EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAEDIE VAN WEST-INDIE DE FINANCIËN VAN SURINAME DOOR C. R. WEYTINGH In onderstaande tabel zijn aangegeven de totale ontvangsten en uitgaven, alsmede de subsidies en dekking uit geldleening gedurende de jaren 1909 t/m 1934. Jaar Ontvangsten Uitgaven Nadeelig slot en subsidie Onder de ontvangstcijfers is begrepen int. geldleening 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 3.622.854 3.900.938 3.794.941 3.301.031 3.471.247 3.016.958 2.845.834 3.175.811 3.668.827 3.272.042 4.197.855 5.331.357 4.841.036 4.514.603 4.789.041 4.540.723 5.248.144 5.062.466 4.954.371 4.460.069 4.731.315 4.467.779 4.036.046 4.280.163 4.184.432 4.526.836 4.587.196 4.951.999 5.357.835 7.256.829 9.762.541 9.585.612 9.336.087 8.122.265 8.073.907 8.082.627 8.213.560 7.701.378 837.215 830.377 672.838 735.015 808.916 1.167.474 1.681.002 1.411.385 1.283.172 2.085.793 3.058.974 4.431.184 4.744.576 4.821.484 3.333.224 3.533.184 2.834.483 3.151.094 2.747.007 733.434 643.957 297.538 15.752 14.378 117.287 224.252 88.447 917.194 1.807.281 972.963 1.100.181 553.307 577.242 564.035 301.908 294.187 20
DE FINANCIËN VAN SURINAME 21 Jaar Ontvangsten Uitgaven Nadeelig slot en subsidie Onder de ontvangstcijfers is begrepen int. geldleening 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 4.573.595 4.443.940 4.596.332 4.118.422 3.861.585 3.655.526 3.814.645 8.212.706 7.808.967 7.626.677 7.386.739 6.950.370 6.693.380 6.650.249 3.639.111 3.365.027 3.030.345 3.268.317 3.088.785 3.037.854 2.835.604 803.856 305.851 113.145 439.845 271.425 300.711 242.284 Onder de ontvangst cijfers is de opbrengst der directe en indirecte belastingen vertegenwoordigd met de navolgende sommen: 1911.... /.981.953 1912.....937.804 1913.....906.874 1914.....786.582 1915.....558.853 1916.....603.764 1917.....856.323 1918.....893.751 1919.....698.803 1920.... 2.045.082 1921.....917.125 1922.....814.101 1923.... 2.639.414 1924.... :2.570.374 1925.. 1926.. 1927.. 1928.. 1929.. 1930.. 1931.. 1932.. 1933.. 1934.. 1935.. 1936.. 1937.... / 3.022.047.. 3.007.371.. 2.938.708.. 3.032.963.. 2.932.050.. 2.927.357.. 2.650.216.. 2.497.174.. 2.394.312.. 2.410.994.. 2.407.624.. 2.494.578.. 2.722.628 f- Hieruit blijkt, dat de opbrengst der belastingen in genoemde jaren gaandeweg is gestegen met ongeveer 1 millioen gulden, welke stijging moet worden toegeschreven aan: 1. de invoering van nieuwe belastingen, t.w. rij- en voertuigenbelastingen (1910), oorlogswinstbelasting (1917), belasting op publieke vermakelijkheden (1917), bauxietbelasting (1919); 2. de verhooging van en de heffing van opcenten op invoerrechten, drankaccijns, inkomsten-, rij- en voertuigen-, huurwaarde- en lucifersbelastingen; 3. heffingen in het bijzonder voor den aanleg, het onderhoud en de verbetering van straten en wegen (wegengeld).
22 C. R. WEYTINGH Zooals uit den staat der ontvangsten en uitgaven blijkt, zijn de ontvangsten tot en met 1925 gestegen om daarna geleidelijk te dalen en wel het sterkst in 1931 en 1932 (crisisjaren). Het natuurlijk accres, dat als gevolg van bevolkingsaanwas (van ± 95000 zielen in 1914 tot ± 148.000 in 1934) en belastingverhooging had kunnen worden verwacht, is niet alleen uitgebleven, doch heeft zelfs plaats gemaakt voor een volstrekte daling der inkomsten. Deze daling moet o.m. worden toegeschreven aan: 1. de belangrijke inkrimping van het balatabedrij f; 2. de mindere opbrengst der invoerrechten; 3. de lage prijzen der voornaamste uitvoerproducten suiker, koffie en balata; 4. afschaffing van eenige immigratielasten. 5. invoering van premie-vrij pensioen voor de landsdienaren. De uitgaven stegen van 1909 t/m 1922 van rond 41/2 millioen tot rond 91/2 millioen gulden, om daarna ten gevolge van de getroffen bezuinigingsmaatregelen terug te gaan tot rond 61/2 mülioen gulden in 1934. De stijging vond zijn oorzaak voornamelijk in de navolgende uitgaven : 1. uitkeering voor eens (over het jaar 1919) aan het personeel in 's Lands dienst en bij de van Landswege ondersteunde kerkelijke gemeenten en inrichtingen van onderwijs ter tegemoetkoming in den achterstand waarin dat personeel in geldelijk opzicht door den langen duur der buitengewone tijdsomstandigheden was komen te verkeeren (1920); 2. buitengewone verhooging van bezoldigingen en toekenning van detacheeringstoelagen (1920); 3. duurtebijslagen op bezoldigingen, wachtgelden en onderstanden, (1920/21); 4. gelijkstelling van het bijzonder en het openbaar onderwijs (1920); 5. nieuwe salarisregeling van de Landsdienaren (1925); 6. uitbreiding van de immigratie van werkkrachten ten behoeve van den grooten landbouw (1927). Bovendien steeg de pensioenlast belangrijk (van / 275.000. in 1910 tot/915.000. in 1931). Bij de vestiging in 1908 van het stelsel om de uitgaven te splitsen in soorten; en wel in gewone en buitengewone uitgaven en in die te betalen uit leening, lag het in de bedoeling om jaar-
DE FINANCIËN VAN SURINAME 23 lijks een stijgend bedrag van de uitgaven, welke volgens dit stelsel uit rijksbijdragen zouden moeten worden betaald, uit de eigen middelen te betalen. Hierbij was gerekend op een normale ontwikkeling en geleidelijke vermeerdering der middelen. Door den druk, door den Europeeschen oorlog ook op den economischen toestand van Suriname uitgeoefend, bleef de opbrengst der middelen achteruitgaan; aan bedoeld voornemen kon daarom geen gevolg worden gegeven en te voorzien was, dat ook in de naaste toekomst daarop geen uitzicht zou bestaan. Dit had tot gevolg, dat in de toepassing van bedoeld stelsel eenige wijzigingen moesten worden gebracht; de groep buitengewone uitgaven" werd toen bezwaard met eenige uitgaven, die volgens den oorspronkelijken opzet daarin zouden mogen worden opgenomen, doch toen in de groep gewone uitgaven" waren ondergebracht. Het doel, met de aangebrachte wijzigingen beoogd, was tweeërlei : te zorgen dat voor de beheersuitgaven (den gewonen dienst) zoo spoedig mogelijk de steun van de Rijksbijdrage kon worden gemist, en dat voor den vervolge geen beroep op dien steun meer zou behoeven te worden gedaan. Volgens dit gewijzigde stelsel komen op de begrooting voor 1918 voor als uitgaven ten laste van den A. Buitengewonen dienst 1. Kapitaalverstrekkingen / 487.050 2. Renten en aflossingen 585.915 3. Spoorwegbedrijf (kosten v/h bedrijf) 263.639 4. Bijzondere diensten, t.w 67.220 a. hervorming van het domeinwezen; i. het boschwezen / 1.403.824 B. Gewonen dienst Beheerskosten of kosten van den gewonen dienst.. 3.607.727 Totaal der uitgaven / 5.011.551 Geraamd werd voor: middelen ten bate van den gewonen dienst.... / 2.938.754 den buitengewonen dienst 191.225 / 3.129.979 opbrengst leening's Lands Koffieonderneming... 70.700 / 3.200.679 waarbij subsidie 1.810.872 / 5.011.551
24 C. R. WEYTINGH Onder de uitgaven voor kapitaalverstrekkingen komt op de begrooting voor 1918 voor een post van / 175.000., welke als waste sowi voor de eerste maal werd uitgetrokken voor het verleenen van eene bijdrage aan het immigratiefonds om zijne uitgaven te kunnen bestrijden. Ten einde het fonds in de gelegenheid te stellen dit ook te kunnen doen in die jaren, waarin de uit te keeren vaste som (met of zonder saldi van vorige jaren) onvoldoende zoude zijn om het nadeelig verschil tusschen de ontvangsten en uitgaven te dekken, werd bij Verordening van 10 Mei 1917 (B.G. no. 82) voor het fonds de gelegenheid geopend om de benoodigde gelden te goeder rekening uit de koloniale kas te ontvangen. Aan het fonds werd van den anderen kant de verplichting opgelegd om zijn overtollig kasgeld in de koloniale kas te storten. Daar het immigratiefonds door deze regeling de gelden, die het noodig heeft, sedert van ay fo/oma/f Aas krijgt, volgt daaruit, dat het aan die kas geen rente meer behoeft te betalen voor de daaruit ontvangen kasvoorschotten. Met het aangaan van nieuwe geldleeningen op langen termijn ten behoeve van genoemd fonds kwam door bedoelde regeling een einde. De stijging der gewone uitgaven kan blijken uit de begrootingscijfers aangegeven in de tabel op de volgende bladzijde. De stijging der hiernagemelde gewone uitgaven in 1918, vergeleken bij die in 1928, is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de navolgende posten, waarop voor 1928 na te melden bedragen hooger zijn geraamd dan in 1918. Algemeen en gewestelijk bestuur: gouvernements-secretarie / 44.000. ; bevolkingsregister / 10.000. ; drukwerk Koloniale Staten /6000. ; gewestelijk bestuur / 53.000. ; vervoerdiensten personeel / 44.000.. Rechts- en politiewezen: Hof van Justitie en parket van den Procureur-Generaal / 25.000. ; Kanton- en Ommegaande gerechten / 6000. ; gevangenissen / 18.000. ; politiecorps / 160.000. (met inbegrip uitbreiding van dit corps); toezicht op 's Lands bosschen / 55.000. ; vervoerdiensten personeel / 16.000; kinderhuis Saron / 10.000. ; voogdijraad / 2200.. Geldel ij k beheer: Administratie van Financiën en domeinkantoor / 56.000. ; controle der belastingen en ontvangers / 36.000. ; actieve dienst
DE FINANCIËN VAN SURINAME 25 1918 1928 1938 Algemeen en gewestelijk bestuur... Rechts- en politiewezen Administratie van financiën en domeinwezen Post en Telegraaf Immigratie en Kolonisatie Eeredienst, onderwijs, armenzorg.. Landbouw Geneeskundige dienst Openbare werken Verkeer te land (exploitatie spoorweg). Verkeer te water, betonning, bebakekening Brandweer Pensioenen, wachtgelden Onvoorziene uitgaven Rente en aflossing van geleende gelden. Uitgaven voor buitengew. productieve werken, voorschotten aan het Immigratiefonds Verrekening van het tekort op de rekening Aanvoer van levensmiddelen t.b. van de bevolking 195.919 451.818 349.398 44.515 274.964 669.709 239.858 547.860 453.959 263.639 352.514 12.538 324.500 50.000 4.231.191 653.548 158.600 345.957 760.945 389.358 84.915 792.921 1.411.629 113.247 824.192 1.030.881 221.627 292.718 555.910 294.897 93.016 381.212 1.292.909 109.898 889.345 630.887 151.638 267.633 18.857 26.915 6.943 897.117 1.275.529 50.000 50.000 7.217.337 642.450 6.043.759 462.885 36.000 5.043.339 7.895.787 6.506.644 der belastingen / 53.000. ; post- en telegraaf / 40.000.. Immigratie en Kolonisatie: Immigratiedepartement / 26.000. ; Landsbijdrage aan het Immigratiefonds / 213.000. ; onderhoud der Landsvestigingsplaatsen / 73.000.. Armenzorg en Eeredienst: Uitgaven ten behoeve van ouden en gebrekkigen / 26.000. ; weezenverpleging / 16.000. ; Eeredienst / 42.000.. Onderwijs: Uitbreiding aantal scholen en subsidies / 620.000.. Geneeskundige dienst: Behandeling en verpleging enz. van burgerlijke personen in en buiten de militaire ziekeninrichtingen / 82.000. ; dienst bij de poliklinieken / 7400. ; toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften op den openbaren geozndheidsdienst, enz. / 6600. Keuringsdienst / 2700. ; slachthuizen / 9000. ; gouvernements-
26 DE FINANCIËN VAN SURINAME inrichting voor Krankzinnigen / 15.000. ; diem voor melaatschen / 20.000. ; bijdrage aan particuliere inrichtingen tot afzondering van melaatschen / 37.000. ; vervoerdiensten personeel / 33.000.. Openbare werken: Administratief personeel en opzichters / 39.000. ; onderhoud landsgebouwen / 63.000. ; idem land- en waterwegen / 148.000; besproeiing straten en wegen / 17.000. ; vuilnisdienst / 3000. ; landvoorziening voor den kleinen landbouw / 4000. ; exploitatie van den spoorweg / 95.000. ; onderhoud en verbetering van het Landstelefoonnet / 30.000. ; verkeer te water / 62.000. ; betonning en bebakening / 8000.. Brandweer: Aanschaffing van 2 motorbrandspuiten / 14.500.. Pensioenen: / 570.000.. Voorts dient bij de overige stijgingen rekening te worden gehouden met den aanwas der bevolking (van ± 95.000. zielen in 1918 tot ± 148.000 in 1928). Van 1928-1938 liepen de meeste uitgaven terug tengevolge van de genomen bezuinigingsmaatregelen, zooals korting op de salarissen van het Landspersoneel; vereeniging van enkele districten; inkrimping van het politiecorps; opheffing van het Immigratiedepartement als zelfstandige afdeeling van bestuur; versobering van het lager onderwijs (invoering van beperkt lager onderwijs op de districtsscholen); verminderde aanvoer van immigranten; uitvoering op beperktere schaal van nieuwe werken; overdracht van den dienst der Koloniale vaartuigen aan eene particuliere onderneming (gemengd bedrijf Vaartuigendienst Suriname, N.V.) De pensioenlast steeg in de hiervorenbedoelde 10-jarige periode met nog bijna / 40.000. ; door wederinvoering van de pensioenspremie en door de in uitzicht gestelde instelling van een pensioenfonds wordt evenwel verwacht, dat de pensioenlast in de toekomst zeer belangrijk zal dalen. Tengevolge van de omzetting van het Militair Hospitaal te Paramaribo in een burgerziekenhuis ('s Lands hospitaal) en de opening van het buitengasthuis voor den openbaren gezondheidsdienst te Paramaribo bleven de uitgaven voor den geneeskundigen dienst in laatstbedoelde periode in stijgende lijn. Bronnen: Verslagen van Bestuur en Staat van 1911 t/m 1937. Begrootingen van 1911 t/m 1938.