PROJECTBESCHRIJVING WIJ ZIJN BIJZONDER

Vergelijkbare documenten
PROJECT WIJ ZIJN BIJZONDER

PROJECTBESCHRIJVING DE WIJK IN

PROJECTBESCHRIJVING EVEN VOORSTELLEN

PROJECTBESCHRIJVING EVEN VOORSTELLEN

PROJECTBESCHRIJVING PERSPECTIEF

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT WIJ ZIJN BIJZONDER

PROJECTBESCHRIJVING ECHT IETS VOOR MIJ

PROJECTBESCHRIJVING VERHUIZEN

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT WIJ ZIJN BIJZONDER

PROJECTBESCHRIJVING SCHATTIG SPELEN

PROJECTBESCHRIJVING DAT HAD JE GEDROOMD

PROJECTBESCHRIJVING VAN A NAAR B

PROJECTBESCHRIJVING HISTORISCHE PLEKKEN

PROJECTBESCHRIJVING SCHATTIG SPELEN

PROJECTBESCHRIJVING MIJN SCHATKIST

PROJECTBESCHRIJVING DAT HAD JE GEDROOMD

PROJECTBESCHRIJVING MIJN BOOMHUT

PROJECTBESCHRIJVING MIJN LETTERS

PROJECTBESCHRIJVING TEKST IN BEELD

PROJECTBESCHRIJVING NAAR BUITEN

PROJECTBESCHRIJVING HAAGSE BOODSCHAPPEN

PROJECTBESCHRIJVING TOVEREN EN GAMES

PROJECTBESCHRIJVING RECHT EN ONRECHT

PROJECTBESCHRIJVING BOEKENHELDEN

PROJECTBESCHRIJVING MET DE MODE MEE

PROJECTBESCHRIJVING STADSKRETEN

PROJECTBESCHRIJVING DAT BEN JIJ

PROJECTBESCHRIJVING MIJN BOOMHUT

PROJECTBESCHRIJVING HAAGS LICHT

PROJECTBESCHRIJVING ZIT DAT ZO?

PROJECTBESCHRIJVING IN RAP EN ROER

PROJECTBESCHRIJVING VERHALEN IN DE MUZIEK

PROJECTBESCHRIJVING METAMORFOSE IN BEELD

PROJECTBESCHRIJVING DAT BEN JIJ

PROJECTBESCHRIJVING TEKST IN BEELD

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

PROJECTBESCHRIJVING VERHALEN IN DE MUZIEK

PROJECTBESCHRIJVING GROTE VERHALEN

PROJECTBESCHRIJVING KUNST IN DEN HAAG

lezen veilig leren Kinderboekenweek 2010 Tips voor regio zuid Zinnen maken met woorden én beeldtaal zijn Les 1

PROJECTBESCHRIJVING DEN HAAG HOFSTAD

PROJECTBESCHRIJVING IK SPEEL DUS IK BEN

PROJECTBESCHRIJVING VERHALEN

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Hoe maak ik een werkstuk?

Druk de A, B en C vragen op hetzelfde kleur papier af (v.b. op geel papier) Druk de P-vragen op een afwijkende kleur papier af en de D vragen ook.

Dag 2 Rare rijmende regels

Red met jouw klas de wereld! Handleiding van het digitale educatiepakket bij de voorstelling: Wij redden de wereld

MUSEUMLES IN HET VAN ABBEMUSEUM Groep 5 en 6

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT IK SPEEL

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over de Paralympische Spelen

PROJECTBESCHRIJVING DE MASKERADE

Presentaties: presenteer jezelf met PowerPoint

China Pagina 1. - Wie nodig jij uit voor een Chinese maaltijd? -

PROJECTBESCHRIJVING BOEKENHELDEN

Lessuggestie Tranen met tuiten

Inhoudsopgave BIJLAGEN

PROJECTBESCHRIJVING ZOMAAR EEN DAG

PROJECTBESCHRIJVING DROMEN

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT PRIVACY, NOODZAKELIJK OF NIET?

MUSEUMLES IN HET VAN ABBEMUSEUM Groep 7 en 8

Handleiding Les 1: Een poëziekaart maken

PROJECTBESCHRIJVING IK MAAK

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Designopdracht Groenten pimpen

Voordoen (modelen, hardop denken)

Het leesspel Voorbereiding: Doel van het spel: Het spel:

Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo

Opdracht. Doelen waar je aan gaat werken:

Voordoen (modelen, hardop denken)

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Samen toekomst schrijven Groep 5-6

HUISWERKGIDS SCHOOLJAAR

PROJECTBESCHRIJVING RAAR

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst

PROJECTBESCHRIJVING IK SPEEL

Het gedicht Kampioen

ZET JEZELF OP DE FOTO

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

Lesbrief Robotje. Opdracht 1: voorkant opdrachtkaart

PROJECTBESCHRIJVING VERDWENEN VERHAAL

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie.

lesmateriaal Taalkrant

PROJECTBESCHRIJVING BACK TO THE FUTURE

Benodigdheden: A. Inleiding: kringgesprek 15 minuten.

PROJECTBESCHRIJVING HAAGSE VOGELS

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT TEKST IN BEELD

Wie ben jij & wie ben ik?

FIONA REMPT - KINDERBOEKEN - WORKSHOPS - GROEP 1 T/M 8

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd

Lesvoorbereiding. Datum: 26 februari 2013 aantal leerlingen: 33 tijd: tot Groep: 4

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT RAAR

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Informatieboekje. Spreekbeurt, leeskring en nieuwskring / 2016 groep 8

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!!

Belangrijk dichtwerkboekje van

Transcriptie:

PROJECTBESCHRIJVING WIJ ZIJN BIJZONDER Leerlijn Literatuur Thema Identiteit Groep 3 en 4 10 december 2016

Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Literatuur Thema Identiteit Groep 3 en 4 10 december 2016 Deze projectbeschrijving wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op www.cultuurschakel.nl/coh voor de nieuwste versie. Hierbij treft u een projectbeschrijving: waarmee u een project van 6-8 lessen van 45 min. kunt uitvoeren; waarin veel ruimte is voor uw eigen inbreng; waarop u uw lesvoorbereidingen kunt baseren. De structuur van de projectbeschrijving is gebaseerd op het doorlopen van het creatief proces. Na de introductie van het project oriënteert de leerling zich op de inhoud van het thema. Hierbij doorloopt de leerling drie deelopdrachten waarin hij steeds onderzoekt, uitvoert, presenteert en evalueert. Bij elke stap van het creatief proces zijn reflectievragen geformuleerd. Maak hieruit een keuze of formuleer zelf passende vragen. Gebruik ook vooral uw eigen inzicht en ervaring bij andere onderdelen, zoals het filosofisch gesprek en de evaluatievragen. Lees allereerst de korte beschrijving van het project in het document Informatie voor de leerkracht, zodat u een goed beeld krijgt van de opdrachten, werkwijze en context. 2

Inhoudsopgave 1. Introductie van het project... 4 2. Oriëntatie... 4 2.1. Het filosofisch gesprek... 4 2.2. Oriëntatie op het thema... 4 3. Deelopdracht 1: Uit de hoge hoed... 6 3.1. Onderzoek Uit de hoge hoed... 6 3.2. Uitvoeren Uit de hoge hoed... 6 3.3. Presenteren Uit de hoge hoed... 7 3.4. Evalueren Uit de hoge hoed... 7 4. Deelopdracht 2: Aangenaam... 9 4.1. Onderzoek Aangenaam... 9 4.2. Uitvoeren Aangenaam... 9 4.3. Presenteren Aangenaam... 10 4.4. Evalueren Aangenaam... 10 5. Deelopdracht 3: Beeldsonnet... 11 5.1. Onderzoek Beeldsonnet... 11 5.2. Uitvoeren Beeldsonnet... 11 5.3. Presenteren Beeldsonnet... 12 5.4. Evalueren Beeldsonnet... 12 6. Algemene beoordeling... 12 3

WIJ ZIJN BIJZONDER 1. Introductie van het project Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd: Laat iedere leerling in de kring een compliment geven aan zijn buurman, beginnend met de zin 'Ik vind het bijzonder dat jij.... Vraag aan de leerlingen of ze ook voor een andere leerling de zin Ik vind het bijzonder dat jij willen afmaken. De leerkracht zegt over iedere leerling wat er zo bijzonder aan hem is. Lees het gedicht Joris Jan Bas van Ted van Lieshout voor. Doe dit als meester in een jurk of met een strik in, als juf in een kostuum of met een cap op. Toon eventueel aansluitend het filmpje waarin Ted van Lieshout het gedicht voorleest uit zijn boek Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder (Leopold, 2012). 2. Oriëntatie 2.1. Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen: Wanneer is iemand bijzonder? Moet of kun je bijzonder zijn leren? Hoe weet je dat het (niet) kunt leren? Worden mensen bijzonder geboren of niet? Leg eens uit. Kan iemand bijzonder zijn en dat niet weten? Als iedereen bijzonder is, is bijzonder zijn dan hetzelfde als gewoon zijn? 2.2. Oriëntatie op het thema Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Selecteer de gedichten die je wilt voorlezen uit het boek Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder van Ted van Lieshout (Leopold, 2012). 2. Introduceer bijvoorbeeld elke ochtend een gedicht door een voorwerp of onderdeel uit het gedicht te tonen of aan te trekken. 3. Laat de bijbehorende illustratie zien en laat de leerlingen verzinnen waar het gedicht over gaat. 4. Lees daarna het gedicht voor en bespreek het aan de hand van onderstaande vragen. Over de inhoud: o Wat gebeurt er in het gedicht? o Wat is bijzonder? o Heb je ooit zoiets gehoord of gezien? o Kan het echt gebeuren? o Kun je het je voorstellen? o Kun je het begrijpen? o Is het een wonder? o Is iedereen bijzonder? 4

Over de gedichten: o Hoe weet je dat dit een gedicht is? o Wat is het verschil tussen een verhaal en een gedicht? o Staan er regels in het gedicht die je mooi vindt? Welke en waarom? o Is het een gedicht om snel of langzaam te lezen? Waarom? Over de illustraties: o Wat is er te zien? o Wat vind je van de illustratie, tekening of foto? o Zijn de illustraties, tekeningen of foto s heel verschillend of juist niet? o Waarom past deze illustratie, tekening of foto bij het gedicht? Reflectievragen Oriëntatie WIJ ZIJN BIJZONDER Met welke bijzondere mensen, dieren en voorwerpen heb je voor het eerst kennisgemaakt? Wat was daar zo bijzonder aan? Wie of wat vond je het meest bijzonder? Waarom? Alle gedichten zijn geschreven door één dichter, Ted van Lieshout. Wat valt je op aan de gedichten? Waaraan zie je dat de illustraties, tekeningen en foto s door Ted van Lieshout gemaakt zijn? Zijn er gedichten bij die over Ted van Lieshout zelf gaan? Hoe weet je dat? 5

3. Deelopdracht 1: Uit de hoge hoed 3.1. Onderzoek Uit de hoge hoed Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Blik terug op de gedichtenbundel Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder van Ted van Lieshout. Bespreek het volgende met de leerlingen: o Wat vind je echt mooi aan de gedichten? o Herken je iets uit de gedichten? o Herken je iets van jezelf in de gedichten? o Is er veel rijm in de gedichten? o Waar hoor je rijm in de gedichten? o Bestaan er ook gedichten zonder rijm? o Begrijpt iedereen het gedicht op dezelfde manier? o Wat zou je Ted van Lieshout willen vragen over zijn gedichten? 2. Draag een aantal gedichten zonder rijm voor. Bijvoorbeeld: o Het gedicht Ik schreef eens van Toon Tellegen o Het gedicht Oote van Jan Hanlo o Het gedicht De mus van Jan Hanlo Bespreek het volgende met de leerlingen: o Wat vind je echt mooi aan de gedichten? o Herken je iets uit de gedichten? o Herken je iets van jezelf in de gedichten? o Begrijpt iedereen de gedichten op dezelfde manier? o Wat zou je de dichters willen vragen over hun gedichten? 3. Vraag de leerlingen om een gedicht te verzinnen met als titel hun lievelingsdier. Verdeel verschillende emoties die het gedicht moet bevatten over de leerlingen (boos, blij, schattig, verdrietig, etc.). Reflectievragen Onderzoek Uit de hoge hoed Wat vind je mooier klinken: rijm, geen rijm of een klankgedicht? Wat zegt de titel over het gedicht? Waarom zijn gedichten echt nodig? Vind je gedichten belangrijk? Wanneer is het schrijven van gedichten een beroep en wanneer is het een hobby? 3.2. Uitvoeren Uit de hoge hoed Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Toon een aantal voorbeelden van dada-gedichten (zoek op internet op dada-gedichten en selecteer een aantal geschikte afbeeldingen). 2. Draag het gedicht Hoe maak je een dada-gedicht van Tristan Tzara voor. Laat het ook zien op het digibord. 3. Maak voor elke leerling een kopie van één of meerdere gedichten uit de bundel Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder van Ted van Lieshout. Laat de leerlingen de woorden uitknippen en laat ze met (een aantal van) die woorden een nieuw gedicht samenstellen dat is geïnspireerd op Tzara s gedicht Hoe maak je een dada-gedicht. Laat de leerlingen de 6

uitgeknipte woorden lijmen op een vel (gekleurd) papier en laat ze zelf een vorm bedenken, geïnspireerd op de dada-gedichten. 4. De leerlingen dragen hun gedichten aan elkaar voor. Bespreek met de klas wat het gedicht over de leerling zegt. 5. Laat de leerlingen op een strookje papier één regel uit hun gedicht overschrijven. Stop alle regels in een hoge hoed. Laat een leerling de regels uit de hoge hoed pakken en oplezen. Plak de regels op het bord en draag het gedicht voor. Maak met het restant van de regels een aantal gedichten, zodat alle regels gebruikt zijn. Verzin met de klas titels voor de verschillende klassengedichten. Reflectievragen Uitvoeren Uit de hoge hoed Is het gedicht van Tzara een gedicht of een gebruiksaanwijzing? Hoe verliep het bedenken van een vorm voor het gedicht? Welke dichtregels vind je het mooist? Waarom? Wat vertelt het gedicht over jou? Wat ziet de klas van jou terug in je gedicht? Hoe is het om een gedicht te maken? Licht je antwoord toe. Wat zeggen de klassengedichten over de klas? Hoe verliep het verzinnen van titels voor de klassengedichten? 3.3. Presenteren Uit de hoge hoed De eindresultaten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: Exposeer of reproduceer de collagedichten en bundel ze tot een boekje (een digitaal boekje behoort vanzelfsprekend ook tot de mogelijkheden). De leerlingen dragen hun gedichten voor vanaf een podium, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een weekopening en/of maandsluiting. Maak een foto van de klassengedichten en deel deze met de ouders. Typ de klassengedichten uit, laat ze vergroten tot A0-formaat en hang ze op in de klas. Organiseer een dada-middag voor de ouders. Laat de leerlingen een uitnodiging maken met daarop datum, tijd, locatie, groep, namen van de leerlingen en leerkracht. Reflectievragen Presenteren Uit de hoge hoed Ben je tevreden over de presentatievorm? Waarom wel of niet? Kun je nog een andere manier bedenken waarop je je gedicht kunt presenteren? Waar zou je je gedicht nog meer kunnen ophangen of opplakken? Bij welke gelegenheid zouden jullie je klassengedicht kunnen voordragen of ophangen? 3.4. Evalueren Uit de hoge hoed Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces: Wanneer vormen achter elkaar gezette woorden een gedicht? Moet je altijd zelf woorden bedenken voor een gedicht? Wanneer is iets eerder een gedicht: als je het met woorden samenstelt of met zinnen? Hoe verliep het maken van de zinnen met de uit de hoed getrokken woorden? Wat verandert er in het gedicht als je het voordraagt? Wat ging beter: het oefenen of het presenteren voor de klas? 7

Op welke manier komt je gedicht het beste tot zijn recht: gebundeld tussen andere gedichten, op een poster, als je het voordraagt of bijvoorbeeld in een filmpje waarin je het zelf voordraagt? Waarom? 8

4. Deelopdracht 2: Aangenaam 4.1. Onderzoek Aangenaam De leerlingen onderzoeken de betekenis en herkomst van hun voor- en achternaam. Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Geef de leerlingen de opdracht om thuis te vragen naar wie hun voornaam verzonnen heeft, of het een naam is die vaker in de familie voorkomt, wat de betekenis van de naam is, etc. Laat de leerlingen ook vragen naar de herkomst van hun achternaam en van hun eventuele bijnaam. 2. Bespreek met de leerlingen het volgende: o Wat zegt jouw voornaam over jou? o Wat zegt jouw achternaam over jou? o Welke betekenis of geschiedenis heeft jouw achternaam? Reflectievragen Onderzoek Aangenaam Hoe en wanneer zijn achternamen ontstaan? Wat vind je van namen, zijn ze wel nodig? Waarom moet een naam bij de geboorte gegeven worden? Wat vind je daarvan? Waarom past jouw naam bij je? Past de betekenis van jouw naam bij je? Kan een naam ook groeien, zoals je zelf ook groeit? Hoe ontstaan bijnamen? 4.2. Uitvoeren Aangenaam Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Met namen kun je ook hele mooie gedichten maken. Zoek op internet een aantal portretgedichten, bijvoorbeeld van Guillaume Apollinaire of op Pinterest (zoekterm: letterportret ). 2. Laat de leerlingen een lijst van woorden samenstellen die iets zegt over henzelf. De leerlingen bespreken hun lijsten met elkaar en vullen deze aan. De leerlingen van groep 3 en/of leerlingen die nog niet zo schrijfvaardig zijn, kunnen gebruikmaken van een woordenlijst uit het document Informatie voor de leerkracht. 3. De leerlingen maken een naamdicht door de letters van hun eigen naam onder elkaar te zetten en daarachter de woorden te schrijven die bij hen passen. Laat de leerlingen er woorden bij verzinnen als dat nodig is om goed uit te komen. Bijvoorbeeld: 'houdt van voetbal' als er wel een h maar geen v in de naam voorkomt. 4. De leerlingen bedenken een vorm voor hun naamdicht. Ze zetten eerst de beginletters neer en accentueren belangrijke woorden. Denk aan de kleur, grootte en vorm van de letters. 5. De leerlingen tekenen met woorden een (zelf)portret van hun gezicht of lichaam. Maak hierbij gebruik van de voorbeelden van portretgedichten die u bij 1. heeft laten zien en zie bijlage. Reflectievragen Uitvoeren Aangenaam Had je veel hulpwoorden nodig bij het maken van je naamdicht? Hoe kwam dat? Waar kom je beter tot je recht: in het naamdicht of in het zelfportret? Waarom? Hoe maak je van een letter een afbeelding? (Denk bijvoorbeeld aan Middeleeuws schrift met onherkenbare beginletters.) 9

4.3. Presenteren Aangenaam De eindresultaten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: Richt een tentoonstelling in met alle ontworpen naamdichten en portretten, eventueel vergezeld van een foto van de maker. Laat de leerlingen hun werk toelichten. Maak een slideshow met de naamdichten en portretten van alle leerlingen. Reflectievragen Presenteren Aangenaam Vond je het echt nodig om iets bij je naamdichten te vertellen, of spraken je werkjes voor zich? Wat is leuker en wat is moeilijker: schrijven of tekenen met woorden? Waarom? Waar zie je buiten de school getekende woorden? 4.4. Evalueren Aangenaam Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces: Waar kom je beter tot je recht: in het naamdicht of in het zelfportret? Waarom? Wanneer ben je het meest jezelf: op een selfie, in een naamdicht of in een portret van woorden? Zijn er nog woorden die je aan je naamdicht had willen toevoegen? 10

5. Deelopdracht 3: Beeldsonnet 5.1. Onderzoek Beeldsonnet In deze opdracht doen de leerlingen onderzoek naar het (beeld)sonnet. Een sonnet bestaat uit veertien regels en vier verzen. De eerste twee verzen hebben elk vier regels en de laatste twee verzen hebben elk drie regels. Een sonnet heeft een vast rijmschema: a-b-b-a / c-d-d-c / e-f-e / f-e-f. Een beeldsonnet volgt de opbouw van een sonnet, maar dan met voorwerpen. De beelden of voorwerpen aan het einde van een regel rijmen met een andere regel. Door een aantal eenvoudige voorbeelden te bekijken, wordt de structuur van een (beeld)sonnet voor iedereen goed zichtbaar en is die gemakkelijk te begrijpen. Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Leg een aantal fruitsonnetten klaar, zodat elke leerling een stukje fruit kan pakken. Leg een beeldsonnet van Ted van Lieshout ernaast. 2. Laat de leerlingen twee sonnetten lezen: sonnet van Lucebert Een beeldsonnet van Ted van Lieshout (zie ook dit filmpje waarin iemand zijn boek Driedelig paard bespreekt). 3. Vergelijk de twee sonnetten met elkaar en onderzoek de overeenkomsten. 4. Bespreek het volgende met de leerlingen: o Wanneer is een gedicht een sonnet? o Welke kenmerken van een gedicht zie je terug in een beeldsonnet? o Hoe draag je een beeldsonnet voor? Denk aan de uitspraak van het woord, hoog of laag, etc. o Met welke voorwerpen zou je op welke plekken een beeldsonnet kunnen neerleggen? Bijvoorbeeld op het strand, in het bos, op straat. Reflectievragen Onderzoek Beeldsonnet Welke smaken hadden de sonnetten? Hoeveel soorten voorwerpen heb je maximaal nodig voor een beeldsonnet? Met welke voorwerpen uit de klas zou je nu een beeldsonnet kunnen neerleggen? 5.2. Uitvoeren Beeldsonnet Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. De leerlingen gebruiken het gedicht sonnet van Lucebert voor het maken van een eigen beeldsonnet. Bij de woorden ik (zeven keer), mij (vier keer) en mijn (drie keer) verzamelen ze materiaal dat iets over hen zegt. 2. Afhankelijk van de grootte van de voorwerpen kiezen de leerlingen een plek waar ze hun beeldsonnet neerleggen. 3. Plaats de sonnetten bij elkaar, zodat je een tafel- of een groepssonnet kunt fotograferen. 4. Fotografeer de sonnetten. Suggestie: maak een extra groenten- en fruitsonnet en eet dat, na het te hebben gefotografeerd, met de hele klas op. 11

Reflectievragen Uitvoeren Beeldsonnet Vertel hoe je de materialen voor je beeldsonnet hebt verzameld? Op welke manieren kun je nog meer een beeldgedicht maken? Welke overeenkomsten zie je tussen de verschillende beeldsonnetten? Welk beeldsonnet ligt er het mooist bij? Waarom? 5.3. Presenteren Beeldsonnet De eindresultaten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: Maak met de leerlingen een expositie van hun eigen beeldsonnetten en een nieuw beeldsonnet van eetbare elementen. Nodig mensen uit om de sonnetten te bekijken en het eetbare sonnet op te eten. Maak een kort filmpje waarin je het sonnet neerlegt en eventueel opeet, of er iets anders mee doet. Druk de foto s van de groepssonnetten af op A3-formaat. Laat de leerlingen deze signeren en presenteren. Reflectievragen Presenteren Beeldsonnet Wat waren de reacties van het publiek op jullie sonnetten? Smaakte het (eetbare) beeldsonnet naar meer? Komt je sonnet in het filmpje goed tot zijn recht? Wat zou er beter kunnen? 5.4. Evalueren Beeldsonnet Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces: Wat past beter bij jou: een sonnet van woorden of een beeldsonnet? Waarom? Bij welke gelegenheid zou jij een beeldsonnet neerleggen, of juist een sonnet in woorden maken? Hoe vond je het om op deze manier iets over jezelf te vertellen? Wat is het verschil tussen een selfie en het sonnet van Lucebert? 6. Algemene beoordeling Voor het beoordelen van de leerlingprestaties kunt u gebruikmaken van het beoordelingsformulier voor de leerkracht. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van COH. De leerlingprestaties in het gehele project worden meegenomen in de beoordeling. Voor het gebruik van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. De beoordelingsformulieren voor de leerkracht en de toelichting op het beoordelingsmodel vindt u in de bijlagen van het document Informatie voor de leerkracht. 12