ONDERWERPEN MASTERPROEVEN



Vergelijkbare documenten
ONDERWERPEN MASTERPROEVEN

De rol van de sociale media in alcoholgebruik bij jongeren

Onderzoeksrapport WASDA : Wereldbeeld en Attitudes : Studie bij Digitale Adolescenten

Risicofactoren, zelfbescherming en invloed van sociale context (6 oktober 2011) Sofie Vandoninck, K.U.Leuven

Diversiteit in de Vlaamse nieuwsmedia: een longitudinale en mediavergelijkende kijk

Slotwoord Jongerenmediadag

COMMUNICATIE WETENSCHAPPEN ONDERZOEK IN MEDIA EFFECTEN MEDIA CULTUUR BEDRIJFS COMMUNICATIE MARKETING COMMUNICATIE

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

De staat van de Vlaamse nieuwsmedia. Vier jaar onderzoek van het Steunpunt Media Stefaan Walgrave en Julie De Smedt

Nieuwsmonitor 6 in de media

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

KLANTONDERZOEK. Meest risicovolle aanname Consument wil interactief nieuws tot zich nemen

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

18 december Social Media Onderzoek. MKB Nederland

Informatieblad: Opvattingen over nieuwsmedia en politiek in Nederland

Nieuwsmedia in Vlaanderen Resultaten uit de Participatiesurvey Ike Picone & Alexander Deweppe

Onderzoeksrapport MASS. Fase 1

Taal en communicatie - profielwerkstuk

Mama, mag ik op t internet?

Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken

Media en diversiteit. Doelstellingen. Focus van het onderzoek. Methodologie

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

To read or not to read

COMMUNICATIE WETENSCHAPPEN. 1ste bachelorfase

Nieuwsmonitor 10 in de media

ONLINE WEERBAARHEID. Zelfregulering en coping strategieën in relatie tot psychosociale en contextkenmerken Leen d Haenens, KU Leuven

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

9/27/06 pag. 1 FACULTES UNIVERSITAIRES NOTRE-DAME DE LA PAIX NAMUR. Cyberteens. Rapportering literatuuronderzoek Raadpleging betrokken sectoren

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Junior College EEN INITIATIEF VAN

Webinar: Wat is Social Media Monitoring?

VWEC: kritische reflectie Alex Van Leeuwen Social Media Monitoring

Effecten van embedded advertising. Vandaag. Waarom Werkt Embedded Advertising? Bewijs van effectiviteit en 3 verklaringen. Effecten van regelgeving

Onderzoek naar mediagebruik van kinderen

MEDIAWIJSHEID IN VLAANDEREN

2nd, 3th en Xth Screen

Dossier Mediacoach 2015

Mediaplan als onderdeel van het Leesplan, toegespitst op informatievaardigheden

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Healthy food ads prevent whereas ads for unhealthy food promote: time for a change? Gudrun Roose Maggie Geuens Iris Vermeir

Journal of Practicing Journalism. Research

Hoofdstuk 7 Marktonderzoek

LESMAP DATAWIJSHEID CIJFERS IN HET NIEUWS

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Het ene ongeval is het andere niet

Wetenschap bij jou in de buurt/bib

Digitale Communicatie

FACTS & FIGURES Wie raadpleegt online nieuws in Vlaanderen en... wie betaalt ervoor? Ruben Vandenplas & Ike Picone

s t u d i e Jongeren en media Jongeren en media November 2011

maatschappijwetenschappen vwo 2017-II

Rapportage. November Mediawijsheid. In opdracht van: De Issuemakers Project number: Auteur: Tim Faassen

MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1. Inleiding

Wegwijzer: Een geschikt medium kiezen

Safe surfen. Safe surfen juf Lies 1

Everyday Multiscreening. How the Simultaneous Usage of Multiple Screens Affects Information Processing and Advertising Effectiveness. C.M.

Inleiding in de Sociologie

De mediawijze adolescent

Vraagstuk: Sterk vermoeden dat de communicatie van de school niet meer bij de cursisten doelgroep past en verbeterd kan worden.

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

5,7. Samenvatting door D. 959 woorden 31 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Profiel van informatiezoekers

A. MISSIE MEDIATRAINING B. VISIE MEDIATRAINING. GO! middenschool MIRA Loystraat Hamme

Vragenlijst voor bloglezers

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Resultaten Nieuwsbehoeften 2015

How to present online information to older cancer patients N. Bol

De houding van de belgen tegenover reclame en media in 2015

ONDERWERPEN MASTERPROEVEN

EU Kids Online onderzoek internetgebruik en -vaardigheden, en online risico s bij 9- tot 16-jarigen

STEUNPUNT MEDIA: Lopend onderzoek

Presentatie Irena Petric

Waar ik (niet) van hou

Over- of onderrapportering bij onderzoek naar internetrisico s

Students Voices (verkorte versie)

Sociale Media & Onderwijs The future is now invissible

DOELSTELLINGEN EN VOET VAN COUDENBERG TOT KUNSTBERG

Standpunt rapport in het basisonderwijs PBD Basisonderwijs (september 2015)

Wifi is wijs jong! #indebanvanverbinding

1. Effectiviteittest lesmateriaal. Effectiviteittest lesmateriaal onder 84 kinderen

Mediacontext: thematische congruentie tussen context/advertentie en het effect op reclameverwerking in magazines

Cyberpesten Van probleem naar oplossing. Prof. Dr. Heidi Vandebosch Universiteit Antwerpen, Friendly ATTAC E- mail:

Communication in Times of Crisis. The Interplay Between the Organization, News Media, and the Public G.L.A. van der Meer

vrijstellingen journalistiek 2014/2015

The New News Consumer Bevindingen survey

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Marketing & Research Multi Media Impact Barometer (Multi-MIB) reclame-impact diverse media Insites Consulting posttest 300 respondenten,

HOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies

Behorende bij het proefschrift How Politics Becomes News and News Becomes Politics geschreven

RICHTLIJNEN VOOR HET GEBRUIK VAN SOCIAL MEDIA

Draaiboek mini-burgerkabinet

onderzoek ontwerp realisatie implementatie

Clear Channel Hillenaar Informatie media Subtitel hoofdstuk. Studi s

The Future of Advertising. Dinsdag 8 september 2015

TV reclame creëert sterke en blijvende emotionele banden met het merk

Resultaten eerste peiling digitaal burgerpanel Externe communicatiemiddelen gemeente Oirschot. Januari 2015

Transcriptie:

ONDERWERPEN MASTERPROEVEN COMWET 2012-2013

LIJST MASTERPROEVEN COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN 2 0 12 2 0 13 ALFABETISCHE LIJST PROMOTOREN Dr. Kathleen Beullens Prof. Dr. D HAENENS, Leen Assessoren: Anna Van Cauwenberge Hanne Vandenberghe Sofie Van Doninck Willem Joris Prof. Dr. DE COCK, Rozane Prof. Dr. DE GROOFF, Dirk Prof. Dr. DE MEYER, Gust Assessoren: Wannes Ribbens Prof. Dr. EGGERMONT, Steven Assessoren: Ine Beyens Eline Frison Laura Vandenbosch Dr. ENGELEN, Leen Dr. GEERTS, David Prof. Dr. HESLING, Willem Assessor: Tom Vercruysse Prof. KOEMAN, Joyce Dr. LEFÈVRE, Pascale Dr. OPGENHAFFEN, Michaël Prof. Dr. ROE, Keith Assessor: Anne Dickmeis Prof. Dr. Tim Smits Assessor:Natalie Van Hemelen Prof. Dr. VAN DEN BULCK, Jan Assessoren: Kathleen Custers Astrid Dirikx Liese Exelmans Prof. Dr. VAN GORP, Baldwin Dr. VANDEWINKEL ROEL Dr. ZAMAN, Bieke

BEULLENS, KATHLEEN kathleen.beullens@soc.kuleuven.be 1. Het verband tussen mediagebruik (videogames, actiefilms, muziekvideo s) en risicogedrag in het verkeer: kwantitatieve survey bij jongeren/adolescenten Het is bij dit project de bedoeling dat 3 studenten samen 1 vragenlijst gaan afnemen en vervolgens elk een deelthema bestuderen in hun masterproef (bvb. effecten van videogames, televisie, focus op beloningsgevoeligheid, positive affect ). 2. Hoe zoeken mensen naar informatie over kanker en welke effect heeft deze informatie? 3 studenten zullen voor dit thema ingeschakeld worden in een lopend onderzoek van de School voor Massacommunicatieresearch. De vragenlijst (websurvey) van dit onderzoek is reeds volledig samengesteld. Van de studenten wordt verwacht dat ze mee helpen aan de dataverzameling (zorgen voor een voldoende respons van (ex)-kankerpatiënten en het algemene publiek op de websurvey). De data voor dit project worden in het eerste semester verzameld. Vervolgens kan elk van de studenten een deelthema uit de vragenlijst kiezen en de verzamelde data gebruiken om zijn/haar onderzoeksvraag te beantwoorden. Een aantal voorbeeldvragen die aan de hand van deze survey zullen kunnen beantwoord worden zijn: Is er een verband tussen mediagebruik en de risico-inschatting mbt het krijgen van kanker?, Hoe zoeken mensen naar informatie mbt kanker?, 3. Gebruik van tabletcomputers bij kinderen van 0-6 jaar. U kan meer informatie verkrijgen over deze thema s tijdens de lessen gezondheidscommunicatie of u kan contact opnemen met mij via email. D HAENENS, LEEN leen.dhaenens@soc.kuleuven.be Te volgen procedure: voorstellen/ sollicitatiebrieven te richten naar de beoogde promotor of assessoren uitgeprint in hun postvakje in de postkamer van Communicatiewetenschappen deponeren tegen ten laatste 16 oktober (dit is 1 week voor deadline eerste ronde) en tegen ten laatste 13 november (dit is 1 week voor deadline tweede ronde). U wordt gecontacteerd per email door de promotor of de assessor ivm het verdere verloop in de week volgend op uw indiendatum. 1. Het beeld van de islam in de pers In deze masterproef wordt op basis van een reeds bestaand codeboek een bijdrage geleverd aan e een internationaal vergelijkend onderzoek naar het beeld van de Islam in de Europese pers. De bedoeling is om gelijkenissen en verschillen na te gaan tussen de pers in verschillende Europese landen. Studenten kunnen zowel Nederlandstalige media als media in andere grote Europese talen (Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans of Russisch), afhankelijk van hun talenkennis en opleidingsachtergrond, onderzoeken. Studenten kunnen in hun analyses en resultatensectie hun eigen data vergelijken met andere beschikbare data over dit onderwerp waarover we reeds beschikken. In samenspraak met de promotor wordt een binnen het bestek van een masterproef haalbaar onderzoekscorpus aan nieuwsartikelen samengesteld. Literatuurverwijzing: d Haenens, L. & Bink, S. (2007) Islam in the Dutch press with a special emphasis on the Algemeen Dagblad, Media, Culture & Society, 29(1): 135-149. (voorbeeldanalyse) Methode: combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse

2. De Vlaamse journalistieke cultuur in internationaal perspectief In het zogenaamde Worlds of Journalism -project wordt de journalistieke cultuur van journalisten in een 80-tal landen vergeleken. Masterproeven betreffen enkel het Vlaamse onderdeel van dit landenvergelijkende project en het is de bedoeling dat elke student die aan dit onderwerp meewerkt een 30-tal telefonische interviews van telkens een halfuur doet, op basis van een bestaande vragenlijst met gesloten vragen. Thema's zijn bijvoorbeeld de mate waarin journalisten kritisch kunnen of moeten staan tegenover de politieke en economische macht in de maatschappij, de mate waarin journalisten zich naar de wetten van de commercie moeten schikken, het relatieve belang van feiten en opinies,... Studenten kiezen steeds een bepaalde subgroep van journalisten die ze van naderbij bestuderen (televisiejournalisten, radiojournalisten, webjournalisten of printjournalisten), en maken de vergelijking met de beschikbare bronnen en data die reeds beschikbaar zijn over dit onderwerp. Referentie: http://www.worldsofjournalism.org (bevat veel informatie en bronnen over het internationale project waarvan dit onderzoek onderdeel is) Methode: surveyonderzoek 4 assessoren i.s.m. Leen d Haenens: Anna van Cauwenberge, Hanne VandenBerghe, Sofie Van Doninck en Willem Joris. VAN CAUWENBERGE, ANNA anna.vancauwenberge@soc.kuleuven.be 1. Nieuwsvoorziening in de regio: bieden nieuwswebsites meerwaarde op het vlak van bestuurlijk regionaal/lokaal nieuws in Nederland? (3 studenten) Lokaal nieuws blijkt nog steeds een grote groep van nieuwsgebruikers aan te spreken. Dit komt tot uiting in de waaier aan nieuwskanalen die lokaal/regionaal nieuws aanbieden. Een inventarisatie van nieuwskanalen die lokaal/regionaal nieuws brengen op het niveau van Nederlandse gemeenten (uitgevoerd door de Hogeschool Utrecht) concludeerde dat er wel veel kanalen beschikbaar zijn, maar toch weinig nieuws verspreid wordt. Dit onderzoek wil hierop voortbouwen door i.s.m. de Hogeschool Utrecht en het Stimuleringsfonds voor de Pers a.h.v. een kwantitatieve inhoudsanalyse van de geïnventariseerde nieuwswebsites na te gaan welke websites een meerwaarde bieden op het vlak van bestuurlijk regionaal/lokaal nieuws, en op welke manier ze dit doen. De resultaten worden gekaderd binnen de contextuele factoren van de nieuwssite (bijvoorbeeld type nieuwssite, eigenaar, gemeente, etc.) Methode: inhoudsanalyse van nieuwswebsites (geïnventariseerd a.h.v. voorgaand onderzoek door de Hogeschool Utrecht) 2. Verklaringen voor mobiel nieuwsmediagebruik: de rol van gratificaties en contextgebonden factoren (3 studenten) Mobiel nieuwsmediagebruik is sinds de introductie van de ipad in 2010 in een stroomversnelling geraakt. Studies tonen aan dat het gebruik van mobiele nieuwsplatformen doorheen de dag complementair is aan het gebruik van nieuwsmedia die tijd- en plaatsgebonden zijn (bijvoorbeeld vaste computers en traditionele nieuwsmedia) (Dimmick, Feaster & Hoplamazian, 2010). Dit kan er op wijzen dat mobiele nieuwsplatformen tegemoet komen aan noden van nieuwsgebruikers die niet door andere media beantwoord worden. Voorgaand onderzoek beklemtoont het belang van het toepassen van de uses & gratifications- theorie op nieuwe media (e.g. Ruggiero, 2000). Hierbij aansluitend wil dit onderzoek nagaan welke verschillende noden mobiele nieuwsplatformen beantwoorden. Naast de focus op persoonlijke factoren in het verklaren van mobiele nieuwsmedia, focust een tweede luik op de situatie-gerelateerde factoren waarbinnen mobiele nieuwsplatformen gebruikt worden. Etnografisch onderzoek wijst er op dat de situatie waarbinnen een medium gebruikt wordt uit drie componenten bestaat: geografische (de fysieke plaats waar het

mediagebruik plaatsvindt), technologische (welke technologieën zijn beschikbaar), en sociale (interpersoonlijke setting en normen) (Ito & Okabe, 2006). Dit onderzoek wil nagaan hoe deze drie situationele factoren het gebruik van mobiele nieuwsplatformen verklaren. In een derde onderzoek wordt nagegaan hoe de bovenstaand besproken persoonlijke en situationele factoren interageren in het verklaren van nieuwsmediagebruik. Methode: survey 3. Multitasking, sociale media, aandacht, en informatieverwerking (5 studenten) Uit onderzoek blijkt dat jongeren almaar minder tijd spenderen aan media die langdurige, gefocuste aandacht vragen (bijvoorbeeld kranten, boeken), terwijl sociale media die een korte aandachtsspanne vergen en de aandacht verdelen/afleiden (bijvoorbeeld in een multitaskingsetting) in toenemende mate gebruikt worden. Recente studies tonen aan dat multitasking met sociale media een negatief effect heeft op de aandacht, informatieverwerking en leerprestaties van jongeren (e.g. Kirschner & Karpinski, 2010; Junco, 2012; Levine, Waite & Bowman, 2007; Froese, Carpenter, Inman, Schooley, Barnes, Brecht & Chacon, 2012). Onderstaande masterproefonderwerpen sluiten bij dit thema aan en willen voorgaande resultaten verder uitdiepen aan de hand van een literatuurstudie, een onderzoek naar het verband tussen multi(media)tasking en aandachtstoornissen bij jongeren, en een experiment waarin het effect van multi(media)tasking op het onthouden en begrijpen van nieuws wordt nagegaan. Hieronder ressorteren de volgende titels: Het effect van nieuwe mediatechnologieën en multitasking op aandacht en leerprestaties van jongeren: een literatuurstudie (1 student) De relatie tussen multitasking, sociale media, en aandachtstoornissen bij jongeren (3 studenten) Methode: survey Het effect van multi(media)tasking op het onthouden en begrijpen van nieuws (1 student) Methode: experiment VANDENBERGHE, HANNE hanne.vandenberghe@soc.kuleuven.be 1. Diversiteit in het Vlaamse nieuwslandschap Op basis van diversiteitsindices (bronnen, actoren, frames) wordt een vergelijkende kwantitatieve inhoudsanalyse tussen verschillende Vlaamse kranten (De Tijd, De Morgen, De Standaard, Metro, Het Belang van Limburg, Gazet van Antwerpen, Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws) naar keuze opgezet en dit aan de hand van een geconstrueerde herfstweek. Mogelijk om aanvullend televisienieuws (inhoud en kijkcijfers) en online nieuws van dezelfde week te analyseren. Dit onderzoek maakt deel uit van beleidsondersteunend onderzoek in het kader van het Steunpunt Media, op initiatief van min. Lieten. Beschikbaar materiaal: papieren kranten, SPSS-bestand met krantentitels, 19 uurjournaals VRT en VTM, codeerinstrument kranten en televisie, kijkcijfers per minuut van 19 uurjournaals VRT en VTM. 2. Biedt online nieuws meer diversiteit dan de traditionele nieuwsplatformen? Een vergelijking tussen traditionele nieuwsmedia (krant of televisie) en overeenkomstige online nieuwssites op basis van twee geconstrueerde weken (lente- en herfstweek) maken. Keuze uit Het Laatste Nieuws en hln.be, Het Belang van Limburg en hbvl.be of het 19 uurjournaal op VRT en

deredactie.be. Dit onderzoek maakt deel uit van beleidsondersteunend onderzoek in het kader van het Steunpunt Media, op initiatief van min. Lieten. Beschikbaar materiaal: online nieuwsfragmenten (deredactie.be, hln.be, hbvl.be), gegevens van televisie- en krantennieuws (lenteweek). 3. Inhoudelijke verschuiving in het televisienieuws? Longitudinale studie van het commerciële en publieke Vlaamse televisienieuws (2003-2011). Analyse van de inhoudelijke evolutie van nieuwsitems van geconstrueerde lente- en herfstweken voor een periode naar keuze tussen 2003 en 2011. Dit onderzoek maakt deel uit van beleidsondersteunend onderzoek in het kader van het Steunpunt Media, op initiatief van min. Lieten. Beschikbaar materiaal: beeldmateriaal van 19-uurjournaal VTM en VRT voor periode 2003-2011, geanalyseerde nieuwsitems periode 2003-2011 (behalve sportitems), codeerinstrument om diversiteitsindices toe te passen. VAN DONINCK, SOFIE sofie.vandoninck@soc.kuleuven.be 1. Perceptie van online risico s bij 9- tot 16-jarigen (3 studenten) Vraagstelling: Naast een waaier aan leuke toepassingen en activiteiten, zit er ook een schaduwkantje aan het internet; jongeren komen soms in contact met zogenaamde online risico s. Tot nu zijn het echter vooral onderzoekers, beleidsmakers en opvoeders die bepalen wat als risicovol bestempeld wordt. In dit onderzoek laten we de jongeren zelf aan het woord, om tot een beter begrip te komen van wat zij zelf als vervelend ervaren op het internet en hoe zij daarmee omgaan. Het is hierbij belangrijk om de jongeren onbevooroordeeld te benaderen zodat ze op een ongedwongen manier kunnen aangeven welke dingen hen storen op het internet en waarom. Methode: - Focusgroepgesprekken en diepte-interviews in drie leeftijdsgroepen: 9 tot 11-jarigen, 12 tot 13-jarigen, 14 tot 16-jarigen (één student per leeftijdsgroep) - Ingebed in het EU Kids Online onderzoek; - Het is belangrijk om kinderen goed aan te voelen en hen op gepaste wijze aan te moedigen te spreken over minder leuke online ervaringen. Ervaring met kinderen (als leider/leidster in de jeugdbeweging bijvoorbeeld) is daarom aangewezen. 2. Mediawijsheid bij Vlaamse jongeren: zelfrapportering versus observatie Vraagstelling: Hoewel jongeren opgegroeid zijn met het internet, zijn jongeren niet altijd zo mediawijs als we zouden denken. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat niet alle kinderen even vlot en vaardig zijn op het internet. Vaak worden digitale vaardigheden gemeten aan de hand van zelfrapporteringsschalen. Sommige groepen zouden hun vaardigheden echter systematisch overschatten, vandaar dat het zinvol is om deze rapporteringen af te toetsen aan feitelijke observaties. We baseren ons hiervoor op het onderzoek van Van Deursen en Van Dijk (2010). Methode: - Zelfrapportering: uitwerken van een vragenlijst die de kinderen invullen voorafgaand aan de observatie; - Observatie: uitwerken van internetopdrachten die aansluiten op de aspecten die aan bod komen in de zelfrapporteringsschaal, en de kinderen observeren tijdens het uitvoeren hiervan. 3. Mediawijsheid op school: van eindterm naar concrete les Vraagstelling: Sinds 2010 is mediawijsheid geïntegreerd als vakoverschrijdende eindterm in het secundair onderwijs. Toch ervaren nog veel directies en leerkrachten moeilijkheden bij de implementatie van mediawijsheid in het onderwijscurriculum. Ook voelen sommige leerkrachten zich onzeker bij het overbrengen van digitale vaardigheden aan hun leerlingen, omdat zij zelf niet

altijd even vertrouwd zijn met de brede waaier aan online toepassingen. In dit onderzoek gaan we na hoe directies en leerkrachten de eindterm mediawijsheid in het lessenpakket verwerken, en welke drempels en moeilijkheden zij hier bij ervaren. Methode: - Diepte-interviews met directies en leerkrachten uit verschillende onderwijstypes en studierichtingen. 4. Online risico s in het BuSO: grotere kwetsbaarheid? Vraagstelling: Het internet biedt jongeren een waaier aan mogelijkheden, maar onvermijdelijk komen ze ook in contact met de minder leuke kanten van de online wereld. Enkele voorbeelden zijn: schokkende of gewelddadige inhouden, ongewenste seksueel getinte boodschappen, online pestgedrag en misbruik van persoonlijke gegevens. Eerder onderzoek toont aan dat jongeren uit het BSO-onderwijs vaker te maken krijgen met online risico s, en er zijn ook aanwijzingen dat het minder snel over zich heen kunnen zetten en er vaker een slecht gevoel aan over houden. We kunnen ons de vraag stellen of kinderen uit het BuSO ook meer moeilijkheden ervaren als het gaat om omgaan met online risico s. Methode: - Ontwikkelen van aangepaste vragenlijst voor BuSO-kinderen, op basis van het EU Kids Online onderzoek; - Kwantitatieve data-analyse (SPSS-voorkennis is vereist). JORIS, WILLEM willem.joris@soc.kuleuven.be 1. Framing in de berichtgeving over de eurocrisis Context: Vanaf 2010 nam het vertrouwen in de euro af doordat verschillende eurolanden kampen met begrotingstekorten en er sprake is van toenemende staatsschulden. Onder andere Ierland en de Zuid-Europese landen kennen momenteel grote financiële problemen. Deze lidstaten trachten op basis van drastische besparingen, en meestal met buitenlandse hulp, hun overheidsfinanciën op orde te brengen en het vertrouwen in de euro te herstellen. De grootscheepse bezuinigingen lokken felle reacties uit bij de burgers. Burgers ontvangen hun informatie over economische thema s zoals de financiële crisis grotendeels via de media. We kunnen ons bijgevolg de vraag stellen op welke wijze de berichtgeving over de eurocrisis verloopt. De wijze waarop deze berichten worden geframed oefent immers een belangrijke invloed uit op de wijze waarop de burgers over de financiële crisis zullen denken. Mogelijke invalshoeken: Vergelijking van de berichtgeving over de eurocrisis in verschillende eurolanden (mede afhankelijk van talenkennis) Vergelijking van de berichtgeving over de eurocrisis tussen populaire en kwaliteitskranten Vergelijking van de berichtgeving over de eurocrisis tussen audiovisuele en printmedia Methode: aan de hand van een bestaand codeerinstrument worden krantenartikels en/of nieuwsjournaals gecodeerd. Hieruit kunnen o.m. de toon en de gehanteerde nieuwsframes worden afgeleid. 2. Framing en inhoudsanalyse van verkiezingen In het najaar van 2012 vinden er twee belangrijke kiescampagnes plaats die het nieuws zullen bepalen. De gemeenteraadsverkiezingen in België en de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. Het maken van een keuze bij verkiezingen is meestal niet onberedeneerd en de kiezers putten hiervoor in grote mate informatie uit de nieuwsmedia. Een van de twee verkiezingen kan via communicatieonderzoek als volgt bestudeerd worden: welke actoren/partijen komen aan bod? Welke thema s worden behandeld? Zijn er verschillen merkbaar tussen de verschillende media? Welke frames worden gehanteerd? Wat is de toon van de berichtgeving?

Mogelijke invalshoeken: Framing van de Amerikaanse presidentsverkiezingen (o.b.v. Amerikaanse kranten) Framing van de gemeenteraadsverkiezingen (vb. Antwerpen of andere stad) Methode: aan de hand van een codeerinstrument worden krantenartikels en/of nieuwsjournaals gecodeerd. Hieruit kunnen onder meer de toon en de gehanteerde nieuwsframes worden afgeleid. 3. Hoe komen frames (over de eurocrisis) tot stand? Journalisten kunnen slechts over een selectie van alle gebeurtenissen berichten. Niet alle topics halen het nieuws. Ook niet alle visies en perspectieven met betrekking tot een onderwerp (bv. de eurocrisis) kunnen weergegeven worden in een nieuwsbericht. We kunnen ons daarom de vraag stellen welke onderwerpen en perspectieven geselecteerd worden. Er bestaan reeds veel onderzoeken die frames ontdekken die journalisten hebben gehanteerd. In dit onderzoek willen we echter nagaan hoe deze frames zijn ontstaan. Welke bronnen werden geselecteerd? Welke elementen hebben een invloed gehad op hen bij het schrijven van het artikel? Methode: aan de hand van een vragenlijst, interviews of via etnografisch onderzoek op een nieuwsredactie zal nagegaan worden hoe dergelijke frames zijn tot stand gekomen. DE COCK, ROZANE rozane.decock@soc.kuleuven.be 1. Problematic Internet Use (PIU)op het werk. * Kwantitatief onderzoek bij werknemers (survey), * Of kwalitatief onderzoek bij leidinggevenden Problematic Internet Use, ofgekort PIU, is een groeiend probleem in de bedrijfswereld. Uit een enquête onder managers bleek dat 33 procent van de ondervraagde bedrijven al maatregelen hadden moeten treffen in verband met problematisch internetgebruik. Sommigen hadden zelfs al werknemers moeten ontslaan om deze reden. De meest frequent gerapporteerde problemen betroffen ongepast gebruik van het e-mailsysteem (31%), het bekijken van pornosites op de bedrijfscomputers (29%), het gebruik maken van chatrooms tijdens de werkuren (14%) en het spelen van games en het surfen op internet tijdens het werk (elk 10%) (CASE & YOUNG, 2002). Uit een ander onderzoek bleek dat in 2002 ongeveer 60% van alle ondervraagde werkgevers reeds personeel had moeten berispen voor hun problematisch gebruik van internet. 30 procent had reeds personeel moeten ontslaan voor PIU in de werkomgeving (GREENFIELD & DAVIS, 2002) 2. Excessieve SNS-gebruikers: kwalitatief onderzoek Bij jongeren/jongvolwassenen of volwassenen 3. Compulsief online en offline gamen bij jongeren in Vlaanderen: profielschets obv survey In de ons omringende landen is de voorbije jaren al grootschalig onderzoek gevoerd naar gameverslaving, meestal onder de noemer compulsief computergebruik/online gamen. In ons land loopt dit onderzoek momenteel aan de KULeuven (Instituut voor Mediastudies). Samen met de onderzoekers kan je dit thema verder uitspitten. De gegevensverzameling is al gedeeltelijk rond in Vlaanderen en je kan voor je masterproef hier gebruik van maken. 4. Compulsief online en offline gamen bij jongeren in Wallonië: profielschets obv survey In de ons omringende landen is de voorbije jaren al grootschalig onderzoek gevoerd naar gameverslaving, meestal onder de noemer compulsief computergebruik/online gamen. In ons land loopt dit onderzoek momenteel aan de KULeuven (Instituut voor Mediastudies). Samen met

de onderzoekers kan je dit thema verder uitspitten. De gegevensverzameling is al grotendeels rond in Wallonië en je kan voor je masterproef hier gebruik van maken. 5. Attitude ten opzichte van radioreclame bij luisteraars in Vlaanderen Literatuurstudie en kwantitatief onderzoek bij de bevolking. 6. Inhoudsanalyse van personal ads (contactadvertenties) Print of online: Hoe stellen mensen zichzelf voor aan kandidaat-partners in slechts enkele lijntjes en wat verwachten ze van hun perfect match? Is er een typisch jargon, zijn er verschillen in verwoording naar geslacht, leeftijdscategorie, medium waarin de advertentie verschijnt,? 7. Slachtoffers in/van de pers? Kwalitatief onderzoek Aan de in 2010 aangepaste deontologische code voor journalisten zijn richtlijnen toegevoegd die specifiek ingaan op respect voor het privéleven en de belangen van slachtoffers in berichtgeving over incidenten (rampen, ongevallen, gewelddelicten, ). Met dit onderzoek wordt nagaan of slachtoffers vinden dat deze recente richtlijnen en aangepaste code toereikend zijn, hoe zij de berichtgeving over hun eigen situatie hebben ervaren (zowel de benadering door journalisten als het uiteindelijke journalistieke product) en zo meer. In de literatuur wordt ook over de landsgrenzen heen gekeken naar de aanpak in ander landen. Onderzoeksvragen zijn onder meer: Hoe ervaren slachtoffers het optreden en de wijze van nieuwsgaring van de diverse media naar aanleiding van incidenten waar zij bij betrokken zijn? Als er ontevredenheid heerst, wordt die dan geuit en zo ja, hoe en waar? Waarom formuleert men al dan niet klachten bij Slachtofferhulp of de Raad voor de Journalistiek? Zijn er drempels waaraan verholpen kan worden? Welke aanbevelingen (naar pers en slachtoffers zelf) kunnen toegevoegd worden om de toepassing van de code te verbeteren? DE GROOFF, DIRK dirk.degrooff@soc.kuleuven.be 1. De impact van het internet op de bibliotheek 2. Privacy en het gebruik van Google 3. Het gebruik van YouTube voor online marketing 4. Tablet versus papier? Een kwalitatief onderzoek naar de houding van krantenlezers t.o.v. verschillende dragers. 5. Burgerjournalistiek in Vlaamse kranten en tijdschriften: een stand van zaken. De studenten die geïnteresseerd zijn in één van de voorstellen of zelf een voorstel hebben voor een masterproef in het domein van ICT of online marketing, die komen best langs op het spreekuur. Spreekuur: elke dinsdag van 14u tot 16u. DE MEYER, GUST gust.demeyer@soc.kuleuven.be 1 assessor i.s.m. Gust De Meyer: Wannes Ribbens 1. Complexiteit van populaire cultuur en/of netwerkanalyse (cf seminarie)

2. Representatie van de realiteit in de media 3. Ludologische aspecten van videogames 4. Recente thema's uit muziekindustrie Algemeen: thematieken die in de lessen aan bod zijn gekomen EGGERMONT, STEVEN Steven.Eggermont@soc.kuleuven.be 3 assessoren i.s.m. S. Eggermont: Ine Beyens, Eline Frison en Laura Vandenbosch Ine.Beyens@soc.kuleuven.be Eline.Frison@soc.kuleuven.be Laura.Vandenbosch@soc.kuleuven.be Thema 1:Seksualiteit en media in de adolescentie 1. Het Temptation Island effect: Media-inhouden als aanleiding voor praten over seks (Kwantitatief of kwalitatief naar keuze) 2. Mediagebruik en seksueel gedrag in de grootstad : tekenen van het Nederlandse fenomeen in Vlaanderen? (Kwantitatief survey) 3-6. Mediagebruik en seksueel kwetsend gedrag (attitudes: bagatellisering van denigrerend gedrag/sexual harassment/seksueel geweld; vrouw als seksueel ondergeschikt, ; gedrag: scripts van seksuele ontmoetingen, betrokkenheid als dader/slachtoffer in seksueel kwetsend gedrag, ) (survey en/of experiment) (verschillende studenten kunnen rond dit thema werken) Thema 2:Mediagebruik en beloningsgevoeligheid 7-8. De (tussen mensen sterk variërende) mate waarin individuen al dan niet voortdurend op zoek zijn naar stimuli (bv. voedsel) die voor hen als een beloning werken, de zgn. beloningsgevoeligheid of reward sensitivity, is al in verband gebracht met vele vormen van adolescent risicogedrag (bv. roken, alcohol, obesitas). Er is echter nog geen onderzoek gevoerd naar de relatie tussen beloningsgevoeligheid en mediavoorkeuren/mediagebruik. Gebruiken beloningsgevoelige adolescenten meer media, hebben ze andere voorkeuren, gaan ze anders met media om,? 9-10. Mediagebruik is wel al in verband gebracht met de hogervermelde risicogedragingen (alcohol, ), maar er is nog niet nagegaan of beloningsgevoeligheid een persoonlijkheidskenmerk zou kunnen zijn dat zowel een bepaald mediagedrag verklaart, als een bepaalde betrokkenheid bij risicogedrag. Beide lacunes in het onderzoek roepen veel vragen op. Verschillende studenten kunnen samen een survey uitvoeren om dan in de eigen masterproef een deelvraag van deze problematiek te behandelen. Thema 3: Seksualisering in/door populaire media (Assessor L. Vandenbosch) 11. Lara Croft, Princess Zelda en andere Virtuele Babes : De impact van seksualiserende videogames op zelfobjectivering, objectivering van andere jongens en meisjes, en gender stereotype seksuele attitudes. (Kwantitatief survey/experiment) 12. Seksualisering in Hollywood blockbusters: Het effect van seksualiserende films op zelfobjectivering en gender stereotype seksuele attitudes bij adolescenten. (Kwantitatief experiment) Thema 4: Mediagebruik van jonge kinderen in de thuisomgeving (Assessor I. Beyens) 13. De impact van televisiekijken door jonge kinderen op de ouder-kind relatie (kwantitatief surveyonderzoek)

14. Mediagebruik door jonge kinderen: Een onderzoek naar uses & gratifications en media satisfaction (kwantitatief surveyonderzoek) 15. Waarom laten ouders hun jonge kinderen televisie kijken? Een onderzoek naar televisiegebruik op jonge leeftijd gekaderd in Behavioral Reasoning Theory Thema 5: Sociale media en omgaan met stress in de adolescentie (Assessor E. Frison) 16. Gebruiken adolescenten sociale media in hoe ze omgaan met problemen en stress; hoe, waarom en met welk resultaat? (diepte-interviews/focus groep interviews). 18. Gebruiken adolescenten sociale media in hoe ze omgaan met problemen en stress; hoe, waarom en met welk resultaat? (survey). 17. Sociale netwerksites voor het uiten van moods en emoties bij adolescenten (inhoudsanalyse van Facebookprofielen). WERKWIJZE - Deadline motivatiebrief: donderdag 11 oktober (via e-mail) - Vóór 12 oktober (deadline motivatiebrief) zijn er 2 momenten waarop wie geïnteresseerd is in een (sub)thema toelichting kan vragen, namelijk: 2 en 9 oktober, telkens van 10 u tot 12u. In deze periode kunnen geen vragen gesteld worden via e-mail. E-mails dienen in deze fase enkel voor het versturen van de motivatiebrief. - 16 oktober: antwoord op motivatiebrief via e-mail. - 19 oktober, 10u-12u: spreekuur voor een verdere bespreking van het antwoord op de motivatiebrief - Nadien gelden de wekelijkse spreekuren (zie informatie per begeleider) ENGELEN, LEEN leen.engelen@soc.kuleuven.be 1. Verzuilde filmproductie in België: katholieke en socialistische filmproductie voor WO II. 2. Historische studie naar lokale bioscoopcultuur tijdens de Eerste Wereldoorlog (meerdere studenten mogelijk). 3. De introductie van de geluidsfilm in België (1927-1935) : historisch bronnenonderzoek. 4. De hedendaagse Belgische documentaire. GEERTS, DAVID david.geerts@soc.kuleuven.be "Social Radio: sociale interactie en multi-screen gebruik tijdens het luisteren naar radio". Omschrijving: Onderzoek naar het fenomeen Social Radio, waarbij de student(en) onderzoek doen naar (1) de multi-screen context tijdens het luisteren naar radio (2) sociale interactie tussen luisteraars en programmamakers maar ook (3) sociale interactie tussen luisteraars onderling. Het doel is in kaart te brengen met welke toestellen en applicaties mensen nu naar radio luisteren, en op welke manier ze sociaal (wensen te) interageren. Domein: Human-Computer Interaction, User Experience Methode: Kwalitatief met behulp van bv. observaties, dagboekstudie, interviews, Meerdere studenten kunnen op dit onderwerp werken indien nodig. Spreekuur: op afspraak (via e-mail: david.geerts@soc.kuleuven.be)

HESLING, WILLEM willem.hesling@soc.kuleuven.be 1. Analyse van het oeuvre (of een deel daarvan) van een individuele cineast c.q. producent, scenarioschrijver, production designer, director of photography, acteur/actrice, criticus, etc. 2. Analyse van een filmisch genre c.q. filmische stroming. 3. Analyse van de filmische representatie van een maatschappelijke en/of historische problematiek. Bijvoorbeeld: - Representatie van de Middeleeuwen in speelfilms - De representatie van de Israelisch-Libanese oorlog in de historische speelfilms Waltz with Bashir en Lebanon - Analyse van de historische mini-serie Carlos - Analyse van de historische speelfilm Ché (part 1 + 2) - Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Independence Day (1996) en War of the Worlds (2005) - Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Godzilla (1998) en Cloverfield (2008) 4. De relatie tussen film en andere media (bv. film en schilderkunst, film en literatuur, film en muziek, etc.). 5. Bestudering van een onderdeel/aspect van de filmtheorie (o.m. auteurstheorie, filmsemiotiek, filmtechnologie, filmnarratologie, de rol van de kijker). Assessor i.s.m. Willem Hesling: Tom Vercruysse VERCRUYSSE, TOM tom.vercruysse@soc.kuleuven.be 1. Historische films en de middeleeuwen 2. Historische films voor een breed publiek. Hoe worden historische films benaderd door ofwel het brede publiek ofwel niet-academische critici. Wat zijn de verwachtingen of de criteria waarmee ze beoordeeld worden? Aan de hand van interviews of inhoudsanalyse in kranten, populaire pers of vakbladen, KOEMAN, JOYCE joyce.koeman@soc.kuleuven.be Contact/praktisch: e-mail: joyce.koeman@soc.kuleuven.be Spreekuur: donderdagnamiddag 14u-16u (SW04.157) Toelichting onderwerpen: donderdag 11 oktober 14u-16u Formulieren ter ondertekening bezorgen vóór maandag 22 oktober 16u Studenten kunnen bij prof. Koeman terecht voor masterproefbegeleiding op het gebied van consumentengedrag en reclame en doelgroepcommunicatie. De onderwerpen concentreren zich rond drie thema s: nostalgie in reclame en consumptie, beleving van erotiek in reclame bij (moslim)jongeren, culturele cues in reclame ( cultural embeddedness ). De voorkeur gaat uit naar een keuze uit één van de gesuggereerde titels, maar het staat studenten ook vrij een eigen probleemstelling

binnen deze thema s uit te werken. Uit de motivatiebrief moet blijken dat je je reeds hebt ingelezen en een probleemstelling of onderzoeksplan kunt afleiden. Dit zal na goedkeuring het vertrekpunt voor je literatuurstudie en startnota zijn. N.B. In samenwerking met prof. Smits wordt er tevens begeleiding geboden bij masterproeven over radioreclame (zie onderwerpen prof. Smits). 1. Nostalgie in reclame en consumptie De huidige trendy consument kan er sinds het succes van Mad Men niet meer omheen: alles moet retro zijn of een vintage-look hebben. Maar hoe speel je als adverteerder hier op in? In de jaren 90 is er al heel wat consumentenonderzoek gevoerd naar de rol van nostalgie in consumentengedrag en vinden we aanwijzingen over hoe adverteerders gevoelens van nostalgie kunnen opwekken (bijv. via muziek, evenementen, (stijl)iconen uit het verleden). Twintig jaar later is dit onderzoek om verschillende redenen aan een update toe, waaronder de vergrijzing en verkleuring van de maatschappij. Steeds meer consumenten zijn actieve medioren en senioren die dezelfde merken en producten gebruiken als jongere generaties, toch geven zij een andere invulling geven aan de good old days (die ze zelf beleefd hebben) dan de jongere generaties (die enkel dromen van het verleden). Ook migranten hebben andere jeugdherinneringen dan autochtonen en reageren mogelijk anders op verwijzingen naar het Vlaamse verleden, exotische bestemmingen of nationale gerechten (bijv. frietjes of couscous). Vragen die binnen verschillende studies aan bod kunnen komen zijn: Welke merken koppelen we aan onze kindertijd? Zijn we deze merken ondanks de toenemende consumentenkeuze trouw gebleven? Welke door media gefabriceerde herinneringen (bijv. films, series, commercials) wekken nostalgie op? Welke cognitieve en affectieve effecten zijn toe te schrijven aan die opgewekte emoties? Om meerdere studenten de mogelijkheid te beiden binnen deze thematiek te kunnen (samen)werken wordt gekozen door steeds een onderscheid in methodologie en/of focus te maken. Experimenten (met kwalitatief vooronderzoek): 1. A bitter sweet symphony? : cognitieve en affectieve effecten van nostalgische muziek in reclame 2. Nostalgische marketingslogans: nostalgische producten versus nieuwe producten 3. Intertekstualiteit en nostalgie: effectiviteit van verwijzingen naar de films, series of commercials in reclame (meerdere studenten mogelijk) Interviews en surveys: 4. Vroeger was alles beter(?) Merkentrouw over generaties heen (meerdere studenten mogelijk). Inhoudsanalyse: 5. Het gebruik van nostalgie in reclame: inhoudsanalyse van printadvertenties (indien (archief)materiaal wordt gevonden) Inspiratiebronnen: Havlena, W.J. & Holak, S.L. (1991). The Good Old Days : Observations on Nostalgia and its Role in Consumer Behavior. Advances in Consumer Research, 18: 323-329. Ford, J.B. & Merchant, A. (2010). Nostalgia drives donations. The power of charitable appeals based on emotions and intentions. Journal of Advertising Research, 25(1): 450-459. Muehling, D.D. & Pascal, V.J. (). An Empirical Investigation of the Differential Effects of Personal, Historical, and Non-nostalgic Advertising on Consumer Responses Journal of Advertising, 40(2): 107 122. 2. Beleving van erotiek in reclame bij (moslim)jongeren Is de westerse cultuur wel zo geëmancipeerd en vrouwvriendelijk, als we zelf graag geloven? Waarom staat er een halfnaakte, sensueel kijkende vrouw op een reclamebord voor horloges? Voor sportwagens, parfum, frisdrank,...? Dergelijke populaire beelden lijken niet te stroken met normen als respect en integriteit. Britse en Nederlandse moslims die sexy billboards afplakken en ook de verhitte discussies die de reportage Femme de la Rue teweeg bracht doen vermoeden dat erotisch-getinte advertenties op verschillende manieren worden beleefd en geïnterpreteerd. Maar zijn verschillen in normen, wat betreft de aanvaardbaarheid van naakt/erotiek in reclame echt cultureel of religieus bepaald? Of is hier opnieuw sprake van stereotypering? Voorgaand onderzoek duidt op het belang van schaamtegevoelens onder moslimjongeren. Zowel kwalitatief als experimenteel onderzoek bij jongeren (moslims en niet-moslims) kan hier meer duidelijkheid over bieden.

Interviews 6. Hoe omgaan met erotiek in reclame: schaamtegevoelens en coping-strategieën bij (moslim)jongeren Experimenten 7. De rol van religie en etnisch-culturele identiteit in percepties van erotische afbeeldingen in reclame. 8. De rol van religie en etnisch-culturele identiteit in percepties van tekstuele verwijzingen naar erotiek in reclame. Inspiratiebronnen: Ouidade, S. (2012). Preliminary investigation of the communication effects of taboo themes in advertising. European Journal of Marketing, 46(1/2): 215-236. Elison, J. (2005). Shame and guilt: A hundred years of apples and oranges. New Ideas in Pyschology, 23(1): 5-32. 3. Culturele cues in reclame in een multiculturele samenleving Heel wat adverteerders zijn gedwongen meer aandacht te besteden aan de toenemende diversiteit in de samenleving, maar worstelen met de vraag in hoeverre zij hun boodschappen aan minderheden (zoals etnisch-culturele minderheden) moeten aanpassen om hen te kunnen bereiken, zonder de mainstream consument van zich te vervreemden. Hoewel onderzoek reeds heeft aangetoond dat het gebruik van donkere reclamemodellen niet noodzakelijk negatieve effecten heeft op de autochtone consument, kan ook het gebruik van ambigue beelden/teksten in reclame een wenselijke strategie zijn voor adverteerders. Gay window advertising illustreert dit. Ook in het benaderen van etnisch-culturele minderheden zou doelbewuste ambiguïteit door het verwerken van subtiele culturele cues (bijv. religieuze symbolen, taal/lettertypes, getinte huidskleur) kunnen werken. Empirisch onderzoek dat autochtone en allochtone consumenten op Vlaamse bodem bestudeerd ontbreekt echter. Experimenten 9. Reacties van autochtone en allochtone consumenten op variaties in huidskleur van reclamemodellen 10. Reacties van autochtone en allochtone consumenten op religieuze cues in advertenties 11. Reacties van autochtone en allochtone consumenten op taal/lettertypes in advertenties 12. Het country-of-origin effect : reacties van autochtone en allochtone consumenten op Vlaamse producten 13. Het country-of-origin effect : reacties van autochtone en allochtone consumenten op buitenlandse/etnische producten (meerdere studenten mogelijk) Inspiratiebronnen: Appiah, O. & Liu, Y. (2009). Effectively reaching the model minority: Ethnic differences in responding to culturally embedded targeted- and non-targeted advertisements. Journal of Current Issues in Research in Advertising, 31(1), 27-41. Puntoni, S, Vanhamme, J. & Visscher, R. (2011). Two Birds and One Stone. Purposeful Polysemy in Minority Targeting and Advertising Evaluations. Journal of Advertising, 40(1), pp. 25-41. LEFÈVRE, Pascale Pascal.Lefevre@soc.kuleuven.be 1. Evolutie van de strippublicaties in de Vlaamse dagbladen of tijdschriften. 2. Evolutie van de strippublicaties in de Franstalige dagbladen of tijdschriften. 3. Evolutie van de strippublicaties in de Nederlandse dagbladen of tijdschriften. Per student kan een bepaald jaar (1950, 1960, 1970) grondig onderzocht worden. Bedoeling is om de evolutie van een aantal aspecten te kwantificeren zoals gebruik van spreekballonnen of

ondertekst, verhouding binnenlandse / buitenlandse producties, gebruik zwartwit / kleur, enzovoort. Als een vervolgonderzoek op dat van Pascal Lefèvre, Kim Aerts, Tim Caenepeel, Dieter Minet, 'De doorbraak van de strip als populair medium in de Vlaamse pers van de jaren dertig.' in Tijdschrift voor Mediageschiedenis, Vol. 11, N 1, juni 2011, p. 5-24. 4. Een experimenteel onderzoek in verband met visuele perceptie (bv. Kuleshov montageeffect, invloed tekenstijl op interpretatie van een tekening of animatiefilm, uncanny valley-effect, invloed van grafische vormgeving, ). OPGENHAFFEN, MICHAËL Michael.Opgenhaffen@soc.kuleuven.be Michael.Opgenhaffen@lessius.eu 1. Dokter Twitter: Zoeken naar gezondheidsinformatie via sociale media en mogelijk effect op Cyberchondriasis Steeds meer mensen zoeken online informatie over ziektebeelden op. Door het grote succes van sociale media als Facebook en Twitter valt te verwachten dat ook via deze platformen naar ziektebeelden en lotgenoten gezocht wordt. Het gevaar bestaat dat het overaanbod van online informatie over ziektes leidt tot cyberchondriasis, een overdreven vrees om ziek of besmet te worden. In dit onderzoek gaan we na of er effectief een verband bestaat tussen gebruik sociale media en hypochondrie. Methode: survey en/of experiment Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar michael.opgenhaffen@soc.kuleuven met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 2. Opsporing verzocht via sociale en nieuwe media: een onderzoek naar de publieksbehoeften bij de verspreiding van informatie over vermiste kinderen Sinds enige tijd is Child Focus actief op sociale media. Via Twitter en Facebook verspreiden opsporingsberichten, dit als aanvulling op hun affiches en oproepen op televisie. Ze hebben sinds kort ook een app waarop je info over vermiste kinderen kan terugvinden. Dit onderzoek dat in samenwerking loopt met Child Focus gaat via een publieksonderzoek na wat nu precies de verwachtingen zijn van sociale mediagebruikers wat het inzetten van sociale media als opsporingsinstrument door Child Focus betreft. Welke informatie verwachten ze op twitter? En moet dat andere informatie zijn dan die op Facebook? En hoe vaak mag de app een update geven? Enz. Op deze manier krijgt de student meer inzicht in het gebruik van nieuwe media bij crisissituaties. Methode: survey en/of diepte-interviews Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar michael.opgenhaffen@soc.kuleuven met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 3. Van citizen naar incidental journalist: een onderzoek naar de bereidwilligheid bij het publiek om nieuws te delen. Enkele jaren geleden was de term burgerjournalist hot. Er werd verwacht (door beroepsjournalisten vooral gevreesd) dat amateurjournalisten de taak van de journalist zou overnemen en via blogs en Facebook (alternatief) nieuws zou verspreiden. Afgezien van enkele succesjes is daar niet veel van in huis gekomen. Nieuwsconsumenten bleken achteraf gezien niet

echt bereid om elke dag op zoek te gaan naar nieuws en er (vaak onbezoldigd) voor een of andere groepsblog of alternatieve online nieuwssite een artikel over te schrijven. Wat we de laatste tijd wel opmerken is dat bij nieuwsgebeurtenissen er heel wat toevallige aanwezigen spontaan verslag uitbrengen over het nieuwsfeit. Het bekendste voorbeeld is misschien dat van de Twitteraar die - lang voor er een beroepsjournalist aanwezig was - een foto de wereld rondstuurde van het vliegtuig dat in de Hudson was geland. Of die Twitteraar die in Abottabad verbleef op het moment dat het schuiloord van Osama Bin Laden gebombardeerd werd en daarover verslag uitbracht. Maar ook bij een ongeval, brand of mooi voetbaldoelpunt heb je gewone mensen die via sociale media dit nieuws verspreiden, gewoon omdat ze er toevallig bij waren. In dit onderzoek gaan we na welke voorwaarden er vervuld moeten zijn voor toevallige getuigen van nieuwsfeiten opdat ze via sociale media het nieuws zouden verspreiden. Methode: survey en/of vragenlijst. Kan eventueel zelfs via een experiment (beargumenteer keuze) Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar michael.opgenhaffen@soc.kuleuven met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 4. Social media guidelines binnen nieuwsredacties: een analyse van de richtlijnen Steeds vaker schrijven nieuwsredacties regels inzake social mediagebruik bij journalisten voor. Zo stellen veel richtlijnen dat journalisten geen primeurs mogen verspreiden via Twitter, of dat ze zich via Facebook niet kritisch mogen uitlaten over een collega. In dit onderzoek gaan we na welke soorten richtlijnen er allemaal bestaan. Wat wordt er allemaal beschreven in die social media guidelines van redacties? Methode: inhoudsanalyse van social media guidelines. Verschillende van deze richtlijnen zijn online te vinden, maar de student zal ook Vlaamse nieuwsmedia moeten contacteren om de richtlijnen op te vragen. Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar michael.opgenhaffen@soc.kuleuven met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 5. (Social) Mediagebruik bij jongeren: impact op self-perceived knowledge Jongeren kunnen vandaag het nieuws op verschillende manieren consumeren: via (gratis) kranten, via radio, televisiejournaals, Facebookberichten, Twitter, enz. De vraag die we in deze thesis wilen beantwoorden is om jongeren die gebruik maken van verschillende nieuwsmedia zich ook beter geïnformeerd voelen dan zij die minder verschillende nieuwsmedia consumeren/ Met andere woorden: heeft de diversiteit in het nieuwsgebruik een invloed op de nieuwsvoldoening? Methode: survey Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar michael.opgenhaffen@soc.kuleuven met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 6. Journalistieke competenties bij radiojournalisten In het boek nieuwsvaardig (Opgenhaffen, Corten en d Haenens, 2011) hebben we een onderzoek uitgevoerd naar de competenties en vaardigheden die volgens journalisten zélf belangrijk zijn om het vandaag de dag en in de volgende jaren als journalistiek te maken. De meerderheid van de ondervraagde journalisten werkten voor een krant, magazine en/of televisie. Het aandeel radiojournalisten in de steekproef was relatief klein. Omdat radio nog steeds een erg belangrijk medium is en men verwacht dat het de volgende jaren grote veranderingen zal ondergaan, lijkt het ons nodig om specifiek de groep van radiojournalisten te bevragen naar de nodige en gewenste

journalistieke vaardigheden. (Indien het onderzoek goed genoeg is, zal een samenvatting van de thesis gebruikt worden als hoofdstuk in een boek over radiojournalistiek in Vlaanderen.) Methode: Survey via e-mail en/of diepte-interviews Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar michael.opgenhaffen@soc.kuleuven met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer survey/interviews, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. ROE, KEITH keith.roe@soc.kuleuven.be 1. "The Name Letter effect: Hoe beïnvloedt de familienaam het tijdstip van productaankoop?" 2. Het verband tussen muziekvoorkeuren en het volgen van muzieklessen De student is vrij het onderwerp verder af te bakenen op basis van de bestaande literatuur en eigen interesses. 3. Dyslexie en de haat/liefde voor verschillende vormen van lezen De student is vrij het onderwerp verder af te bakenen op basis van de bestaande literatuur en de eigen interesses. Daarnaast zijn studenten altijd welkom om met eigen voorstellen te komen binnen de velden van mediasociologie en media-effecten. Sommige onderwerpen zullen in samenwerking met assessor Anne Dickmeis worden begeleid. SMITS, TIM tim.smits@soc.kuleuven.be Algemene opmerkingen Mondelinge toelichting bij deze onderwerpen is enkel mogelijk op woensdagnamiddag (14u- 17u). Dit moment geldt tevens als spreekuur doorheen het academiejaar. De voorgestelde onderwerpen passen binnen een redelijk strikt kader van onderzoekslijnen. Binnen die lijnen is er nog ruimte voor creativiteit, maar de concreetheid van de voorstellen moet de studenten in staat stellen de draad snel op te pikken Motivatiebrieven worden verwacht ten laatste op 15 oktober. Feedback over die motivatiebrieven volgt op 16 oktober. Verdere gesprekken met studenten die een goede motivatie instuurden, volgen op 18 en 19 oktober. De begeleiding voor de voorgestelde onderwerpen gebeurt door Tim Smits of (wanneer dat vermeld staat) door assessor Natalie Van Hemelen. Thema 1: Vrij onderwerp - Replicatieonderzoek Aan de lopende band worden interessante artikels gepubliceerd maar je kan je afvragen wat de reële waarde is van de gegevens in die artikels. Hoe robuust zijn die bevindingen? Om daar een antwoord op te geven worden studenten uitgenodigd om een interessant en relevant artikel in het domein van de persuasieve en/of marketingcommunicatie voor te dragen voor een replicatieonderzoek. De bedoeling is dan om zo exact mogelijk het bestaande onderzoek te repliceren. Van deze scripties wordt verwacht dat studenten er ook een Engelstalige white paper over schrijven. Indien je zulk een onderwerp wil

uitwerken, moet je in je motivatiebrief duidelijk aanhalen waarom je voor dat artikel koos, wat je zelf verwacht in verband met de resultaten en ook hoe jij de uitvoering van die replicatie mogelijk acht. Thema 2: Radioreclame (i.s.m. Prof. Dr. Joyce Koeman - cobegeleiding) Radioreclame heeft sinds decennia een duidelijke plek in de above-the-line reclamevormen (samen met TV, print, billboard). Als enige niet-visuele medium is het wel een buitenbeentje en sowieso zijn er redenen pro en contra radioreclame te verzinnen. Wat echter in het academisch onderzoek opvalt, is dat er relatief weinig aandacht gegaan is naar radioreclame en dat er ook weinig recent onderzoek is. Daarom mogen vier studenten intekenen op een onderwerp waarbij de effectiviteit van radioreclame onderzocht zal worden. Mogelijk subtopics gaan de invloed op de effectiviteit na van de congruentie tussen merk en zender, de congruentie tussen zender en luisteraar, de onderbreking van de flow, de synergie met de marketingcampagne. Daarnaast (of gecombineerd) kunnen onderzoeken ook de basics van radioreclame-effectiviteit onderzoeken of de duur van het persuasieve effect. 4 studenten kunnen samenwerken en elk onderzoekt dan een apart deel in het ruimere geheel Experimenteel onderzoek Creatief kunnen samenstellen van radiofragmenten via software en/of eigen opnames is noodzakelijk Thema 3: Visualisatie en transportatie (i.s.m. Prof. Dr. Allison Eden, VU Amsterdam) De psycholoog/goochelaar Richard Wiseman (@RichardWiseman) heeft enkele leuke Youtube fragmenten. Eén ervan is wat hij noemt the World s quickest personality test (http://www.youtube.com/watch?v=khf0vxpanu8). Dat is echter helemaal niet wetenschappelijk (zo heeft hij zelf toegegeven). Toch lijkt er in dat verbeeldingstestje van 1 minuut een mogelijke bron van waarheid te schuilen. De test zou kunnen meten hoe goed iemand transporteerbaar is door een boek, film, etc. Twee studenten kunnen aan de slag met die test om enerzijds na te gaan of die inderdaad zoiets meet en anderzijds of je die test ook kan gebruiken als een manipulatie van transporteerbaarheid. -Kwantitatief onderzoek; deels correlationeel, deels experimenteel Thema 4: Effect van promoties op gepercipieerde productattributen Van promoties weten we dat ze op korte termijn de aankoopbereidheid stimuleren maar dat ze op lange termijn de gepercipieerde kwaliteit of de attitude ten aanzien van het product in het gedrang brengen. De bedoeling van deze onderzoekslijn is om dit effect verder uit te diepen. Hebben promoties ook zo n invloed op meer specifieke percepties van producteigenschappen? Bij voedsel kan het bijvoorbeeld gaan om gepercipieerde voedingswaarden (kcal, vezels, verzadigde vetten, sodium, ). Dit kan ondermeer implicaties hebben voor promotionele acties van bepaalde producten die zich postioneren als een gezond product. Het is tevens de bedoeling na te gaan of dezelfde effecten gelden voor verschillende types promotie (prijs, quantum, gadget, ). Opmerkingen: 2 studenten kunnen deelnemen; de studenten kunnen samenwerken aan een gemeenschappelijk theoretisch kader maar elke student voert zijn eigen onderzoek en schrijft een unieke meesterproef Experimenteel kwantitatief onderzoek Thema 5: Slecht nieuws is goede reclame? Slechte reclame bestaat niet, wordt wel vaker beweerd. Toch blijft het slechte nieuws over endorsers marketeers verontrusten. Denk maar aan Tiger Woods, die het gezicht is van heel wat verschillende merken, als PR-ramp betekende wanneer zijn escapades aan het licht kwamen. Deze topic gaat verder in op dit verschijnsel. Startpunt daarbij is sociaal psychologisch onderzoek over hoe mensen anderen percipiëren (bv. Stelzl, Janes, & Seligman, 2008). Centraal in het onderzoek is de vraag in hoeverre er een relatie is tussen de endorser en de potentiële consument en wat het modererende effect van die relatie is op de impact van het slechte nieuws.

1 à 2 studenten kunnen deelnemen Experimenteel kwantitatief onderzoek 1 assessor i.s.m.tim Smits: Natalie Van Hemelen: VAN HEMELEN, NATALIE Natalie.VanHemelen@soc.kuleuven.be Thema 1: Koken en smeren voor TV. Onbewuste effecten op consumptie Over de relatie tussen TV-kijken enerzijds en eetpatronen en hoeveelheid voedselinname anderzijds zijn al heel wat artikels geschreven en die wijzen vaak in de richting van een relatie tussen de twee. Niet alleen is die relatie correlationeel bevestigd; ook causaal interpreteerbaar experimenteel onderzoek toont aan dat het kijken van televisie en/of de voedselreclames op televisie effecten heeft op onmiddellijke en latere voedselinname. Zowel bij kinderen als bij volwassenen gaat het daarbij vaak om sterke effecten. Waar echter veel minder aandacht aan besteed werd, is hoe we met aparte ingrediënten omgaan in die omstandigheden. Smeren we ook meer boter als tegelijk de televisie opstaat? Gebruiken we meer vetstof of meer vice ingrediënten (relatief t.o.v. virtue producten) wanneer we koken terwijl die televisie opstaat? En maakt het iets uit wat we zien (kookprogramma s, entertainment, reclame, voedselreclame)? 3 à 4 studenten kunnen deelnemen en elk een apart stuk van de vraagstelling uitwerken. Experimenteel kwantitatief onderzoek Thema 2: Hoe beïnvloedt het design van de reviewwebsite de inhoud van de reviews? Online reviews hebben de laatste jaren sterk aan populariteit gewonnen. Omdat de consument reviews percipieert als non-commerciële aanbevelingen gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van anderen, wordt gesuggereerd dat online reviews wel eens meer persuasief zouden kunnen zijn dan de meer traditionele vormen van reclame. De vraag die wij ons stellen, uitgaand van de construal level theory (deze theorie stelt dat naarmate een object psychologisch meer nabij is, je ook concreter erover gaat denken; Trope & Liberman, 2010), is of het design van de reviewwebsite (bv. type en formulering instructies, afbeelding versus geen afbeelding, kleur, ), de inhoud van de reviews kan manipuleren. Als er bijvoorbeeld een foto van het product wordt afgebeeld, gaat de consument zijn ervaring met dit product dan concreter beschrijven dan wanneer er geen foto aanwezig zou zijn? En wat met de formulering van de reviewinstructies en de gebruikte kleuren? Experimenteel onderzoek 3 studenten Thema 3: Wat maakt dat bepaalde mensen een drang voelen om online reviews te schrijven en andere niet? Online reviews worden door consumenten beschouwd als een belangrijke bron van informatie omdat ze een beeld geven van de persoonlijke productervaringen van anderen. Picazo-Vela, Chou, Melcher & Pearson (2010) verwijzen in hun onderzoek naar de invloed van 5 individuele persoonskenmerken, zoals zorgvuldigheid en intelligentie, die mee bepalen of iemand een intentie ontwikkelt voor het schrijven van een online review. Wij stellen ons echter de vraag of er niet meer persoonskenmerken en situationele factoren een invloed uitoefenen op de drang om een online review te schrijven en zo persoonlijke ervaringen openbaar te maken voor miljoenen mensen. Met andere woorden, welke individuele persoonskenmerken of situationele factoren zorgen ervoor dat iemand zijn mening (online) naar voor schuift over een product of dienst? Zijn het bijvoorbeeld vooral zogenaamde opinieleiders (Bailey, 2005) die de drang voelen om hun ervaringen kenbaar te maken of zijn het introverte mensen die het vaakst hun ervaringen online delen? Kwantitatief onderzoek 1 student Thema 4: Koken en smeren voor TV. Onbewuste effecten op consumptie Over de relatie tussen Tv-kijken enerzijds en eetpatronen en hoeveelheid voedselinname anderzijds zijn al heel wat artikels geschreven en die wijzen vaak in de richting van een relatie tussen de twee. Niet alleen is die relatie correlationeel bevestigd; ook causaal interpreteerbaar experimenteel

onderzoek toont aan dat het kijken van televisie en/of de voedselreclames op televisie effecten heeft op onmiddellijke en latere voedselinname. Zowel bij kinderen als bij volwassenen gaat het daarbij vaak om sterke effecten. Waar echter veel minder aandacht aan besteed werd, is hoe we met aparte ingrediënten omgaan in die omstandigheden. Smeren we ook meer boter als tegelijk de televisie opstaat? Gebruiken we meer vetstof of meer vice ingrediënten (relatief t.o.v. virtue producten) wanneer we koken terwijl die televisie opstaat? En maakt het iets uit wat we zien (kookprogramma s, entertainment, reclame, voedselreclame)? Experimenteel kwantitatief onderzoek 3 à 4 studenten kunnen deelnemen en elk een apart stuk van de vraagstelling uitwerken. VAN DEN BULCK, JAN jan.vandenbulck@soc.kuleuven.be Concrete thema s: - Bestaat Ringxiety (HypoVibroChondria) Ringxiety treedt op als mensen menen dat hun mobiele telefoon gaat, terwijl dit niet echt het geval is. Er zijn wat eerste aanwijzingen voor, maar er is weinig over gekend. - Wat beschouwen jongeren tegenwoordig als TV-kijken? (invloed van digicorders, digitale platforms, uitgesteld kijken, Youtube enz.) - Verandert het traditionele Vlaamse huwelijk in een Amerikaans televisiehuwelijk? Een cultivatiestudie van de perceptie (en verwachtingen) van het huwelijk bij jongeren. (Kan ook via observatie van huwelijksplechtigheden). - Promoten romantische komedies stalking-gedrag? Een analyse van de filmtoppers volgens de criteria gebruikt om stalkingrisico te beoordelen. - Hoe ouders van hun kinderen gedragingen leren in verband met het gebruik van GSM, smartphone, tablet etc. - Reality shift : als de media-ervaring echter wordt dan de realiteit, een onderzoek bij een concrete doelgroep (bv. militairen of politierekruten) - De Effectiviteit van een (concrete) gezondheidscampagne (met een externe opdrachtgever). En verder: thema s waarover voorstellen ingediend kunnen worden: - De effecten van media-gebruik op slaapgedrag - Effecten van media-gebruik op gezondheidsaspecten - Effecten van geweld - Alle aspecten en toepassingen van cultivatietheorie 3 assessoren i.s.m. Jan Van Den Bulck: Kathleen Custers, Astrid Dirikx en Liese Exelmans CUSTERS, KATHLEEN Kathleen.Custers@soc.kuleuven.be Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat seksueel geweld in fictie voornamelijk op een brute wijze wordt voorgesteld. Inhoudsanalyses van Amerikaanse nieuwsberichten tonen dan weer aan dat er sprake is van victim blaming wanneer (e.g. het slachtoffer was schaars gekleed ). In welke mate zijn dergelijke bevindingen van toepassing op de Vlaamse media? Onderstaande masterproeven willen een antwoord bieden op vragen als in welke mate en op welke wijze rapporteren de Vlaamse media over seksueel geweld. Zijn er verschillen merkbaar tussen populaire en kwaliteitsdagbladen? Is er sprake van victim blaming? Het staat de student(e) vrij om bijkomende onderzoekvragen op te stellen : Thema 1. De portrettering van seksueel geweld in de media: Een kwantitatieve inhoudsanalyse van non-fictie (Vlaamse dagbladen en/of televisienieuws) Thema 2. De portrettering van seksueel geweld in de media: Een kwantitatieve inhoudsanalyse van fictie