Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Transcriptie

1

2

3 Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED) Voor inlichtingen: FAMIFED Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat 7 1 BRUSSEL research@famifed.be Bijkomende exemplaren zijn op aanvraag te verkrijgen. economaat@famifed.be Deze gegevens mogen enkel worden overgenomen met vermelding van de bron. Deze studie is louter informatief en mag niet beschouwd worden als een document waaruit bepaalde rechten afgeleid mogen worden.

4

5 INHOUDSOPGAVE Inleiding... 3 I. Regeling voor Globaal aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen Evolutie Daling van 1993 tot Stijging van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen na Kenmerken van de kinderen van buitenlandse rechthebbenden Leeftijd Aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende Aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen per land Meest voorkomende landen Geschiedenis van de immigratie Evolutie van de rechthebbenden Evolutie van de rechtgevende kinderen Kenmerken van de kinderen van buitenlandse rechthebbenden Verdeling per schaal Aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende Uitbreiding van de Europese Unie en overgangsmaatregelen... 3 II. Regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag Conclusie BIJLAGEN Bijlage I: Buitenlandse rechthebbenden die met hun gezin in België verblijven: regeling globale resultaten Bijlage II: Buitenlandse rechthebbenden die met hun gezin in België verblijven: regeling detailgegevens per land Bijlage III: Buitenlandse rechthebbenden die met hun gezin in België verblijven: gewaarborgde gezinsbijslag globale resultaten 2

6

7 Inleiding In de statistiek van de rechthebbenden van buitenlandse nationaliteit wordt het aantal buitenlandse rechthebbenden 1 die met hun gezin in België verblijven op 31 december 213 geteld, alsook het aantal rechtgevende kinderen waarvoor die rechthebbenden het recht op kinderbijslag verkrijgen in de regeling voor. Het betreft een tweejaarlijkse statistiek. De toekenning van kinderbijslag aan kinderen die in België worden opgevoed maar van wie de rechthebbende een buitenlandse werknemer is, valt volledig onder de algemene regels voor de toekenning van kinderbijslag aan gezinnen van Belgische (in het bijzonder wat betreft de kinderbijslagschalen aangezien de nationaliteit daar geen impact op heeft). In het eerste deel wordt het globaal aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen geanalyseerd. We bespreken niet alleen de evolutie van de rechthebbenden en rechtgevende kinderen ten opzichte van de vorige telling, maar ook sinds het begin van de tellingen in We maken ook een vergelijking met de demografische gegevens van de ADSEI 2 van de FOD Economie. Bovendien vestigen we de aandacht op bepaalde kenmerken van de kinderen van buitenlandse rechthebbenden. In het tweede deel van de studie nemen we de rechthebbenden en rechtgevende kinderen van de verschillende landen onder de loep. Eerst concentreren we ons op de vijf meest voorkomende nationaliteiten. De evolutie en de kenmerken van de rechthebbenden en rechtgevende kinderen worden voorgesteld en toegelicht. Vervolgens analyseren we de rechthebbenden en rechtgevende kinderen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie, waarvan de toetreding een impact heeft op de statistiek van de buitenlandse. In het laatste deel concentreren we ons op de gegevens over rechthebbenden van vreemde nationaliteit in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag. De bijlagen bevatten naast de globale resultaten een gedetailleerd overzicht van de cijfers en de specifieke evoluties voor elk land. 1 Het gaat om personen die niet de Belgische nationaliteit hebben. 2 Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. 3

8

9 I. Regeling voor 1. Globaal aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen 1.1. Evolutie Op 31 december 213 telde de kinderbijslagregeling voor rechthebbenden en rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit. Ten opzichte van 211 is dat een stijging van 12,38 % voor de rechthebbenden en 11,64 % voor de rechtgevende kinderen. Ter vergelijking: in diezelfde periode steeg het totale aantal rechthebbenden in de regeling voor met 2, % en het totale aantal rechtgevende kinderen met 2,3 %. De stijging is sterker dan die tussen 29 en 211 (+ 8,77 % voor de rechthebbenden en + 8,61 % voor de rechtgevende kinderen). Nochtans kende die periode al een sterke stijging in vergelijking met de vorige telling (het verschil tussen 27 en 29 bedroeg +2,48 % voor de rechthebbenden + 1,66 % voor de rechtgevende kinderen). Grafiek 1: Evolutie van de rechthebbenden en de rechtgevende kinderen binnen de statistiek van de buitenlandse rechthebbenden van 1977 tot 213 In grafiek 1 wordt de evolutie van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen van buitenlandse nationaliteit in de kinderbijslagregeling voor sinds 1977 geïllustreerd. In de loop van de eerste jaren van de tellingen kende die statistiek een evolutie zonder duidelijke trend met opeenvolgende stijgingen en dalingen. In 1993 werd het hoogste aantal opgetekend met rechthebbenden en rechtgevende kinderen. Het aantal rechthebbenden en 4

10 rechtgevende kinderen in 213 vertegenwoordigt dus respectievelijk 94,51 % en 78,48 % van dat in De reden voor het grote verschil tussen beide waarden is dat gezinnen in de jaren 9 duidelijk groter waren, zoals we verder in de studie in detail zullen zien. Na 1993 daalde het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen gedurende verschillende jaren, ook al was de daling na 21 iets minder uitgesproken. Zo is tussen 1993 en 25 het aantal rechthebbenden met 27,34 % ( ) gedaald en het aantal rechtgevende kinderen met 37,46 % ( ). Vanaf 25 evolueert het aantal opnieuw in stijgende lijn. Niet alleen het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen schommelde in de loop der jaren, ook hun aandeel in de globale regeling voor fluctueerde, zoals af te leiden is uit grafiek 2. In het begin van de tellingen bedroeg het aandeel buitenlandse rechthebbenden 1,62 % en dat van buitenlandse rechtgevende kinderen 12,45 %. Het grootste aandeel registreerden we in 1993: 11,76 % buitenlandse rechthebbenden en 14,56 % buitenlandse rechtgevende kinderen. Vervolgens daalde het aandeel tot in 25. In 213 bedroeg het aandeel buitenlandse rechthebbenden 9,89 % en buitenlandse rechtgevende kinderen 1,13 %. Dat is een stijging met iets minder dan 1 % in vergelijking met 211 (8,97 % en 9,26 %). 5

11 Grafiek 2: Evolutie van het aandeel buitenlandse rechthebbenden en hun rechtgevende kinderen in de volledige regeling voor van 1977 tot 213 Het was ook interessant om na te gaan of de evolutie van de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden in de regeling voor die volgt van de kinderen met de buitenlandse nationaliteit van tot 25 jaar in de statistiek van de buitenlanders van de ADSEI, of dat ze een eigen trend volgt (zie grafiek 3). Voordat we overgaan tot die vergelijking moeten we echter opmerken dat het verband tussen de twee statistieken niet eenduidig is aangezien verschillende definities gebruikt worden. Bij het aantal rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden in de regeling voor is de statistische eenheid de rechthebbende van buitenlandse nationaliteit. De rechtgevende kinderen zijn dus niet noodzakelijk allemaal kinderen van buitenlandse nationaliteit. Het komt geregeld voor dat Belgische kinderen deel uitmaken van het gezin van een buitenlandse werknemer 3. Het kind is ingeschreven in de statistiek van de buitenlandse rechthebbenden onder de nationaliteit van de rechthebbende. Bij het aantal rechtgevende kinderen van de statistiek van de buitenlanders van de ADSEI wordt echter van de nationaliteit van het kind zelf uitgegaan. Bovendien betreffen de 3 Bijvoorbeeld omdat een buitenlandse werknemer een gezin vormt met een Belgische moeder of omdat zijn wettelijke kinderen voldoen aan de voorwaarden om de Belgische nationaliteit te verwerven (bijvoorbeeld: buitenlands kind van de derde generatie in België). 6

12 statistieken van de buitenlandse rechthebbenden enkel de regeling voor terwijl de cijfers van de ADSEI alle buitenlandse personen betreffen. De buitenlanders die als zelfstandige werken en in België verblijven maken dus deel uit van de statistiek van de ADSEI maar niet van de statistiek van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers voor het betrokken jaar (vanaf 1 juli 214 worden de zelfstandigen in onze statistieken geïntegreerd). Uit grafiek 3 is duidelijk af te leiden dat in de loop van de eerste jaren de twee statistische reeksen sterk uiteenlopend zijn. Vanaf 1993 worden de verschillen tussen de twee reeksen kleiner en benadert het aantal rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden meer en meer het totale aantal buitenlandse kinderen in ons land. In 2 tekenden we het kleinste verschil op (2.851 kinderen). Het aantal kinderen daalt proportioneel in de twee statistieken tot in 25. Vervolgens stijgt het verschil tussen de twee statistieken opnieuw. Dat zou verklaard kunnen worden door de grote stijging van het aantal buitenlandse zelfstandigen de laatste jaren. Hun aantal is immers gestegen van in 25 tot in 212, een stijging van (+ 56,75 %) 4, terwijl het aantal buitenlandse rechthebbenden in de regeling voor maar met (+ 3,6 %) gestegen is in de periode (gegevens voor 212 zijn niet beschikbaar in deze statistiek). Die stijging is waarschijnlijk het gevolg van de versoepeling (in 26) en vervolgens de opheffing (in 29, uitgezonderd voor Bulgarije en Roemenië) van de overgangsmaatregelen ter beperking van het vrij verkeer van van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. 4 Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ): 7

13 Grafiek 3: Evolutie van de kinderen van buitenlandse nationaliteit (ADSEI) en de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden in de regeling voor (RKW) van 1989 tot Daling van 1993 tot 25 Tussen 1993 en 25 daalde het aantal rechthebbende en rechtgevende kinderen van buitenlandse nationaliteit sterk (- 27,34 % bij de rechthebbenden en - 37,46 % bij de rechtgevende kinderen). Hoe valt dat te verklaren? Een eerste mogelijke verklaring zou een stijging van het aantal emigrerende buitenlanders kunnen zijn. De evolutie van het aantal buitenlanders die België verlaten (zie grafiek 4) geeft echter een ander beeld. Tussen 1993 en 25 werden zowel stijgingen als dalingen opgetekend en het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen schommelde nauwelijks. De verklaring voor de daling van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen moet dus ergens anders gezocht worden. De daling van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen zou eveneens veroorzaakt kunnen zijn door een daling van het aantal immigraties. Dat was blijkbaar het geval tussen 1994 en , maar vanaf 1998 steeg het aantal immigraties sterk. Dat wordt eveneens geïllustreerd door het migratiesaldo, of de nettomigratie, dat berekend wordt door het aantal emigraties van het aantal 5 Die daling kan in grote mate verklaard worden doordat de sinds 1994 in België aangekomen asielzoekers op een wachtlijst worden ingeschreven en dat hun aantal niet meer in de immigratiegegevens wordt opgenomen. 8

14 immigraties af te trekken. Uit grafiek 4 blijkt dat het migratiesaldo van buitenlanders 6 sterk gestegen is sinds Grafiek 4: Evolutie van de migraties en het migratiesaldo van buitenlanders van 1989 tot 211 Bron: ADSEI De oorzaak van de daling van het aantal buitenlandse rechthebbenden en van het aantal rechtgevende kinderen van die rechthebbenden moet dus gezocht worden bij de evolutie van het aantal buitenlanders die de Belgische nationaliteit verworven hebben 7. In 1984 werd het Wetboek van de Belgische nationaliteit ingevoerd in België 8. Dat Wetboek werd van kracht in 1985 en zorgde dat jaar voor een enorme stijging van het aantal naturalisaties 9. Sindsdien werd het Wetboek nog driemaal gewijzigd (in 1991, 1995 en 2), wat telkens een bijzonder hoog aantal naturalisaties tot gevolg had. Grafiek 5 illustreert de evolutie van het aantal buitenlanders die de Belgische nationaliteit verworven hebben. Op die grafiek zijn vier jaren te zien 6 De grafiek illustreert het migratiesaldo van de buitenlanders en niet het volledige migratiesaldo, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de migraties van Belgen. 7 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, De immigratie in België: aantallen, stromen en arbeidsmarkt. Rapport Wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. 9 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, De immigratie in België: aantallen, stromen en arbeidsmarkt. Rapport 29, p

15 (1985, 1992, 2 en 21) met een hoger aantal naturalisaties door de versoepelingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Grafiek 5: Evolutie van het aantal naturalisaties van 1983 tot 212 Bron: ADSEI Na de piek in 1985 is het aantal naturalisaties de volgende jaren opnieuw gedaald naar het vorige peil (ongeveer 8.). Na de tweede piek in 1992 daarentegen bleef het aantal naturalisaties relatief hoog. De wijzigingen van het Wetboek hebben dus een duurzaam effect, wat de daling van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen van buitenlandse nationaliteit in de daaropvolgende jaren verklaart. De wet van 2, waarmee een versnelde naturalisatieprocedure werd ingevoerd, heeft zowel in 2 als in 21 voor een enorme stijging van het aantal naturalisaties gezorgd. In de loop van die twee jaren zijn meer dan 12. buitenlanders Belg geworden. 1

16 Stijging van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen na 25 Vanaf 25 is in de statistiek van de buitenlandse rechthebbenden opnieuw een stijging van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen waarneembaar, ondanks een relatief groter aantal naturalisaties tot in 211. Ten opzichte van 25 is in 213 het aantal rechthebbenden gestegen met 3,6 % en het aantal rechtgevende kinderen met 25,49 % (nog steeds het effect van de kleiner wordende gezinnen). De stijging van het aantal buitenlandse rechthebbenden in de kinderbijslagregeling voor stemt overeen met een stijging van het aantal buitenlanders in België in de statistieken van de AD SEI. Tussen 1 januari 26 en 1 januari 213 is het buitenlands bevolkingsaantal van naar gegaan. Dat is een stijging met (+ 32, 72 %) 1, terwijl tussen 25 en 213 het aantal buitenlandse rechthebbenden met 3,6 % steeg. De stijging van het aantal buitenlanders in België is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van het aantal immigraties sinds 25 (zie grafiek 4, pagina 9), die slechts gedeeltelijk gecompenseerd werden door de stijging van het aantal emigraties. In 25 bedroeg het migratiesaldo en in alle daaropvolgende jaren was het saldo hoger. In 211, het laatste jaar waarover we informatie hebben, bedroeg het saldo Het stijgende migratiesaldo is niet de enige factor die de stijging van de buitenlandse bevolking verklaart aangezien die eveneens beïnvloed wordt door het aantal regularisaties. Bij de start van de asielprocedure worden asielzoekers immers in het wachtregister ingeschreven. Met hun aantal wordt geen rekening gehouden bij de berekening van het aantal immigraties. Als ze het vluchtelingenstatuut krijgen of als ze op een andere basis 11 geregulariseerd worden, worden ze in het vreemdelingenregister ingeschreven en worden ze opgenomen in de statistiek van de buitenlanders. Door de stijging van het aantal regularisaties stijgt het aantal buitenlanders in het Rijksregister 12. Het jaarlijks aantal regularisaties bedroeg dan wel nog ongeveer 2. tussen 23 en 24, het is daarna sterk gestegen. Tussen 25 en 211 werden niet minder dan 9.79 regularisaties uitgevoerd, een jaarlijks gemiddelde van De laatste jaren merken we echter een negatieve evolutie: in vergelijking met de pieken van 29 (14.83) en 21 (24.199) worden de volgende jaren gekenmerkt door een continue daling van het aantal regularisaties: 9.59 in 211, 1 FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie: 11 Verblijfsregularisatie van bepaalde categorieën vreemdelingen kan worden verkregen op basis van een van de volgende redenen: onredelijk lange asielprocedure, medische redenen, humanitaire redenen, het verwekken van een Belgisch kind of uit Afghanistan afkomstig zijn. 12 FOD Binnenlandse Zaken, Dienst lingenzaken, Activiteitenrapport

17 4.412 in 212 et slechts 1.9 in De hervorming van de procedures is daar grotendeels de verklaring voor. Zoals we kunnen vaststellen in grafiek 5 op pagina 1 is het aantal naturalisaties relatief stabiel gebleven tussen 23 en 212, met een jaarlijks gemiddelde van Volgens de laatste waargenomen trends (de officiële cijfers waren nog niet gepubliceerd op het moment dat deze studie opgesteld is) zouden de gegevens van 213 op het niveau van het gemiddelde van het laatste decennium moeten liggen. De factor naturalisaties heeft dus geen doorslaggevende rol gespeeld in de stijging van het aantal buitenlandse rechthebbenden tijdens de laatste jaren. 13 Dienst lingenzaken: 12

18 1.2. Kenmerken van de kinderen van buitenlandse rechthebbenden Leeftijd In de tabel hieronder zien we de verdeling van de kinderen volgens leeftijdsgroep. In 213 is de grootste leeftijdsgroep die van de kinderen van tot 5 jaar (33,7 %), die een duidelijke stijging kende in vergelijking met 211 (+15,49 %). Die leeftijdsgroep vertegenwoordigt één kind op drie. De kinderen van zes tot elf jaar vormen de tweede grootste groep, die ook een duidelijk stijging kent: + 12,23 % in vergelijking met 211. Aangezien die stijgingen hoger zijn dan die voor de hogere leeftijdsgroepen (behalve die van de +25-jarigen, maar dat is een erg kleine groep van rechtgevende kinderen die geboren zijn vóór 1 juli 1966 en die erkend zijn als volledig werkonbekwaam of die met name in een beschutte werkplaats werken), is het niet verwonderlijk dat zes op de tien kinderen jonger dan twaalf zijn. Tabel 1: Verdeling van de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden per leeftijdsgroep ( ) Leeftijd van het kind Aantal % Aantal % -5 jaar ,97% ,7% 6-11 jaar ,17% ,32% jaar ,78% ,86% jaar ,55% ,2% +25 jaar 967,52% 1.141,55% Totaal ,-% ,-% Verschil ,49% 12,23% 7,63% 8,96% 17,99% 11,64% Als we de rechtgevende kinderen van buitenlandse vergelijken met alle rechtgevende kinderen van de regeling voor dan blijken er heel weinig verschillen tussen de twee groepen te zijn, behalve voor de leeftijdsgroep tot 5 jaar met een verschil van 4,6 % (in 211 was dat nog 2,87 %). Uit grafiek 6 op de volgende pagina kunnen we afleiden dat de gemiddelde leeftijd van de kinderen van buitenlandse rechthebbenden lager is dan die van de globale regeling voor. 13

19 Grafiek 6: Verdeling van de rechtgevende kinderen per leeftijdsgroep in 213 van de buitenlande rechthebbenden en van de rechthebbenden van de globale regeling voor Zoals we in tabel 2 op de volgende pagina kunnen lezen, werd voor meer dan 4 op 5 rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden in 213 kinderbijslag betaald tegen de gewone schaal (artikel 4 KBW) 14. Ten opzichte van 211 steeg hun aantal met 12,8 %, iets meer dan de stijging van het totaal aantal rechtgevende kinderen (11,64 %). Het aandeel van die schaal stijgt dus licht (77,84 % in 213 in vergelijking met 77,53 % in 211). 5ter vormt de andere groep met een sterke relatieve stijging en het aandeel van die schaal in het geheel benadert de 6 % (5,57 % in 211). Hoewel de rechtgevende kinderen van art. 42bis KBW in absolute cijfers ook gestegen zijn, is hun relatief aandeel niettemin gedaald (van 14,74 % naar 14,37 %). Het aantal rechtgevende kinderen met schaal art. 5bis KBW is licht gedaald ( -39 kinderen) en hun aandeel is onder de 2 % gedaald. 14 We beschikken niet over gedetailleerde cijfers over eenoudergezinnen van buitenlandse rechthebbenden. Die maken dus deel uit van de cijfers over de gewone schaal. 14

20 De trend die de laatste jaren waargenomen wordt, gaat dus in de richting van een proportionele daling van de verhoogde schalen: 23,2 % in 29, 22,47 % in 211 en 22,16 % in 213. Tabel 2: Verdeling van de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden per schaal (29-213) Aantal % Aantal % Artikel ,53% ,84% Artikel 42bis ,74% ,37% Artikel 5ter ,57% ,88% Artikel 5bis ,16% ,91% Totaal ,-% ,-% Verschil ,8% 8,79% 17,9% -,98% 11,64% Grafiek 7 op pagina 16 illustreert de verdeling van de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden en van de rechtgevende kinderen in de globale regeling voor per schaal. Het aandeel rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden in de gewone schaal (77,84 %) blijkt aanzienlijk minder hoog te zijn dan het aandeel rechtgevende kinderen in de globale regeling voor (84,19 %). De rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden zijn daarentegen oververtegenwoordigd in de verhoogde schalen. Hun aandeel in de schaal art. 42bis KBW is 1,6 keer groter dan hun aandeel in de regeling voor. Een mogelijke verklaring voor die oververtegenwoordiging is de hogere werkloosheidsgraad bij de buitenlandse rechthebbenden. In was 7,6 % van de actieve bevolking in België werkloos, maar het aandeel werklozen binnen de groep van recente immigranten (personen die minder dan vijf jaar in België wonen) bedroeg 21,7 % (en zelfs 35 % binnen de buitenlandse bevolking die niet afkomstig is uit een van de 27 EUlidstaten) De gegevens van 213 waren nog niet beschikbaar. 16 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg - Statistieken

21 Grafiek 7: Aandeel rechtgevende kinderen volgens schaal in Aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende In 213 waren er buitenlandse rechthebbenden met een rechtgevend kind, of meer dan in 211 (+13,85 %). Ze vertegenwoordigen nu 46,33 % van alle buitenlandse rechthebbenden in vergelijking met 45,73 % in 211. Het aantal rechthebbenden met twee rechtgevende kinderen is gestegen, maar in mindere mate ( of + 11,71 %) dan in 211 en hun aandeel is dus licht gedaald: 34,3 % tegen 34,23 % in 211. Ongeveer één rechthebbende op vijf had drie of meer rechtgevende kinderen. Ten opzichte van de globale regeling voor hebben de buitenlandse rechthebbenden een groter aandeel rechthebbenden met drie of meer rechtgevende kinderen (16,98 % voor die met drie kinderen en 19,64 % voor die met meer dan drie kinderen). Er zijn daarentegen minder buitenlandse rechthebbenden met twee kinderen (34,3 %) in vergelijking met de globale regeling (37,72 %). Het aandeel rechthebbenden met één rechtgevend kind is daarentegen bijna identiek. 16

22 Grafiek 8: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per buitenlandse rechthebbende van 1995 tot 213 Zoals blijkt uit de grafiek hierboven is het aandeel van de buitenlandse rechthebbenden met drie of meer rechtgevende kinderen sinds 1995 aanzienlijk gedaald, van 29,22 % tot 19,64 % in iets minder dan twee decennia. Het aandeel buitenlandse rechthebbenden met één rechtgevend kind is daarentegen gestegen van 37,95 % in 1995 tot 46,33 % in 213. Het aandeel van de buitenlandse rechthebbenden met twee rechtgevende kinderen is relatief stabiel gebleven in de buurt van één rechthebbende op drie. Een logisch gevolg van die evoluties was dat het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per buitenlandse rechthebbende gedaald is, zoals we kunnen vaststellen in grafiek 9 op de volgende pagina. In 1987 werd een maximale gezinsgrootte van 2,28 kinderen per rechthebbende opgetekend. Ook in dat jaar was het verschil met de regeling maximaal:,52 kinderen. Vervolgens bleef het verschil dalen tot,6 in 29 en 211 (1,84 tegen 1,78). In 213 is de grootte van het gezin van de buitenlandse rechthebbenden gedaald tot 1,83 kinderen (die van de globale regeling voor is onveranderd gebleven), waardoor het verschil zich nu op het laagste historische niveau bevindt, namelijk,5. 17

23 Grafiek 9: Evolutie van het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende van 1977 tot 213 De daling van het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per buitenlandse rechthebbende vanaf 1989 kan aan twee factoren worden toegeschreven: enerzijds daalt het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen van de rechthebbenden die afkomstig zijn van landen met een hoge geboortegraad, zoals Marokko en Turkije 17 en anderzijds daalt hun relatief aandeel in het totale aantal buitenlandse rechthebbenden ten opzichte van de landen met een lage geboortegraad, meer bepaald Polen, Roemenië en Bulgarije Cf Aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende, pagina Cf Uitbreiding van de Europese Unie en overgangsmaatregelen, pagina 3. 18

24 2. Aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen per land 2.1. Meest voorkomende landen Tabel 3 geeft in aflopende volgorde de 12 meest voorkomende nationaliteiten van buitenlandse rechthebbenden en hun rechtgevende kinderen in het dienstjaar Tabel 3: van buitenlandse nationaliteit en hun rechtgevende kinderen in 213: meest voorkomende landen Rechtgevende Land kinderen Aantal % Aantal % Italië ,72% ,33% Frankrijk ,12% ,91% Nederland ,79% ,96% Marokko ,25% ,8% Polen ,66% ,7% Spanje ,84% ,38% Turkije ,97% ,22% Portugal ,26% ,77% Roemenië ,26% ,86% Duitsland ,72% ,72% Verenigd Koninkrijk ,58% ,66% Bulgarije ,28% ,9% Andere landen ,55% ,58% Totaal 12 landen ,45% ,42% Totaal EU ,96% ,3% TOTAAL ,-% ,-% 19 Zie bijlage II bij dit document voor de gedetailleerde resultaten per land. 19

25 In 213 vertegenwoordigen die twaalf landen samen 78,45 % van alle buitenlandse rechthebbenden en 78,42 % van hun rechtgevende kinderen. De Italianen blijven op de eerste plaats staan, maar hun relatief aandeel is opnieuw gedaald aangezien ze in 211 nog 19,23 % van de rechthebbenden en 17,53 % van de rechtgevende kinderen vertegenwoordigen. Frankrijk neemt de tweede plaats in met relatief gelijkaardige percentages als in 211.Het meest voorkomende niet-europese land is Marokko, dat de vierde plaats inneemt. In 211 stond het nog op de derde plaats. Dat land vertegenwoordigt nu minder dan één buitenlandse rechthebbende op tien. Net zoals in 211 vervolledigt Polen de top 5 en vertegenwoordigt het nu 6,66 % van de rechthebbenden tegen 5,82 % in 211. Wat het aantal rechtgevende kinderen betreft, staat het land echter pas op de zesde plaats na Spanje, aangezien de Poolse gezinnen aanzienlijk kleiner zijn dan de Spaanse (1,56 tegen 2,). Het grote aantal Nederlandse en Franse rechthebbenden en rechtgevende kinderen kan verklaard worden door het feit dat Nederland en Frankrijk buurlanden van België zijn. Historische immigratiegolven liggen aan de basis van het grote aantal Italiaanse en Marokkaanse rechthebbenden en rechtgevende kinderen. Het stijgend aantal uit de nieuwe Oost-Europese landen kunnen we verklaren door de uitbreiding van de Europese Unie Geschiedenis van de immigratie Na de Eerste Wereldoorlog had België door de wederopbouw een tekort aan arbeidskrachten in vooral de industriesector en de mijnen. Dat tekort werd voornamelijk door de massale toestroom van Italiaanse opgevangen. Dat fenomeen herhaalde zich na de Tweede Wereldoorlog en werd voortgezet tot de mijnramp in Marcinelle in De immigratie van Marokkaanse naar België begon in de jaren 6, toen de immigratie van Italiaanse mijnwerkers eindigde. België sloot toen bilaterale akkoorden af met andere landen, voornamelijk uit het Middellandse Zeegebied, in het bijzonder Spanje, Griekenland, Turkije, Marokko, Tunesië en Algerije. Tussen 1961 en 1967 werden in België 13. Noord-Afrikaanse aangeworven in de mijnen, de metaalindustrie en de bouwsector Morelli A., Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu, Leuven, Kritak, Morelli A., op. cit. 2

26 In het begin van de jaren 7 werd België getroffen door een economische crisis en in 1974 heeft de Belgische overheid een immigratiestop afgekondigd die in het begin van de jaren 8 tot een negatief migratiesaldo heeft geleid 22.. Dat was echter van korte duur, want vanaf 1984 zien we een omgekeerde trend, meer bepaald door gezinshereniging 23. Vanaf het begin van de jaren 9 gaan de immigratiecijfers opnieuw de hoogte in, vooral als gevolg van een nieuw fenomeen: de spectaculaire stijging van het aantal asielaanvragen. In de loop van de jaren 8 ligt het gemiddeld aantal asielaanvragen rond 5.2 per jaar. In de jaren 9 bedraagt dat gemiddelde al 18. aanvragen per jaar. De piek werd bereikt in 2 met asielaanvragen. Daarna fluctueerde het aantal, gaande van in 27 tot in 211. In 213 werden asielaanvragen ingediend 24. De uitbreiding van de Europese Unie met tien lidstaten in 24 en twee bijkomende lidstaten in 27 heeft vanaf 25 geleid tot een stijging van het aantal immigraties uit die nieuwe lidstaten en vooral uit Polen, Roemenië en Bulgarije Evolutie van de rechthebbenden Hoewel de Italianen nog steeds de grootste groep zijn in de statistiek van de buitenlandse rechthebbenden is hun aantal met meer dan de helft gedaald sinds het begin van de tellingen in Toen waren er Italiaanse rechthebbenden. 36 jaar later zijn het er maar (-55,69 %). In 211 waren het er nog Hun aandeel in het totale aantal buitenlandse rechthebbenden is spectaculair gedaald: in 1977 had 4,88 % van de buitenlandse rechthebbenden de Italiaanse nationaliteit tegen slechts 16,72 % in 213. De Fransen nemen de tweede plaats in. Hun aantal steeg sterk in het begin van de jaren 2, en dat tot 25 (13.787, + 63,96 % ten opzichte van 1977). Daarna is hun aantal gestabiliseerd, met in 211. In 213 breken ze echter een nieuw record met rechthebbenden, hoewel hun aandeel licht gedaald is in vergelijking met 211 (van 13,28 % tot 13,12 %). 22 Groupe d étude de Démographique Appliquée (UCL) & Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, Statistisch en demografisch verslag 28: Migraties en migrantenpopulaties in België, juni Bij gezinshereniging kan een in België gedomicilieerde buitenlandse staatsburger herenigd worden met zijn gezinsleden om zich in België te vestigen. Dat werd toegepast door een groot aantal immigranten, in het bijzonder Marokkanen, die alleen naar België gekomen waren om in de mijnen te werken. 24 Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, 25 Morelli A., op. cit. 21

27 Daarna volgen de Nederlanders met 11.8 rechthebbenden in 213. Dat is een stijging van bijna 2 % tegenover 211 (9.31). Sinds 21 blijft het aantal rechthebbenden met de Nederlandse nationaliteit toenemen. In 213 heeft 9,79 % van de buitenlandse rechthebbenden de Nederlandse nationaliteit tegenover slechts 4,86 % in Die stijging kan worden toegeschreven aan twee factoren. Enerzijds zijn de woningprijzen lager in België. Anderzijds kunnen Nederlanders die in het buitenland wonen er sinds 1 januari 21 voor kiezen om onderworpen te blijven aan de Nederlandse fiscale regeling, wat in bepaalde gevallen een financieel voordeel kan opleveren 26. Nederland heeft Marokko voorbijgestoken, dat nu op de vierde plaats komt te staan. Marokko blijft wel het eerste niet-europese land. In 1977 waren er rechthebbenden met de Marokkaanse nationaliteit. Dat aantal is vervolgens geleidelijk gestegen en bereikte een piek in 1995 met 24.9 rechthebbenden. Hun aantal daalde vervolgens opnieuw, vooral in 21 en in 23 met respectievelijk 24,92 % en 22,77 %. Die evolutie stemt overeen met de naturalisatiepieken van het begin van het tweede millennium als gevolg van de invoering van een versnelde procedure op 1 maart 2 (zie tabel 4, pagina 24 om een duidelijk beeld daarvan te krijgen). In 213 bedroeg het aantal Marokkaanse rechthebbenden Het gaat om een stijging van 3,88 % in vergelijking met 211. Dat is de eerste stijging sinds 1993 voor die nationaliteit. Hun relatief aandeel is echter wel onder de 1 % gedaald. 26 Harmsen C., Emigratie van autochtonen naar België, Bevolkingstrends, 2e kwartaal 26, Van Agtmaal-Wobma E., Harmsen C., Dal L. & Poulain M., Belgen in Nederland en Nederlanders in België, Bevolkingstrends, 4e kwartaal 27,

28 Grafiek 1: Evolutie van de rechthebbenden van buitenlandse nationaliteit van 1977 tot 213 van de vijf meest voorkomende landen Polen vervolledigt de top vijf van de landen met het grootste aantal buitenlandse rechthebbenden. Sinds 25 is het aantal Poolse rechthebbenden sterk gestegen. In 213 bedroeg hun aantal 7.529, wat een stijging met 28,46 % ten opzichte van 211 betekent. Ze vertegenwoordigen 6,66 % van de buitenlandse rechthebbenden tegenover 5,82 % in 211. Het gezamenlijk aandeel van de vijf meest voorkomende nationaliteiten daalt geleidelijk: het bedroeg 65,91 % in 1977 en bedraagt in ,54 % (in 211 was dat nog 57,58 %). De sterke daling van het aantal Italiaanse en Marokkaanse rechthebbenden heeft dus maar gedeeltelijk de stijging van het aantal Franse, Nederlandse en Poolse rechthebbenden goedgemaakt. Zoals hierboven al vermeld werd, is het aantal Marokkaanse en Turkse rechthebbenden sterk gedaald in 21 en 23. Dat is het gevolg van de grote stijging van het aantal naturalisaties in 2, 21 en 22 wegens de invoering van de nieuwe naturalisatiewet op 1 maart (zie tabel 4). In de loop van die drie jaar zijn buitenlanders Belg geworden (36,2 %) van hen hadden oorspronkelijk de Marokkaanse nationaliteit en (23,3 %) de Turkse 27 Deze wijziging aan het Wetboek van de Belgische nationaliteit, de zogenaamde snel-belg-wet, versoepelde de voorwaarden voor het verwerven van de Belgische nationaliteit. 23

29 nationaliteit 28. Die daling van de Turkse rechthebbenden heeft ervoor gezorgd dat ze sinds 211 niet meer in de top vijf staan. In 213 waren er nog slechts en vertegenwoordigen ze nog amper 4,97 % van alle buitenlandse rechthebbenden. Tabel 4: Verwerving van de Belgische nationaliteit volgens de oorspronkelijke nationaliteit ( ) Land Marokko Turkije Italië Kongo (DR) Rusland Rwanda Frankrijk Algerije Nederland Pakistan Polen Roemenië Andere Totaal Bron: ADSEI / / / / / Evolutie van de rechtgevende kinderen Zoals geïllustreerd wordt in de grafiek hieronder worden in de statistiek van de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden grotendeels dezelfde trends gevolgd als in de statistiek van de rechthebbenden van buitenlandse nationaliteit. Bij de rechtgevende kinderen is in 213 het meest voorkomende land van herkomst eveneens Italië met (- 766 in vergelijking met 211) rechtgevende kinderen. Hun aantal daalt jaar na jaar. In vergelijking met 1977 is het aantal rechtgevende kinderen van Italiaanse rechthebbenden met bijna gedaald en vertegenwoordigen ze slechts 36,69 % van het aantal van toen. Hun aandeel in de volledige groep rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden bedroeg 15,33 % in 213 tegenover 37,64 % in De rechtgevende kinderen van rechthebbenden van Franse nationaliteit (26.671) zijn de tweede grootste groep in de statistiek van de buitenlandse in 213. In vergelijking met de telling van 29 is dat een stijging van 9,91 % en in vergelijking met 1977 een stijging van

30 64,34 %. Hun aandeel in de volledige groep rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden bedraagt 12,91 %. Net zoals bij de rechthebbenden heeft Nederland Marokko van de derde plaats gestoten. De stijging in vergelijking met 211 is enorm: kinderen of + 2,36 %. Die grote stijging van het aantal rechtgevende kinderen kan verklaard worden door de grootte van de Nederlandse gezinnen die zich duidelijk boven het gemiddelde bevindt (2,4 tegen 1,83), zoals we verder in de studie zien. In 213 was de groep van de Marokkaanse rechtgevende kinderen 'slechts' de vierde grootste groep, in tegenstelling tot in de jaren '9 toen ze de grootste groep was. Net zoals het aantal rechthebbenden is het aantal Marokkaanse rechtgevende kinderen echter gedaald sinds 1995, met een heel sterke daling in 21 (- 3,96 %) en in 23 (- 27,39 %) als gevolg van de naturalisatiegolven. In 213 tekenden we echter een stijging op in vergelijking met 211: tegen kinderen twee jaar eerder (+ 2,37 %). Net zoals voor de Marokkaanse rechthebbenden is dat de eerste stijging sinds Het relatief aandeel van de kinderen met de Marokkaanse nationaliteit blijft onder de 1 %, terwijl dat niet meer het geval is voor de rechthebbenden. De verklaring daarvoor is dat de Marokkaanse gezinnen het grootst zijn (2,13 kinderen). Zoals hierboven vermeld verschilt de top vijf van de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden van de top vijf van de buitenlandse rechthebbenden. Spanje neemt immers de vijfde plaats van Polen over in de rangschikking van de rechtgevende kinderen. In 213 waren er rechtgevende kinderen van Spaanse rechthebbenden, een stijging van 18, % (+ 2.1) ten opzichte van de vorige telling. Dat is waarschijnlijk het gevolg van de zware economische crisis die er heerst. De Spaanse kinderen vertegenwoordigen 6,38 % van alle rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden. 25

31 Grafiek 11: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden van 1977 tot 213 (vijf meest voorkomende landen) Het gezamenlijk aandeel van de vijf meest voorkomende landen wordt, net zoals bij de rechthebbenden, gekenmerkt door een daling bij de rechtgevende kinderen. In 213 bedroeg hun gezamenlijk aandeel 55,71 % terwijl het vroeger rond de 7 % lag Kenmerken van de kinderen van buitenlandse rechthebbenden Verdeling per schaal Tabel 5: Verdeling van de rechtgevende kinderen volgens de verschillende schalen in 213 (vijf meest voorkomende landen) Land Italië Frankrijk Marokko Nederland Spanje Totaal vreemdelingen art. 4 art. 42bis art. 5ter art. 5bis 73,24% 14,85% 9,48% 2,44% 83,79% 9,46% 4,64% 2,12% 59,6% 25,35% 12,2% 3,57% 82,69% 11,66% 4,55% 1,11% 68,9% 25,2% 5,44% 1,27% 77,84% 14,37% 5,88% 1,91% 26

32 Er zijn duidelijke verschillen tussen de verschillende landen. Frankrijk is het land met het grootste aandeel rechtgevende kinderen in de gewone schaal (art. 4 KBW), namelijk 83,79 %. In 211 was dat nog Nederland, maar dat land zag zijn percentage dalen van 85,5 % in 211 tot 82,69 % in 213. Marokko bezet nog altijd de laatste plaats met bijna 6 op 1 kinderen die de gewone schaal ontvangen, wat een toename is in vergelijking met de 56,93 % in 211. Bij de verhoogde schalen is de situatie omgekeerd. Ongeveer 25 % van de kinderen van Marokkaanse en Spaanse rechthebbenden geven recht op de verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis KBW). Bij de Franse en Nederlandse rechthebbenden gaat het slechts om circa één kind op tien, wat overeenstemt met het gemiddelde in de regeling voor (9,15 %). Meer dan 12 % van de rechtgevende kinderen van Marokkaanse rechthebbenden krijgt kinderbijslag tegen de verhoogde schaal voor invaliden (art. 5ter KBW), terwijl dat voor de Franse, Spaanse en Nederlandse rechtgevende kinderen rond de 5 % ligt. Met 9,48 % ligt het percentage van Italië eveneens duidelijk boven het gemiddelde in de regeling voor (5,9 %). Marokko heeft met 3,57 % het grootste aandeel rechtgevende kinderen in de verhoogde schaal voor wezen (art. 5bis KBW). Bij de andere landen schommelt dat percentage tussen 1,11 % et 2,44 %. Het aandeel voor de globale regeling voor bedraagt 1,58 %. Er is een duidelijke wanverhouding met de globale regeling voor. Daar geven immers 84,19 % van de kinderen recht op de schaal van art. 4 KBW, terwijl dat bij de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden slechts 77,84 % is. 27

33 Aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende Tabel 6: Verdeling van de rechthebbenden volgens het aantal rechtgevende kinderen in 213 (zes meest voorkomende landen) 29 Land Italië Frankrijk Marokko Nederland Polen Spanje Totaal vreemdelingen 1 kind 2 kinderen 3 of meer kinderen 51,13% 34,68% 14,19% 46,41% 34,81% 18,78% 39,47% 28,86% 31,67% 35,76% 37,35% 26,9% 54,44% 36,67% 8,89% 41,81% 32,36% 25,83% 46,33% 34,3% 19,64% Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende 1,67 1,8 2,13 2,4 1,56 2, 1,83 Er zijn duidelijke verschillen tussen de landen. Meer dan de helft van de gezinnen van Poolse rechthebbenden tellen maar één kind (54,44 %), net als bij de Italiaanse gezinnen. Bij de Nederlandse en Marokkaanse rechthebbenden betreft het respectievelijk maar 35,76 % en 39,47 %. 31,67 % van de Marokkaanse rechthebbenden heeft minstens drie kinderen, terwijl dat bij de Poolse rechthebbenden slechts 8,89 % is. Dat verklaart waarom de kinderen van Poolse rechthebbenden niet in de top vijf van de rechtgevende kinderen van vreemde rechthebbenden staan: er zijn veel Poolse rechthebbenden, maar het gaat voornamelijk om kleine gezinnen. Het vruchtbaarheidscijfer van Polen is inderdaad een van de laagste van Europa met 1,32 kinderen per vrouw in Anderzijds tellen de Marokkaanse rechthebbenden verhoudingsgewijs weinig rechthebbenden met twee rechtgevende kinderen in vergelijking met de andere landen en met het totaal van de buitenlandse rechthebbenden. Wat betreft de gezinsgrootte, hebben de Poolse rechthebbenden gemiddeld 1,56 kinderen per rechthebbende. Dat is beduidend minder dan het globale gemiddelde van de buitenlands (1,83). Dat zou verklaard kunnen worden door de nieuwe golf van jonge Poolse koppels 31 van de laatste jaren die eerder door hun loopbaan in beslag worden genomen dan door het vormen van een groot gezin. De Marokkaanse rechthebbenden, die proportioneel gezien veel 29 In de tabel overlapt de top vijf van de buitenlandse rechthebbenden de top vijf van de rechtgevende kinderen, zodat alle landen die eerder werden bestudeerd, worden opgenomen. 3 Cfr Zoals reeds gezegd op pagina 22-23, stijgt de Poolse immigratie sterk sinds

34 rechthebbenden met minstens drie kinderen tellen, hebben gemiddeld 2,13 rechtgevende kinderen per rechthebbende. Dat is aanzienlijk meer dan het gemiddelde in de regeling voor de (1,78 rechtgevende kinderen per rechthebbende), maar benadert het vruchtbaarheidscijfer van het land (2,17 kinderen per Marokkaanse vrouw in 213) 32. Grafiek 12 illustreert dat, ook al zijn er nu duidelijke verschillen tussen de zes landen wat betreft het gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende, die verschillen vroeger nog groter waren. Vooral het hoge gemiddeld aantal rechtgevende kinderen van Marokkaanse rechthebbenden valt op. In 1977 hadden de Marokkaanse rechthebbenden gemiddeld 3,21 rechtgevende kinderen. Dat is de volgende jaren nog gestegen tot 3,74 in Sindsdien is het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per Marokkaanse rechthebbende sterk gedaald en benadert het het gemiddelde van de volledige statistiek van de buitenlandse. Het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per Nederlandse rechthebbende is gestegen sinds het begin van de jaren 9. In 1991 hadden de Nederlandse rechthebbenden gemiddeld 1,82 rechtgevende kinderen. In 213 bedroeg het gemiddelde 2,4 rechtgevende kinderen per rechthebbende. 32 Cfr. 29

35 Grafiek 12: Evolutie van het gemiddelde van het aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende van 1977 tot 213 (zes meest voorkomende landen) Uitbreiding van de Europese Unie en overgangsmaatregelen Het grote aantal Franse, Nederlandse, Italiaanse en Marokkaanse rechthebbenden kan worden verklaard door de territoriale nabijheid of door de historische immigratie. Het gezamenlijke aandeel van die landen daalt echter sinds vele jaren en nieuwe trends komen aan het licht. De progressieve uitbreiding van de Europese Unie met tien landen 34 op 1 mei 24 en twee landen 35 op 1 januari 27 is zeker het meest markante feit van het laatste decennium, ook al heeft de toetreding van de tien nieuwe lidstaten in 24 niet onmiddellijk invloed gehad. Dat is het gevolg van de bijzondere overgangsmaatregelen 36 die van kracht waren voor acht van de tien nieuwe lidstaten 37 om een toevloed van migrantenarbeiders uit die lidstaten te vermijden. Die maatregelen werden op 1 mei 24 voor twee jaar ingevoerd en nadien tot 1 mei 29 verlengd. 33 In die tabel overlapt de top vijf van de buitenlandse rechthebbenden de top vijf van de rechtgevende kinderen zodat alle landen die eerder werden bestudeerd worden opgenomen. 34 Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slovakije en Tsjechië. 35 Roemenië en Bulgarije. 36 Het vrij verkeer van voor staatsburgers van de Europese Unie houdt in dat de staatsburgers van de lidstaten van de EU vrijgesteld zijn van de verplichting om een arbeidskaart te verkrijgen. Voor de staatsburgers van de lidstaten waarvoor de overgangsmaatregelen gelden is een arbeidskaart nog steeds verplicht. De overgangsmaatregelen hebben enkel betrekking op. Het vrij verkeer van diensten en het vrije vestigingsrecht voor zelfstandigen zijn wel van toepassing. 37 De overgangsmaatregelen waren niet van toepassing op Malta en Cyprus. 3

36 Wegens een tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren in België besliste de regering echter om vanaf 1 mei 26 de toekenning van arbeidskaarten voor moeilijk in te vullen functies te versoepelen. De gevolgen van die versoepeling waren al merkbaar in de telling van 27: in vergelijking met de telling van 25 was het aandeel rechthebbenden en rechtgevende kinderen van de nieuwe lidstaten verdubbeld. Polen vormt op dat verhaal een uitzondering met gevoelige stijgingen sinds 24. Misschien kan dat worden toegeschreven aan de sterke bouwsector in die periode, een sector waarin veel Poolse mankrachten actief zijn. Sinds 1 mei 29 is het vrij verkeer van van toepassing op de staatsburgers van alle landen van de Europese Unie, behalve Bulgarije en Roemenië. Voor die landen werden de overgangsmaatregelen verlengd tot 31 december 213. Tabel 7: en rechtgevende kinderen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie ( ) Land Polen ,46% 28,37% Roemenië ,78% 6,37% Bulgarije ,59% 138,31% Slowakije ,1% 81,6% Hongarije ,73% 62,8% Tsjechië ,6% 8,% Slovenië ,52% 29,17% Malta ,71% 55,17% Litouwen ,91% 126,15% Letland ,3% 9,32% Estland ,44% 42,86% Cyprus ,57% 75,% Totaal nieuwe lidstaten Verschil Rechtgevende kinderen Rechtgevende kinderen ,79% Rechtgevende kinderen 46,58% Op 31 december 213 telde de statistiek van de buitenlandse rechthebbenden en rechtgevende kinderen van de nieuwe lidstaten, respectievelijk rechthebbenden en 6.92 rechtgevende kinderen meer dan in 211. Ook tussen 29 en 211 steeg hun aantal ( rechthebbenden en kinderen). Hun aandeel bedraagt nu 12,6 % van de 31

37 rechthebbenden en 1,52 % van de rechtgevende kinderen, een aanzienlijke stijging tegenover 211 (respectievelijk 9,23 % en 8,1 %). Van alle rechthebbenden en rechtgevende kinderen uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie is ongeveer 55 % afkomstig van Polen, circa 27 % van Roemenië en ruim 1 % van Bulgarije. Samen vormen ze dus 92 % van het totale aantal. De percentages van Roemenië en Bulgarije zijn redelijk opmerkelijk, aangezien het vrij verkeer voor die twee landen nog niet van toepassing was bij deze telling. Geen enkel andere lidstaat bereikt duizend kinderen. Hun relatief aandeel in de globale statistiek is dan ook miniem. Bulgarije noteerde de grootste relatieve stijging in vergelijking met 29, maar in absolute cijfers lopen Polen en Roemenië ruim op kop. Tabel 8 illustreert de verdeling van de rechtgevende kinderen per schaal voor de drie meest voorkomende nieuwe lidstaten. Uit de tabel blijkt dat de grote meerderheid van de rechtgevende kinderen (93,15 % voor de drie landen samen) kinderbijslag tegen de gewone schaal krijgt. Dat lijkt logisch aangezien die rechthebbenden naar België gekomen zijn om tewerkgesteld te worden in sectoren waar een tekort aan arbeidskrachten is. Zij openden dus een recht op basis van hun activiteit als werknemer. Het zou interessant zijn om die evolutie op te volgen tijdens de volgende tellingen, aangezien het percentage gedaald is ten opzichte van 211 (95,6 %). Tabel 8: Verdeling van de rechtgevende kinderen volgens schaal in 213 (drie meest voorkomende nieuwe lidstaten van de EU) Land Polen Roemenië Bulgarije Totaal vreemdelingen art. 4 art. 42bis art. 5ter art. 5bis 94,% 3,64% 1,63%,74% 93,1% 4,1% 2,56%,42% 89,8% 7,5% 3,6%,36% 77,84% 14,37% 5,88% 1,91% 32

38 II. Regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag De gewaarborgde gezinsbijslag is een residuaire regeling voor gezinnen die geen recht hebben op kinderbijslag in een andere regeling en van wie de inkomsten een bepaalde grens niet overschrijden. Sinds de telling van 25 zijn ook cijfers beschikbaar over de gewaarborgde gezinsbijslag voor personen van vreemde nationaliteit. Tabel 9: Meest voorkomende nationaliteiten in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag voor personen van vreemde nationaliteit (213) 38 Land Rechtgevende kinderen Aantal % Aantal % Marokko 494 9,57% ,49% Roemenië 424 8,22% 85 7,22% Servië en Montenegro 373 7,23% 779 6,99% Turkije 256 4,96% 67 5,45% Frankrijk 198 3,84% 562 5,4% Nederland 248 4,81% 419 3,76% Macedonië 123 2,38% 275 2,47% Italië 144 2,79% 265 2,38% Bosnië-Herzegovina 115 2,23% 256 2,3% Totaal belangrijkste nationaliteiten ,2% ,1% Politieke vluchtelingen 46 8,91% ,53% Andere landen ,7% ,37% Algemeen totaal ,-% ,-% In 213 kregen buitenlandse rechthebbenden (- 51 ten aanzien van 211) gewaarborgde gezinsbijslag voor rechtgevende kinderen (- 84 ten aanzien van 211), i.e. 63,1 % en 63,34 % van het totaal in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag. In 211 vormden de politieke vluchtelingen de grootste buitenlandse groep in de statistiek van de gewaarborgde gezinsbijslag met 21,81 % van de rechthebbenden. Dat is niet langer het geval in 213, aangezien hun aandeel nu minder dan 9 % bedraagt. De Marokkanen vormen de grootste groep met 9,57 % van de rechthebbenden en 11,49 % van de rechtgevende kinderen. Ook de nieuwe lidstaten van de EU zijn goed vertegenwoordigd en hun aandeel neemt nog toe. Er is een groot verschil tussen de nationaliteiten; slechts één op drie kinderen komt immers uit de overige landen. 38 In 213 vertegenwoordigt de globale regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag rechthebbenden et rechtgevende kinderen. 33

39 Conclusie Op 31 december 213 telt de statistiek van de rechthebbenden van vreemde nationaliteit die met hun gezin in België verblijven rechthebbenden en rechtgevende kinderen. De stijging in vergelijking met 211 is opmerkelijk: + 12,38 % rechthebbenden en + 11,64 % rechtgevende kinderen. Hun aantal neemt trouwens voortdurend toe sinds 25, na een lange daling sinds 1993, en loopt parallel met de toename van het aantal vreemdelingen in België. De meest voorkomende nationaliteiten in de statistiek van de buitenlandse blijven grotendeels dezelfde, maar kennen daarom niet dezelfde evoluties. Zo vormen de Italiaanse rechthebbenden nog steeds de grootste groep (16,72 % van het totaal), maar dalen ze onophoudelijk. De rechthebbenden uit Frankrijk (2e), Nederland (3e), Polen (5e) en Spanje (6e) nemen daarentegen toe. Marokko (4e) blijft het meest vertegenwoordigde niet-europese land. Het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen van dat land steeg wel lichtjes, maar die stijging komt na een jarenlange daling sinds Marokko heeft daarmee nog een aandeel van 1 %. In 213 verschilt, net als in 211, de laatste plaats van de top vijf van de rechthebbenden (Polen) van de laatste plaats van de top vijf van de rechtgevende kinderen (Spanje). Als we de groep van de buitenlandse vergelijken met de globale regeling voor, blijkt dat de rechtgevende kinderen van buitenlandse rechthebbenden oververtegenwoordigd zijn in de verhoogde schalen (22,17 % tegenover 15,81 %), in het bijzonder bij de Marokkanen (art. 42bis KBW en art. 5ter KBW), bij de Spanjaarden (art. 42bis KBW) en bij de Italianen (art. 5ter KBW). Het profiel van de Franse en Nederlandse rechthebbenden stemt echter overeen met dat van de in de globale regeling voor. De buitenlandse hebben ook gemiddeld meer rechtgevende kinderen (1,83) dan in de globale regeling voor (1,78). Wat de leeftijd van de rechtgevende kinderen betreft, is er slechts één - zij het weinig betekenend - verschil tussen de buitenlandse en de globale regeling voor, i.e. in de categorie tot 5 jaar: 33,7 % tegenover 29,1 %. De uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten op 1 mei 24 en met twee nieuwe lidstaten op 1 januari 27 heeft een duidelijke impact op de statistiek van de buitenlandse rechthebbenden. Op 31 december 213 telt de statistiek rechthebbenden en rechtgevende kinderen van de nieuwe lidstaten, een stijging met 46 % ten opzichte van de vorige telling van 211 (die zelf ook een opvallende stijging noteerde van meer dan 7 % tegenover 29). 34

40 Hun aandeel bedraagt al 9,23 % van de buitenlandse rechthebbenden en 8,1 % van de rechtgevende kinderen. De meest voorkomende landen van herkomst zijn Polen, Roemenië en Bulgarije. Uit de gegevens over de personen van vreemde nationaliteit in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag blijkt dat die statistiek heel uiteenlopend is. Marokko en de politieke vluchtelingen vormen de grootste groep. Daarna volgen Roemenië, Servië en Montenegro, Turkije, Frankrijk en Nederland. De percentages van de andere landen zijn verwaarloosbaar. De groep van de rechthebbenden van vreemde nationaliteit maakt 63,1 % uit van alle rechthebbenden in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag, dat is een lichte daling tegenover

41 BIJLAGEN

42

43 BIJLAGE I VREEMDE RECHTHEBBENDEN DIE MET HUN GEZIN IN BELGIE VERBLIJVEN WERKNEMERSSTELSEL ~ GLOBALE RESULTATEN - VOLGENS NATIONALITEIT VAN DE RECHTHEBBENDE - JAREN

44

45 volgens land van nationaliteit Aantal rechthebbenden Aantal rechtgevenden Aantal rechthebbenden Aantal rechtgevenden Aantal rechthebbenden Aantal rechtgevenden LANDEN VAN EUROPA Duitsland Verenigd Koninkrijk Denemarken Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Zwitserland Zweden Noorwegen Griekenland Turkije Spanje Finland Portugal Polen Hongarije Roemenië Kroatië Slovenië Bosnië-Herzegovina Macedonië Servië en Montenegro IJsland Liechtenstein Cyprus Estland Letland Litouwen Malta Slowakije Tsjechië Bulgarije Rusland Albanië Andere landen van Europa TOTAAL LANDEN VAN AFRIKA Algerijë Angola Congo-Kinshasa Guinea Kameroen Marokko Rwanda Togo Tunesië Andere landen van Afrika TOTAAL LANDEN VAN AMERIKA Brazilië Canada Ecuador Verenigde Staten Andere landen van Amerika TOTAAL LANDEN VAN AZIE Armenië China Filipijnen Israël Japan Nepal Pakistan Sri Lanka Andere landen van Azië TOTAAL Oceanië Politieke vluchtelingen Vaderlandslozen ALGEMEEN TOTAAL

46 BIJLAGE II VREEMDE RECHTHEBBENDEN DIE MET HUN GEZIN IN BELGIE VERBLIJVEN DETAILGEGEVENS PER LAND - VOLGENS NATIONALITEIT VAN DE RECHTHEBBENDE - JAAR 213

47 BIJLAGE II VREEMDE RECHTHEBBENDEN DIE MET HUN GEZIN IN BELGIE VERBLIJVEN WERKNEMERSSTELSEL ~ DETAILGEGEVENS PER LAND - VOLGENS NATIONALITEIT VAN DE RECHTHEBBENDE - JAAR 213

48

49 3.562 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Vergelijking rechtgevenden met de Duitse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Duitse rechthebbenden Kinderen van Duitse rechthebbenden Kinderen van Duitse rechthebbenden Duitse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Duitsland en rechtgevenden - DUITSLAND - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 25 % 1,9 2 % 1,85 15 % 1,8 1 % 1,75 1,7 Duitsland 5 % % Duitse rechthebbenden rechthebbenden

50 3.428 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Vergelijking rechtgevenden met de Britse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Britse rechthebbenden Kinderen van Britse rechthebbenden Kinderen van Britse rechthebbenden Britse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Verenigd Koninkrijk en rechtgevenden - VERENIGD KONINKRIJK - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2, 14 % 1,95 12 % 1 % 1,9 8 % 1,85 6 % 1,8 1,75 Verenigd Koninkrijk 4 % 2 % % Britse rechthebbenden rechthebbenden

51 282 kinderen 145 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 35 3 Vergelijking rechtgevenden met de Deense inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Deense rechthebbenden Kinderen van Deense rechthebbenden Kinderen van Deense rechthebbenden Deense inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Denemarken en rechtgevenden - DENEMARKEN - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,1 14 % 2,5 12 % 2, 1,95 1,9 1,85 1,8 1,75 1,7 Denemarken 1 % 8 % 6 % 4 % 2 % % Deense rechthebbenden rechthebbenden

52 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Vergelijking rechtgevenden met de Franse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Franse rechthebbenden Kinderen van Franse rechthebbenden Kinderen van Franse rechthebbenden Franse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Frankrijk en rechtgevenden - FRANKRIJK - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,94 1,92 1,9 1,88 1,86 1,84 1,82 1,8 1,78 1,76 1,74 1,72 Frankrijk 14 % 12 % 1 % 8 % 6 % 4 % 2 % % Franse rechthebbenden rechthebbenden

53 422 kinderen 231 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 45 Vergelijking rechtgevenden met de Ierse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Ierse rechthebbenden Kinderen van Ierse rechthebbenden Kinderen van Ierse rechthebbenden Ierse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Ierland en rechtgevenden - IERLAND - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,96 16 % 1,94 1,92 1,9 1,88 14 % 12 % 1 % 1,86 8 % 1,84 1,82 1,8 1,78 1,76 Ierland 6 % 4 % 2 % % Ierse rechthebbenden rechthebbenden

54 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 5. Vergelijking rechtgevenden met de Italiaanse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Italiaanse rechthebbenden Kinderen van Italiaanse rechthebbenden Kinderen van Italiaanse rechthebbenden Italiaanse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Italië en rechtgevenden - ITALIË - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 14 % 1,9 1,85 1,8 1,75 12 % 1 % 8 % 1,7 1,65 1,6 1,55 1,5 Italië 6 % 4 % 2 % % Italiaanse rechthebbenden rechthebbenden

55 447 kinderen 268 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Vergelijking rechtgevenden met de Luxemburgse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Luxemburgse rechthebbenden Kinderen van Luxemburgse rechthebbenden Kinderen van Luxemburgse rechthebbenden Luxemburgse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Luxemburg en rechtgevenden - LUXEMBURG - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 14 % 1,9 1,85 1,8 1,75 12 % 1 % 8 % 1,7 1,65 1,6 1,55 1,5 Luxemburg 6 % 4 % 2 % % Luxemburgse rechthebbenden rechthebbenden

56 kinderen 11.8 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 25. Vergelijking rechtgevenden met de Nederlandse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Nederlandse rechthebbenden Kinderen van Nederlandse rechthebbenden Kinderen van Nederlandse rechthebbenden Nederlandse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Nederland en rechtgevenden - NEDERLAND - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,1 25 % 2,5 2, 2 % 1,95 15 % 1,9 1,85 1 % 1,8 1,75 1,7 Nederland 5 % % Nederlandse rechthebbenden rechthebbenden

57 227 kinderen 122 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 3 25 Vergelijking rechtgevenden met de Oostenrijkse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Oostenrijkse rechthebbenden Kinderen van Oostenrijkse rechthebbenden Kinderen van Oostenrijkse rechthebbenden Oostenrijkse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Oostenrijk en rechtgevenden - OOSTENRIJK - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 14 % 1,9 12 % 1,85 1 % 1,8 8 % 1,75 6 % 1,7 4 % 1,65 1,6 Oostenrijk 2 % % Oostenrijkse rechthebbenden rechthebbenden

58 219 kinderen 122 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 3 Vergelijking rechtgevenden met de Zwitserse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Zwitserse rechthebbenden Kinderen van Zwitserse rechthebbenden Kinderen van Zwitserse rechthebbenden Zwitserse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Zwitserland en rechtgevenden - ZWITSERLAND - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 14 % 1,9 12 % 1,85 1 % 1,8 8 % 1,75 6 % 1,7 4 % 1,65 1,6 Zwitserland 2 % % Zwitserse rechthebbenden rechthebbenden

59 412 kinderen 218 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 6 Vergelijking rechtgevenden met de Zweedse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Zweedse rechthebbenden Kinderen van Zweedse rechthebbenden Kinderen van Zweedse rechthebbenden Zweedse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Zweden en rechtgevenden - ZWEDEN - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,1 14 % 2,5 12 % 2, 1,95 1,9 1,85 1,8 1,75 1,7 Zweden 1 % 8 % 6 % 4 % 2 % % Zweedse rechthebbenden rechthebbenden

60 254 kinderen 139 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 4 35 Vergelijking rechtgevenden met de Noorse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Noorse rechthebbenden Kinderen van Noorse rechthebbenden Kinderen van Noorse rechthebbenden Noorse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Noorwegen en rechtgevenden - NOORWEGEN - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 14 % 1,9 12 % 1,85 1 % 1,8 8 % 1,75 6 % 1,7 4 % 1,65 1,6 Noorwegen 2 % % Noorse rechthebbenden rechthebbenden

61 1.655 kinderen 1.19 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 3. Vergelijking rechtgevenden met de Griekse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Griekse rechthebbenden Kinderen van Griekse rechthebbenden Kinderen van Griekse rechthebbenden Griekse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Griekenland en rechtgevenden - GRIEKENLAND - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 14 % 1,9 1,85 1,8 12 % 1 % 1,75 1,7 1,65 8 % 6 % 1,6 1,55 1,5 1,45 Griekenland 4 % 2 % % Griekse rechthebbenden rechthebbenden

62 1.777 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 18. Vergelijking rechtgevenden met de Turkse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Turkse rechthebbenden Kinderen van Turkse rechthebbenden Kinderen van Turkse rechthebbenden Turkse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Turkije en rechtgevenden - TURKIJE - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,15 14 % 2,1 2,5 2, 12 % 1 % 1,95 1,9 1,85 8 % 6 % 1,8 1,75 1,7 1,65 Turkije 4 % 2 % % Turkse rechthebbenden rechthebbenden

63 kinderen 6.64 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 14. Vergelijking rechtgevenden met de Spaanse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Spaanse rechthebbenden Kinderen van Spaanse rechthebbenden Kinderen van Spaanse rechthebbenden Spaanse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Spanje en rechtgevenden - SPANJE - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,5 2, 1,95 1,9 1,85 1,8 1,75 1,7 1,65 1,6 1,55 1,5 Spanje 14 % 12 % 1 % 8 % 6 % 4 % 2 % % Spaanse rechthebbenden rechthebbenden

64 212 kinderen 113 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen 25 Vergelijking rechtgevenden met de Finse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Finse rechthebbenden Kinderen van Finse rechthebbenden 212 Kinderen van Finse rechthebbenden Finse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Finland en rechtgevenden - FINLAND - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,5 16 % 2, 14 % 1,95 1,9 1,85 1,8 1,75 1,7 1,65 1,6 Finland 12 % 1 % 8 % 6 % 4 % 2 % % Finse rechthebbenden rechthebbenden

65 7.787 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Vergelijking rechtgevenden met de Portugese inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Portugese rechthebbenden Kinderen van Portugese rechthebbenden Kinderen van Portugese rechthebbenden Portugese inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Portugal en rechtgevenden - PORTUGAL - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 1,95 18 % 1,9 1,85 1,8 1,75 1,7 1,65 1,6 1,55 1,5 1,45 Portugal 16 % 14 % 12 % 1 % 8 % 6 % 4 % 2 % % Portugese rechthebbenden rechthebbenden

66 kinderen rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Poolse rechthebbenden Kinderen van Poolse rechthebbenden Vergelijking rechtgevenden met de Poolse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Kinderen van Poolse rechthebbenden Poolse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Polen en rechtgevenden - POLEN - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,5 2, 1,5 1, 1.2 % 1. % 8 % 6 % 4 % Poolse rechthebbenden rechthebbenden,5 Polen 2 %, %

67 47 kinderen 266 rechthebbenden Evolutie rechthebbenden en rechtgevende kinderen Hongaarse rechthebbenden Kinderen van Hongaarse rechthebbenden Vergelijking rechtgevenden met de Hongaarse inwoners ( - 24 jaar) van België volgens het AD SEI Kinderen van Hongaarse rechthebbenden Hongaarse inwoners van België ( - 24 jaar) 1% 8% 6% 4% 2% % Hongarije en rechtgevenden - HONGARIJE - met... kinderen art art. 42bis art. 5ter art. 5bis Totaal art. 5bis art. 5ter art. 42bis art. 4 rechthebbende Vergelijking evolutie rechthebbenden 2,5 2, 1,5 1, 7 % 6 % 5 % 4 % 3 % Hongaarse rechthebbenden rechthebbenden,5, Hongarije 2 % 1 % %