1 Afdeling Vergunningverlening Aan: Albucon BV T.a.v. de heer J. Ruizendaal Postbus 2123 3700 CC Zeist Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2583306 Fax 030-2582990 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 7 juli 2008 Team Bodemsanering Nummer 2008INT225994 Referentie E. Bootsma Uw brief van - Doorkiesnummer 030 258 2056 Uw nummer - Faxnummer 030 258 2990 Bijlage - E-mailadres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking saneringsplan Schoudermantel 15 te Bunnik, code UT0312/00557 Geachte heer Ruizendaal, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 29 mei 2008 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Albucon BV. Ten behoeve van de aanleg van een riolering is er op de onderhavige locatie grond vrijgekomen en in depot gezet. Tijdens een keuring van de grond in het depot is naar voren gekomen dat deze grond ernstig verontreinigd is met asbest. Op grond van de onderzoeksresultaten merken wij dit gronddepot aan als bodem in de zin van artikel 1 van de Wbb. De melder is voornemens het ernstig verontreinigde gronddepot ter plaatse van de percelen gelegen aan de Schoudermantel 15 in Bunnik te saneren dan wel handelingen te verrichten als gevolg waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. Bij deze melding is een saneringsplan bijgevoegd. De kadastrale percelen waarop het gronddepot aanwezig is en waar verontreiniging is aangetoond, zijn: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Bunnik A 6165 Bunnik A 6296 De saneringslocatie is aangegeven op de kaart in hoofdstuk 10 van deze beschikking op basis van de interventiewaarde contour van de grondverontreiniging.
2 2 Beschikking Het saneringsplan hebben wij aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen getoetst. Aan de hand van deze beoordeling besluiten wij het volgende. Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging met asbest als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb. Gelet op het huidige of het toekomstige gebruik van deze ernstige verontreinigde bodem is er geen sprake van zodanige risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van de verontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is. Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met het saneringplan. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 5 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden. 3 Inspraak Bij de voorbereiding van deze beschikking hebben wij met toepassing van artikel 6.1 lid 3 van de Provinciale milieuverordening Utrecht, afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). We hebben dan ook geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. Van deze beschikking wordt een publicatie gedaan in een plaatselijke huis-aan-huis blad. 4 Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten Het volgende rapport ligt ten grondslag aan deze beschikking: Saneringsplan Schoudermantel 15 Bunnik, door P&J Milieuservices B.V., referentie: 0755203F, 21 mei 2008 4.2 Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb). Op de locatie is een ernstig verontreinigd depot met asbest aanwezig. Het depot met de ernstig verontreinigde grond heeft een omvang van circa 750 m 3. In dit geval blijkt voor asbest de gemiddelde concentratie gemeten in het depot de hiervoor vastgestelde gewogen interventiewaarde voor asbest van 100 mg/kg ds te zijn overschreden. Er is derhalve sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
3 4.3 Risicobeoordeling, spoedeisendheid en saneringstijdstip Het toetsingskader voor de risicobeoordeling is vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2006 van 1 mei 2006 (Stcrt.2006, 83). De standaard en locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreiniging al dan niet onaanvaardbare risico s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van het onderhavige perceel. De risico s voor asbest worden bepaald aan de hand van het Milieuhygiënisch Saneringscriterium Bodem (Protocol Asbest) dat in 2004 door VROM is vastgesteld. De asbestverontreiniging valt in de categorie Meer kans op risico s. Omdat de asbest hechtgebonden is, is er geen sprake van onaanvaardbare risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van de verontreiniging. 5 Saneringsdoelstelling 5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken; de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan moet voldoen. 5.2 Immobiele verontreiniging De huidige en de toekomstige gebruiksfunctie van de onderhavige saneringslocatie is industrie. De saneringsmaatregel bestaat uit het zeven van het depot waar het asbest in is aangetroffen. De grond wordt gezeefd met een zeefdiameter van 30 mm. De fijne en grove zeeffractie worden van elkaar gescheiden en in twee depots gezet. Indien er door de aanwezigheid van klei een relatief grote hoeveelheid grond naar de grove fractie gaat, wordt aanvullend handpicking gedaan van de grove fractie. Als het depot met de grove fractie bestaat uit een geringe hoeveelheid grond (< 10%), zal de grove fractie direct afgevoerd worden naar een erkende verwerker (grondreiniger of stortplaats). Als terugsaneerwaarde wordt de gewogen interventiewaarde voor het gehalte aan asbest in grond aangehouden (< 100 mg/kg ds). Indien de fijne fractie in depot na bemonstering een gehalte asbest bevat onder de interventiewaarde (< 100 mg/kg d.s.), vindt er vervolgens een keuring plaats conform de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit om de hergebruiksmogelijkheden te bepalen. Indien in het depot een gehalte asbest boven de interventiewaarde wordt aangetroffen zal in overleg worden getreden met de opdrachtgever en het bevoegd gezag. Mogelijk zal het depot nog een keer gezeefd moeten worden met een kleinere zeefdiameter. Een andere optie is de grond alsnog in zijn geheel afvoeren naar een erkend verwerker.
4 Tijdens de sanering dient een veiligheids- en gezondheidplan aanwezig te zijn, waar in omschreven staat onder welke veiligheidsklasse gewerkt moet worden, welke persoonlijk beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn en welke andere aanvullende maatregelen dienen te worden genomen. De milieukundig begeleider zal het zeefresultaat eerst zintuiglijk en aansluitend door controlebemonstering verifiëren conform hoofdstuk 9 van de NEN 5707. Na afloop van de sanering zal de bodem onder het depot uitgekeurd worden op de aanwezigheid van asbest. 5.3 Nazorg en gebruiksbeperkingen (globaal) Na sanering van het depot bestaat de kans dat onder de reeds aangebrachte asfaltlaag ernstig verontreinigde grond op de genoemde kadastrale percelen nrs. 6165 en 6296 achterblijft. De gehele locatie Schoudermantel 15 geldt dan ook als asbestverdacht. De eventuele verontreiniging is afgedekt met een asfaltlaag. Derhalve zijn er geen milieuhygiënische risico s meer aanwezig op het perceel. De asfaltverharding dient in stand te worden gehouden. Indien in de toekomst graafwerkzaamheden plaats gaan vinden op of in de bodem dient er rekening mee gehouden te worden dat er een ernstige restverontreiniging is achtergebleven in de bodem. Conclusie Het saneringsplan voldoet, met in achtneming van hetgeen aanvullend in deze beschikking is opgenomen, aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld. 6 Saneringsuitvoering De sanering wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); het SIKB protocol 7001: Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden; De onderzoeken, de uitvoering van de sanering en de milieukundige begeleiding als bedoeld in deze beschikking dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. 7 Melding start en wijzigingen saneringswerkzaamheden In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de bodemsanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: schriftelijk: Gedeputeerde Staten van Utrecht, team Bodem, Water en Natuur, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of per fax: via de fax van het team Bodem, Water en Natuur, 030-258 2121 of per e-mail: handhavingbodem@provincie-utrecht.nl.
5 Tevens dient u bij deze melding de volgende gegevens aan te leveren: geplande einddatum van de sanering; de naam van de aannemer die de saneringswerkzaamheden gaat uitvoeren; de naam van het bureau en de persoon die de saneringswerkzaamheden milieukundig begeleidt. Indien u vooraf of tijdens de werkzaamheden wilt of moet afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons direct hiervan op de hoogte te stellen. Ook dit dient u te doen bij het team Bodem, Water en Natuur, via één van bovengenoemde mogelijkheden. Daarnaast attenderen wij u erop, dat bij onvoorziene omstandigheden tijdens de uitvoering van de sanering, met ons overlegd dient te worden. 8 Opslag en aan- en afvoer van grond De tijdelijke opslag van verontreinigde grond dient minimaal te voldoen aan de volgende eisen: Het is niet toegestaan een depot voor de opslag van bij de sanering vrijkomend materiaal in werking te hebben na het beëindigen van de grondsanering. Het is niet toegestaan partijen verontreinigde grond van verschillende kwaliteit en samenstelling te mengen. Partijen verontreinigde grond dienen naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen te worden opgeslagen. Tussen deze deelpartijen dient een afstand van ten minste één meter te worden aangehouden of een fysieke scheidingswand te worden aangebracht. Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal dient uiterlijk vier werkweken na het vrijkomen afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. 9 Milieukundig begeleiding De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding: BRL SIKB 6000 van de SIKB; het VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden van de SIKB; De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de provincie Utrecht. U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. Het verslag kan worden gezonden aan de provincie Utrecht, afdeling Vergunningverlening, team Bodemsanering, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 10 Kadastrale inschrijving Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college een afschrift van dit besluit, met een kaart van het perceel waarop dit besluit betrekking heeft, ter inschrijving aanbieden aan de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Het besluit wordt ingeschreven op basis van de interventiewaardecontour van de verontreiniging in de grond. Deze contour is weergegeven op onderstaande kadastrale tekening. De te registreren kadastrale percelen zijn:
6 Gemeente Sectie Nummer Grootte perceel Code Bunnik A 6296 KW Bunnik A 6165 KW Sterk verontreinigd depot Sterk verontreinigd depot (perceelsgedeelte) 11 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 145,- voor een natuurlijk persoon en 288,- voor een rechtspersoon.
7 Onder vermelding van de code UT0312/00557 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij het team Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: 030-2583306. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, mr. D.A.E. van Egmond-Bleumink afdelingsmanager Vergunningverlening Een kopie van deze brief is verzonden naar: - P&J Milieuservices B.V., t.a.v. de heer D.H. Van Vulpen, Postbus 1069, 3860 BB Nijkerk - Kadaster team WKPB, Postbus 9015, 6800 DT Arnhem - Gemeente Bunnik, afd. VROM, Postbus 5, 3980 CA Bunnik - Milieudienst Zuidoost Utrecht, t.a.v. de heer H.P. Bruggink, Postbus 461, 3700 AL Zeist
8 Verklaring van eensluidendheid Ondergetekende, Dina Aleida Euphemia van Egmond, afdelingsmanager van de afdeling Vergunningverlening van de provincie Utrecht, Pythagoraslaan 101, 3584 BB Utrecht, verklaart dat dit afschrift eensluidend is met het ter inschrijving aangeboden stuk. Utrecht, 7 juli 2008 mr. D.A.E. van Egmond-Bleumink afdelingsmanager Vergunningverlening De beschikking 2008INT225994 met datum 7 juli 2008 is verstuurd op: