op basis van gezondheidseffecten) onderling te vergelijken (maar niet te sommeren). Aangezien in de GES-methode 5 6 7 8 Gezondheid in de Atlas Leefomgeving van Fast & Staatsen, mei 2008. Bruikbaarheid belevingsonderzoeken in de Atlas Leefomgeving van Cindy Vros, mei 2008. GES-methode is een combinatie van een milieu- en een risico-indicator. Voor professionals zijn beleids(prestatie)indicatoren ook interessant. Dit onderwerp valt echter niet binnen de opdracht van dit deelproject. Pagina 11 van 44

ook rekening gehouden wordt met de grenswaarden wordt geadviseerd de categorie-indeling van de milieukwaliteit volgens de GES-methode te hanteren. Voor de milieukwaliteit wordt geadviseerd in eerste instantie uit te gaan van het weergeven van de huidige situatie. Voorbeelden van toekomstige situaties zullen in een later stadium als wenkend perspectief uitgewerkt kunnen worden. Voor wat betreft weergave van PM10 zijn er nog twee openstaande vragen: moet de zeezoutcorrectie toegepast worden en welke overschrijding is leidend, die van het jaargemiddelde of die van het daggemiddelde? Gezondheidskundige aspecten en de mogelijkheid voor het vergelijking van gebieden pleiten voor het niet toepassen en beleidsmatige toetsing aan grenswaarden pleiten voor het wel toepassen van de correctie. Voorlopig worden alleen gegevens over langdurige luchtverontreiniging ontsloten. De Air Quality (Health) Index, op basis van 24-uurconcentraties, is namelijk alleen te berekenen voor de vier grote steden en 5 grote regio s. Afhankelijk van de ontwikkelingen bij de smogalarmering en schaalniveau kan deze index verder ontwikkeld worden. Indicatoren voor gezondheidseffecten, zoals sterfte, worden vooralsnog niet geschikt geacht, omdat ze veelal weinig betekenis hebben voor de gebruiker. Zo zijn ze niet één op één gerelateerd aan de milieukwaliteit. Bovendien is de informatie veelal alleen op gemeenteniveau beschikbaar. Een uitzondering hierop vormen aan geluid gerelateerde hinder en slaapverstoring. Deze indicatoren worden wel geschikt geacht. Gezondheidsadvies op maat, waarbij iemand met gezondheidsklachten via bijvoorbeeld invulling van leefgewoonten of persoonlijke kenmerken, een persoonlijk advies of antwoord krijgt, wordt niet verantwoord geacht. Geadviseerd wordt om hiervoor een verwijzing naar bijvoorbeeld een GGD op te nemen. Groen en beleving Voor het thema groen komen vooralsnog alleen de indicatoren beschikbaarheid en bereikbaarheid van groen in aanmerking. Deze indicatoren zijn alleen beschikbaar op gemeenteniveau. Er wordt gewerkt aan omzetting naar PC4-niveau. Weergave op PC6-niveau wordt niet betrouwbaar genoeg geacht. De indicator beschikbaarheid van groen kan worden afgezet tegen een groennorm, die veel, en ook in de Nota Ruimte, wordt gehanteerd (zie Deelproject Groen in de Atlas Leefomgeving). In een latere fase kunnen fiets/wandelroutes toegevoegd worden. Belevingsgegevens (tevredenheid over groen en hinder) komen uit verschillende vragenlijstonderzoeken of monitors. De vraagstelling en methoden zijn niet gestandaardiseerd, waardoor de gegevens (nog) niet goed vergelijkbaar zijn. De vraagstelling over hinder en slaapverstoring is wel gestandaardiseerd, maar wordt over het algemeen alleen toegepast in gezondheidsenquêtes van GGD en en de Nationale Monitor Volksgezondheid. Van de pilotpartners hebben Overijssel en Utrecht wel hun vragenlijst afgestemd op reeds bestaande lijsten om vergelijkbaarheid tussen provincies te vergroten. De gegevens zijn alleen op wijkniveau en vaker alleen op gemeenteniveau beschikbaar. Geadviseerd wordt om te laten zien wat er beschikbaar is bij de pilotpartners, maar de gegevens niet te gebruiken voor het vergelijken van gebieden. Vraag 4: Welke presentatievorm (symbool, score/index, korte tekst) verdient de voorkeur? Luchtkwaliteit en geluid Aan de hand van de criteria is bepaald welke presentatievorm de voorkeur heeft. Het voorstel is om de milieukwaliteit in te delen aan de hand van de GES-score indeling. De GES-score zelf wordt niet weergegeven, maar wel de aan de GES-score gekoppelde kleuren. Aan elke GES-categorie wordt een kwaliteitsoordeel met een simpele tekst (label) gehangen. Ook wordt aangegeven bij welke categorie een norm wordt overschreden. Ook onder de norm wordt een kwaliteitsoordeel gegeven. Voor zover mogelijk wordt bij alle indicatoren dezelfde kleurencategorieën gebruikt. Over met welk label het kwaliteitsoordeel weergegeven moet worden is nog discussie, die nog niet geheel is uitgekristalliseerd. Getwijfeld is tussen een label risico op gezondheidseffecten of kans op gezondheidseffecten met categorieën van laag tot zeer hoog en een label (lucht)kwaliteit met categorieën van goed tot zeer onvoldoende. De eerste twee labels hebben als voordeel, dat er een directe link met gezondheid gemaakt wordt. Het nadeel is, dat burgers aan dergelijke labels waarschijnlijk een verkeerde gezondheidskundige betekenis geven, omdat ze het interpreteren als individueel risico (dat ze zelf een grote kans hebben op gezondheidseffecten) terwijl een dergelijk label groepsrisico s aangeeft. Ook is de onderverdeling in categorieën lastiger te maken. Vooralsnog wordt daarom het label kwaliteit geadviseerd. Er wordt nog contact gezocht met andere deskundigen op het gebied van risicocommunicatie om andere opties voor de labels te inventariseren. Pagina 12 van 44

Groen en beleving Hinder op basis van belevingsonderzoeken is onderling niet vergelijkbaar en kan alleen geografisch ten hoogste op wijkniveau, maar vaker op gemeenteniveau weergegeven worden. Vooralsnog wordt voorgesteld om de met de algemene dosis-effectrelatie berekende hinder en slaapverstoring niet geografisch, maar alleen in tekst weer te geven. Voorgesteld wordt bij de verschillende geluidbelastingcategorieën alleen aan te geven of het percentage laag of hoog is (berekend op basis van een algemene dosis-effectrelatie). Getalsmatige informatie over de verwachte hinder kan in een bijsluiter gegeven worden. Vraag 5: Op welke wijze kunnen gezondheidsrisico s het beste uitgelegd worden? Door middel van kleur en label kan snel gezien worden wat de milieukwaliteit en gezondheidsrisico is. Daarnaast wordt in figuur en tekst weergegeven wat de afstand tot de norm is en hoe de situatie in andere gebieden is. Er komt een samenvattende tekst over de gezondheidseffecten van blootstelling direct bij de kaart. De mate van gezondheidseffecten wordt alleen voor het percentage verwachte (ernstige) geluidhinder en slaapverstoring gekoppeld aan de legenda met kleuren en categorieën. Achterliggende getallen zijn in tweede instantie zichtbaar, evenals de uitgebreide uitleg over gezondheidsrisico s. Vraag 6: Bieden we een geïntegreerde maat aan, waarmee gevolgen van bv luchtverontreiniging, geluid (negatief) en groen (positief) onderling vergelijkbaar zijn? De gezondheidsindicatoren en geïntegreerde gezondheidsmaten worden in eerste instantie voor geen van de gebruikersprofielen geschikt bevonden. Een uitzondering hierop vormt de gezondheidseffectindicator het aantal gehinderden of slaapverstoorden. In een later stadium kan de Air Quality Health Index eventueel worden beoordeeld voor gebruik voor burgers (dagelijks weerbericht over luchtverontreiniging, gekoppeld aan waarschuwingen voor risicogroepen en gedragsadvies) maar ook professionals. Onderzocht zou kunnen worden in hoeverre een maat zoals GES verder ontwikkeld kan worden naar een meer geïntegreerde indicator. Vraag 7: Welke gegevens lenen zich voor geografische presentatie en welke niet? Welke doorklik- of zoekfuncties willen we naar achterliggende gegevens? Vooralsnog lenen alleen milieu-indicatoren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van groen zich voor geografische presentatie. Er komen mogelijkheden om tijdtrends te zien. Informatie over gezondheidseffecten, bronnen van verontreiniging, en toelichting op gebruikte methoden en maten wordt opgenomen in bijsluiters. Vraag 8: Hoe kunnen we de betrouwbaarheid en kwaliteit van gepresenteerde gezondheidsinformatie weergeven? Voor luchtkwaliteit wordt geen gezondheidsinformatie op een kaart gepresenteerd. Voor geluid wordt vooralsnog het verwachte percentage (ernstig) gehinderden en slaapverstoring alleen in begeleidende tekst gegeven. Groen is alleen beschikbaar op gemeenteniveau en zo mogelijk binnenkort op pc4-niveau. De gegevens worden alleen beschikbaar gesteld als er een beperking van het maximale zoomniveau wordt ingesteld. Vraag 9: Welke mogelijkheden zijn er voor de waardering van gezondheidsrisico s? Past een eigen waardering van de gebruiker hierin? Luchtkwaliteit en geluid De milieukwaliteit en hieraan gerelateerde gezondheidsrisico s worden op de kaart weergegeven met verschillende kleuren. Door het kleurgebruik (oplopend van groen, geel, oranje en rood tot paars) wordt aan de milieukwaliteit een (gezondheidskundige) betekenis aangegeven. De kwaliteit op een bepaalde locatie kan vergeleken worden met het landelijke gemiddelde, met normen en met de kwaliteit op een andere locatie. Op basis van de kleuren en deze vergelijkingen kan een gebruiker in principe een eigen waardering van de kwaliteit bepalen door een gewenste kwaliteit of kleur te benoemen. In een mogelijkheid om deze eigen waardering van gezondheidsrisico s interactief aan te geven is nog niet voorzien. Pagina 13 van 44

Voor een totaalcijfer over de milieukwaliteit is nog geen methode voor beschikbaar. Een voorlopige oplossing is om de hoogste waarde voor een gebied te laten zien, en dan in een toelichting uit te leggen welke milieuindicatoren het hoogste scoren. Groen en beleving Er wordt geaarzeld om gebruikers de mogelijkheid te geven om hun waardering van hun leefomgeving publiek weer te geven zoals bijvoorbeeld gebeurt met hotels, omdat het niet representatief is en misschien alleen ontevreden mensen er over rapporteren. Anderzijds kan het een signalerende functie hebben en juist ook positief en uitnodigend werken. Nagegaan kan worden op welke manier representatief over de leefomgeving gerapporteerd kan worden. Mogelijkheden om een eigen waardering te geven voor eigen gebruik van de Atlas zijn groter. Het voorstel is om na te gaan of gebruikers via een wegingsfactor kunnen aangeven welke aspecten zij van belang vinden in hun woonomgeving. Vraag 10: Welke uitleg is nodig bij een oordeel, gepresenteerde norm of een advies over gewenst of juist te vermijden gedrag? In de bijsluiters wordt kort aandacht gegeven aan het handelingsperspectief. Doorgelinkt kan worden naar andere websites voor gewenst of juist te vermijden gedrag dat van invloed is op de eigen gezondheid. Ook zijn er links naar websites waar mogelijkheden voor gedrag genoemd zijn, die lagere emissies en een betere milieukwaliteit tot gevolg hebben, zoals het nieuwe rijden. Er zou ook gelinkt kunnen worden naar methoden om de milieukwaliteit in je omgeving zelf te bepalen (zie bijv. methode voor het vaststellen van luchtconcentraties langs wegen ontwikkeld door IRAS in opdracht van Mijn leefmilieu Nijmegen). 5.4 Interpretatie en discussie Wat kan wel gerealiseerd worden? Milieu-indicatoren kunnen geografisch op postcodeniveau weergeven worden. Door middel van een categorieindeling en geharmoniseerd kleurgebruik waarin ook de grenswaarden zijn verwerkt kan aan deze weergave gezondheidskundige betekenis gegeven worden. Deze weergave geeft de burger handelingsperspectief en de professional mogelijkheden voor toetsing en evaluatie van beleid. Voor groen kan de beschikbaarheid en bereikbaarheid geografisch weergegeven worden, vooralsnog alleen op gemeenteniveau. Wat zijn belemmeringen en waarom en wat zijn alternatieven? Geografische weergave op postcodeniveau van gezondheidskundige eindpunten, zoals hart- en vaatziekten, ziekenhuisopnamen of sterfte, is nog niet mogelijk. Het heeft echter ook weinig betekenis, omdat de relatie tussen deze eindpunten en de blootstelling niet één op één is. Geografische weergave van belevingsaspecten, zoals ervaren hinder en slaapverstoring en tevredenheid met groen, heeft wel betekenis, omdat ze direct gerelateerd zijn aan geluid en groen. Deze informatie is beschikbaar soms op wijkniveau, maar vaker op gemeenteniveau, omdat de informatie afkomstig is uit enquêtes. Er is nog geen landelijke dekking. Het is alleen zinvol deze informatie in de Atlas op te nemen als een gestandaardiseerde vraagstelling gehanteerd is. Alleen in de gezondheidsenquêtes van GGD en en de Nationale Monitor Volksgezondheid wordt deze voor hinder en slaapverstoring gebruikt. Voor professionals is een duidelijke en snelle toegang tot gezondheidsinformatie en instrumenten om de relatie milieu en gezondheid te onderzoeken van belang. Nagegaan moet worden in hoeverre de Atlas hier in samenwerking met bijvoorbeeld de regionale VTVs een bijdrage aan kan leveren. Wat is de betekenis voor de Atlas Demonstrator? In de Atlas Demonstrator kan het volgende gerealiseerd worden: Luchtkwaliteit en geluid 1. Geografische weergave van lucht en geluidconcentraties in vastgestelde categorieën, kleuren en kwaliteitslabels en voor geluid een indicatie van te verwachte hinder. 2. Samenvattende informatie over gezondheidseffecten wordt direct bij de kaart geplaatst. Pagina 14 van 44

3. De meest recente situatie wordt weergeven. 4. Mogelijkheid om de kwaliteit van gebieden te vergelijken door toetsing aan landelijk gemiddelden. 5. De hoogste waarde voor een gebied laten zien, en dan in een toelichting uitleggen welke milieu-indicatoren het hoogste scoren. Groen en beleving 1. Geografische weergave van de beschikbaarheid en bereikbaarheid van groen. Inzoomen wordt beperkt tot op gemeenteniveau. 2. Belevingsgegevens: alleen laten zien welke informatie beschikbaar is; er worden geen gebieden vergeleken. Bijsluiters 1. In bijsluiters wordt de volgende informatie opgenomen: Gezondheidseffecten Bronnen Trends Gebruikte methoden e.d. Getalsmatige informatie over de verwachte geluidhinder Handelingsperspectief (ook direct bij de kaart ontsluiten). Doorlink mogelijkheden 1. De volgende doorlink mogelijkheden worden opgenomen: Handelingsperspectief Adviezen over gedrag Vragen over gezondheidsklachten Mogelijkheid om een eigen waardering van de leefomgeving voor eigen gebruik te kunnen geven. Wat is de betekenis voor de uitrol naar een landelijke Atlas? Voor de uitrol naar een landelijke Atlas betekent dit het volgende: 1. Voor de concentratie PM10 de twee openstaande vragen beantwoorden: moet de zeezoutcorrectie toegepast worden en welke overschrijding is leidend, die van het jaargemiddelde of die van het daggemiddelde. 2. Andere opties voor kwaliteitslabels voor geluid en luchtkwaliteit inventariseren 3. De Air Quality (Health) Index, op basis van dagelijkse schommelingen, verder ontwikkelen afhankelijk van de ontwikkelingen bij de smogalarmering en schaalniveau. 4. Voorbeelden van de milieukwaliteit in toekomstige situaties uitwerken. 5. De data over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van groen beschikbaar maken op PC4-niveau. 6. Fiets/wandelroutes toevoegen. 7. Harmoniseren van de vraagstelling naar belevingsaspecten en ontsluiten geschikte landelijke bestanden (o.a. Woon) en regionale bestanden (via Nationale monitor). 8. Nagaan of en hoe het mogelijk is een totaalcijfer voor de milieukwaliteit in een gebied of voor een locatie te geven. 9. Nagaan van de mogelijkheid dat gebruikers hun waardering van hun leefomgeving publiek kunnen aangeven, maar zodanig dat wel een representatief beeld ontstaat. 10. Nagaan in hoeverre via Atlas in samenwerking met bijvoorbeeld de regionale VTVs onderzoeksinstrumenten en gezondheidsinformatie verder ontsloten kunnen worden. 5.5 Conclusies en aanbevelingen 1. Milieu-indicatoren (luchtconcentraties en geluidbelastingen) en risico-indicatoren (GES) zijn voor alle gebruikersscenario s het meest geschikt. Deze indicatoren kunnen worden geïntegreerd door de milieukwaliteit in GES-categorieën met daaraan gekoppelde kleuren in te delen. Aan elke categorie wordt een kwaliteitslabel gehangen. De kwaliteit op een bepaalde locatie wordt vergeleken met de norm en het landelijke gemiddelde. Samenvattende informatie over gezondheidseffecten wordt bij de kaart geplaatst. Een dergelijke weergave geeft gezondheidskundige betekenis, handelingsperspectief voor de burger en een mogelijkheid voor toetsing en evaluatie van beleid voor de professional. Pagina 15 van 44

2. Gezondheidsindicatoren en geïntegreerde gezondheidsmaten zijn voor geen van de gebruikersscenario s geschikt, uitgezonderd het aantal gehinderden of slaapverstoorden. In een later stadium kan de Air Quality Health Index eventueel worden beoordeeld voor gebruik voor burgers (dagelijks weerbericht over luchtverontreiniging, gekoppeld aan waarschuwingen voor risicogroepen en gedragsadvies) maar ook voor professionals. 3. Belevingsgegevens (tevredenheid over groen, hinder) zijn nog niet goed vergelijkbaar voor gebieden, omdat de vraagsteling en methoden verschillen Ontsluit daarom belevingsgegevens afkomstig uit gestandaardiseerde vragenlijsten (bijv. Woon, gezondheidsenquêtes van GGD en en de Nationale Monitor Volksgezondheid). Laat zien wat er beschikbaar is bij de bronhouders, maar gebruik de gegevens niet voor het vergelijken van gebieden indien deze niet gestandaardiseerd zijn. 4. Momenteel is geen geïntegreerde maat beschikbaar, waarmee gevolgen van bijv. luchtverontreiniging, geluid (negatief) en groen (positief) onderling te vergelijken zijn. Een geïntegreerde gezondheidsmaat zoals de DALYS is te complex. Onderzocht zou kunnen worden in hoeverre een maat zoals GES verder ontwikkeld kan worden naar een meer geïntegreerde indicator. 5. In de Atlas Demonstrator kunnen de milieu/indicatoren in vastgestelde categorieën en kleuren weergegeven worden met kwaliteitslabels en voor geluid een indicatie van te verwachte hinder. Bij de kaart wordt samenvattende informatie over gezondheidseffecten gegeven. Ook de beschikbaarheid en bereikbaarheid van groen kan geografisch tot op gemeenteniveau worden weergegeven. Van de belevingsgegevens wordt de beschikbare informatie in beeld gebracht; er worden echter geen gebieden vergeleken. In bijsluiters wordt informatie opgenomen over gezondheidseffecten, trends, gebruikte methoden en getalsmatige informatie over de verwachte geluidhinder. Er komen doorlink mogelijkheden voor handelingsperspectief, adviezen over gedrag en vragen over gezondheidsklachten en een mogelijkheid om een eigen waardering van de leefomgeving voor eigen gebruik te kunnen geven. 6. Voor een uitrol naar een landelijke Atlas worden andere opties voor kwaliteitslabels voor geluid en luchtkwaliteit geïnventariseerd en voorbeelden van de milieukwaliteit in toekomstige situaties uitgewerkt (bijv. in relatie tot planvorming). De data van groen worden beschikbaar gemaakt op PC4-niveau en fiets- en wandelroutes worden toegevoegd. Belevingsgegevens (groen, hinder) afkomstig uit gestandaardiseerde enquêtes worden ontsloten. Nagegaan wordt of het mogelijk is om de hoogste waarde voor een gebied te laten zien en uit te leggen welke milieu-indicatoren het hoogste scoren (positief en negatief!) en of gebruikers zodanig kunnen rapporteren over hun leefomgeving dat een representatief beeld ontstaat. Ook nagegaan wordt in hoeverre via Atlas in samenwerking met bijvoorbeeld de regionale VTVs onderzoeksinstrumenten en gezondheidsinformatie verder ontsloten kunnen worden. Tenslotte wordt geïnventariseerd welke andere thema s aan de Atlas toegevoegd kunnen worden. Bijlagen bij deelprojectrapportage Gezondheidsinformatie in de Atlas (G-2): - Bijlage 1: Gezondheid in de Atlas - Bijlage 2: Bruikbaarheid belevingsonderzoeken voor de Atlas - Bijlage 3: Inventarisatie belevingsgegevens bij de bronhouders - Bijlage 4: Notitie kwaliteitslabels en kwaliteitsindex Atlas Pagina 16 van 44

6 Landelijke kaarten 6.1 Doelstelling en onderzoeksvragen Doel van het deelproject landelijke kaarten (D-2) is het aanbieden van generieke landsdekkende kaarten als basiscontent binnen de Atlas Demonstrator voor de drie thema s in de verkenningsfase van de Atlas Leefomgeving (lucht, geluid en groen). Om dit doel te bereiken zijn onderzoeksvragen geformuleerd in het deelprojectteam bestaande uit aanbieders van landelijke kaarten. Deze rapportage bevat de antwoorden op de onderzoeksvragen. 6.2 Werkwijze Samen met de landelijke bronhouders PBL (voorheen MNP), ProRail en RIVM heeft beantwoording van de onderzoeksvragen plaats gevonden in bijeenkomsten van het deelprojectteam. Tevens zijn de kaarten door de landelijke bronhouders voor de Atlas Demonstrator ter beschikking gesteld. 6.3 Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen vanuit het deelprojectplan D-2 landelijke kaarten: 1. Welke landelijke kaartbestanden zijn beschikbaar? En met welke dekking/betrouwbaarheid? 2. In hoeverre is de data gekoppeld aan de landelijke kaarten? Is de beschikbare Geo-informatie bruikbaar voor de Atlas? Zijn metadata beschikbaar? 3. In hoeverre zijn gegevens van landelijke, regionale en lokale bronhouders met elkaar te combineren? 4. Is er strijdigheid tussen de beschikbare gegevens? 5. Onder welke voorwaarden is de data en informatie te gebruiken (openbaarheid, kosten, )? 6. Is het mogelijk op basis van metadata te beslissen of nationale, provinciale of gemeentelijke data gepresenteerd moeten worden? Kunnen daarvoor beslisregels geïmplementeerd worden in de Atlas Demonstrator? 7. Welke milieudata moeten binnen Atlas Leefomgeving worden gepresenteerd: gemeten, gemodelleerde of beiden? (extra vraag vanuit de Atlas-organisatie) 6.4 Resultaten Vraag 1: Welke landelijke kaartbestanden zijn beschikbaar en geschikt? En met welke dekking/ betrouwbaarheid? Uit een inventarisatie blijkt dat voor de drie thema s geluid, luchtkwaliteit (PM10 en NO 2 ) en groen landelijke kaartbestanden beschikbaar zijn. Een overzicht van beschikbare kaarten met detail informatie is opgenomen in bijlage 6.1. Voor luchtkwaliteit is er bij bronhouder PBL het GCN (Grootschalige Concentraties Nederland). Het GCN geeft de achtergrondconcentraties van PM10 en NO2 in Nederland. Rijkswaterstaat (RWS) heeft gegevens over de luchtkwaliteit en geluidbelasting langs alle rijkswegen. Voor het geluid langs spoorlijnen is er het akoestisch spoorboekje (ASWIN, dat beheerd wordt door Delta). Prorail levert hiervoor o.a. de verkeersgegevens en informatie over de spoortrajecten en geluidschermen. Op basis hiervan berekent PBL met behulp van EMPARA de geluidbelasting langs alle spoorlijnen in Nederland. In opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat maakt ProRail geluidkaarten in het kader van de EU-richtlijn Omgevingslawaai 9. ProRail verwacht dat het akoestisch spoorboekje na 2012 zal verdwijnen. Voor groen is PBL bronhouder van het GIOS (Groen In en Om de Stad). Hierin is de beschikbaarheid van groen, de bereikbaarheid van groen en de beschikbaarheid van recreatieplaatsen binnen 5 km aangegeven. De landelijke bronhouders hebben hun bestanden om niet aan het Atlasproject ter beschikking gesteld. Alleen de gegevens voor rijkswegen van RWS zijn wel op hun website te downloaden (luchtgegevens) of in kaart gebracht 9 Nu zijn die geluidkaarten gemaakt voor agglomeraties met een bevolking van meer dan 250.000 personen voor hoofdspoorwegen waarop jaarlijks meer dan 60.000 treinen passeren. In 2012 moeten deze worden gemaakt voor agglomeraties met een bevolking van meer dan 100.000 personen voor hoofdspoorwegen waarop jaarlijks meer dan 30.000 treinen passeren. Dit is tweederde van de spoorlijnen in Nederland. Pagina 17 van 44

(geluidgegevens), maar (nog) niet voor de Atlas Demonstrator beschikbaar gesteld. Een bestuurlijk traject voor ontsluiting van RWS-gegevens is vanuit VROM ingezet. De Atlas Leefomgeving wil de informatie per thema op postcode niveau beschikbaar stellen. In principe worden daarvoor de gegevens van gemeenten gebruikt. Als die niet beschikbaar of niet bruikbaar zijn, vormen de provinciale en/of de landelijke gegevens een terugvaloptie. Het is van belang te weten of de beschikbare landelijke databestanden geschikt zijn voor gebruik in een Atlas. In onderstaande tabel 1 zijn enkele kenmerken van de landelijke bestanden en of deze bruikbaar zijn voor toepassing in de Atlas opgenomen. Tabel 1: Landelijke kaartbestanden herleidbaar naar postcodeniveau. Thema LUCHT PBL GCN 10 RWS langs rijkswegen Databestand Dekking Resolutie Resolutie geschikt voor Atlas Datahouder Achtergrondconcentratiekaart en Achtergrondconcentratiekaart met dubbeltellingcorrectie in de buurt van drukke rijkswegen Website RWS Betrouwbaarheid Nederland 1 x 1 km ja De onzekerheidsmarges in concentraties PM10 en NO 2 zijn 15% Nederland Provincie Tot 1000 meter aan weerszijden van de rijksweg GELUID PBL EMPARA Alle spoorlijnen in Nederland RWS langs rijkswegen ProRail Tot 50 m. van de weg om de 10 m., vanaf 50 m. om de 25 m., vanaf 100 m. om de 100 m. en van 500 tot 1000 m. om de 250 m. In principe 25 x 25 meter, maar vooralsnog alleen nauwkeurig genoeg geacht op gemeenteniveau Website RWS Contouren (5 db-klassen van 55 75 db 1 e tranche t.b.v. Regeling Omgevingslawaai Hoofdspoorwegen waarop jaarlijks minimaal 60.000 treinen passeren binnen agglo- 5 db klassen van 55 tot 75 db ja Nog onduidelijk Als op gemeenteniveau: nee ja ja Concentraties zijn inclusief achtergrondconcentraties. Hierin zit al een bijdrage van de weg. De dubbeltelling is ca. 1 à 3 g/m 3. De invloed van geluidsschermen is meegenomen. Voor NO 2 is de onzekerheid in concentratie ca. 20%. 10 GCN staat voor Grootschalige Concentraties Nederland. Pagina 18 van 44

Thema Datahouder Databestand Dekking Resolutie Resolutie geschikt voor Atlas meraties van meer dan 250.000 inwoners. Dit isongeveer eenderde van het spoorwegnet. ProRail verwacht binnen enkele jaren het hele spoorwegnet in Nederland te dekken. GROEN PBL GIOS 11 Nederland Gemeenteniveau ja goed Betrouwbaarheid Vraag 2: In hoeverre zijn de geo-data gekoppeld aan landelijke kaarten? Is de beschikbare geo-informatie bruikbaar voor Atlas? Van de in tabel 1 genoemde landelijke bestanden zijn de lucht- en geluiddata los te koppelen van de topografische kaarten (geo-informatie in grid). Deze bestanden kunnen dus naar wens gekoppeld worden aan in de Atlas gebruikte topografische kaarten. Daarmee zijn alle landelijke kaarten geschikt voor gebruik in de Atlas. Een uitzondering hierop vormen de bestanden van Rijkswaterstaat. De databestanden worden vooralsnog niet via een Web Mapping Service (WMS) beschikbaar gesteld. De gegevens zijn alleen te benaderen via een link naar de website van Rijkswaterstaat. Vraag 3 en 4: In hoeverre zijn gegevens van bronhouders met elkaar te combineren? Is er strijdigheid tussen de beschikbare gegevens? In het deelproject thema Groen (D-5) vindt een inventarisatie plaats bij twee gemeenten en enkele regionale terreinbeherende organisaties in de regio Eindhoven welke lokale/regionale groendata beschikbaar is. Naar verwachting kan begin 2009 een uitspraak gedaan worden of landelijke gegevens te combineren zijn met deze lokale/regionale gegevens. Voor het geluid van het spoorverkeer zijn databestanden van ProRail (EU-kartering), PBL (EMPARA), provincies en gemeenten beschikbaar. Voor gebruik in de Atlas Leefomgeving verdient het databestand van ProRail in principe de voorkeur, omdat het een landelijk dekkend databestand is en ProRail de datahouder is van de verkeersgegevens, die ook gebruikt worden door PBL (EMPARA), provincies en gemeenten bij de berekening van de geluidbelasting langs spoorlijnen. Bovendien is er een uniforme berekeningswijze waardoor de kwaliteit en betrouwbaarheid van de data in principe geborgd is en horizontale integratie al plaats vindt. ProRail beschikt echter nu alleen nog over geluidkaarten voor de spoortrajecten waarover in 2006 meer dan 60.000 treinpassages gingen. Op termijn zal ProRail naar een landelijk dekkend databestand gaan. Tot die tijd wordt geadviseerd om voor de trajecten, waarvoor ProRail nog geen berekeningen heeft uitgevoerd, lokale gegevens te gebruiken. Ontbreken ook lokale bronnen dan is EMPARA van het PBL de enige mogelijkheid om op terug te vallen. Het is een landelijk dekkend bestand. Er wordt nog besloten of EMPARA beschikbaar gesteld wordt onder voorwaarde dat maximaal op gemeenteniveau ingezoomd kan worden. In dat geval heeft het weinig gebruikswaarde voor de Atlas Leefomgeving, omdat het (te) weinig informatie geeft over de geluidbelasting in de directe leefomgeving. Bij combinatie van het databestand van ProRail met die van provincies en/of gemeenten en EMPARA zullen contouren niet op elkaar aansluiten door een verschil in gebruikte rekenmodellen en methoden. Dit is ook geconstateerd voor het geluid van wegverkeer bij het Deelproject horizontale integratie. Er wordt geadviseerd deze verschillende contouren te laten zien op de Atlas, maar wel in een toelichting de gebruiker op deze verschillen en de oorzaken te attenderen. Op veel locaties is er een gelijktijdige geluidbelasting door verschillende bronnen, zoals het weg-, rail- en vliegverkeer. PBL beschikt over een databestand, waarin het geluid van deze bronnen gecumuleerd is. Er wordt geadviseerd dit bestand niet te gebruiken, maar de mogelijkheid te bieden de geluidkaarten van de verschillende bronnen (wegen en spoorwegen) als transparante lagen over elkaar heen te leggen. De gebruiker kan dan zien waar het geluid van afkomstig is. Consequentie is dat in Atlas een toelichting in een bijsluiter nodig is om de gebruiker 11 GIOS staat voor Groen In en Om de Stad. Pagina 19 van 44

van ADem te informeren over dat de geluidniveaus van diverse bronnen niet zomaar opgeteld kunnen worden. Zo leidt verdubbeling van het geluidniveau tot slechts een toename van 3 db(a). Als alleen contouren van 5 db(a) worden weergegeven leidt cumulatie niet snel tot een andere 5 db(a)-klasse. Voor Lucht zijn in het GCN achtergrondconcentraties beschikbaar. Deze worden gebruikt door iedereen die luchtconcentraties langs wegen berekent, omdat de bijdrage van de weg opgeteld wordt bij de betreffende GCNachtergrondwaarde. Dicht langs wegen kun je GCN dus niet gebruiken, omdat er dan een dubbeltelling plaatsvindt. Het PBL genereert echter ook een GCN-kaart die gecorrigeerd is voor deze dubbeltelling. Er wordt geadviseerd om deze gecorrigeerde GCN-kaarten te gebruiken. Vraag 5: Onder welke voorwaarden is de informatie te gebruiken (openbaarheid, kosten,...)? De landelijke gegevens voor lucht, geluid en groen zijn in principe zonder voorwaarden beschikbaar voor Atlas. Bij ProRail is het niet uitgesloten dat er (op termijn) kosten verbonden zijn aan het verstrekken van kaarten spoorgeluid (niet bij de Atlas Demonstrator maar bij de Atlas Leefomgeving). Zolang er geen berekeningen met de gegevens in Atlas plaats kunnen vinden, stellen de bronhouders geen voorwaarden aan het vestrekken ervan. Het GCN heeft een wettelijke status bij juridische procedures rondom bestemmingsplannen en wordt door de minister van VROM vastgesteld. Vraag 6: Is het mogelijk op basis van metadata te beslissen of nationale, provinciale of gemeentelijke data gepresenteerd moet worden? Kunnen daarvoor beslisregels geïmplementeerd worden in ADem? Het antwoord op deze vraag hangt af van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de data. Bij groen kan dat betekenen dat je alleen op gemeenteniveau iets laat zien. Bij de basisbestanden die gebruikt worden voor de berekeningen van de hoeveelheid en bereikbaarheid van groen wordt namelijk gebruik gemaakt van het Bestand Bodemgebruik (BBG) van het CBS. Dit bestand hanteert een ondergrens van 1 hectare, waardoor kleine groengebieden in de stad niet worden onderscheiden. Momenteel zijn de gegevens op gemeenteniveau beschikbaar en voldoende betrouwbaar. In het meta-data-veld moet aangegeven staan tot waar maximaal ingezoomd kan worden. Gegevens op PC 4-niveau zijn deels beschikbaar, maar de gegevens zijn onvoldoende betrouwbaar. De reden is dat ruim 40% van de PC4-gebieden minder dan 1000 woningen hebben. Dat betekent dat bij een verandering van de hoeveelheid groen met 1 ha (10.000 m 2 ) (de ondergrens in het BBG) in deze PC4-gebieden de hoeveelheid per woning met 10 m 2 verandert. Dit geeft veel te grote fluctuaties t.o.v. het streefgetal van 75 m 2 per woning. Voor geluid lang spoorwegen zijn nationale, provinciale en gemeentelijke databestanden beschikbaar. Op basis van een aantal beslisregels is bepaald welk databestand de voorkeur heeft. Deze beslisregels zijn: data bij de bron, dekking, resolutie, model en methode. De verkeersgegevens zijn in alle gevallen afkomstig van ProRail. In sommige gevallen zijn deze door lokale datahouders geactualiseerd. Dit is echter moeilijk in een beslisregel te vangen. Voor lucht is GCN het enige landelijke bestand (achtergrondconcentraties). Bij het GCN speelt de vraag dus niet of het mogelijk is op basis van metadata te beslissen of nationale, provinciale of gemeentelijke data gepresenteerd moet worden. Voor de luchtkwaliteit langs rijkswegen is Rijkswaterstaat datahouder. Rijkswaterstaat levert de luchtgegevens o.a. aan de provincies, dus ook als als provincies luchtgegevens presenteren blijft Rijkswaterstaat de bronhouder. Let op: er dient nog advies te komen over de haalbaarheid van beslisregels. Vraag 7 (extra): Welke milieudata moeten binnen Atlas Leefomgeving worden gepresenteerd: gemeten, gemodelleerde of beiden? Gemeten data in een Atlas komen tegemoet aan de wens van een deel van de Atlasdoelgroep: de burger wil liever feitelijke informatie over milieukwaliteit, dus gemeten data. Aan gemeten data zijn ook nadelen verbonden: gemeten data geven alleen informatie over de situatie direct rond het meetpunt en zijn dus zeker niet landsdekkend, ze bieden veelal slechts een momentopname en interpretatie is soms lastig. Voor geluid is het bijvoorbeeld lastig om achtergrondgeluiden en geluid van andere bronnen te scheiden van het geluid van de betreffende bron. Gemodelleerde data zijn landsdekkend beschikbaar op minimaal PC-4 niveau en voldoende betrouwbaar. Meetresultaten worden gebruikt om de rekenmodellen te valideren. Gemodelleerde data blijven uiteraard een benadering van de werkelijkheid. Voorgesteld wordt om in elk geval gemodelleerde data en indien beschikbaar ook gemeten te presenteren in de Atlas. De berekende data kunnen worden gepresenteerd als landelijke kaart waarbij ingezoomd kan worden op postcodeniveau (pc4 of pc6-niveau) en de gemeten waarden worden als punten weergeven. Voor lucht is er het Pagina 20 van 44