Tandartsen over bij- en nascholing

Vergelijkbare documenten
Onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering 2014

Beroepsuitoefening van vrouwelijke tandartsen in Nederland

Voorlichting in tandartspraktijken

NMT. NMT: Patiëntenenquête resultaten van tandarts: drs. FH Ferguson, Rijnsburg NMT. Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

Oorspronkelijke bijdragen Daalmans e.a.: Tandheelkundestudenten en hun toekomst Hoe denken tandheelkunde-

Inhoud. Woord vooraf 1 3

Trends en ontwikkelingen in de beroepsgroep en de beroepsuitoefening

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Kwaliteitsregister Doktersassistent

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

Indices. Quality control

Herkenning en melding van kindermishandeling door orthodontisten

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Tandartsen en onderlinge visitatie

Stad en raad Een Stadspanelonderzoek

Kwaliteitsregister Doktersassistent

E-learning ontwikkelingen onderzocht

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Nederlandse samenvatting

Meerderheid van de Nederlanders is bekend met directe toegang fysiotherapie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling?

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Kwaliteitsregister Doktersassistent

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Werksituatie en toekomstplannen van recent afgestudeerde

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren

Herregistratie BIG-register Terugblik & cijfers. Maart Postbus DR Heerlen

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie


Directe toegankelijkheid van de mondhygiënist 2 Standpunten van mondhygiënisten en tandartsen

Tandartsentekort als regionaal probleem

Tandartsen over hun opleiding aan de Universiteit Nijmegen van 1990 tot en met 1997

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Resultaten 3e peiling Provinciale Statenverkiezingen februari 2011

the Netherlands. Health Policy, Volume 63, Issue 3, Page Cromwell Press.

De KNMT-klachtenregeling beoordeeld door tandartsen

LUSTRUMPROGRAMMA OPLEIDING MONDZORGKUNDE UTRECHT:

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Psychologische Predictoren van Peri-Partum-Pelvic-Pain:

Beleidsdocument Kwaliteitsregister Verloskundigen

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

PDA s gericht op praktijkonderzoek in de lerarenopleiding Themagroep Professionele Georgia, Ontwikkeling 36, bold van Leraren Opleiders voor en door

E-boeken in de Nederlandse bibliotheken Een onderzoek naar de behoefte van Nederlanders over de uitleen van e- boeken in bibliotheken

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

PERSOONSCERTIFICATIE AANSTOOT OF PRIKKEL?

Tien jaar kwaliteitszorg: tandartsen vergeleken met andere beroepsgroepen in de zorgsector *

Veel patiënten ontvangen informatie over medicijnen van hun zorgverlener, maar niet iedereen gebruikt deze informatie

Administratiedruk tandartsen

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten

UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek Brederode Wonen

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Kennisdeling op internet tussen leraren in Kennisnet Vakcommunities. De belangrijkste resultaten. Management samenvatting

Herregistratie BIG-register Terugblik & cijfers. April Postbus DR Heerlen

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Project Peilstations: monitor van de. tandheelkundige beroepsuitoefening in Nederland. Thema: Geschiedenis en tandheelkunde in Nederland.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Bijlagen hoofdstuk 6 Gezondheid en zorg Roelof Schellingerhout en Crétien van Campen

Namens de projectgroep voorbereid door M. van Boxtel Achtergrond

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Uw imago onder uw regionale belanghouders. Resultaten imago-onderzoek Wonen Noordwest Friesland

Verbanden tussen Coping-Strategieën en. Psychologische en Somatische Klachten. binnen de Algemene Bevolking

European Individual Accreditation Handleiding EIA-verlenging

Reflectie. Dr. Mark Frederiks Coördinator internationalisering NVAO. EP-Nuffic Studenten internationaliseren in eigen land 5 februari 2015, Utrecht

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Intercollegiale Toetsing

Kwaliteitscriteria. Een toelichting voor de oefentherapeut

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

2.10 Resultaten van het ITS onderzoek naar leerlingen met autisme in het primair en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Voorzieningen Bewonerspanel Roerdalen

Basisaantekening Sportpsychologie Periode waarin deze eisen van toepassing zijn: 1-sep-2018/1-sep-2019

3 Management van ICT-kosten en baten

Onderzoek naar de implementatie van de WIP-richtlijn Rijswijk, 11 mei 1998

UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek De Goede Woning

Understanding the role of health literacy in self-management and health behaviors among older adults Geboers, Bas

Publicaties, posterpresentaties en lezingen

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Rapportage stelling 1 Ik wil zelf mijn tandarts kunnen kiezen. Juli Baas in eigen

Goede zorg van groot belang. Nederlanders staan open voor private investeringen

Bevorderende factoren voor samenwerking door onderwijsprofessionals

Uw imago onder uw regionale belanghouders. Resultaten imago-onderzoek Heuvelrug Wonen

Werk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.

Registratienorm Tandartsen 2007 Ingangsdatum en versie: 1 juli 2012

(Na)zorg bewust meten

De opbouw van de tandheelkundige beroepsgroep: verleden, heden en toekomst

POST-CROI MEETING PROSPECTUS SYMPOSIUM JAARBEURS UTRECHT 2 APRIL

Transcriptie:

J.C.L. den Boer, J.J.M. Bruers, B.A.F.M. van Dam Tandartsen over bij- en nascholing In het kader van haar kwaliteitsbeleid heeft de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde onderzocht wat de gedragingen en houdingen van tandartsen zijn ten aanzien van bij- en nascholing. Daarbij is onder andere ingegaan op hun mening over verplichte accreditatie op dit gebied. Deelname aan bij- en nascholing is niet algemeen. De meeste tandartsen die zich in de periode 2003 tot en met 2004 niet hebben bij- en nageschoold, noemen onder meer tijdgebrek als reden hiervoor. Degenen die in deze periode wel aan activiteiten hebben deelgenomen, richtten zich in veel gevallen op een beperkt aantal onderwerpen. Activiteiten op het gebied van klinische toepassingen zijn geliefd. Een betrekkelijk groot deel van de tandartsen is positief over verplichte accreditatie op het gebied van bijen nascholing. In vergelijking met tegenstanders zijn deze voorstanders positiever over bij- en nascholing in het algemeen, ook vinden zij een keurmerk voor activiteiten in meer gevallen belangrijk en lezen zij meer vakliteratuur. Boer JCL den, Bruers JJM, Dam BAFM van. Tandartsen over bij- en nascholing Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 346-350 Inleiding Bij- en nascholing wordt algemeen gezien als een adequate manier om kennis en kunde up-to-date te krijgen en te houden, vooral in combinatie met andere vormen van kwaliteitsbevordering zoals intercollegiaal overleg en het lezen van vakliteratuur (Ireland et al, 1999; Bullock et al, 2003). Plasschaert (2004) stelt dat overheid, opleiders zoals universiteiten, wetenschappelijke verenigingen en anderen, uitgevers van vakliteratuur, beroepsverenigingen en individuele tandartsen allen een rol spelen in het stimuleren van het levenslang leren. De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) erkent dit en ziet kwaliteitsbevordering als een belangrijke taak (Den Boer en Van Dam, 2005). Voor een adequate ontwikkeling van verder beleid op dit gebied is het wenselijk de huidige deelname, wensen en houdingen van de doelgroep te inventariseren (Davis en Pitts, 1994). Daarom heeft de NMT hiernaar onderzoek gedaan onder tandartsen. In de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) wordt deelname aan kwaliteitsbevorderende activiteiten niet verplicht gesteld voor (her)registratie. Tandartsen in Nederland worden ook niet op een andere manier onder druk gezet om aan bij- en nascholing deel te nemen. Wel heeft de NMT enkele jaren geleden het zogenaamde Kwaliteitsinformatiesysteem (KWIS) opgezet, dat leden een integraal overzicht biedt van alle bij- en nascholingsactiviteiten in Nederland en de mogelijkheid hun deelname aan die activiteiten te registreren (Gosselink, 2001). In andere landen is soms al lange tijd sprake van verplichte bij- en nascholing (Best et al, 2005, Schleyer en Dodell, 2005). In Nederland is dit ook het geval bij andere (para)medische beroepsgroepen zoals huisartsen, fysiotherapeuten en endocrinologen (Van der Wees et al, 2003; Hobma et al, 2004; Peck et al, 2000; Perrild et al, 2000). Onder tandartsen is lange tijd veel oppositie geweest tegen verplichte bij- en nascholing. In een NMT-onderzoek uit 1990 reageerde 86% van de ondervraagde tandartsen hierop afwijzend (Van Rossum en Bruers, 1993). In dit artikel wordt ingegaan op de actuele opvattingen van tandartsen over bij- en nascholing in het algemeen en op hun mening over verplichte accreditatie op basis van deelname aan activiteiten in het bijzonder. Daarbij wordt bezien of voor- en tegenstanders nader zijn te typeren aan de hand van een aantal algemene en beroepsspecifieke kenmerken. Voorafgaand wordt een aantal algemene aspecten beschreven van de deelname van tandartsen aan bij- en nascholing anno 2004. Materiaal en methoden Sinds 1995 voert de NMT in het project Peilstations op verschillende manieren periodiek onderzoek uit naar de beroepsuitoefening van tandartsen in Nederland (Bruers en Zeegers, 2005). Een onderdeel van dit project is de zogeheten Omnibusenquête, die is gericht op het in kaart brengen van meningen en gedragingen van tandartsen. Voor het onderhavige onderzoek is in het kader van deze Omnibusenquête in december 2004 een schriftelijke vragenlijst gestuurd naar 652 tandartsen van 64 jaar en jonger met een bij de NMT bekend praktijkadres die als peilstation participeren. Dit zijn tandartsen die zich bereid hebben verklaard periodiek gegevens te verstrekken. Daarnaast is een aselecte steekproef van 58 extra tandartsen van 64 jaar en jonger met een bekend praktijkadres aangeschreven ter verversing van deze bestaande onderzoeksgroep (Bruers, 2004). Van de in totaal 710 aangeschreven tandartsen hebben er 504 (71%) een ingevulde vragenlijst geretourneerd. Van deze tandartsen werkten 14 niet in een eigen praktijk en zijn daarom buiten beschouwing gelaten. De resterende groep van 490 tandartsen met een eigen praktijk is qua leeftijd, sekse, regio van vestiging, afstudeerplaats en -jaar een representatieve afspiegeling van de gehele populatie 346

Den Boer e.a.: Tandartsen over bij- en nascholing tandartsen van 64 jaar en jonger met een bekend praktijkadres in Nederland. Niet-leden van de NMT zijn in de onderzoeksgroep echter ondervertegenwoordigd. Verder onderscheiden de tandartsen in dit onderzoek zich doordat zij, afgaand op de geregistreerde gegevens in het Kwaliteitsinformatiesysteem (KWIS) van de NMT, in 2003 gemiddeld aan meer bijen nascholingsactiviteiten hebben deelgenomen dan hun niet in het onderzoek betrokken collega s: ook als wordt verdisconteerd dat sommige tandartsen hun activiteiten niet in KWIS willen registreren of dit niet kunnen doen, omdat zij geen NMT-lid zijn. Deze constatering is een serieuze aanwijzing dat er sprake is van een ondervertegenwoordiging van tandartsen die weinig of geen bij- en nascholing volgen: in de uitkomsten van dit onderzoek klinkt hun stem onvoldoende door. In feite hebben de uitkomsten betrekking op de selectieve groep tandartsen van 64 jaar en jonger met een eigen praktijk, die lid van de NMT zijn en zich actief tonen op het gebied van bij- en nascholing. De verzamelde gegevens zijn geanalyseerd met behulp van SPSS (CROSSTABS, ANOVA, Logistic Regression). Eens Noch eens, Oneens noch oneens a Bij- en nascholing leidt tot een efficiëntere praktijkvoering 47% 44% 9% b In verhouding tot het rendement is het volgen van bij- en nascholing duur 59% 27% 14% c Voor het handhaven van de kwaliteit van de tandheelkundige zorgverlening is bij- en nascholing noodzakelijk 84% 10% 6% d Het volgen van bij- en nascholing is saai 5% 25% 70% e Bij- en nascholing is belangrijk om weggegleden kennis op te halen 71% 19% 10% f Bij bij- en nascholing wordt vaak onvoldoende rekening gehouden met de wensen van algemeen practici 24% 46% 30% g Bij- en nascholing houdt de belangstelling voor de tandheelkunde levend 82% 14% 4% h Het volgen van bij- en nascholing is vaak moeilijk in de praktijkvoering in te passen 31% 28% 41% i Bij- en nascholing is niet zinvol, omdat het geleerde nauwelijks in de praktijk kan worden gebracht 4% 17% 79% j Bij- en nascholing is belangrijk om nieuwe kennis op te doen 86% 11% 3% k Bij- en nascholing zou onder bepaalde voorwaarden verplicht moeten worden gesteld 45% 20% 35% n = 480-485 Tabel 1. Mate waarin tandartsen het (on)eens zijn met een aantal stellingen over bij- en nascholing. Resultaten Deelname Veruit de meeste (93%) ondervraagde tandartsen hebben tussen januari 2003 en december 2004 aan één of meer bijen nascholingsactiviteiten deelgenomen. Gemiddeld betrof het 8 à 9 activiteiten, die bij elkaar ongeveer 14 dagdelen (ochtend, middag of avond) in beslag namen. Adhesieve tandheelkunde, endodontologie en cosmetische tandheelkunde waren de populairste onderwerpen: respectievelijk 58%, 51% en 50% van voornoemde tandartsen heeft minimaal 1 activiteit gevolgd over deze onderwerpen. De meest genoemde reden voor deelname aan de meest recent gevolgde activiteit is uitbreiding van kennis en kunde (84%). De betreffende activiteit is voor 60% van de tandartsen naar eigen zeggen profijtvol gebleken. Tandartsen die in de genoemde periode niet hebben deelgenomen aan bij- en nascholing blijken gemiddeld wat ouder te zijn dan hun actieve collega s (51,6 jaar tegen 47,2 jaar) en gemiddeld minder tijd aan intercollegiaal overleg te besteden (0,3 uren per maand versus 2,0 uren per maand). De meerderheid (70%) van deze tandartsen noemt overigens tijdgebrek als reden waarom zij geen activiteiten hebben bezocht. Andere naar voren gebrachte redenen zijn onder meer de te hoge kosten (36%) en onvoldoende motivatie (30%). Voorkeuren Ongeveer driekwart (73%) van de ondervraagde tandartsen zegt veel behoefte te hebben aan bij- en nascholing op het gebied van klinische toepassingen. Daarbij zijn adhesieve tandheelkunde (57%), cosmetische tandheelkunde (48%) en endodontologie (47%) favoriet. Opvallend is dat deze onderwerpen ook worden genoemd door tandartsen die over deze onderwerpen nog vrij recent (na 1 januari 2003) bij- en nascholingsactiviteiten hebben gevolgd. Aan activiteiten op het gebied van praktijkvoering (communicatie, personeelsmanagement en dergelijke) en basiswetenschappen (bijvoorbeeld pathologie en microbiologie) heeft respectievelijk 33% en 21% van de tandartsen behoefte. Opvattingen In tabel 1 wordt een overzicht geboden van de reacties van de ondervraagde tandartsen op 11 stellingen over bij- en nascholing. Daaruit blijkt onder andere dat 86% van de ondervraagden deelname aan bij- en nascholing belangrijk vindt om nieuwe kennis op te doen, 84% acht dit noodzakelijk voor het handhaven van de kwaliteit van de tandheelkundige zorgverlening en 82% is van mening dat het de belangstelling voor de tandheelkunde levend houdt. Samengenomen in een Likert-schaal (somscores; minimum 11, maximum 55) blijken de reacties op deze stellingen te 347

Positief Neutraal Negatief Totaal Algemene achtergrondkenmerken Leeftijd 48,4 47,3 47,7 47,9 Vrouw # 17% 17% 13% 16% Afstudeerplaats: - afgestudeerd in Amsterdam (UVA, VU, ACTA) # 21% 35% 43% 31% * - afgestudeerd in Groningen (RUG) # 17% 13% 17% 16% - afgestudeerd in Nijmegen (KUN, RU) # 31% 30% 17% 27% * - afgestudeerd in Utrecht (UU) # 30% 20% 22% 25% - afgestudeerd in buitenland # 1% 2% 1% 1% Lid NMT # 93% 95% 87% 92% * Stedelijkheid vestigingsplaats praktijk ## 3,0 3,1 3,2 3,1 Beroepsspecifieke kenmerken Aantal tandartsen in praktijk 1,5 1,4 1,4 1,4 Aantal uren per week assistenten in praktijk 71,4 59,5 50,6 62,6 * Aantal uren per week mondhygiënist in praktijk 10,5 9,0 7,4 9,3 Aantal patiënten in praktijk 2.924 2.780 2.471 2.762 Aantal uren per week werkzaam in praktijk 39,8 39,9 40,2 40,0 Bij- en nascholing gevolgd sinds januari 2003 # 90% 89% 82% 87% Aantal dagdelen bij- en nascholing sinds januari 2003 15,9 12,0 13,0 14,0 * Profijt van meest recent gevolgde activiteit # 72% 57% 45% 60% * (Positieve) houding over bij- en nascholing 41,7 38,7 34,5 38,9 * Huidige aanbod is adequaat # 86% 83% 76% 83% Kwaliteitsbewaking middels keurmerk is belangrijk # 76% 54% 43% 61% * Aantal uren per maand lezen vakliteratuur 7,5 6,0 6,0 6,7 * Aantal uren per maand intercollegiaal overleg 2,3 1,8 1,5 2,0 * Lid wetenschappelijke vereniging # 85% 77% 70% 79% * n = 388-460 * p 0,05 # dummy variabele (wel versus niet) ## stedelijkheid: 1 helemaal niet stedelijk tot 5 zeer sterk stedelijk Tabel 2. Bivariate relaties tussen de mening van tandartsen over verplichte accreditatie op het gebied van bij- en nascholing en enkele algemene en beroepsspecifieke kenmerken. kunnen worden opgevat als een indicatie van de houding van de respondenten ten aanzien van bij- en nascholing (Cronbach s alfa voor deze schaal bedraagt 0,80). Hoe hoger de score op deze schaal (gemiddelde 38,8 en standaardafwijking 5,8), des te positiever denkt de respondent over bijen nascholing. Op grond van deze schaal kan worden gesteld dat ruim de helft (57%) van de ondervraagde tandartsen positief oordeelt over bij- en nascholing (schaalscore 39 tot en met 55), terwijl 39% hierover neutraal is (schaalscore 28 tot en met 38) en 4% negatief oordeelt (schaalscore 11 tot en met 27). Overigens vinden veruit de meesten (82%) dat het huidige aanbod van activiteiten adequaat is om hun kennis en kunde op peil te houden en hecht 61% er belang aan dat er op de kwaliteit van activiteiten wordt toegezien door middel van een keurmerk. Over het verplichten van regelmatige deelname aan bijen nascholing voor tandartsen is bijna de helft (45%) van de ondervraagden positief gestemd, 28% uit zich positief noch negatief en 27% is hierover negatief. Op basis van de analyse van de bivariate relaties tussen deze meningsverdeling en een aantal algemene en beroepsspecifieke kenmerken (tab. 2) blijkt dat tandartsen die voorstander zijn van verplichte accreditatie, zich onderscheiden als een groep waarin degenen die zijn afgestudeerd in Amsterdam zijn ondervertegenwoordigd. Daarnaast hebben zij een groter aantal uren assistentie per week, wat erop kan duiden dat zij wat grotere praktijken hebben. Deze tandartsen hebben verder sinds januari 2003 meer tijd besteed aan bij- en nascholing dan hun collega s die niet uitgesproken positief zijn over verplichte accreditatie, zeggen vaker profijt te hebben gehad van de meest recent door hen gevolgde activiteit, zijn positiever over bij- en nascholing in het algemeen, vinden in grotere aantallen een keurmerk voor activiteiten belangrijk, besteden meer uren per maand aan vakliteratuur en intercollegiaal overleg en zijn in meer gevallen lid van een wetenschappelijke vereniging. Daarentegen zijn in verhouding meer tegenstanders van verplichte accreditatie afgestudeerd in Amsterdam en minder in Nijmegen. Verder hebben zij gemiddeld wat kleinere praktijken, hetgeen zich uitdrukt in een relatief gering aantal uren assistentie per week, hebben zij in betrekkelijk weinig gevallen profijt gehad van de meest recent gevolgde activiteit, zijn zij in het algemeen relatief minder positief gestemd over bij- en nascholing, vinden zij kwaliteitsbewaking door middel van een keurmerk naar verhouding minder vaak belangrijk, besteden zij relatief weinig tijd aan intercollegiaal overleg en zijn zij in vergelijking met anderen in minder gevallen lid van een wetenschappelijke vereniging. Aan de hand van een logistische regressieanalyse is vervolgens bezien in hoeverre de in de bivariate analyse betrokken kenmerken in relatie tot elkaar effect hebben op de meningsverdeling over verplichte accreditatie. Deze analyse staat alleen een dichotome afhankelijke variabele toe, met 2 antwoordcategorieën. De 3 onderscheiden antwoordcategorieën die zijn gebruikt in de bivariate analyse, zijn dus niet bruikbaar. Er is voor gekozen de uitgesproken voorstanders en de uitgesproken tegenstanders met elkaar te vergelijken en de neutrale groep buiten beschouwing te laten. Deze neutrale groep was ook lastig samen te nemen met een van de andere groepen, omdat uit de bivariate analyse bleek dat deze niet homogeen was. De uitkomsten van deze multivariate analyse zijn weergegeven in tabel 3. Daaruit wordt duidelijk dat alleen de alge- 348

Den Boer e.a.: Tandartsen over bij- en nascholing mene houding van tandartsen ten aanzien van bij- en nascholing, het belang dat zij hechten aan een keurmerk voor bij- en nascholingsactiviteiten en het aantal uren dat zij besteden aan vakliteratuur samenhang vertoont met de mening over verplichte accreditatie. Gezamenlijk verklaren deze 3 kenmerken ongeveer 40% van de variantie in die meningsverdeling. Discussie Bij de interpretatie van de resultaten van dit onderzoek moet rekening worden gehouden met de selectiviteit in de onderzoeksgroep. Wat de ondervertegenwoordiging van niet-leden van de NMT betreft, kan worden opgemerkt dat die gebruikelijk is in Peilstationonderzoek en te maken heeft met het feit dat het onderzoek een NMT-initiatief is. Lastiger is de ondervertegenwoordiging van tandartsen die niet of nauwelijks aan bij- en nascholing doen. Zonder te weten hoe groot dat effect precies is, kan in ieder geval worden gesteld dat hun gedrag en opvattingen te weinig doorklinken in de verkregen resultaten. Dit betekent natuurlijk om te beginnen dat de deelname aan bij- en nascholing in dit onderzoek te rooskleurig wordt voorgesteld: in werkelijkheid doet een groter deel van de tandartsen weinig of niets aan bij- en nascholing. Uit gegevens van het KWIS kan bijvoorbeeld worden opgemaakt dat 24% van de NMT-leden van 64 jaar en jonger over de periode 2003-2004 geen bij- en nascholingsactiviteiten heeft geregistreerd in KWIS (Den Boer et al, 2006). Mogelijk biedt dit weer een wat te negatief beeld omdat het kan zijn dat bepaalde (buitenlandse) bij- en nascholingsactiviteiten hierin (nog) niet zijn opgenomen, maar het effect hiervan is waarschijnlijk niet al te groot. Ervan uitgaande dat de verhouding voor wel of geen deelname aan bij- en nascholing bij leden en niet-leden van de NMT ongeveer hetzelfde ligt, leert een voorzichtige schatting echter dat minstens om en nabij 20% van de Nederlandse tandartsen in ieder geval meer aan bijen nascholing zou moeten doen dan dat zij thans doet en niet slechts 7%, zoals uit deze enquête naar voren komt. Voornoemde selectiviteit rond deelname aan bij- en nascholing heeft naar verwachting ook gevolgen voor de meningsverdeling over verschillende bij- en nascholingszaken. Uit dit onderzoek blijkt immers dat de deelname aan bij- en nascholing samenhang vertoont met de opvattingen hierover: tegenstanders bleken de afgelopen jaren gemiddeld minder uren te hebben besteed aan bij- en nascholing. Binnen de gehele populatie tandartsen is dan ook waarschijnlijk minder dan de gepresenteerde 45% voorstander van verplichte accreditatie. Al met al is het niet zo vreemd dat de mening over verplichte accreditatie vooral samenhangt met zaken die min of meer direct in verband staan tot de deelname aan bij- en nascholing (houding over bij- en nascholing, mening over keurmerk voor activiteiten en uren besteed aan het lezen van vakliteratuur). Uitgaande van dit onderzoek is het eigenlijk opmerkelijker dat andere kenmerken, zoals sekse, leeftijd, tandartsopleiding en verschillende algemene kenmerken van de werk- en praktijksituatie, daarmee in directe zin weinig te maken lijken te hebben. Dergelijke kenmerken zijn namelijk wel van invloed gebleken op de deelname aan bij- en nascholing (Den Boer en Van Dam, 2005; Bruers et al, 2004). Mogelijk is hier sprake van indirecte invloeden op de meningsverdeling wat verplichte accreditatie betreft. Gezien het selectieve karakter van de verzamelde gegevens, is deze veronderstelling aan de hand van dit onderzoek niet goed na te gaan. Zelfs uit de wat te positief gekleurde uitkomsten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de deelname aan bij- en nascholing onder tandartsen niet op gewenst niveau is. Vanuit de gedachte dat regelmatige bij- en nascholing voor iedere tandarts in meer of mindere mate nodig is (levenslang leren), blijft het stimuleren van deelname derhalve zinvol. Het is niet alleen belangrijk dat tandartsen voldoende tijd besteden aan bij- en nascholing, maar ook dat zij hun tijd besteden aan die onderwerpen waarop hun kennis en kunde mogelijk wat achterblijft (Terleth, 2005). Nu lijkt het erop dat veel tandartsen zich in hun bij- en nascholing vooral richten op klinische onderwerpen waar zij al de nodige kennis en kunde van hebben (verdieping) en minder op het op- en aanvullen van eventuele lacunes in kennis en kunde (verbreding). Het is voor tandartsen echter lastig om vast te (laten) stellen op welke deelterreinen van de tandheelkunde bij- en nascholing voor hen nodig zou kunnen zijn, omdat het ontbreekt aan bruikbare instrumenten. De ontwikkeling, het beschikbaar stellen en het onderhouden van dergelijke instrumenten verdient aanbeveling. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een relatief eenvoudige (zelf)toets, aan de hand waarvan tandartsen op een algemeen niveau hun lacunes in kennis en kunde kunnen opsporen (Aly et al, 2003). Tot slot Gezien de ontwikkelingen in de gezondheidszorg en het feit dat sommige tandartsen te weinig of te eenzijdig bijen nascholing volgen, zou het voor de tandheelkunde van Tabel 3. Multivariate relaties tussen de mening van tandartsen over verplichte accreditatie op het gebied van bij- en nascholing en enkele algemene en beroepsspecifieke kenmerken. B s.e. Wald Exp(B) Sign. Constante -9,214 1,737 0,000 (Positieve) houding over bij- en nascholing 0,217 0,042 26,800 1,243 0,000 Kwaliteitsbewaking middels keurmerk is belangrijk # 1,081 0,384 7,911 2,948 0,005 Aantal uren per maand lezen vakliteratuur 0,121 0,043 7,750 1,128 0,005 n = 183 Nagelkerke pseudo R 2 =,396 # dummy variabele (wel versus niet) 349

belang zijn dat er een minder vrijblijvend regime komt voor de deelname aan bij- en nascholing. Door een belangrijk deel van de tandartsen wordt dit onderkend en ook binnen de NMT is dit het geval. Met de geplande invoering van een kwaliteitsregister voor tandartsen heeft men hiertoe een belangrijke stap gezet (Gosselink, 2006). Weliswaar heeft dit register nog geen verplichtend karakter, maar de eisen die worden gesteld aan tandartsen om hierin te worden opgenomen en het openbare karakter ervan, vormen voor hen op zijn minst een serieuze stimulans om met regelmaat deel te nemen aan bij- en nascholing. Literatuur > Aly M, Willems G, Carels C, Elen J. Instructional multimedia programs for self-directed learning in undergraduate and postgraduate training in orthodontics. Eur J Dent Educ 2003; 7: 20-26. > Best HA, Eaton KA, Plasschaert A et al. Continuing professional development global perspectives: synopsis of a workshop held during the International Association of Dental Research meeting in Gothenburg, Sweden, 2003. Part 2: regulatory and accreditation systems and evidence for improving the performance of the dental team. Eur J Dent Educ 2005; 9: 66-72. > Boer JCL den, Dam BAFM van. In KWIS geregistreerde bij- en nascholingsactiviteiten in 2003. Ned Tandartsenblad 2005; 60(6): 50-51. > Boer JCL den, Bruers JJM, Vos N. Deelname KWIS-cursussen in 2003 en 2004. Ned Tandartsenblad 2006; 61(10): 30-33. > Bruers JJM. Zorgverlening door tandartsen: Studie naar tandartsvariaties in verleende zorg. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen, 2004. > Bruers JJM, Zeegers GLAM. The Data Stations project of the Dutch Dental Association. Adv Dent Res 2005; 18: 50-52. > Bullock A, Firmstone V, Fielding A, Frame J, Thomas D, Belfield C. Participation of UK dentists in continuing professional development. Br Dent J 2003; 194: 47-51. > Davis MH, Pitts NB. Topics for general dental practitioner continuing education: survey of Scottish views. Eur J Prosthodont Restor Dent 1994; 3: 23-25. > Gosselink KJ. Kwaliteit tandarts beter aantoonbaar met KWIS. Nederlands Tandartsenblad 2001; 56(22): 1044-1045. > Gosselink KJ. Komst kwaliteitsregister breed toegejuicht. Ned Tandartsenblad 2006; 61(1): 10-11. > Hobma SO, Dalhuijsen J. Engels Y. Onze (her)registratie en accreditering in internationaal perspectief. Tijd voor een herziening? Huisarts Wet 2004; 47: 279-283. > Ireland RS, Palmer NO, Bickley SR. A survey of general dental practitioners postgraduate education activity and demand for extended modular postgraduate programmes. Br Dent J 1999; 187: 502-506. > Peck C, McCall M, McLaren B, Rotem T. Continuing medical education and continuing professional development: international comparisons. Br Med J 2000; 320: 432-435. > Perrild H, Gaillard R, Elte JW, Bouillon R. Continuous medical education in endocrinology in Europe. A 1999 European Board of Endocrinology survey. Eur J Endocrinol 2000; 142: 326-329. > Plasschaert AM. Leren levenslang te leren. Ned Tijdschr Tandheelkd 2004; 111: 361 364. > Rossum GMJM van, Bruers JJM. Opinies over bij- en nascholing binnen de tandheelkunde. Ned Tandartsenblad 1993; 48: 652-654. > Schleyer TK, Dodell D. Continuing dental education requirements for relicensure in the United States. J Am Dent Assoc 2005; 136: 1450-1456. > Terleth C. Nascholen volgens het sjoelbaksysteem: eenvoudige rekenregels stimuleren veelzijdigheid. Med Contact 2005; 60: 1788-1791. > Wees PJ van der, Hendriks EJM, Veldhuizen RJ. Quality assurance in the Netherlands: from development to implementation and evaluation. Ned Tijdschr Fysiotherapie 2003; 113(s): 3-6. Summary Dentists on dental education In support of its quality policy, the Dutch Dental Association (NMT) has undertaken a survey to examine dentists views on continuing education, accreditation, and their postgraduate course attendance. In December 2004 a written questionnaire was sent to a sample of 710 dentists, of whom 504 (71%) responded. The data were analysed using SPSS. Most dentists (93%) attended one or more courses since January 2003. They tend to concentrate on a few subjects, mainly on clinical procedures. About half (45%) of the respondents are in favour of continuing education accreditation for dentists. Compared to opponents, supporters are more positive about continuing education in general and spend more time reading specialist literature. Furthermore, the greater part of dentists indicates that it is important to have some kind of quality mark for postgraduate courses. Bron J.C.L. den Boer, J.J.M. Bruers, B.A.F.M. van Dam Uit de afdeling Kwaliteit & Onderzoek van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) in Nieuwegein Datum van acceptatie: 24 mei 2006 Adres: J.C.L. den Boer, postbus 2000, 3430 CA Nieuwegein jboer@nmt.nl 350