Samenwerkingsovereenkomst GebiedsGerichte Aanpak Verkeer en Vervoer Regio Hart van Brabant Periode januari 2014 december 2017 Pagina 1 van 10
Samenwerkingsovereenkomst gebiedsgerichte aanpak Verkeer en vervoer regio Hart van Brabant (GGA). De ondergetekenden: 1. De gemeente Dongen, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen van., rechtsgeldig vertegenwoordigd door A.H.W. van Beek, hierna te noemen: gemeente Dongen. 2. De gemeente Gilze en Rijen, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen van, rechtsgeldig vertegenwoordigd door W.H. Starreveld, hierna te noemen: gemeente Gilze en Rijen. 3. De gemeente Goirle, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle van., rechtsgeldig vertegenwoordigd door J. van Groenendaal, hierna te noemen: gemeente Goirle. 4. De gemeente Hilvarenbeek, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek van., rechtsgeldig vertegenwoordigd door J.A.G. van Doormaal, hierna te noemen: gemeente Hilvarenbeek. 5. De gemeente Loon op Zand, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand van, rechtsgeldig vertegenwoordigd door G. Bruijniks, hierna te noemen: gemeente Loon op Zand. 6. De gemeente Oisterwijk, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk van.., rechtsgeldig vertegenwoordigd door J.C.A.M. Wagenmakers, hierna te noemen: gemeente Oisterwijk. 7. De gemeente Tilburg, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, 2
handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg van, rechtsgeldig vertegenwoordigd door R.G.J. Lauwerier, hierna te noemen: gemeente Tilburg. 8. De gemeente Waalwijk, dan wel voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, handelende ingevolge het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk van, rechtsgeldig vertegenwoordigd door J. van Groos, hierna te noemen: gemeente Waalwijk. 9. De provincie Noord-Brabant, rechtsgeldig vertegenwoordigd door R.A.C. van Heugten, gemachtigd door de commissaris van de Koning d.d.. handelende ten uitvoering van het besluit van gedeputeerde staten d.d.., hierna te noemen: de provincie. 10. De minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze de directeur Netwerk Management van Zuid-Nederland van het Directoraat-Generaal van de Rijkswaterstaat, L.A.J. Smit, of, H.L. Buchholtz. 11. De politie eenheid Zeeland - West - Brabant, district Hart van Brabant, rechtsgeldig vertegenwoordigd door R. van Heijningen, hierna te noemen: politie. Hierna gezamenlijk te noemen: partijen. 3
Overwegende: a. dat de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft vastgesteld en dat de provincie de essentiële onderdelen hiervan in acht dient te nemen in het Provinciale Verkeers- en VervoersPlan (PVVP) als bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer; b. dat de provincie, gelet op de Planwet Verkeer en Vervoer, voor haar grondgebied een PVVP moet opstellen, op grond waarvan de essentiële onderdelen hun doorwerking dienen te krijgen naar het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeenten in de provincie; c. dat de provincie in het PVVP heeft aangegeven uitvoering van (inter-) gemeentelijke en regionale projecten, passend binnen het PVVP, alsmede projecten binnen de regionale beleidsagenda zoals die door het bestuurlijk overleg is vastgesteld, te stimuleren en te faciliteren middels toepassing van de geldende provinciale subsidieregeling op het gebied van verkeer en vervoer; d. dat de gemeenten, gelet op de Planwet Verkeer en Vervoer, zorg dragen voor het zichtbaar voeren van een samenhangend en uitvoeringsgericht verkeers- en vervoersbeleid, dat richting geeft aan de door de raad en het college te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. De gemeenteraad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders neemt hierbij de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan en van het provinciale verkeers- en vervoerplan in acht en houdt rekening met het beleid van naburige gemeenten; e. dat het, gelet op art. 12 van de Planwet Verkeer en Vervoer, wenselijk is dat partijen gebiedsgericht samenwerken bij de beleids- en planvorming en bij de uitvoering van het beleid op het gebied van verkeer en vervoer, zoals bij de concretisering en uitvoering van het PVVP; f. dat partijen met deze overeenkomst de intentie uitspreken om de geformuleerde inspanningsverplichtingen na te komen, voor zover deze de betrokkenen betreffen; g. dat de (centrum)gemeente Tilburg behalve aan deze samenwerking ook deelneemt aan het gezamenlijke overleg van de grote Brabantse steden (B5) met de provincie en dat deze gemeente een schakelfunctie vervult tussen beide overlegvormen; h. dat de staat deelneemt aan de samenwerking als de beheerder van rijksinfrastructuur; met als belangrijkste doel om middels informatieuitwisseling over infrastructuurprojecten en afstemming van beheeractiviteiten met de regionale partners te komen tot een verbetering van de doorstroming, veiligheid en leefbaarheid op het totale wegennetwerk; 4
i. dat de politie deelneemt als adviseur en handhavende instantie, op basis van ongevalanalyses en in afstemming met wegbeheerders; j. dat het wenselijk is om in deze overeenkomst, uitgaande van de eigen verantwoordelijkheid van partijen ten aanzien van verkeer en vervoer, meerjarige afspraken te maken over gebiedsgerichte samenwerking teneinde te komen tot uitvoering van de regionale beleidsagenda en het PVVP door middel van infrastructurele en niet-infrastructurele projecten; k. dat bij de uitwerking van de gebiedsgerichte samenwerking nadrukkelijk de samenwerking wordt gezocht en indien mogelijk aangegaan met de andere O's (naast overheid, ondernemers, onderwijs en (maatschappelijke) organisaties); l. dat bij planvorming en projectuitwerking een integrale aanpak wordt nagestreefd met de andere beleidsvelden in het fysiek domein (ruimtelijke ordening, milieu, economie). 5
Partijen komen het volgende overeen: 1. Doel van de samenwerking 1.1 Partijen komen overeen om gedurende de duur van deze overeenkomst samen te werken om in de regio het provinciale en gemeentelijke verkeers- en vervoerbeleid tegen de achtergrond van de regionale beleidsagenda verkeer en vervoer ten uitvoer te brengen door het realiseren van lokale en regionale projecten, die op een evenwichtige wijze bijdragen aan de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de regio. Deze samenwerking geschiedt op basis van gelijkwaardigheid en wordt gekenmerkt door een lichte vorm van samenwerken, zoals bedoeld in het PVVP. 1.2 Partijen brengen bij de uitvoering van het provinciale en gemeentelijke verkeers- en vervoerbeleid als bedoeld in het eerste lid nadrukkelijk een koppeling aan tussen verkeer en vervoer en de gewenste ruimtelijkeconomische ontwikkeling van de regio, waarbij rekening wordt gehouden met relevante aspecten van ruimtelijke ordening, economie, milieu en natuur. 2. Organisatie 2.1 Ten behoeve van de samenwerking organiseren partijen een bestuurlijk overleg in de vorm van het zogenaamde portefeuillehoudersoverleg verkeer en vervoer GGA Hart van Brabant en een ambtelijk overleg, en trekken partijen ten behoeve van de procesfacilitering een externe GGA-coördinator aan. 2.2 De gemeente Tilburg draagt als centrumgemeente zorg voor de formele inhuur en facilitering van de externe GGA-coördinator. 2.3 Het portefeuillehoudersoverleg verkeer en vervoer sluit aan bij de overlegstructuur Hart van Brabant. Het portefeuillehoudersoverleg is verantwoordelijk voor activiteiten en projecten die in het kader van de GGAsamenwerking worden voorbereid en uitgevoerd. Het portefeuillehoudersoverleg is samengesteld uit de bestuurlijke vertegenwoordigers van de samenwerkende partners. 2.4 Het ambtelijk overleg vormt een ambtelijke afspiegeling van het bestuurlijk overleg en bereidt de activiteiten en projecten voor, alsmede de bestuurlijke besluitvorming. Voor de voorbereiding en de begeleiding van de uitvoering van projecten richt het ambtelijk overleg projectgroepen in waarbij maatschappelijke organisaties betrokken kunnen worden. 2.5 De externe GGA-coördinator is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en organisatorische voorbereiding van de vergaderingen van het bestuurlijke- en ambtelijke overleg, alsmede voor het opstellen en bewaken van planningen en afspraken. 2.6 De externe GGA-coördinator en de provinciale regiocoördinator zijn samen verantwoordelijk voor de facilitering van het bestuurlijke en ambtelijke proces van voorbereiding en uitvoering. 3. Proces 3.1 Als basis voor de samenwerking dient het PVVP en de mede daarvan afgeleide regionale beleidsagenda verkeer en vervoer. De regionale beleidsagenda wordt door het bestuurlijk overleg periodiek geactualiseerd. 3.2 In de regionale beleidsagenda vindt een consequente doorvertaling plaats van strategie naar tactische en operationele keuzes. Dit betekent dat de agenda 6
vertrekt vanuit gezamenlijke ambities voor het verkeer- en vervoersysteem voor de langere termijn en dat deze worden doorvertaald naar een focus op de belangrijkste opgaven en bijbehorende prioriteiten in acties en projecten. 3.3 Het bestuurlijk overleg stelt jaarlijks, als uitwerking van de regionale beleidsagenda, dé GGA-agenda vast. De GGA-agenda is opgebouwd uit vier deelagenda's met projecten. Deze vier deelagenda's zijn: de toekomstagenda, de lobbyagenda, de afstemmingsagenda en de uitvoeringsagenda. 3.4 Onderdeel van de uitvoeringsagenda is het jaarlijks op te stellen Regionaal Uitvoerings Programma (RUP). Dit uitvoeringsprogramma bestaat uit lokale en regionale infra projecten en mensgerichte maatregelen die bijdragen aan de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de regio. 3.5 Het bestuurlijk overleg stelt jaarlijks een werkplan op, waarin naast werkafspraken ook de personele en financiële inzet van de partijen wordt vastgelegd. 4. Financiën 4.1 De lokale en regionale projecten worden gefinancierd uit gemeentelijke en provinciale middelen. 4.2 Voor de realisering van projecten stelt de provincie cofinanciering beschikbaar. De verdeling van deze middelen geschiedt op basis van de geldende subsidieregeling verkeer en vervoer. 4.3 Naast het beschikbaar stellen van gemeentelijke middelen om lokale projecten te financieren, brengen gemeenten voor de financiering van regionale projecten eigen middelen bijeen in het Regionaal Activiteitenfonds Verkeer en Vervoer (RAVV) door middel van een bijdrage van 0,25 euro per inwoner per jaar (jaarlijks te indexeren op basis van de meicirculaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken met als basisjaar 2013). Het RAVV wordt ondergebracht bij de gemeente Tilburg. Het RAVV-budget wordt beheerd door de voorzitter van het bestuurlijk overleg en deze legt daarover jaarlijks verantwoording af. 4.4 De gemeenten vergoeden naar rato van het eigen inwoneraantal de kosten voor inhuur en huisvesting van de externe GGA-coördinator. De provincie voegt hier een bedrag aan toe ter bekostiging van de externe GGAcoördinator, te weten jaarlijks 20% van de totale kosten met een maximum van 20.000 exclusief BTW. 5. Duur van de overeenkomst Deze overeenkomst treedt, na de ondertekening door partijen, in werking op 1 januari 2014 en eindigt op 31 december 2017. Partijen treden uiterlijk 10 maanden voor de laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van deze overeenkomst. De uitvoering van de overeenkomst wordt voorafgaand aan een mogelijke verlenging door partijen geëvalueerd. Het bestuurlijk overleg stelt in het derde jaar van de samenwerking de evaluatie vast. 6. Wijzigingen en onvoorziene omstandigheden 6.1 Indien zich omstandigheden voordoen die bij het aangaan van deze overeenkomst niet waren voorzien en die een ongewijzigde voortzetting van deze overeenkomst niet rechtvaardigen zullen partijen in overleg treden over wijziging van deze overeenkomst. Partijen zullen overleg plegen, gericht op het bereiken van overeenstemming, om een vervangende regeling te treffen, waarop aan een zodanige wijze inhoud wordt gegeven dat de strekking van 7
het desbetreffende voorschrift van deze overeenkomst zoveel mogelijk in stand blijft. 6.2 Deze overeenkomst kan alleen met instemming van alle partijen worden gewijzigd. 6.3 Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken de overeenkomst te wijzigen. Partijen treden binnen vier weken na een dergelijk verzoek in overleg over de voorgetelde wijziging van de overeenkomst. 6.4 De wijziging van deze overeenkomst behoeft schriftelijke toestemming van alle partijen. In voorkomende gevallen wordt de wijziging en de verklaring van toestemming in afschrift als bijlage aan deze overeenkomst gehecht. 7. Geschillen 7.1 Een verschil van inzicht tussen partijen over de toepassing van (de voorschriften c.q. nadere afspraak van) deze overeenkomst zal zoveel mogelijk door middel van goed overleg tot een oplossing worden gebracht. 7.2 In het geval gemeenten en/of provincie desondanks niet tot een oplossing kunnen komen, zal het geschil worden voorgelegd aan door partijen te benoemen adviseurs ten behoeve van een bindend advies. In dat geval benoemen partijen gezamenlijk drie adviseurs. Bij gebrek aan overeenstemming zal elke partij afzonderlijk een adviseur benoemen die gezamenlijk drie adviseurs zullen benoemen die het ontstane geschil door een bindend advies zullen beslechten. 7.3 Voor wat betreft de staat worden met deze samenwerkingsovereenkomst geen in rechte afdwingbare rechten en verplichtingen in het leven geroepen. 8
Aldus overeengekomen in Hart van Brabant portefeuillehoudersoverleg verkeer en vervoer d.d. 27 november 2013 De gemeente Dongen, namens deze portefeuillehouder A.W.H. van Beek. De gemeente Gilze en Rijen, namens deze portefeuillehouder W.H. Starreveld. De gemeente Goirle, namens deze portefeuillehouder J. van Groenendaal. De gemeente Hilvarenbeek, namens deze portefeuillehouder J. A.G. van Doormaal. De gemeente Loon op Zand, namens deze portefeuillehouder G. Bruijniks. De gemeente Oisterwijk, namens deze portefeuillehouder J.C.A.M. Wagenmakers. De gemeente Tilburg, namens deze portefeuillehouder R.G.J. Lauwerier. 9
De gemeente Waalwijk, namens deze portefeuillehouder J. van Groos. De provincie Noord-Brabant, namens deze, lid Gedeputeerde Staten Provincie Noord-Brabant, R.A.C. van Heugten. De Minister van infrastructuur en milieu, namens deze de directeur Netwerk Management van Zuid-Nederland van het Directoraat-Generaal van de Rijkswaterstaat, L.A.J. Smit, of, H.L. Buchholtz. Politie eenheid Zeeland - West - Brabant, district Hart van Brabant, namens deze portefeuillehouder R. van Heijningen. 10