Hoofdstuk 6 Reacties van Nederlanders op scenario s met verschillende adaptatievormen 18

Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 5 Reacties van Marokkanen en Turken op scenario s met verschillende adaptatievormen 17

Hoofdstuk 3 De betekenis van integratie en assimilatie voor sociale vergelijking en welbevinden bij Marokkanen en Turken in Nederland 6 7

Samenvatting (Summary in Dutch)

Fort van de Democratie

Informatie over de deelnemers

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Bijlagen bij hoofdstuk 11 Opvattingen van autochtonen en allochtonen over de multietnische

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Samenvatting Summary in Dutch

Van 'gastarbeider' tot 'Nederlander' Prins, Karin Simone

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Wat is er met motivatie aan de hand?

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

Sociale samenhang in Groningen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen

Homoseksuelen in Amsterdam

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Effect publieksvoorlichting

UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek Woongoed GO

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Vaardigheden van Nederlandse leraren taal, rekenen, problemen oplossen

Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen

volledig oneens geen eens volledig oneens mening eens Ik kan het niet verdragen als ik belangrijke zaken de mist in laat gaan.

Wijkbezoeken. persoonlijke contacten persoonlijke meningen

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

1 maart Onderzoek: De Stelling van Nederland

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002)

Samenvatting. Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten

UITGELICHT Huurdersoordeel woningkwaliteit

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

4.3 Veiligheidsbeleving

Concept: Een beroep doen op de werknemers om twee keer per jaar een mannelijke middelbare scholier mee te nemen voor een meeloopdag.

De ideale buurtsamenstelling. Samenvatting onderzoeksrapport mei 2016

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012

Toelichting bij applicatie "betekenis geven aan cijfers"

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 1 Houding ten aanzien van vluchtelingen/ vergunningshouders en arbeid. Randstad Nederland


UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek Thuisvester

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens

Omgekeerd Inzamelen. Datum: 11 augustus Versie 3.0. drs. S. Buitinga & de heer R. Sival, BSc. Mevr M. Stam

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

Cooperative learning during math lessons in multi-ethnic elementary schools

Onderzoek postpartum depressie HvdM mei 2018

Effectevaluatie van Discussiëren Kun Je Leren (DKJL)

Amsterdammers over het gemeentelijk armoedebeleid

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Mening van Rotterdammers over straatartiesten in de eigen stad

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Wat betekent het twee examens aan elkaar te equivaleren?

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014

UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek De Goede Woning

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

DE INVLOED VAN GELUK, PECH, BIED- EN SPEELTECHNIEK OP DE SCORE BIJ BRIDGE

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Slachtoffers van woninginbraak

EINDE DALING CONSUMENTENVERTROUWEN, LICHTE STIJGING DONATEURSVERTROUWEN

maatschappijwetenschappen pilot havo 2018-I

Opdrachtgevers & Netwerkpartners

Integratie van minderheden: een pleidooi voor conceptuele zuiverheid

1 Algemene Gezondheid

nederlandse samenvatting Dutch summary

Sociale mobiliteit en zelfbeelden van zwarte mannen

Project: 8216 In opdracht van Platform Amsterdam Samen

Resultaten en conclusies Israël onderzoek (uitgebreid)

Samenvatting (Summary in Dutch)

Langdurige werkloosheid in Nederland

Aansluiting Engels Een onderzoek naar de aansluitingsproblematiek van het vwo-vak Engels met de universiteit

Transcriptie:

Reacties van Nederlanders op scenario s met verschillende adaptatievormen 18 "Iedereen in de buurt heeft zijn eigen goeie Turk of Marokkaan. Iemand waarvoor ze de moeite hebben genomen hem te leren kennen." 19 Zullen de meeste Nederlanders contact met Marokkanen en Turken prettig vinden of juist niet? Zien ze de Marokkaanse en Turkse cultuur als een bedreiging van de Nederlandse cultuur of als een verfrissende uitbreiding ervan? In dit hoofdstuk is onderzocht hoe autochtone Nederlanders aankijken tegen de adaptatievormen die Marokkanen en Turken in Nederland hanteren. Of immigranten de adaptatievorm van hun keuze kunnen hanteren, hangt uiteraard niet alleen van henzelf af. Ze kunnen wel willen integreren of assimileren, maar wanneer Nederlanders terughoudend zijn wat betreft hun contacten met Marokkanen en Turken zal dit niet makkelijk lukken en kan in plaats daarvan separatie of marginalisatie optreden. Ook zou het zo kunnen zijn dat Nederlanders het gedrag van Marokkanen en Turken anders waarnemen dan deze groepen dat zelf doen. Hewstone (1989) geeft aan dat het succesvol gedrag van personen uit de eigen groep vaak toegeschreven wordt aan vaardigheid en kennis, terwijl hetzelfde gedrag bij personen uit een etnische groep aan geluk, toeval of overdreven inspanning geweten wordt. Bij negatief gedrag is dit omgekeerd. Wanneer een groepsgenoot faalt wordt het aan pech of onvoldoende inspanning geweten, terwijl falen bij personen uit een etnische groep aan het ontbreken van vaardigheden en kennis toegeschreven wordt. Om te onderzoeken hoe Nederlanders het gedrag van Marokkanen en Turken waarnemen doen we een vergelijkbaar onderzoek als in Hoofdstuk 5 besproken is, maar nu onder Nederlanders. Dit keer bestuderen we welke gevoelens zij ervaren bij het lezen van de beschreven adaptatievormen (affectieve reacties) en of ze van mening zijn dat Marokkanen of Turken in Nederland zich zo 18 19 Een deel van dit hoofdstuk is reeds eerder gepubliceerd: Prins, K.S., Oudenhoven, J.P. van & Buunk, B.P. (1995). Adaptatie van Turken in Nederland: Normatieve en affectieve reacties van Turken en Nederlanders. In: F.W. Siero, E.C.M. van Schie, D. Daamen & A. Pruyn (red.), Sociale psychologie en haar toepassingen (Vol. 9, pp. 189-202). Delft: Eburon. Een Amsterdammer in het Nieuwsblad van het Noorden (25-3-1995).

82 Reacties van Nederlanders op Scenario s zouden moeten gedragen als de beschreven persoon (normatieve reacties). Verder onderzoeken we hun schatting van de frequentie van vóórkomen van de aangeboden strategieën onder Marokkanen en Turken (schatting). Verder bespreken we twee factoren die een rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling door Nederlanders van adaptatievormen die Marokkanen en Turken hanteren, namelijk de mate waarin men van mening is dat men er in vergelijking met Marokkanen en Turken goed dan wel slecht afkomt en de houding ten opzichte van gelijke rechten voor Marokkanen, Turken en Nederlanders. Reacties van Nederlanders op adaptatie De vraag die het eerste opkomt is welke vormen van adaptatie die Marokkanen en Turken in Nederland kunnen hanteren, geprefereerd zullen worden door Nederlanders. Aan de ene kant zal men zich vooral storen aan groepen die niets met Nederlanders te maken willen hebben en geen contact zoeken. Aan de andere kant zal men, gezien de eerder genoemde sociale afstand, ook niet direct de behoefte hebben aan een Marokkaanse of Turkse buurman of buurvrouw. Nederlanders zullen waarschijnlijk geen direct contact met Marokkanen of Turken willen, maar zullen het wel erg waarderen wanneer Marokkanen en Turken veel contact met Nederlanders zoeken; een ambivalente houding dus. Onze verwachting is dat de intentie van Marokkanen en Turken om contact met Nederlanders te willen de doorslag zal geven. Men verwacht waarschijnlijk dat wanneer Marokkanen en Turken veel contact met Nederlanders zoeken, zij zich ook steeds meer als Nederlanders gaan gedragen. Een buur van Marokkaanse of Turkse herkomst is dan niet zo erg. Over het algemeen vinden mensen personen die meer op hen lijken aantrekkelijker dan personen die minder op hen lijken (Newcomb, 1961; Byrne, 1971). Gelijke anderen kunnen een bevestiging geven van de eigen overtuigingen. Verder verwachten mensen dat contact met gelijke anderen niet snel zal uitlopen op een conflict maar juist een gevoel van eenheid zal geven. Overigens hoeft contact met Marokkanen of Turken nog niet te betekenen dat ze meteen buren worden, ook contact met wat meer afstand is mogelijk. Wanneer contact positief is en niet als bedreigend wordt ervaren, kan het gunstige effecten hebben op hoe personen van de dominante groep tegen minderheden aankijken (Allport, 1954; Amir, 1969; Van Oudenhoven & Willemsen, 1989). Met betrekking tot de cultuur van Marokkanen en Turken in Nederland lijkt het voor de hand liggend te veronderstellen dat Nederlanders er de

83 voorkeur voor hebben dat deze groepen niet vasthouden aan hun eigen cultuur, maar hun best doen zich aan te passen aan de meerderheid. In onderzoek van Baron en Byrne (1994) is inderdaad gevonden dat de dominante groep het op prijs stelt wanneer minderheidsgroepen de eigen cultuur verruilen voor die van de dominante groep. De eerste hypothese is dan ook dat Nederlanders gemiddeld genomen Marokkanen en Turken die contact met hen willen (integreerders en assimileerders) positiever zullen waarderen dan personen die geen contact met hen willen. Verder zal de gemiddelde Nederlander Marokkanen en Turken die niet vasthouden aan hun eigen cultuur (assimileerders en marginalen) positiever waarderen dan zij die dat wel doen. Deze waardering zal zich uiten in de gevoelens die men ervaart bij het lezen van de scenario s en in de mate waarin men vindt dat Marokkanen en Turken zich in Nederland zo zouden moeten gedragen. Om de resultaten van dit hoofdstuk te kunnen vergelijken met die van Hoofdstuk 5 waarin we Marokkanen en Turken vroegen in hoeverre ze zichzelf in het aangeboden scenario herkenden, wilden we van de Nederlanders weten welke door Marokkanen en Turken gehanteerde strategie ze het meest waarnemen in hun omgeving. Daartoe moest men het percentage Marokkanen of Turken schatten dat de aangeboden adaptatievorm hanteert. Op deze manier konden we vergelijken of men het gedrag dat men het meest positief beoordeelt ook het meest om zich heen ziet. Gezien de uitkomsten van het onderzoek dat in Hoofdstuk 5 besproken is, waarin Marokkanen en Turken de voorkeur voor een hoge mate van contact met Nederlanders en een hoge mate van behoud van de eigen cultuur uitspraken, zouden we kunnen verwachten we dat Nederlanders vooral adaptatievormen waarin de eigen cultuur behouden wordt (integratie en separatie) en adaptatievormen waarbij veel contact met Nederlanders is (integratie en assimilatie) als frequent voorkomend zullen schatten. We suggereerden al eerder dat dit wellicht niet helemaal op zal gaan, maar dat Nederlanders het gedrag van Marokkanen en Turken anders zouden kunnen waarnemen dan deze groepen dat zelf doen. Omdat mensen gewend zijn vooral te letten op verschillen tussen de eigen groep en andere groepen (bijv. Turner, 1975) verwachten we dat vooral het aantal Marokkanen en Turken die de eigen cultuur behouden (integreerders en separeerders) erg hoog geschat zal worden in vergelijking met de schatting van het aantal Marokkanen en Turken die de eigen cultuur niet willen vasthouden (Hypothese 2).

84 Reacties van Nederlanders op Scenario s Uitkomsten van sociale vergelijking De beoordeling van de aangeboden scenario s zal van verschillende factoren afhangen. De eerste factor die een rol zou kunnen spelen bij de beoordeling van adaptatievormen die Marokkanen en Turken hanteren is de uitkomst van sociale vergelijking met Marokkanen of Turken in Nederland. Nederlanders die zich bevoorrecht voelen ten opzichte van deze groepen zullen zich niet zo snel door hen bedreigd voelen als Nederlanders die zich gelijkbedeeld of benadeeld voelen ten opzichte van hen. De eerste groep Nederlanders zal ervaren dat de eigen positie niet door Marokkanen of Turken aangetast kan worden, terwijl de tweede groep Marokkanen en Turken in Nederland als concurrenten zou kunnen zien, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt of op het gebied van de sociale zekerheid. In onderzoek is aangetoond dat Nederlanders aan Marokkanen en Turken in de Nederlandse maatschappij de laagste positie toewijzen (Hagendoorn & Hraba, 1989). Wanneer een Nederlander nu ervaart dat een Marokkaan of Turk in een betere situatie verkeert dan hij- of zijzelf, dan kan dat bedreigend zijn. In Hoofdstuk 4 zagen we al dat relatieve deprivatie kan leiden tot ontevredenheid of frustratie. In dit geval, waarin het gaat om deprivatie ten opzichte van iemand uit een groep met een lagere status, zal dat nog sterker gelden. Vanneman & Pettigrew (1972) vonden in een onderzoek onder blanken in de Verenigde Staten inderdaad dat wanneer ze zich ten opzichte van zwarten benadeeld voelden ze een zeer vijandige houding tegenover hen aannamen. De derde hypothese is dan ook dat Nederlanders die zich gelijkbedeeld of benadeeld voelen ten opzichte van Marokkanen of Turken over het algemeen minder positief tegen beide groepen zullen aankijken dan zich bevoorrecht voelende Nederlanders. Rechten van Marokkanen en Turken in Nederland Behalve dat de uitkomsten van sociale vergelijking met Marokkanen en Turken van invloed zijn op de beoordeling van de verschillende adaptatievormen, zal ook de mate waarin Nederlanders bevooroordeeld zijn ten opzichte van etnische minderheden en geneigd zijn hen te discrimineren of geen gelijke rechten te gunnen deze beoordeling beïnvloeden. Kleinpenning en Hagendoorn (1993) hebben onderzoek gedaan naar de houding van middelbare scholieren ten opzichte van etnische groepen. Zij onderscheiden zes gradaties in deze houding, variërend van de mening dat allochtonen als gelijken beschouwd moeten worden tot de overtuiging dat vreemdelingen geen recht hebben op een bestaan in de Nederlandse samenleving en dienen te verdwijnen. Uit het onderzoek

85 blijkt dat 37.4% van de HAVO- en VWO-leerlingen allochtonen in Nederland als gelijken beschouwen. Verder heeft 29.6% een licht negatieve houding ten opzichte van allochtonen, terwijl de overige 33% een duidelijk negatieve houding ten opzichte van hen vertoont. Het ligt voor de hand dat Nederlanders die vinden dat Marokkanen en Turken in Nederland dezelfde rechten moeten hebben als autochtone Nederlanders van mening zijn dat allochtonen zich in principe zo mogen gedragen als ze willen. Nederlanders die vinden dat Marokkanen en Turken minder rechten moeten hebben dan autochtone Nederlanders zullen in mindere mate achter deze mening staan. Analoog aan de redenering bij de derde hypothese is onze Hypothese 4 dat personen die Marokkanen en Turken dezelfde rechten gunnen als autochtone Nederlanders positiever tegen hen zullen aankijken dan personen die dit niet vinden, onafhankelijk van de adaptatievorm die gehanteerd wordt. Methode Respondenten Aan het onderzoek hebben 1844 Nederlanders meegewerkt. Negenhonderddertig respondenten (519 mannen en 411 vrouwen) beoordeelden een tekst met een Marokkaanse hoofdpersoon; 914 personen (476 mannen en 438 vrouwen) beoordeelden een tekst met een Turkse hoofdpersoon. Er waren geen noemenswaardige verschillen tussen beide groepen. De gemiddelde leeftijd was 45 jaar (van 16-89 jaar). Zestig procent van de mannen en 37% van de vrouwen had werk. De respondenten woonden verspreid over het hele land. De respondenten zijn benaderd via Stichting Telepanel en vormen een redelijk representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. Procedure Alle respondenten hadden een computer thuis staan, die verbonden was met computers van Stichting Telepanel, een onderzoeksinstituut. Ze kregen de vragen aangeboden op het computerscherm. De antwoorden werden door Stichting Telepanel opgeslagen en naar de onderzoekers gestuurd. Design Ook in deze studie hebben we de scenario s geanalyseerd op het niveau van de twee factoren die erin besloten liggen: contact met Nederlanders en behoud van

86 Reacties van Nederlanders op Scenario s de eigen cultuur. Op grond hiervan komen we tot een 2x2x2 design: Beoordeelde Groep (Marokkanen vs. Turken) x Behoud van Eigen Cultuur (laag vs. hoog) x Hoeveelheid Contact met Nederlanders (laag vs. hoog). Meetinstrument Scenario s. Deze zijn gelijk aan die van Hoofdstuk 5. De mannen kregen at random een versie waarin een Marokkaanse man of een Turkse man de hoofdpersoon was; de vrouwen kregen at random een versie waarin een Marokkaanse vrouw of een Turkse vrouw de hoofdpersoon was. Uitkomsten van sociale vergelijking met Marokkanen en Turken in Nederland. Om de uitkomsten van sociale vergelijking te bepalen stelden we de volgende vraag: "Als u uw kansen vergelijkt met die van Marokkanen/Turken in Nederland, hebt u het dan beter of slechter?" Boven de vraag was uitgelegd dat we onder kansen bijvoorbeeld verstaan: uw kansen op een goede baan, een mooi huis of een goede toekomst. Personen die antwoordden dat ze het veel beter of beter hadden dan Marokkanen respectievelijk Turken in Nederland (N = 855 resp. N = 572) scoorden hoog op uitkomsten van sociale vergelijking; respondenten die antwoordden dat ze het net zo goed hadden, of dat Marokkanen of Turken het iets beter of veel beter hadden (N = 324 resp. N = 71 resp. N = 22) scoorden laag op uitkomsten van sociale vergelijking. De gemiddelde score was 1.83 (SD =.93). Rechten van Marokkanen en Turken in Nederland. Om te bepalen of de respondenten van mening waren dat Marokkanen of Turken dezelfde rechten moeten hebben als autochtone Nederlanders, is de volgende vraag gesteld: "Bent u het eens met de stelling dat Marokkanen/Turken in Nederland dezelfde rechten moeten hebben als Nederlanders?". Personen die het helemaal of grotendeels met deze stelling eens waren (N = 427 resp. N = 659) beschouwden we als hoog scorend op gelijke rechten voor Marokkanen en Turken; respondenten die het slechts enigszins, nauwelijks of totaal niet met de stelling eens waren (N = 511 resp. N = 147 resp. N = 100) werden als laag scorend op gelijke rechten voor Marokkanen en Turken beschouwd. De score was gemiddeld 2.37 (SD = 1.09). Schatting van gebruikte adaptatievormen. De respondenten werd willekeurig één van de vier kranteartikelen voorgelegd die in Hoofdstuk 5 beschreven zijn. Vervolgens werd gevraagd een schatting te maken van het percentage Marokkanen of Turken in Nederland dat zich net zo gedraagt als Ömer/Hassan (voor mannen) of Hülya/Hanan (voor vrouwen). De antwoord-

87 categorieën waren: "0-20%" [1], "20-40%" [2], "40-60%" [3], "60-80%" [4] en "80-100%" [5]. Normatieve en affectieve reacties op adaptatievormen. Analoog aan de vragen die in het onderzoek onder Marokkanen en Turken (zie Hoofdstuk 5) werden gesteld moesten de Nederlanders na het lezen van het kranteartikel aangeven hoe positief men het gedrag en de ideeën van de hoofdrolspeler waardeerde. De Cronbach s Alpha voor affectieve reacties was.82. Om de normatieve reactie te bepalen werd alleen gevraagd: "Zouden Turken in Nederland zich zo moeten gedragen als Ömer/Hassan of Hülya/Hanan?". Resultaten Beoordeling van Marokkanen en Turken Om te toetsen of er verschillen bestonden tussen de beoordeling van Marokkanen en Turken voerden we een MANOVA uit met als onafhankelijke variabele de groep die beoordeeld werd en als afhankelijke variabelen de schatting van de frequentie van vóórkomen van het scenario, de affectieve reacties en de normatieve reacties op het scenario. Er werd geen effect gevonden van de beoordeling van Marokkanen en Turken, F(3,1834) = 2.19, n.s.. Op grond van dit resultaat hebben we beide groepen samengevoegd en verder tezamen geanalyseerd. Reacties op de scenario s In de eerste en tweede hypothese verwachtten we dat Nederlanders met name positief zouden reageren op scenario s waarin het contact van Marokkanen en Turken met Nederlanders hoog is en op scenario s waarin de mate van behoud van de eigen cultuur laag is. Verder verwachtten we dat Nederlanders het vóórkomen van scenario s waarin de eigen cultuur behouden wordt als frequenter zullen schatten dan dat van scenario s waarin de eigen cultuur niet belangrijk is. Om te bepalen hoe de respondenten de scenario s beoordeelden, voerden we een MANOVA uit met als onafhankelijke variabelen het Behoud van Eigen Cultuur (laag vs. hoog) en Hoeveelheid Contact met Nederlanders (laag vs. hoog). De afhankelijke variabelen waren de schatting van het vóórkomen van de betreffende strategie bij Marokkanen of Turken en de affectieve en normatieve reacties op het kranteartikel. Er bleek een multivariaat hoofdeffect voor Behoud van Eigen Cultuur op te treden, F(3,1834) = 124.68, p<.001. De univariate gegevens lieten zien dat alle drie de afhankelijke variabelen hieraan

88 Reacties van Nederlanders op Scenario s een bijdrage leverden: schatting, F(1,1836) = 172.13, p<.001 (behoud eigen cultuur laag: M = 2.08, SD =.96; hoog: M = 2.72, SD = 1.01); affectieve reacties, F(1,1836) = 211.35, p<.001 (behoud eigen cultuur laag: M = 3.77, SD =.66; hoog: M = 3.25, SD =.77); normatieve reacties, F(1,1836) = 209.63, p<.001 (behoud eigen cultuur laag: M = 3.60, SD =.91; hoog: M = 2.93, SD = 1.00). Er traden negatievere gevoelens op bij een scenario waarin de hoofdpersoon het behoud van de eigen cultuur erg belangrijk vond dan bij een scenario waarin dit niet het geval was. Ook zag men in het eerste geval graag dat Marokkanen en Turken zich niet gedragen als de hoofdpersoon, terwijl dat bij scenario s waarin de eigen cultuur niet belangrijk was meer op prijs werd gesteld. Verder was de schatting van het vóórkomen van een scenario waarin een Marokkaan of Turk de eigen cultuur graag wil behouden hoger dan dat van het vóórkomen van een scenario met Marokkaan of Turk zonder behoud van de eigen cultuur. Ook vonden we een multivariaat hoofdeffect voor Hoeveelheid Contact met Nederlanders, F(3,1834) = 304.57, p<.001. Uit de univariate gegevens bleek dat alle drie de afhankelijke variabelen hieraan bijdroegen: schatting, F(1,1836) = 121.52, p<.001 (hoeveelheid contact met Nederlanders laag: M = 2.68, SD = 1.01; hoog: M = 2.12, SD =.96); affectieve reacties, F(1,1836) = 788.80, p<.001 (hoeveelheid contact met Nederlanders laag: M = 2.98, SD =.79; hoog: M = 4.06, SD =.64); normatieve reacties, F(1,1836) = 566.93, p<.001 (hoeveelheid contact met Nederlanders laag: M = 2.67, SD =.99; hoog: M = 3.87, SD =.92). Een scenario waarin veel contact met Nederlanders optrad wekte positievere gevoelens op dan een scenario zonder veel contact met Nederlanders. Ook vond met dat Marokkanen en Turken in Nederland zich volgens het eerste scenario zouden moeten gedragen en niet volgens het tweede. De schatting van het vóórkomen van een scenario waarin veel contact met Nederlanders optrad was echter lager dan dat van het vóórkomen van een scenario waarin weinig contact met Nederlanders aanwezig was. Naast deze hoofdeffecten bleek er ook een multivariaat interactie-effect op te treden tussen Behoud van Eigen Cultuur en Hoeveelheid Contact met Nederlanders, F(3,1834) = 28.73, p<.001. De univariate gegevens gaven aan dat alle drie de afhankelijke variabelen hier een bijdrage aan leverden: schatting, F(1,1836) = 22.44, p<.001; affectieve reacties, F(1,1836) = 19.27, p<.001; normatieve reacties, F(1,1836) = 75.98, p<.001. In Figuur 6.1 zien we dat scenario s waarin veel contact met Nederlanders plaatsvindt iets positievere gevoelens oproepen bij het scenario waarin de eigen cultuur niet belangrijk is dan bij dat waar het behoud van de eigen

89 cultuur wel belangrijk is. Bij scenario s waarin weinig contact met Nederlanders optreedt is dit verschil veel groter. Voor de normatieve reacties geldt hetzelfde. Bij de scenario s waarin contact met Nederlanders vrijwel afwezig is bestaat een groot verschil in beoordeling van het scenario waarin de eigen cultuur wel belangrijk is en dat waarin de eigen cultuur minder belangrijk is. Marokkanen en Turken mogen zich niet volgens het eerste gedragen, maar wel volgens het tweede. Verder zien we bij de scenario s waarin veel contact met Nederlanders plaatsvindt dat de schatting van het vóórkomen van het scenario waarin de eigen cultuur niet erg belangrijk is lager is dan dat van het scenario waarin de eigen cultuur wel belangrijk gevonden wordt. Bij de scenario s waarin weinig contact met Nederlanders is, is dit verschil nog veel groter. Figuur 6.1 De gemiddelde scores op schatting van het vóórkomen, affectieve en normatieve reacties, voor de Nederlandse respondenten die een scenario aangeboden kregen waarin het belang van de Marokkaanse of Turkse cultuur hoog of laag was en een lage of hoge mate van contact met Nederlanders aanwezig was. Marg = marginalisatie; Assim = assimilatie; Sepa = separatie en Integ = integratie.

90 Reacties van Nederlanders op Scenario s De resultaten komen overeen met de verwachtingen. Scenario s waarin het behoud van de eigen cultuur belangrijk is worden minder positief beoordeeld, terwijl tegelijk het vóórkomen hoger wordt geschat. Verder wordt onze verwachting met betrekking tot de beoordeling van scenario s waarin veel contact met Nederlanders optreedt ondersteund door de resultaten. Marokkanen en Turken die contact willen met Nederlanders blijkt men het meest positief te waarderen. Ten slotte blijkt uit het gerapporteerde interactie-effect dat wanneer in een scenario veel contact met Nederlanders optreedt, het er minder toe doet of de eigen cultuur wel of niet belangrijk is dan wanneer weinig contact met Nederlanders aanwezig is. Als er maar veel contact tussen de verschillende groepen is (assimilatie of integratie), dan maakt het niet zoveel uit of de betreffende Marokkaan of Turk de eigen cultuur nu belangrijk acht of niet. Wanneer het echter aan contact tussen Marokkanen of Turken met Nederlanders ontbreekt zien we een ander beeld. Vooral een persoon die in zo n geval het behoud van de eigen cultuur erg belangrijk vindt (separatie) wordt dan erg negatief beoordeeld. Er treden negatieve gevoelens op, men vindt dat de Marokkaan of Turk zich niet zo zou moeten gedragen en het vóórkomen van deze situatie wordt erg hoog geschat. Uitkomsten van sociale vergelijking De tweede hypothese luidde dat personen die zich bevoorrecht voelen in vergelijking met Marokkanen of Turken in Nederland positiever zouden reageren op de scenario s dan personen die gelijkbedeeld of benadeeld zijn ten opzichte van hen. Om te bepalen hoe respondenten die hoog en die laag scoorden op Uitkomsten van sociale vergelijking de scenario s beoordeelden, voerden we een MANOVA uit met als onafhankelijke variabelen de Uitkomsten van Sociale Vergelijking (laag vs. hoog), Behoud van Eigen Cultuur en Hoeveelheid Contact met Nederlanders. De afhankelijke variabelen waren weer de schatting van het vóórkomen van de betreffende strategie, de affectieve reacties en de normatieve reacties op de scenario s. Behalve de hoofdeffecten van Behoud van Eigen Cultuur en Hoeveelheid Contact met Nederlanders en het interactie-effect tussen beide, hetgeen in de vorige paragraaf gerapporteerd is, vonden we ook een multivariaat hoofdeffect voor de Uitkomsten van Sociale Vergelijking, F(3,1834) = 25.21, p<.001. De univariate gegevens toonden aan dat de affectieve en normatieve reacties hiervoor verantwoordelijk waren: schatting, F(1,1836) =.01, n.s. (uitkomsten van sociale vergelijking laag: M = 2.40, SD = 1.05; hoog: M = 2.40, SD =

91.92); affectieve reacties, F(1,1836) = 64.94, p<.001 (uitkomsten van sociale vergelijking laag: M = 3.25, SD =.77; hoog: M = 3.77, SD =.66); normatieve reacties, F(1,1836) = 3.86, p<.05 (uitkomsten van sociale vergelijking laag: M = 2.93, SD = 1.00; hoog: M = 3.60, SD =.91). Personen die vonden dat ze er beter aan toe waren in vergelijking met Marokkanen of Turken ervaarden meer positieve gevoelens en waren van mening dat Marokkanen en Turken zich meer overeenkomstig elk scenario zouden moeten gedragen dan personen met lage uitkomsten. De resultaten komen overeen met de verwachtingen. Personen die vinden dat ze er beter aan toe zijn dan Marokkanen en Turken blijken de aangeboden scenario s inderdaad positiever te beoordelen dan personen die van mening zijn dat ze er niet beter aan toe zijn. Rechten van Marokkanen en Turken in Nederland De derde hypothese luidde dat personen die vinden dat Marokkanen of Turken in Nederland dezelfde rechten moeten hebben als Nederlanders positiever zouden reageren op de scenario s dan personen die deze mening niet hebben. Om te bepalen hoe de respondenten de scenario s beoordeelden voerden we een MANOVA uit met als onafhankelijke variabelen de Mate waarin men Gelijke Rechten voor Marokkanen, Turken en Nederlanders wenst (laag vs. hoog), Behoud van Eigen Cultuur en Hoeveelheid Contact met Nederlanders. De afhankelijke variabelen waren weer de schatting van het vóórkomen van de betreffende strategie, de affectieve reacties en de normatieve reacties op de scenario s. Behalve de hoofdeffecten van Behoud van Eigen Cultuur en Hoeveelheid Contact met Nederlanders en het interactie-effect tussen beide, hetgeen eerder gerapporteerd is, vonden we ook een multivariaat hoofdeffect voor de Mate waarin men Gelijke Rechten wil, F(3,1834) = 38.77, p<.001. Uit de univariate gegevens bleek dat de schatting en de affectieve reacties hiervoor verantwoordelijk waren: schatting, F(1,1836) = 15.93, p<.001 (mate waarin men gelijke rechten wil laag: M = 2.29, SD =.99; hoog: M = 2.49, SD =.91); affectieve reacties, F(1,1836) = 74.34, p<.001 (mate waarin men gelijke rechten wil laag: M = 3.36, SD =.73; hoog: M = 3.61, SD =.66); normatieve reacties, F(1,1836) = 2.25, n.s. (mate waarin men gelijke rechten wil laag: M = 3.25, SD =.97; hoog: M = 3.27, SD =.90). Personen die van mening zijn dat Marokkanen en Turken dezelfde rechten moeten hebben als Nederlanders schatten integratie, assimilatie en marginalisatie als frequenter voorkomend dan personen die vinden dat er geen gelijke rechten moeten zijn. Bij separatie is het

92 Reacties van Nederlanders op Scenario s juist andersom. In dit geval is de schatting van personen die gelijke rechten willen lager dan die van personen die dit niet willen. De affectieve reacties van personen die van mening zijn dat Marokkanen en Turken dezelfde rechten moeten hebben zijn bij alle adaptatievormen hoger dan die van personen die vinden dat er geen gelijke rechten moeten zijn. Wat betreft de normatieve reacties zien we weinig verschil tussen beide groepen bij assimilatie, separatie en marginalisatie. Personen die vinden dat Marokkanen en Turken dezelfde rechten moeten hebben als Nederlanders vinden echter in sterkere mate dat deze groepen moeten integreren, dan personen die vinden dat er geen gelijke rechten moeten zijn. De resultaten komen grotendeels overeen met de verwachtingen. Onze aanname dat Nederlanders vooral assimilatie positief waarderen komt vooral uit bij mensen die menen dat Marokkanen en Turken minder rechten moeten hebben dan Nederlanders. Personen die vinden dat Marokkanen en Turken evenveel rechten moeten hebben als Nederlanders hebben de meest positieve affectieve reacties en de sterkste normatieve reacties bij assimilatie en integratie. De hypothese dat personen die hoog scoren op gelijke rechten voor Marokkanen en Turken positiever staan ten opzichte van Marokkanen en Turken dan personen die laag hierop scoren, onafhankelijk van de gebruikte strategie, komt met name uit voor de affectieve reacties. Hier scoren personen die voor gelijke rechten zijn bij alle strategieën hoger, en vooral bij integratie en separatie. Discussie We namen in de eerste hypothese aan dat Nederlanders het op prijs stellen dat Marokkanen en Turken contact met Nederlanders zoeken en zich proberen aan te passen aan Nederlandse normen en waarden. Het behoud van de eigen cultuur zou minder gewaardeerd worden. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Assimilatie en integratie werden positief gewaardeerd, terwijl separatie als onwenselijk beoordeeld werd. Verder lieten de resultaten zien dat Nederlanders vooral wanneer Marokkanen of Turken weinig contact met hen willen zich storen aan Marokkanen of Turken die de eigen cultuur erg belangrijk vinden (separatie). Wanneer de hoofdpersoon in het aangeboden scenario veel contact met Nederlanders had, werd hij of zij ook positief beoordeeld wanneer er veel waarde aan de eigen cultuur werd gehecht. Deze beoordeling uitte zich in positieve affectieve reacties en de mening dat Marokkanen en Turken zich in

93 Nederland zo zouden moeten gedragen. Dat Marokkanen en Turken contact zoeken wordt door Nederlanders dus prettig en wenselijk gevonden. Een verklaring hiervoor is dat als er contact plaatsvindt men in principe controle kan uitoefenen op het gedrag en de ideeën van Marokkanen en Turken in Nederland. Indien er geen contact met Nederlanders gezocht wordt, geven Nederlanders nog liever de voorkeur aan Marokkanen en Turken die een marginale groep in de samenleving vormen dan de groep die zich door zich te richten op de oude cultuur kan ontwikkelen tot een sterke onafhankelijke groep (separeerders). Verder onderzochten we de schattingen door Nederlanders van het percentage Marokkanen en Turken dat de adaptatievorm assimilatie, integratie, separatie en marginalisatie hanteert. Nederlanders blijken te denken dat de meeste Marokkanen en Turken de strategie separatie hanteren. Het vóórkomen van assimilatie wordt het laagst geschat. Nederlanders zijn dus van mening dat assimilatie en integratie prettig en wenselijk zijn, maar schatten het percentage Marokkanen en Turken dat één van deze twee strategieën hanteert erg laag. Wanneer we de resultaten van Hoofdstuk 5 bekijken, dan zien we dat de meeste Marokkanen en Turken vooral integratie positief beoordelen. Marokkanen en Turken hebben dus de voorkeur voor een strategie die ook Nederlanders aanspreekt! Het is echter opmerkelijk dat de Marokkanen en Turken in ons onderzoek zichzelf ook het meest herkennen in de integrerende persoon, terwijl Nederlanders van mening zijn dat Marokkanen en Turken vooral separeren. Over het feit dat Marokkanen en Turken graag voor een deel vasthouden aan hun oude cultuur zijn ze het dus eens, terwijl ze over de mate van contact met Nederlanders sterk van mening verschillen. Nu dient men zich natuurlijk te realiseren dat er meer autochtone Nederlanders zijn dan Marokkanen en Turken in Nederland. Marokkanen en Turken zullen dus ook meer contact hebben met Nederlanders dan Nederlanders met Marokkanen en Turken. Dat kan de reden zijn dat Marokkanen en Turken van mening dat ze veel contact met Nederlanders zoeken, terwijl Nederlanders dit heel anders zien. Een andere verklaring kan zijn dat Nederlanders wel waarnemen dat Marokkanen en Turken contact met hen zoeken, maar dit -onverwachte, want zelden waargenomen- gedrag als toevallig beschouwen. Als dit gedrag wel toegeschreven wordt aan het bewust contact zoeken, kan men altijd nog beredeneren dat deze persoon geen typische Marokkaan of Turk is, maar afwijkt van zijn groep. Kortom, Nederlanders kunnen het gedrag van Marokkanen en Turken altijd zo interpreteren dat het overeenkomt met de verwachtingen die ze over deze groepen hebben (Hewsto-

94 Reacties van Nederlanders op Scenario s ne, 1989). De derde hypothese luidde dat personen die in vergelijking met Marokkanen of Turken zich bevoorrecht voelen positiever reageren op alle adaptatievormen dan personen die zich niet bevoorrecht voelen. De gevoelens van bevoorrechte personen ten opzichte van Marokkanen en Turken bleken inderdaad veel positiever te zijn dan die van personen die zich gelijkbedeeld of benadeeld voelden. Ook bleken de bevoorrechte Nederlanders een meer tolerante houding te hebben ten opzichte van Marokkanen en Turken die de eigen cultuur willen behouden (integratie en separatie). Personen die zich niet bevoorrecht voelen zijn eerder van mening dat Marokkanen en Turken zouden moeten assimileren. Dat personen die behoren tot de meerderheidsgroep in een samenleving de voorkeur hebben voor assimilatie (Baron & Byrne, 1994) blijkt dus in sterkere mate te gelden voor personen die zich niet bevoorrecht voelen ten opzichte van Marokkanen of Turken in Nederland. Zij voelen zich mogelijkerwijs bedreigd omdat ze het hooguit net zo goed hebben als Marokkanen en Turken, groepen met een lagere status. Wanneer deze groepen zich nu net zo gedragen als Nederlanders wordt dit als prettig ervaren, want mensen met gelijke ideeën worden als minder bedreigend gezien (Newcomb, 1961; Byrne, 1971). De vierde hypothese luidde dat personen die vinden dat Marokkanen of Turken dezelfde rechten moeten hebben als Nederlanders positiever reageren op alle adaptatievormen dan personen die vinden dat Marokkanen en Turken niet dezelfde rechten moeten hebben. Personen die van mening zijn dat Marokkanen en Turken dezelfde rechten moeten hebben als Nederlanders hebben inderdaad meer positieve gevoelens na het lezen van een verhaaltje over een Marokkaan of een Turk, dan personen die vinden dat ze niet dezelfde rechten mogen hebben. Merkwaardigerwijs zijn er geen verschillen gevonden in tolerantie ten opzichte van Marokkanen en Turken die de eigen cultuur willen behouden. We vonden wel verschillen tussen beide groepen Nederlanders wat betreft de schatting van het aantal Marokkanen of Turken dat zich volgens een bepaalde adaptatievorm gedraagt. Personen die gelijke rechten voor Marokkanen, Turken en Nederlanders wensen schatten het vóórkomen van separatie lager en het vóórkomen van de andere drie adaptatievormen hoger dan personen die geen gelijke rechten willen. Het lijkt er op dat personen die tegen dezelfde rechten voor Marokkanen, Turken en Nederlanders zijn geen voorkeur hebben voor een specifieke adaptatievorm, maar meer een algemene negatieve attitude hebben ten opzichte van Marokkanen en Turken.

95 Conclusies Er is bij de onderzochte groep Nederlanders weinig verschil in beoordeling van Marokkanen en Turken, in tegenstelling tot eerder besproken onderzoek (Buijs & Nelissen, 1994; Hagendoorn, 1991; Hagendoorn & Hraba, 1989), waarin naar voren kwam dat Turken door Nederlanders over het algemeen iets positiever worden beoordeeld dan Marokkanen. Verder blijkt dat Nederlanders vooral de adaptatievormen assimilatie en integratie kunnen waarderen. Het vóórkomen van deze vormen wordt juist het laagst geschat. Met dit hoofdstuk sluiten we het onderzoek met betrekking tot adaptatie van Marokkanen en Turken af. In het volgende hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van alle hiervoor besproken resultaten en wordt verder ingegaan op de betekenis ervan.