DE DYNAMIEK VAN DE BRUSSELSE WIJKEN (1981-2006)



Vergelijkbare documenten
5. De inkomens. 1. Er is inkomen en inkomen

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

Welzijnsbarometer 2015

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

DE GENKSE BEVOLKING OP

Accroissement démographique, multiculturalité, dualisation sociale: les enjeux bruxellois

Deel I: Algemene context

Sessie 2. Ook in Gent: mensen komen en gaan!

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Demografie SAMENVATTING

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel. Steunpunt Sociale Planning

3. De Brusselse gemeenten: leeftijdsstructuur

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bevolkingsvooruitzichten

Belgen en niet-belgen

Bevolkingsstatistieken geven een eerste beeld van de levensloop en de levensomstandigheden van vrouwen en mannen in België.

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Hoofdstuk. Migratie. in België

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Welzijns- en gezondheidsatlas van Brussel-Hoofdstad

Uit huis gaan van jongeren

Allochtonen op de arbeidsmarkt

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België

Situering op kaart. WIJKFICHES Bloemekenswijk. statistische sectoren Bloemekenswijk. 1,67 km 2 (1,1% van Gent) Oude Lieve. Rustoord.

FOCUS Territoriale benadering van de werkloosheid van allochtone vrouwen of vrouwen van allochtone afkomst in het Brussels Gewest

Demografische evoluties in Vlaamse gezinnen vanaf 1970

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

La présence étrangère à Bruxelles : une démographie très dynamique. De buitenlandse aanwezigheid in Brussel: een heel dynamische demografie

2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

Hoofdstuk 2 KINDEREN IN HUN GEZINSCONTEXT: EEN BLIK OP DE DIVERSITEIT

Doorstromingen van de jongeren School Actief leven in Brussel Poging om een definitie te geven van de sleutelindicatoren

Bevolkingsprognose Deventer 2015

De honden en katten van de Belgen

PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012

SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit

De Brusselse bevolking: een demografische doorlichting

GEMEENTEFINANCIËN: WAAR GAAN DE OCMW S NAARTOE?

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Gent in cijfers reeks

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Concentratie allochtonen toegenomen

TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT"

Sociale Groene Lening 12 oktober 2010

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

Mannen en vrouwen in Nederland

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Gehuwd of ongehuwd samenwonen met een partner en/of kinderen. Trends, vooruitzichten en beleidsimplicaties in het Vlaamse Gewest

Demografische barometer 2013 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

People. Europa telt niet de meeste inwoners, maar heeft. wel de hoogste bevolkingsdichtheid van alle regio s

De leefvorm van moeders bij de geboorte van een kind: evolutie in het Vlaamse Gewest tussen 1999 en 2007

OVERDRACHT WERKLOOSHEID OCMW: MONITORING 1 STE SEMESTER 2015

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

VOORUITZICHTEN. Demografische vooruitzichten Federaal Planbureau. Bevolking en huishoudens. Economische analyses en vooruitzichten

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

FOCUS "Senioren en het OCMW"

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Roumains, Polonais et Bulgares. Roemenen, Polen en Bulgaren. Tendances démographiques récentes. Recente demografische trends

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

5. Onderwijs en schoolkleur

Beroepsbevolking 2005

Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015

Een terugblik op vijf decennia

Kerncijfers voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Pensioenaanspraken in beeld

Geestelijke gezondheid van de Brusselaars: cijfers in context

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Huisartsen in het Brussels Gewest: wie zijn ze, waar houden ze praktijk, en waar zijn er mogelijke tekorten?

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Structuur en Beweging van de residentiële bevolking (wettelijke statistiek geldig op nationaal vlak)

Transcriptie:

Sociaaleconomische evolutie van het Brussels grondgebied op het niveau van de wijken (Monitoring Districts), over de periode van 1981/1991 tot vandaag DE DYNAMIEK VAN DE BRUSSELSE WIJKEN (1981-2006) B. Wayens, P. Kummert, G. Van Hamme, C. Vandermotten ULB Institut de Gestion de l'environnement et d'aménagement du Territoire P. Deboosere, D. Willaert VUB Interface Demography J.P. Sanderson, T. Eggerickx UCL Groupe d'étude de démographie appliquée De Maesschalck, C. Kesteloot KULeuven - Instituut voor Sociale en Economische Geografie met medewerking van S. De Corte VUB - Cosmopolis v.09nl oktober 2009 (Nederlandse vertaling maart 2010)

I. DE DYNAMIEK VAN DE BRUSSELSE WIJKEN (1981-2006)... 1 I. INWONERS VAN DE BRUSSELSE WIJKEN EN HUN EVOLUTIE... 5 I.1. NIEUWE JONGEREN IN EEN VEROUDEREND GEWEST... 7 I.1.1. LEEFTIJDSSTRUCTUUR VAN DE WIJKEN... 8 I.1.2. DE EVOLUTIE VAN DE LEEFTIJDSSTRUCTUUR VAN DE WIJKEN... 9 I.2. DIVERSIFICATIE VAN DE STRUCTUUR VAN DE HUISHOUDENS... 10 1.2.1. TOENAME VAN NIET-KLASSIEKE HUISHOUDENS... 12 1.2.1.1. ALLEENSTAANDEN...12 1.2.1.2. EENOUDERGEZINNEN...15 1.2.2. NIEUWE SAMENLEVINGSVORMEN VAN KOPPELS... 17 1.2.2.1. HOTEL MAMA -GENERATIE EN ECONOMISCHE STRATEGIEËN...17 1.2.2.2. KOPPELS ZONDER KINDEREN...18 1.2.2.3. KOPPELS MET KIND...19 I.3. EEN MEER KOSMOPOLITISCHE STAD... 20 1.3.1. BEHOUD VAN DE HISTORISCHE IMMIGRANTENWIJKEN... 22 1.3.2. TOENAME VAN EUROPESE IMMIGRANTEN IN HET OOSTEN... 22 II. LEVENSOMSTANDIGHEDEN VAN DE BRUSSELSE BEVOLKING... 24 II.1. INKOMENSVERSCHILLEN BLIJVEN BESTAAN... 24 II.1.1. HET BELASTBARE INKOMEN OP DE BELASTINGAANGIFTE GEEFT GEEN VOLLEDIG BEELD VAN DE KOOPKRACHT... 24 II.1.2. DE KLOOF TUSSEN DE WIJKEN BLIJFT IN STAND EN WORDT DIEPER TUSSEN HUISHOUDENS... 24 II.1.3. INKOMENSSTIJGING IN DE EERSTE OOSTELIJKE KROON... 27 II.1.4. MINDER DAN DE HELFT VAN DE VOLWASSENEN HEEFT EEN INKOMEN UIT ARBEID... 29 II.2. WERKLOOSHEID IS STRUCTUREEL GEWORDEN... 30 II.2.1. SPREIDING VAN DE WERKLOOSHEID MAAR NIET MINDER VERSCHILLEN TUSSEN WIJKEN... 32 VERGELIJKBAARHEID VAN DE GLOBALE WERKLOOSHEID EN PER WIJK...32 II.2.2. HOGERE OPLEIDINGSNIVEAUS EN TOEGANG TOT WERK... 37 II.2.2.1. ALGEMENE VERHOGING VAN HET OPLEIDINGSNIVEAU...37 II.2.2.2. HOGERE OPLEIDINGSNIVEAUS EN TOEGANG TOT WERK...39 II.2.3. STEEDS MEER VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT... 40 II.3. HUISVESTING VERBETERT, MAAR PROBLEMEN MET OVERBEVOLKING EN TOEWIJZING DUREN VOORT... 42 II.3.1. MEER BASISCOMFORT... 42 II.3.2. PROBLEMATISCHE COMFORTVERSCHILLEN... 45 II.3.3. GROTER AANDEEL EIGENAARS IN DE EERSTE KROON... 47 III. BRUSSEL TUSSEN BLIJVERS EN MIGRANTEN... 51 III.1. BLIJVEN OF VERHUIZEN... 51 III.1.1. EEN AANZIENLIJK DEEL BLIJVERS... 52 III.1.2. VERHUIZEN, MAAR WAARHEEN?... 53 III.1.2.1. NAAR EEN ANDERE WIJK IN BRUSSEL...53 III.1.2.2. NAAR HET BUITENLAND...53 III.1.2.3. NAAR DE REST VAN BELGIË...54 III.1.2.4. DE BESTEMMINGEN ZIJN AFHANKELIJK VAN HET SOCIAALECONOMISCHE PROFIEL VAN DE WIJK...55 III.2. NIEUWKOMERS EN VERTREKKERS PER ZONE... 57 III.2.1. NIEUWKOMERS EN VERTREKKERS VAN VERSCHILLENDE LEEFTIJDEN, MET VERSCHILLENDE BESTEMMINGEN... 57 III.2.2. LAGERE EMIGRATIE VANUIT DE ARME SIKKEL BUITEN BRUSSEL... 59 III.2.3. TWEE VERSCHILLENDE MIGRATIESYSTEMEN IN DE STAD VOOR BUITENLANDERS... 60 III.3. VANUIT HET STANDPUNT VAN DE HUISHOUDENS: WELKE WOONKEUZES BIJ EEN VERANDERING VAN SAMENSTELLING?... 60 III.3.1. LEEFTIJD EN POSITIEVERSCHUIVING IN HET HUISHOUDEN... 63 III.3.2. BRUSSEL VERLATEN WANNEER HET HUISHOUDEN VERANDERT?... 65 III.3.2.1. HET EFFECT VAN DE LEEFTIJD...66 III.3.2.2. HET EFFECT VAN HET OPLEIDINGSNIVEAU...66 III.3.2.3. HET EFFECT VAN DE WIJK...69 III.3.2.4. EEN EMPIRISCHE BASIS VOOR VERDER ONDERZOEK...69-3-

IV. SOCIAALECONOMISCHE EVOLUTIES VAN WIJKEN EN MIGRATIE: WELKE RELATIE?.. 70 IV.1. HEDENDAAGSE MIGRATIE IN DE STAD: AANZET TOT SYNTHESE... 70 IV.1.1. BRUSSEL, TONEEL VAN DRIE MIGRATIETYPES... 70 IV.1.2. BRUSSEL, EEN VEELZIJDIGE RUIMTE OP MIGRATIEVLAK... 71 IV.2. HET EFFECT VAN DE MIGRATIE OP DE SOCIAALECONOMISCHE STRUCTUUR VAN DE WIJKEN... 73 IV.2.1. MIGRATIES HOUDEN DE SOCIALE EN RUIMTELIJKE VERDELING VAN DE STAD IN STAND... 73 IV.2.2. MIGRATIE HEEFT EEN EFFECT OP DE INKOMENSVERDELING BINNEN DE AGGLOMERATIE... 74 IV.2.3. MIGRATIES HANDHAVEN DE SPECIFIEKE KENMERKEN VAN DE BRUSSELSE ARBEIDSMARKT... 75 IV.2.4. DE MIGRATIE NAAR DE RAND WORDT ALTIJD GEMOTIVEERD MET EEN WONINGAANBOD DAT WEINIG AANGEPAST IS AAN JONGE GEZINNEN... 76 ANNEXES... 77 SAMENSTELLING VAN DE HUISHOUDENS IN DE LIPRO-TYPOLOGIE...77 VARIABELEN GEASSOCIEERD MET DE SYNTHESE-COMFORTINDICATOR...79 EMIGRATIE, IMMIGRATIE EN MIGRATIEBALANS PER ZONE...80 WOORDENLIJST... 81-4-

I. INWONERS VAN DE BRUSSELSE WIJKEN EN HUN EVOLUTIE Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat uit 19 gemeenten op een oppervlakte van 161,4 km2. Het Gewest vormt de kern van een veel grotere morfologische agglomeratie, die in totaal 36 gemeenten 1 en anderhalf miljoen inwoners telt. Op 1 januari 2008 waren de officiële bevolkingscijfers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.048.491 inwoners. De Brusselse bevolking is de jongste van het land, met een gemiddelde leeftijd van 37,7 jaar in 2007 (tegenover 40,1 jaar in het koninkrijk). In de voorbije anderhalve eeuw werd de demografische ontwikkeling van Brussel sterk overheerst door migratie. Dat fenomeen is vandaag heel duidelijk zichtbaar. De hoofdstad zag haar bevolking de afgelopen jaren toenemen en, zoals voor alle grote steden van Europa geldt, de samenstelling sterk internationaliseren. De laatste volkstelling (de Sociaaleconomische enquête uit 2001) maakt het mogelijk om rekening te houden met de oorspronkelijke nationaliteit van de bevolking. Volgens dit criterium telde Brussel niet minder dan 45 verschillende nationaliteiten van minstens 1000 bewoners. Sindsdien is de samenstelling nog diverser geworden en is de bevolking uit landen van de Europese Unie toegenomen. Het Gewest wordt gekenmerkt door een duidelijke ruimtelijke differentiatie tussen arme wijken, gemengde wijken en betere wijken. De basisstructuur van deze ruimtelijke segregatie volgens sociaaleconomisch statuut heeft oude historische wortels en wordt getroffen door een zekere inertie. Niettemin wijzigt de bevolkingssamenstelling van bepaalde wijken geleidelijk door de komst van nieuwe bewoners, de uitvoering van grote projecten in een aantal wijken, de vastgoedspeculatie en de stijging van de woningprijzen. Brussel is typisch een stad van immigranten, van mensen die buiten het gebied geboren zijn, maar er op een gegeven moment tijdens hun leven komen wonen. In 1991 was slechts 50,8% van de Brusselaars in het Gewest geboren. En wanneer men zich beperkt tot Brusselaars van boven 18 jaar, dan bedraagt het percentage slechts 42,5%. In 2001 zakte het percentage Brusselaars dat in Brussel is geboren nog iets, namelijk tot respectievelijk 49,8% en 40,3%, onder invloed van de recente stijging van de immigratie. De meerderheid van de Brusselaars die buiten het Gewest zijn geboren is afkomstig uit een ander land. In 2001 was 31,7% van de Brusselaars geboren in het buitenland, tegenover 8,4% in Vlaanderen en 10,1% in Wallonië. Figuur I-1: I Factoren van de recente evolutie van de Brusselse bevolking. Bron: Rijksregister, ADSEI, verwerking door Interface Demography 1 Van der Haegen, H., E. Van Hecke & G. Juchtmans (1996), De Belgische stadsgewesten 1991, Statistische Studiën, 104, Nationaal Instituut voor de Statistiek. -5-

Migratie is de demografische factor die de samenstelling van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het meest beïnvloedt (figuur I-1). De natuurlijke groei levert sinds 2003 de grootste bijdrage aan de groei van de bevolking, maar de migratiegolven blijven de grootste invloed uitoefenen op de samenstelling. Internationale migratie draagt duidelijk bij tot de groei van de bevolking. Ongeveer een derde van de bevolkingsuitwisselingen tussen België en het buitenland verloopt via Brussel. In 2006 was het saldo van de internationale migratie (dat is het verschil tussen de bevolkingsstromen uit en naar het buitenland) als volgt verdeeld tussen de gewesten: 17.588 mensen voor Brussel, 21.546 voor Vlaanderen en 10.402 voor Wallonië. Naast (en ten dele dankzij) de continue internationale immigratiestroom draagt Brussel ook in hoge mate bij tot de interne migratiedynamiek van België. Het Gewest kent al tientallen jaren een duidelijk negatief intern migratiesaldo. Met andere woorden, er zijn meer inwoners die de hoofdstad verlaten en in een ander deel van het land gaan wonen, dan nieuwkomers uit Vlaanderen en Wallonië die zich in Brussel komen vestigen (kaart I-1). Aangezien dit vooral gezinnen met jonge kinderen betreft, draagt deze migratiestroom bij tot de groei en de verjonging van de bevolking in Vlaanderen en in Wallonië. Dit negatieve saldo bereikte tijdelijk een relatief laag niveau in het midden van de jaren negentig, maar is sinds 2003 weer hoger dan 10.000 mensen per jaar. Interne migratiebalans met het Brussels Gewest, 2001-2006 (Van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest)/ bevolking van de gemeente in 2001 (%) Kaart I-1: I interne migratiebalans met het Brussels Gewest, 2001-2006 2006 Bron: Rijksregister. Cartografie : IGEAT, ULB In het jaar 1995 kwam er een halt aan de bevolkingsterugloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De internationale immigratie volgde hetzelfde ritme als de interne emigratie en oversteeg die soms zelfs. Maar een ander cruciaal fenomeen deed eveneens zijn intrede: sinds 1985 kent een Brussel een positieve natuurlijke groei. Het absolute sterftecijfer daalt sinds een aantal jaar als gevolg van het afnemende aandeel van senioren in de bevolking. De oudste generaties van vandaag behoren tot de pioniers van de verrandstedelijking. De mindere aanwezigheid van senioren, gekoppeld aan een licht stijgende levensverwachting, verklaart de vermindering van het aantal sterfgevallen. De combinatie van de iets hogere -6-

vruchtbaarheidsgraad van de internationale immigranten met de jonge leeftijdspiramide verklaart het jaarlijks stijgende geboorteaantal. In 1995 bereikte de Brusselse bevolking haar laagste volume sinds de Tweede Wereldoorlog, maar sindsdien leidden de contante stijging van de natuurlijke groei en een positief migratiesaldo tot een sterke toename van de bevolking. Volgens het rijksregister is het aantal van een miljoen inwoners overstegen in 2005; op 1 januari 2008 bedroeg het cijfer al 1.048.491 inwoners. Wanneer men daarbij de bevolking optelt die niet is inbegrepen in de officiële cijfers (bijvoorbeeld asielzoekers die een beslissing afwachten en die zijn ingeschreven in een wachtregister), dan overstijgt de Brusselse bevolking vandaag zonder twijfel haar historische maximum uit 1968 (1.079.181 inwoners). I.1. NIEUWE JONGEREN IN EEN VEROUDEREND GEWEST In 25 jaar tijd heeft de leeftijdsverdeling van de Brusselaars een transformatie ondergaan. Van een verouderende regio is Brussel uitgegroeid tot het enige Belgische gewest dat jaar na jaar zijn bevolking ziet verjongen. De Brusselse wijken spelen een grote rol in de levenscyclus van de bewoners. Jonge volwassenen wonen vooral in het centrum en in de buurt van universiteiten, en verlaten de randwijken waar de oudere generaties wonen. Age Gemiddelde moyen, 2006 leeftijd, 2006 Age Gemiddelde moyen des leeftijd habitants van de inwoners 41,89-47,37 39,65-41,88 37,96-39,64 34,97-37,95 29,61-34,96 Weinig quartier bevolkte peu peuplé wijk 0 1 2 km Source: Bron: ADSEI, DGSIE, Rijksregister registre national 2006 2006 Kaart I-2: I gemiddelde leeftijd van de wijkbevolking in 2006. Bron: ADSEI, Rijksregister. Cartographie: Cartografie : IGEAT, ULB In 2006 is de gemiddelde leeftijd van de bevolking in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 37,8 jaar. Het is het jongste gewest van het land. Dit resultaat verbergt een grote variëteit van situaties. De oudste wijk is Scherdemael in Anderlecht met 47,37 jaar en de jongste wijk is Weststation met 29,61 jaar, dus een verschil van 18 jaar. Op de kaart is een duidelijke tegenstelling tussen centrum en rand te zien, met een jong centrum en een oudere rand. Het jongste gedeelte stemt overeen met de arme sikkel en strekt zich uit van Laag-Vorst tot het centrum van Sint-Joost via het noordwesten van de Vijfhoek. Deze zone strekt zich uit naar het noordoosten in de richting van het station van Schaarbeek. Een tweede redelijk jonge zone vult de eerste aan. Deze zone dekt het historische hart van Brussel en -7-

strekt zich verder uit tussen de Universiteitswijk en de wijken langs het Josaphatpark. Verder vinden we wijken waar de gemiddelde leeftijd hoger ligt (kaart I-2). I.1.1. LEEFTIJDSSTRUCTUUR VAN DE WIJKEN Deze contrasten in termen van gemiddelde leeftijd leiden tot nogal verschillende wijksamenstellingen. De jongste bevolkingsgroep, van minder dan 3 jaar, concentreert zich in de arme sikkel (figuur I-2, piramide Molenbeek-centrum). De factoren die de jonge leeftijd van deze wijken verklaren, zijn enerzijds het gewicht van de jongste leeftijdsgroepen, maar vooral de ondervertegenwoordiging van de oudste leeftijdsgroepen (45-64 jaar, en 65 jaar en ouder), die zich vooral in de rand concentreren. De arme sikkel heeft een grote concentratie buitenlandse bevolking, afkomstig uit Turkije en Noord- Afrika en met een hogere vruchtbaarheid dan de Europese en Belgische normen. Daarnaast hebben deze wijken ook een hoger aandeel van volwassenen op een leeftijd waarop ze zich voortplanten. Allemaal elementen die het belangrijke aandeel van jonge kinderen in deze wijken verklaren 2. Berchem-centrum (westelijke zone) Molenbeek-centrum (centrale zone-west) mannen Hommes 100-104 90-94 80-84 vrouwen Femmes mannen Hommes 100-104 90-94 80-84 vrouwen Femmes 70-74 70-74 60-64 60-64 50-54 50-54 40-44 40-44 30-34 30-34 20-24 20-24 10-14 10-14 0-4 0-4 150 130 110 90 70 50 30 10 10 30 50 70 90 110 130 150 Dansaert (vijfhoek) 110-114 100-104 90-94 mannen vrouwen 80-84 70-74 60-64 50-54 40-44 30-34 20-24 10-14 0-4 150 130 110 90 70 50 30 10 10 30 50 70 90 110 130 150 Squares (centrale zone-oost) 100-104 mannen Hommes Femmes vrouwen 90-94 80-84 70-74 60-64 50-54 40-44 30-34 20-24 10-14 0-4 150 130 110 90 70 50 30 10 10 30 50 70 90 110 130 150 Paduwa (tussenliggende oostelijke zone) 110-114 150 130 110 90 70 50 30 10 10 30 50 70 90 110 130 150 Sint-Paulus (externe oostelijke zone) 110-114 100-104 90-94 mannen 100-104 90-94 vrouwen mannen 80-84 vrouwen 80-84 70-74 70-74 60-64 60-64 50-54 50-54 40-44 40-44 30-34 30-34 20-24 20-24 10-14 10-14 0-4 0-4 150 130 110 90 70 50 30 10 10 30 50 70 90 110 130 150 150 130 110 90 70 50 30 10 10 30 50 70 90 110 130 150 Figuur I-2: I leeftijdspiramide van enkele Brusselse wijken in 2006. De piramide van het gewestelijke gemiddelde is weergegeven als een lichte achtergrond op de grafieken. Elke wijk is gekozen vanwege zijn representativiteit voor een deel van het Gewest (zie woordenlijst): Berchemcentrum voor de westelijke zone 3, Molenbeek-centrum voor de centrale zone (west), Dansaert en Squares voor de centrale zone (oost), Paduwa voor de tussenliggende oostelijke zone en Sint-Paulus voor de externe oostelijke zone. Bron: Rijksregister. 2 Eggerickx Th., Poulain M. et Kesteloot Ch., 2002, La population allochtone en Belgique, Monographie 3 du recensement de la population de 1991, INS-SSTC, Bruxelles, 259 p. 3 Zie woordenlist, item "Structure spatiale de la Région de Bruxelles-Capitale, ruimtelijke structuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest»". -8-

De grote concentratie jonge volwassenen (18-29 jaar) en mensen van 30 tot 44 jaar in de historische centrumwijken en de uitlopers naar het oosten verklaart waarom deze zone een redelijk jong profiel heeft, hoewel de gemiddelde leeftijd hoger is dan de eerste zone. Het onderzoek van de leeftijdspiramides van de wijken werpt een licht op deze contrasten (figuur I-2, piramides Dansaert en Squares). De wijken van deze zone, waarin ook de Europese wijk ligt, hebben een deficit aan de twee uitersten van de piramide met een oververtegenwoordiging van volwassenen in een actieve leeftijd (20-64 jaar) en meer in het bijzonder van 25 tot 39 jaar. Twee migratiebewegingen kunnen deze specifieke samenstelling verklaren: de aanwezigheid van internationale ambtenaren en de aantrekkelijkheid van deze wijken voor jonge volwassenen die het huis uitgaan. De piramides van de randwijken van het Gewest (figuur I-2, piramides Paduwa en Sint-Paulus) vertonen een oudere structuur; de basis is er smaller dan het gewestelijke gemiddelde en we zien ook een zeer duidelijk deficit in de rangen van de jonge actieve volwassenen. In de top is er een oververtegenwoordiging van sommige leeftijdsgroepen, voornamelijk in het noordwesten (figuur I-2, piramide Berchem-centrum), waar de structuur van de wijken dichtbij het gewestelijke gemiddelde ligt, maar ouder is. I.1.2. DE EVOLUTIE VAN DE LEEFTIJDSSTRUCTUUR VAN DE WIJKEN Van 2001 tot 2006 daalt de gemiddelde leeftijd van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 38,5 tot 37,8 jaar, dus een daling met 0,7 jaar. Deze situatie is niet nieuw en bestaat al sinds 1993. De daling was eerst traag, maar versnelde in 1998. Toch is de algemene regel dat de bevolking in een regio jaar na jaar veroudert. Deze veroudering wordt gedeeltelijk vertraagd door sterfgevallen die vooral oudere mensen treffen en door geboortes die de jongste groep groter maken. Daar komt het gewicht van de interne en internationale migratie nog bij. In Brussel wordt deze verjonging vooral verklaard door de internationale migratie 4. Toch is dit geen algemene evolutie. In sommige wijken is de verjonging hoger dan het regionale gemiddelde, terwijl er in andere wijken meer veroudering is. Tot 1996 vertonen bijna alle Brusselse wijken het beeld van een verouderende bevolking. Bovendien neemt dit fenomeen tussen 1991 en 1996 nog toe. In die periode strekten de verouderende zones zich verder uit naar de rand en bereikten ze ook het historische centrum (Vijfhoek) en de wijken rond het Jubelpark. Van 1996 tot 2001 zien we een bijna algemene verjonging van de bevolking. We tellen nog slechts 26 wijken die verouderen, waarvan sommige redelijk sterk (bijvoorbeeld Vogelenzang Erasmus, Neerpede, Heymbosch-AZ Jette). De sterkste daling betreft een zone rond de Vijfhoek, van het noordoosten naar het zuidoosten van de Navo naar het Observatorium, en van het noordwesten naar het zuidwesten van Houba tot Veeweide-Aurore. In het centrum en de randwijken is de evolutie minder sterk, met wijken die een beetje verjongen of verouderen. 4 Sanderson J.P., Poulain M. et Eggerickx Th., 2004, Impact des migrations internes sur le vieillissement des populations locales: les communes belges de 1992 à 2002, communication présentée au XIIIe colloque national de démographie intitulé «Reproduction et renouvellement des populations», 11-14 mai 2004, Dijon, 21 p. -9-

Evolution Evolutie van de l'age de gemiddelde moyen, 2001 leeftijd, - 20062001-2006 Age Gemiddelde moyen 2006 leeftijd - age 2006 moyen 2001 gemiddelde leeftijd 2001 0,27-1,62-0,19-0,26-0,59 --0,2-1,08 --0,6-2,99 --1,09 Weinig quartier bevolkte peu peuplé wijk 0 1 2 km Source: Bron: ADSEI, DGSIE, Rijksregister registre national 2006 2001, 2001, 2006 2006 Cartographie: Cartografie : IGEAT, ULB Kaart I-3: I Vijfjarige evolutie van de gemiddelde leeftijd per wijk van 2001 tot 2006. In de blauwe wijken daalt de gemiddelde leeftijd en is sprake van een verjonging; in de rode wijken stijgt de gemiddelde leeftijd. Bron: ADSEI & Rijksregister. Tot slot, zien we van 2001 tot 2006 een nieuwe evolutie (kaart I-3). De meeste wijken zetten hun verjonging voort, maar nu zien we een noordwest/zuidoost-tegenstelling verschijnen tussen de wijken. De eerste groep wijken wordt gekenmerkt door een grote verjonging van de bevolking, terwijl de tweede groep, met name de randwijken, een lichtjes verouderende bevolking heeft. Het verjongingsproces lijkt niet af te nemen, maar na een mutatiefase zien we een herverdeling van de rol die de Brusselse wijken spelen in de levenscyclus van de bewoners. Over de hele periode 1981-2006 is er een lichte variatie in de ruimtelijke verdeling van de leeftijdsgroepen, met uitzondering van enkele volwassen leeftijdsgroepen, 18-29 jaar en vooral 30-44 jaar en 65 jaar en ouder. Sinds 2001 zien we bovendien een uitbreiding van de ruimte die de jongeren innemen, wat duidt op een vernieuwing van de bevolking, met name in sommige randwijken waar de oudste bewoners in 1981 naar verhouding talrijker aanwezig waren. I.2. DIVERSIFICATIE VAN DE STRUCTUUR VAN DE HUISHOUDENS Sinds de jaren 60 worden in de ontwikkelde landen een aantal demografische veranderingen waargenomen die verzameld kunnen worden in de term tweede demografische transitie 5. Het betreft een daling van de vruchtbaarheid, een toename van het aantal echtscheidingen en het optreden ervan na een kortere huwelijksduur, een uitstelbeweging inzake huwelijk en ouderschap, een toename van ongehuwd samenwonen, meer alleenwonen bij jongeren, en een toename van procreatie bij ongehuwd samenwonenden. De resultaten van deze demografische veranderingen hebben een belangrijke impact gehad op de verdeling van de bevolking naar leeftijd en huishoudenspositie. Zo is het aandeel 5 Lesthaeghe R. & D.J. van de Kaa, 1986, Twee demografische transities?, in Lesthaeghe & van de Kaa (red.), Groei of Krimp?, Boekuitgave Mens en Maatschappij, Deventer, van Loghum-Slaterus, p. 9-24. -10-

alleenstaanden en ongehuwd samenwonenden op jongere leeftijd fors toegenomen en heeft de toename van het aantal echtscheidingen geleid tot meer éénoudergezinnen met overwegend een vrouwelijk gezinshoofd. Ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben deze demografische veranderingen geleid tot een duidelijke herverdeling van de bevolking naar huishoudenspositie: de niet-klassieke huishoudens (alleenstaanden, éénoudergezinnen, ongehuwde koppels met kinderen) kenden de laatste decennia een aanzienlijke toename. De Brusselse situatie wat betreft gezinsvormingspatronen is nochtans complex door de aanwezigheid van een belangrijke groep niet-belgen. Vooral de Turken en Marokkanen volgen nog eerder het traditionele patroon (vroeg huwen en ouderschap op jonge leeftijd, relatief grote gezinnen en veel minder cohabitatie) 6. Bij sommige van de demografische veranderingen (ongehuwd samenwonen, procreatie bij ongehuwden en echtscheidingen) is er de laatste jaren sprake van een trendversnelling. De evolutie wordt geïllustreerd met de procentuele afname of toename van de verschillende posities binnen een leeftijdsgroep tussen 1991 en 2006. Een opvallende trend is dat het aantal kinderen jonger dan 4 jaar bij een gehuwd echtpaar met meer dan 12% afgenomen is ondermeer ten voordele van een aangroei van kinderen bij een ongehuwd samenwonend paar (+5,8%) of bij een alleenstaande ouder (+4%). Vooraleer verder in te gaan op de analyse van de evolutie van de huishoudens naar LIPRO-positie (zie bijlage), is het nuttig om kort even een andere dimensie van de huishoudens te beschrijven: de huishoudensomvang. De omvang van huishoudens staat natuurlijk niet los van de algemene evolutie naar type maar verdient wel afzonderlijk te worden omschreven. De omvang van de huishoudens, zowel het gemiddelde als de distributie, is namelijk van groot belang voor de woningmarkt en voor het consumptiepatroon van huishoudens. Het totaal aantal private huishoudens bedroeg in 1981, 1991, 2001 en 2006 respectievelijk 453.778, 460.646, 472.800 en 495.993 eenheden 7. De gemiddelde omvang van een privaat huishouden daalde van 2,17 personen in 1981 naar 2,02 personen in 2001. Tussen 2001 en 2006 nam de gemiddelde huishoudensgrootte licht toe tot 2,03 personen. De gezinsverdunning in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dus gestopt. De grootte van het huishouden is sterk gebonden aan de fase in de levensloop. Thuisverlaters starten vaak als een éénpersoonsgezin. Samenwonen en het krijgen van kinderen zorgen vervolgens voor een toename van het aantal leden in het huishouden. Op oudere leeftijd zal de gezinsgrootte opnieuw afnemen wanneer de kinderen het huis verlaten, de partners scheiden of één van de partners komt te overlijden. Het ruimtelijk patroon van de gemiddelde huishoudensomvang bestaat uit vier homogene zones 8 (kaart I-4): In het oostelijk deel van de vijfhoek en de aanpalende wijken in oostelijke en zuidelijke richting (Europawijk, Elsene, het oostelijk deel van Sint-Gillis) bedraagt het gemiddeld aantal personen per privaat huishouden meestal minder dan 1,7. De alleenstaanden zijn er dan ook ruim in de meerderheid. Hierbij aansluitend volgt een concentrische zone met een gemiddelde huishoudensomvang van 1,8 à 2 personen in het oosten. Deze ring wordt onderbroken door de allochtone buurten met een sterke oververtegenwoordiging van grote gezinnen in het westen. 6 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, 2006, Welzijns- en gezondheidsatlas van Brussel-Hoofdstad 2006, Dossiers van het Observatorium, Brussel. 7 Deze cijfers moeten in verband staan met de productie van woningen, ongeveer 4500 per jaar in de eerste helft van de jaren 2000 indien men zich baseert op de goedgekeurde bouwaanvragen. 8 Willaert, D. & P. Deboosere, 2005, Buurtatlas van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de aanvang van de 21e eeuw, Dossier nr. 42, Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel. -11-

Een groot deel van de periferie (Ukkel, Sint-Pieters-Woluwe, Neder-over-Heembeek, Sint- Agatha-Berchem) heeft een groter dan gemiddelde huishoudensgrootte. Hier wonen hoofdzakelijk koppels met kinderen. Gemiddelde omvang van de huishoudens, 2001 Gemiddeld aantal personen per privaat huishouden Brussels gewest: 2,02 2,35 2,10-2,34 1,93-2,09 1,71-1,92 < 1,71 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 Kaart I-4: Gemiddelde omvang van de huishoudens, 2001 Bron: ADSEI, Socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB 1.2.1. TOENAME VAN NIET-KLASSIEKE HUISHOUDENS 1.2.1.1. ALLEENSTAANDEN De lage gemiddelde huishoudensgrootte is het resultaat van de sterke oververtegenwoordiging van alleenstaanden: de helft van de Brusselse private huishoudens bestaat uit éénpersoonshuishoudens. Dat is heel wat hoger dan op nationaal niveau (33%). Tussen 1991 en 2006 is het aantal éénpersoonshuishoudens met 10 percent toegenomen; dat is iets meer dan de stijging van het totaal aantal private huishoudens in die periode (+8%). Het aandeel van de éénpersoonshuishoudens nam daardoor toe van 48,4% in 1991 naar 49,8% in 2006. De grootste evolutie van het aandeel éénpersoonshuishoudens vond evenwel plaats tussen 1981 en 1991 (stijging met bijna 7 procentpunt). Huishoudens bestaande uit 2, 3 en 4 personen maakten in 2006 respectievelijk 24, 11 en 8% van het totaal aantal private huishoudens uit. De grootste veranderingen traden ook hier op tussen 1981 en 1991. Na 1991 bleef het aandeel huishoudens met twee, drie of vier personen ongeveer hetzelfde (figuur I-3). De proportie grote huishoudens (5 personen of meer) is met minder dan 7% relatief beperkt. Ze zijn het talrijkst in wijken met veel Turken en Marokkanen 9 van Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek, Sint- Joost-ten-Node en Schaarbeek. Het aantal grote huishoudens is tussen 1991 en 2006 met bijna één 9 Het gaat hier over de oorsprong, die niet noodzakelijk beantwoordtaan de huidige nationaliteit.. -12-

vijfde toegenomen. Dit is niet enkel het gevolg van het stijgend aantal kinderen, maar ook van een toename van de huishoudens met meer dan 1 familiekern en met drie generaties. Figure I-3: I private huishoudens naar huishoudensomvang in het BHG (procentuele verdeling), 1/3/1981, 1/3/1991, 1/10/2001 en 1/1/2006 Op het histogram geeft elke kleur de verdeling van de huishoudens volgens grootte voor een gegeven jaar. De staafjes van één groep corresponderen met de grootte van een bepaald huishouden. Wanneer men die staafjes vergelijkt, dan kan men de evolutie van een bepaalde categorie van huishoudens in de tijd volgen. Bron: Volkstellingen en Rijksregister. De singles jonger dan 30 jaar maken iets minder dan 10% van het totaal aantal private huishoudens uit. De grootste concentraties jonge alleenstaanden komen voor in het stadscentrum en aanpalende buurten langs de Louizalaan, Rooseveltlaan en Generaal Jacqueslaan (campussen ULB en VUB) en langs de Wet- en Belliardstraat. Hoe verder van deze centrale zone, hoe lager de proportie. Uitzonderingen daarop vormen de wijk Kapelleveld (Sint-Lambrechts-Woluwe met UCL), Vogelenzang (Anderlecht met CERIA en ULB-Erasme) en zij het in mindere mate Bosvoorde-centrum (kaart I-5). -13-

Eénpersoonshuishoudens jonger dan 30 jaar, 2001 Aantal éénpersoonshuishoudens jonger dan 30 jaar per 100 private huishoudens Brussels gewest: 9,4 13,3 9,3-13,2 6,4-9,2 4,3-6,3 < 4,3 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-5: : ruimtelijke verdeling van de singles jonger dan 30 jaar in 2001 Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001 Eénpersoonshuishoudens ouder dan 30 jaar, 2001 Aantal éénpersoonshuishoudens ouder dan 30 jaar per 100 private huishoudens Brussels gewest: 40,3 49,7 43,2-49,6 38,1-43,1 33,7-38,0 < 33,7 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-6: : ruimtelijke verdeling van de singles ouder dan 30 jaar in 2001 Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001-14-

Eénpersoonshuishoudens (65 jaar en ouder), 2001 Aantal éénpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder per 100 private huishoudens Brussels gewest: 13,8 18,3 15,0-18,2 12,3-14,9 9,6-12,2 < 9,6 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 Kaart I-7: : ruimtelijke verdeling van de singles ouder dan 64 jaar in 2001 Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB De grootste groep alleenstaanden is ouder dan 30 jaar. Zij maken maar liefst 40% van de Brusselse huishoudens uit. Zij wonen nog steeds hoofdzakelijk in het centrum van de stad, maar de concentrische zones met geleidelijk afnemende proporties komen nu niet meer zo duidelijk tot hun recht (kaart I-6). Dat is voor een deel het gevolg van het fundamenteel verschillend spreidingspatroon van bejaarde (65+) alleenstaanden (als gevolg van de langere levensverwachting zijn dit voornamelijk vrouwen). De hoogste proporties zijn nu gesitueerd in een cirkelvormige zone rond de 19de-eeuwse wijken. Drie wijken in de vijfhoek (Stalingrad, Marollen en Martelaars ) hebben een bovengemiddeld percentage en vormen hierop dan ook een uitzondering (kaart I-7). 1.2.1.2. EENOUDERGEZINNEN In het Brussels Hoofdstedelijke Gewest was in 2001 één op de tien private huishoudens een éénoudergezin. Dat is iets minder dan in Wallonië (11% éénoudergezinnen) maar beduidend meer dan in Vlaanderen (7,5%). Op tien jaar tijd (1991-2001) zijn er in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest meer dan 5.000 éénoudergezinnen bijgekomen. Het totale aantal (48.105) komt daarmee in de buurt van de 50.000. Les familles monoparentales ont dans la plupart des cas (87%) comme personne de référence une mère et sont issues essentiellement de séparations ou divorces. La proportion de femmes référents de ce type de ménage passe, entre 1981 et 2006, de 13,3 à 18,3% pour les 35-39 ans et de 13,2 à 22% pour les 40-44 ans. Binnen het BHG zijn de éénoudergezinnen ondervertegenwoordigd in de zone waar veel alleenstaanden wonen (de vijfhoek en de omgeving van de Louiza- en de Tervurenlaan), maar vrij gelijkmatig verspreid in de rest van de stad (kaart I-8). -15-

Eénoudergezinnen, 2001 Aantal éénoudergezinnen per 100 private huishoudens Brussels gewest: 10,2 12,2 10,7-12,1 9,5-10,6 7,7-9,4 < 7,7 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 Kaart I-8: : ruimtelijke verdeling v van eenoudergezinnen in 2001 Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Alleenstaande moeders van 20 tot 29 jaar, 2001 Aandeel t.o.v. alle 20 tot 29-jarige vrouwen (%) Brussels gewest: 5,8 9,1 6,6-9,0 4,9-6,5 3,0-4,8 < 3,0 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-9: : ruimtelijke verdeling van alleenstaande moeders van 20 tot 29 jaar in 2001. Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001-16-

Beperken we de éénoudergezinnen tot de 20 tot 29-jarige alleenstaande moeders dan vallen vooral de lagere proporties in bijna het gehele zuidoosten van het gewest op. De percentages jonge alleenstaande moeders zijn doorgaans hoog in sociale woonwijken zoals de statistische sectoren Messidor (Vorst), Ieder Zijn Huis en Germinal (Evere), Gemeentelijk Stadion met de sociale huisvestingsmaatschappij de Elsense Haard (Elsene), en Kapelleveld (Sint-Pieters-Woluwe) 10. Op wijkniveau worden de sociale wijken samengevoegd met andere buurten en zijn daardoor minder zichtbaar op de kaart. Toch is het duidelijk dat de hogere waarden in de wijken Dries en Kriekenput/Homborg/Verrewinkel in het welvarende zuidoostelijk kwadrant van het gewest beïnvloedt worden door de aanwezigheid van sociale woonwijken (kaart I-9). 1.2.2. NIEUWE SAMENLEVINGSVORMEN VAN KOPPELS 1.2.2.1. HOTEL MAMA -GENERATIE EN ECONOMISCHE STRATEGIEËN Het percentage 25 tot 29-jarigen die na het beëindigen van hun opleiding nog bij hun ouders inwonen stijgt. Bijna 1 op de 6 personen in die leeftijdsgroep is in dat geval. Het langer blijven wonen in het ouderlijk huis houdt verband met een vertraagde economische onafhankelijkheid, als gevolg van een verlengde studieduur, werkloosheid, tijdelijk werk, de hoge kostprijs van het wonen, enz. Hierbij hoort ook nog het gulden nest -syndroom van jongvolwassenen die verkiezen te blijven inwonen bij hun meer begoede ouders. Thuiswonenden van 25 tot 29 jaar, 2001 Aandeel t.o.v. alle 25 tot 29-jarigen (%) Brussels gewest: 16,3 28,2 21,0-28,1 17,4-20,9 13,1-17,3 < 13,1 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-10 10: : ruimtelijke verdeling van thuiswonenden van 25 tot 29 jaar in 2001 Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001 10 Willaert, D. & P. Deboosere, 2005, Buurtatlas van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de aanvang van de 21e eeuw, Dossier nr. 42, Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel. -17-

Vooral in het welvarende zuiden en oosten van de agglomeratie ligt het aandeel thuiswonenden hoog. Het verlengd thuiswonen kan hier in verband worden gebracht met een verlengde studieduur en het gulden nest -syndroom. Er is eveneens een oververtegenwoordiging in een deel van de westelijke en noordelijke periferie, en in een aantal wijken rond de binnenstad waar veel allochtonen wonen. Niet alleen wonen zij minder alleen of wonen ze minder samen buiten het huwelijk dan autochtonen, hun hoge werkloosheidsgraad kan de financiële zelfstandigheid op jonge leeftijd bovendien verhinderen (kaart I-10). 1.2.2.2. KOPPELS ZONDER KINDEREN De kaart op wijkniveau van de (zowel gehuwde als niet-gehuwde) koppels zonder kinderen toont een ruimtelijk patroon dat volledig tegengesteld is aan dat van de alleenstaanden: hoe verder van het centrum, hoe hoger het aandeel van dit huishoudenstype (kaart I-11). In vergelijking met de kaart van de alleenstaanden, ligt het zwaartepunt met de laagste proporties wel iets meer naar het noordwesten, omdat de arme sikkelvormige zone rond de vijfhoek eveneens relatief weinig koppels zonder kinderen telt. Eén centraal gelegen wijk (Koningswijk) volgt dit patroon niet en heeft meer dan 23% koppels zonder kinderen. In deze wijk wonen echter maar een zeer beperkt aantal private huishoudens (149 in 2001). Gehuwde en ongehuwde koppels zonder kinderen, 2001 Aantal koppels zonder kinderen per 100 private huishoudens Brussels gewest: 17,4 22,9 19,8-22,8 16,5-19,7 12,7-16,4 < 12,7 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-11 11: : ruimtelijke verdeling van gehuwde en niet-gehuwde koppels zonder kinderen in 2001. Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001 Het ruimtelijk patroon van het aandeel samenwonenden van 25 tot 29 jaar dat niet gehuwd is illustreert mooi het zeer beperkte aantal niet-europese vreemdelingen in een nieuwe samenlevingsvorm: de sikkelvormige zone rond de pentagoon met een oververtegenwoordiging van Turken en Marokkanen heeft veruit de laagste cijfers. -18-

Ongehuwd samenwonende mannen van 25 tot 29 jaar, 2001 Aandeel t.o.v. alle 25 tot 29-jarige mannen die samenwonen (%) Brussels gewest: 39,7 54,5 47,6-54,4 40,0-47,5 25,8-39,9 < 25,8 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-12 12: : ruimtelijke verdeling van ongehuwd samenwonende mannen van 20 tot 29 jaar in 2001. Het tellen van het aantal mannen (of vrouwen, wat ook een mogelijke keuze was geweest) komt meestal overeen met het tellen van het aantal koppels, want men telt één van de twee leden van het koppel, niet alle twee. Bron: ADSEI, Sociaaleconomische enquête De wijken met het hoogste aandeel ongehuwd samenwonenden in de leeftijdsgroep 25 tot 29 jaar zijn gelegen in de gemeenten Sint-Gilles, Elsene en Ukkel. Ook een aantal wijken in het centrum (Begijnhof, Grote Markt) en in de periferie (bvb. Oudergem-Centrum, Leopold III, Terdelt, Reyers, Neerpede, Frans Hospitaal en Villa's van Ganshoren) behoren tot de hoogste klasse (kaart I-12). 1.2.2.3. KOPPELS MET KIND Het concentrisch patroon van de koppels zonder kinderen is voor een deel ook bij de koppels met kinderen aanwezig. De symmetrie wordt echter doorbroken door de wijken ten westen en noorden van de binnenstad waar veel allochtonen (voornamelijk Turken en Marokkanen) wonen. Bij deze bevolkingsgroep komen de nieuwe samenlevingsvormen (ongehuwd samenwonen, alleenwonen, bewust kinderloos blijven) immers minder frequent voor, en blijft het traditionele patroon van gezinsvorming (huwen gevolgd door het krijgen van kinderen op jonge leeftijd) belangrijker (kaart I- 13). -19-

Gehuwde en ongehuwde koppels met kinderen, 2001 Aantal koppels met kinderen per 100 private huishoudens Brussels gewest: 21,1 27,2 24,2-27,1 20,0-24,1 16,3-19,9 < 16,3 weinig bevolkte wijken N 0 1 2 km BRON: ADSEI, Algemene socio-economische enquête 2001 CARTOGRAFIE: Interface Demography, VUB Kaart I-13 13: : ruimtelijke verdeling van gehuwde en ongehuwde koppels met kinderen in 2001. Bron : ADSEI, socio-economische enquête 2001 I.3. EEN MEER KOSMOPOLITISCHE STAD In 2006 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 27% niet-belgische inwoners. Ook hier is er een grote variatie tussen de wijken: van 8% in Neerpede tot 55% in de Europese wijk. We zien de klassieke tegenstelling centrum-rand, met deze keer een centrum dat iets afwijkt naar het oosten, vanuit de Vijfhoek naar de Europese wijken en Matonge. Er zijn drie aantrekkelijke zones voor buitenlanders: de wijken in de buurt van het Jubelpark waar het effect van de nabijheid van de Europese instellingen speelt, de wijken in de buurt van de universiteiten en de wijken in de buurt van het kanaal waar een meerderheid van bewoners uit Noord-Afrika woont (kaart I-14). Hierbij merken we op dat deze gegevens, tenzij anders vermeld, betrekking hebben op de opgegeven nationaliteit en niet op de oorspronkelijke nationaliteit. Uiteraard leidt dat in termen van aantallen tot een onderschatting van de bevolking van buitenlandse origine, want Zoals in de meeste Europese landen het geval is, volstaat het gebruik van alleen het criterium huidige nationaliteit niet om de bevolking van buitenlandse afkomst te identificeren, vooral als gevolg van de liberalisering sinds een twintigtal jaar van de voorwaarden om de Belgische nationaliteit te verwerven of toe te kennen 11. De ruimtelijke verdeling van de buitenlandse bevolking heeft echter directe gevolgen op het gebied van opleiding, arbeidsmarkt en politieke vertegenwoordiging. Deze ruimtelijke verdeling wordt eveneens gemarkeerd door een zekere inertie, ook al impliceert de diversificatie van de herkomst grote veranderingen. 11 Eggerickx Th., 2008, «La localisation spatiale des immigrants internationaux récents en Belgique» in Atlas de Belgique démographie (komende). -20-

Population Buitenlandse étrangère, bevolking, 2006 2006 Part des habitants de nationalité Bevolkingsgedeelte met een buitenlandse étrangère dans la population (%) nationaliteit (%) 37-55 32-37 26-31 18-25 8-17 quartier Weinig bevolkte peu peuplé wijk 0 1 2 km Source: Bron: ADSEI, DGSIE, Rijksregister registre n ational 200620 06 Kaart I-14: I bevolkingsgedeelte met een buitenlandse nationaliteit per wijk in 2006. Bron: ADSEI, Rijksregister. Cartographie: Cartografie : IGEAT, ULB 2006 2001 jaar année 1991 1981 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Europe EU12 des 12 Nouveaux Nieuwe Europese pays européens landen OCDE OESO Afrique Noord-Afrika du Nord Turquie Turkije Afrique Zwart Afrika noire Autres Andere nationalités nationaliteiten Figuur I-4: I verdeling van buitenlanders volgens nationaliteit in 1981, 1991, 2001 en 2006. Bron: volkstellingen en Rijksregister. -21-

In 1981 en 1991 bevinden de wijken met het grootste aandeel buitenlanders zich in de arme sikkel, in het noorden en het westen van de Vijfhoek, van Sint-Joost-Centrum tot Laag-Vorst. In 2006 komen hierbij de wijken aan de andere kant van de Vijfhoek, langs de Louizalaan en naar het Jubelpark. Deze evolutie wordt vooral verklaard door het naturalisatieproces binnen bepaalde nationaliteiten (Noord- Afrika, Turkije, zwart Afrika) en door de versterking van de Europese instellingen, die Brussel meer een rol van hoofdstad en multiculturele stad geeft. Brussel zet zijn internationalisering en zijn culturele diversificatie dus voort, maar aangezien veel migranten de Belgische nationaliteit hebben verworven, is deze evolutie niet altijd in de cijfers te zien. De verdeling op basis van de oorspronkelijke nationaliteit van de eerste en tweede generatie migranten geeft het beeld van een multiculturele, internationale stad. De Marokkaanse gemeenschap is zeker de belangrijkste minderheid geworden, maar de aankomst van migranten uit Oost-Europa en van vluchtelingen uit een groot aantal landen uit het zuidelijk halfrond blijft toch zorgen voor een grote diversificatie. Daarnaast trekt Brussel, in het kielzog van de internationale instellingen, ook veel hooggekwalificeerde migranten aan uit de Europese Unie en Noord-Amerika (figuure I-4). 1.3.1. BEHOUD VAN DE HISTORISCHE IMMIGRANTENWIJKEN De locatieschema s van de Turken en de Maghrebijnen komen redelijk overeen. De Turken zijn geconcentreerd in enkele wijken tussen het kanaal en het station van Schaarbeek, terwijl de immigranten uit Noord-Afrika zijn verspreid over de hele arme sikkel. De Turkse aanwezigheid lijkt nauwelijks te veranderen tussen 1991 en 2006. We zien alleen een uitbreiding naar de noordelijke wijken van Sint-Joost. Daarentegen wordt de aanwezigheid van inwijkelingen uit Noord-Afrika sterker in de wijken waar ze al gevestigd waren in 1991, maar ook verder, naar wijken die meer in het westen liggen, van Anderlecht-Centrum tot Houba. Maar het opvallendste fenomeen voor de twee groepen is hun vermindering in aantal in 2001, vooral als gevolg van de naturalisatiemaatregelen (figuur I-4 en kaart van nationaliteiten Noord-Afrika en Turkije op de website van de wijkmonitoring). De landen uit zwart Afrika (met een meerderheid van immigranten uit oude Belgische kolonies en in het bijzonder Congolezen) hebben een zeer diffuse verspreiding, die hoofdzakelijk te maken heeft met de maatschappelijke heterogeniteit van de groep: De samenstelling van deze groep is heel gevarieerd; er zijn zowel rijken als studenten of politieke vluchtelingen. De Zaïrezen in België zijn gemiddeld goed opgeleid. De leeftijdsstructuur van de bevolking is heel jong, ze leven in verschillende soorten woningen (van zonder comfort tot zeer comfortabel ) en ze hebben een oververtegenwoordiging van werklozen 12. Bovendien is dit diffuse karakter constant in de tijd en telt deze groep geen grote aantallen. 1.3.2. TOENAME VAN EUROPESE IMMIGRANTEN IN HET OOSTEN De verdeling van de buitenlanders uit de 12 eerste landen van de Europese Unie is een diffuus model, dat geleidelijk evolueert naar een concentratie in bepaalde wijken. In 1981 vinden we Europese nationaliteiten in bijna alle wijken, maar iets minder sterk in de wijken ten westen van de arme sikkel. Ze zijn ook redelijk geconcentreerd (meer dan 30% van de bevolking) in de wijken ten zuiden van de Vijfhoek, tussen het kantaal en het Zoniënwoud, en uiteraard redelijk sterk in de Europese wijken en de Squares. In 2001 en 2006 wordt hun aanwezigheid versterkt in het hele zuidoostelijke kwadrant van het Brussels Gewest. In deze wijken zijn eveneens de burgers uit de OESO-landen geconcentreerd. De verdeling van de 15 recent aangesloten landen is heel verschillend. Van 1981 tot 2001 zijn ze heel weinig vertegenwoordigd. Hun aanwezigheid is marginaal en heel diffuus (minder dan 2% van de bevolking in de wijk waar ze het meest vertegenwoordigd zijn). In 2006, na de toetreding van hun 12 Eggerickx Th., Poulain M. et Kesteloot Ch., 2002, La population allochtone en Belgique, Monographie 3 du recensement de la population de 1991, INS-SSTC, Bruxelles, 259 p. -22-

land, zien we een toename van hun aanwezigheid in bepaalde wijken, van de Europese wijk tot Gulledelle. Hun officiële aantallen blijven laag, maar hun aanwezigheid neemt toe. Deze toename geldt niet voor de Polen, voor wie België al een favoriete bestemming was. -23-

II. LEVENSOMSTANDIGHEDEN VAN DE BRUSSELSE BEVOLKING II.1. INKOMENSVERSCHILLEN BLIJVEN BESTAAN II.1.1. HET BELASTBARE INKOMEN OP DE BELASTINGAANGIFTE GEEFT GEEN VOLLEDIG BEELD VAN DE KOOPKRACHT Het inkomen dat is vermeld in de belastingsstatistieken 13 stemt niet exact overeen met het reëel beschikbare inkomen van huishoudens. De gepubliceerde statistieken hebben betrekking op het belastbare netto inkomen. Dat bestaat uit alle netto inkomsten (inkomsten uit vastgoed en kapitaal, beroepsinkomsten en diverse inkomsten), verminderd met de aftrekbare onkosten. Lage inkomens vallen onder de belastingsgrens, worden niet opgenomen in het belastingssysteem en tellen dus niet mee in de statistieken. Sinds belastingjaar 2005 (inkomsten 2004) heeft de FOD Financiën echter besloten om sommige categorieën van lage inkomens wel op te nemen. Dat heeft invloed op de globale inkomensvolumes in bepaalde wijken. Aan het andere uiterste van de schaal worden sommige hoge inkomens niet belast omdat ze behoren tot een specifiek belastingssysteem, zoals het geval is voor sommige werknemers met functies in het kader van de Europese Unie. De gegevens waarop de belastingsstatistieken zijn gebaseerd, worden via de belastingaangifte verzameld op het niveau van de fiscale huishoudens. Deze huishoudens kunnen bestaan uit één persoon (zonder of met kinderen) of een gehuwd koppel (zonder of met kinderen). Een wijk met een groot aandeel alleenstaanden heeft dus een groter aantal aangiften dan een wijk met hetzelfde aantal bewoners die in grotere huishoudens leven. Gehuwd zijn leidt tot een hogere inkomstenaangifte, omdat de inkomsten van beide partners in één aangifte worden opgeteld, terwijl niet-gehuwde samenwonenden twee afzonderlijke aangiften invullen. De berekeningseenheid heeft dus effect op een vergelijking in de tijd. Zo is de wetgeving intussen veranderd, met name voor de gemeenschappelijke aangifte van gehuwde koppels. Maar ook de toename van niet-gehuwde koppels in de loop van de tijd heeft invloed op het aantal aangiften. Daarom is het beter om op het niveau van de wijken te rekenen met het gemiddelde inkomen per inwoner in plaats van het gemiddelde inkomen per aangifte om een betere vergelijking in de tijd te kunnen maken. Bij gebrek aan andere betrouwbare bronnen blijft het inkomen zoals dat in de belastingstatistieken is gedefinieerd een interessante indicator om op ruimtelijk niveau te bestuderen, indien men rekening houdt met de beperkingen. De representativiteit van de belastingstatistieken is niet ruimtelijk neutraal. De zones met de minst betrouwbare representativiteit liggen in de eerste kroon en weerspiegelen twee verschillende soorten maatschappelijke situaties. In het westen betreft het hoofdzakelijk huishoudens met een laag inkomen, waarvan de belastingaangifte niet wordt verrekend, omdat de inkomens onder de belastingdrempel liggen. De belastbare inkomens in die zones worden dus overschat doordat er te weinig aangiften zijn. In het oosten gaat het vooral om de sterke aanwezigheid van alleenstaanden, studenten en internationale functionarissen. II.1.2. DE KLOOF TUSSEN DE WIJKEN BLIJFT IN STAND EN WORDT DIEPER TUSSEN HUISHOUDENS De stijging tussen 1993 en 2005 van het gemiddelde inkomen per bewoner zonder inflatiecorrectie lijkt misschien spectaculair (figuur II-1a). Maar in vergelijking met de landelijke evolutie is de evolutie in het Brussels Gewest niet gunstig 14. We zien een vermindering van de belastinggrondslag in het Brussels Gewest zonder dat de sociale uitgaven verminderen, aangezien de kansarme bevolkingsgroepen in Brussel geconcentreerd blijven. 13 Depuis 1993, des statistiques de revenus provenant de l administration fiscale sont publiées et largement diffusées par le SPF Economie Direction générale Statistique, à l'échelle des secteurs statistiques 14 Deboosere P., Eggerickx T., Van Hecke E., Wayens B. (2009) "La population bruxelloise: un éclairage démographique (note de synthèse n 3 des états généraux de Bruxelles)", Brussels studies, EGB3, pp. 1-16 -24-

Gemiddeld revenu inkomen moyen par per habitant inwoner (EUR) densité de chômeurs (nb./km²) 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 Vrouwelijke taux d'activité activiteitsgraad féminin (%) (%) 80 70 60 50 40 30 20 10 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 année jaar Q80% Q60% Q50% Q40% Q20% c. var. Q80% Q60% Q50% Q40% Q20% c. var. 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 année jaar 1.400 1,0 1.200 1.000 Dichtheid van werklozen (n. /km²) 800 600 400 200 0 Inkomen per inwoner Vrouwelijke activiteit Densiteit werklozen c. var. Q80% Q60% Q50% Q40% Q20% 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 année jaar 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 Variatiecoëfficient tussen coéfficient de wijken de variation (standardafwijking/rekenkundige (écart-type/moyenne) gemiddelde) Variatiecoëfficient coéfficient tussen de de variation wijken entre (standardafwijking/rekenkundige les quartiers (écart-type/moyenne) gemiddelde) Variatiecoëfficient coéfficient tussen de variation de wijken entre (standardafwijking/rekenkundige les quartiers (écart-type/moyenne) gemiddelde) Aandeel part + 18-jarige des habitants inwoners de 18 met ans begunstingden et plus ayant van un revenu een werkinkomen du travail (%) (%) Werkloosheidsgraad taux de chômage (%) Aandeel part des hoger diplomés opgeleiden du supérieur (%) (%) 60 50 40 30 20 10 0 30 25 20 15 10 5 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 année jaar Q80% Q60% Q50% Q40% Q20% c. var. 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 60 50 40 30 20 10 0 Werkinkomen Werkloosheidsgraad Hoger opgeleiden année jaar c. var. Q80% Q60% Q50% Q40% Q20% 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Figuur II-1: evolutie van de kwantielen en de variatiecoëfficiënt van de indicatoren voor de sociaaleconomische situatie: gemiddeld inkomen per inwoner (a), aandeel begunstigden van een werkinkomen (b), vrouwelijke activiteitsgraad (c),, werkloosheidsgraad (d), percentage werklozen (e) en aandeel hoger opgeleiden (f). De kwantielen corresponderen met de waarden van de indicator voor de wijken en zijn in stijgende lijn geordend. Ze stemmen overeen met 20%, 40%, 50%, 60% en 80% van de observaties. Zo is de waarde van de kwantiel 20% de waarde waaronder 20% van de wijken met de laagste indicatorwaarde ligt. De kwantiel année jaar Q80% Q60% c. var. Q50% Q40% Q20% 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 Variatiecoëfficient coéfficient tussen de de variation wijken entre (standardafwijking/rekenkundige les quartiers (écart-type/moyenne) gemiddelde) Variatiecoëfficient coéfficient tussen de variation de wijken entre (standardafwijking/rekenkundige les quartiers (écart-type/moyenne) gemiddelde) Variatiecoëfficient coéfficient tussen de de variation wijken entre (standardafwijking/rekenkundige les quartiers (écart-type/moyenne) gemiddelde) -25-