1 Afdeling Vergunningverlening Aan: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden T.a.v. de heer G.J.W. Velis Postbus 550 3990 GJ Houten Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2583306 Fax 030-2582990 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 14 augustus 2008 Team Bodemsanering Nummer 2008INT228232 Referentie Y. den Otter Uw brief van - Doorkiesnummer 030 258 3612 Uw nummer - Faxnummer 030 258 2990 Bijlage - E-mailadres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking saneringsplan waterbodemsanering watergangen Tuindorp te Utrecht, code UT0344/00363 Geachte heer Velis, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 25 juni 2008 van u een melding ontvangen als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb). De melder is voornemens de ernstige waterbodemverontreiniging ter plaatse van twee watergangen in de wijk Tuindorp te Utrecht te saneren. De kadastrale percelen waarvan de waterbodem is onderzocht én sterk verontreinigd slib bevatten zijn: Watergang Kadastrale gemeente Sectie Nummer Traject 6 Lauwerecht C 632 Traject 6 Lauwerecht C 1992 Traject 6 Lauwerecht C 6535 Traject 6 Utrecht D 2315 Traject 6 Utrecht D 3084 Traject 6 Utrecht D 3538 Traject 9 Utrecht H 2080 De ligging van de saneringslocatie is weergegeven in hoofdstuk 10 van deze beschikking. De ernst van de waterbodemverontreiniging ter plaatse van traject 6 is reeds door ons vastgesteld. Bij beschikking van 10 april 2006 met kenmerk 2006WEM0000150i is door ons het werkplan onderhoudsbagger van de hydrovakken BR3166-B / BR3165 (traject 6) goedgekeurd. Bij de uitvoering van de onderhoudsbaggerwerkzaamheden onder de voorschriften van beschikking van 10 april 2006 blijft een registratie als zijnde ernstig verontreinigd van toepassing op de gebaggerde hydrovakken. Door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden wordt dit als onwenselijk beschouwd. In overleg met ons is besloten een melding saneringsplan waterbodemverontreiniging voor traject 6 in te dienen. Een
2 beschikking op dit ingediende saneringsplan zal de beschikking en ontheffing van 10 april 2006 vervangen. Bij deze melding zijn diverse waterbodemonderzoeksrapporten bijgevoegd. Deze rapporten en andere relevante stukken zijn opgesomd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. 2 Beschikking De hierboven bedoelde bodemonderzoeksrapporten hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluit ons college het volgende. Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging in waterbodem als bedoeld in artikel 29 van de Wbb. Gelet op het huidige of het toekomstige gebruik van deze ernstige verontreinigde bodem is er sprake van zodanige risico s voor het ecosysteem dat spoedige sanering, als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is. Met de sanering van deze ernstig verontreinigde waterbodem dient uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking een begin te worden gemaakt. Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met de voorgenomen waterbodemsanering. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 6 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden. 3 Inspraak Bij de voorbereiding van deze beschikking hebben wij met toepassing van artikel 6.1 lid 3 van de Provinciale milieuverordening Utrecht, afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). We hebben dan ook geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. Van deze beschikking wordt een publicatie gedaan in een plaatselijke huis-aan-huis blad. 4 Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: - Verkennend kwalitatief en kwantitatief waterbodemondezoek Voor- en Tuindorp te Utrecht, door AT-milieu-advies, referentie AT0443, maart 2005; - Aanvullend waterbodemonderzoek hydrovak BR3166-B en BR3165 Tuindorp te Utrecht, door AT Milieu-advies, referentie AT05225, september 2005; - Aanvullend kwalitatief waterbodemonderzoek Tuindorp te Utrecht, door AT Milieu-advies, referentie AT08034, maart 2008;
3 - Saneringsplan baggeren Hydrovakken BR3166-B/ BR3165 (tracé 6) & hydrovak BR4830-B (Tracé 9) wijk Tuindorp te Utrecht, door Niebeek Milieumanagement BV, referentie 1884-03, juni 2008. 4.2 Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van ernstige verontreiniging is sprake indien voor tenminste één stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m 3 bodemvolume in het geval van waterbodemverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde (zie Circulaire bodemsanering van 1 mei 2006, Stcrt.2006, 83), alsmede de Circulaire Streef en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 24 februari 2000)). Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb). 4.3 Verontreinigingen waterbodem Uit het in paragraaf 4.1 genoemde waterbodemonderzoeksrapport blijkt dat het slib in de watergangen van traject 6 en traject 9 sterk verontreinigd is. Ter plaatse van de watergangen behorende bij traject 6 zijn zink en PAK in de sliblaag aangetroffen in concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarden. Ter plaatse van de watergangen behorende bij traject 9 zijn nikkel en zink in de sliblaag aangetroffen in concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarden. De aangetroffen verontreinigingen in de waterbodem van de trajecten 6 en 9 hangen in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samen. De omvang van de verontreinigingen in de waterbodem zijn op basis van de interventiewaardecontour aangegeven op de overzichtskaart in hoofdstuk 10 van deze beschikking. Conclusie De verrichte waterbodemonderzoeken voldoen naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen. Omdat de gemiddelde concentratie gemeten in waterbodem van de verontreinigde parameters zink en PAK ter plaatse van traject 6 en nikkel en zink ter plaatse van traject 9 in minimaal 25 m 3 hoger zijn dan de interventiewaarde voor deze stof(fen) is er sprake van een geval van ernstige waterbodemverontreiniging. 4.4 Risicobeoordeling, spoedeisendheid en saneringstijdstip Het toetsingskader voor de risicobeoordeling is vastgelegd in de Circulaire sanering waterbodems 2008. De standaard en locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreinigingen al dan niet onaanvaardbare risico s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van de onderzochte percelen. Voor de standaard risicobeoordeling is bij de bepaling voor de risico s voor de mens gebruik gemaakt van het programma SEDISOIL 2001. Uit deze toetsing blijkt dat er geen sprake is van risico s voor de mens op basis van de aanwezige verontreinigingen in de waterbodem.
4 Met behulp van het programma OMEGA 6.1 is een berekening gemaakt ten aanzien van de ecologische risico s. Hierbij wordt gekeken naar de potentieel aangepast fractie (PAF). Op basis van de berekening blijkt dat er ten aanzien van de verontreinigingen in de waterbodem risico s aanwezig zijn voor het ecosysteem. Ten aanzien van verspreiding bestaan er in verticale richting geen risico s aangezien is aangetoond dat de onderliggende bodem van betere kwaliteit is dan de waterbodem. Tevens zijn in horizontale richting geen risico s voor verspreiding van de verontreinigingen aanwezig, omdat resuspensie (opwelling) van het slib als gevolg van stroming niet wordt verwacht. Uit de uitgevoerde standaard risicobeoordelingen blijkt dat de aangetroffen verontreinigingen in de waterbodem onaanvaardbare risico s opleveren ten aanzien van het ecosysteem. Gezien de geconstateerde onaanvaardbare risico s dient uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking een begin te worden gemaakt met de sanering. 5 Saneringsdoelstelling 5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: de verontreinigde (water)bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken; de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en de artikel 6.3 en 6.7 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan als bedoeld in artikel 63e van de Wbb moet voldoen. In de circulaire sanering waterbodems en de Handleiding sanering waterbodems is onder meer aangegeven aan welke saneringsdoelstelling de sanering dient te voldoen. 5.2 Kwaliteit slib na saneren De huidige en toekomstige gebruiksfunctie van de onderhavige saneringslocatie is openbare watergang. Na sanering van de waterbodem zijn de risico s zoals genoemd onder paragraaf 4.4 weggenomen en bestaat de waterbodem van de hydrovakken maximaal uit licht verontreinigd slib. Er dient wel rekening gehouden te worden met het achterlaten van de na sanering ontstane morslaag van maximaal 5 centimeter die uit sterk verontreinigd slib bestaat. Als saneringvariant is ervoor gekozen om de verontreinigde waterbodem per hydrovak middels integrale verwijdering (ontgraving) te saneren. Voor de uitgebreide technische uitwerking van de uitvoering wordt verwezen naar het saneringsplan. Hierin wordt aangegeven hoeveel sterk verontreinigd slib vermoedelijk wordt verwijderd. Het betreft een hoeveelheid van ca. 2.400 m 3 sterk verontreinigd slib.
5 De kwaliteit van de ondergrond wordt beoordeeld als maximaal licht verontreinigd. Na afloop van de sanering dient de waterbodem, met uitzondering van de morslaag (sterk verontreinigd), eveneens maximaal licht verontreinigd slib te bestaan. De uitkeuring van de waterbodem na sanering vindt plaats door middel van het bepalen van de dikte van het (eventueel) nog aanwezige slib in combinatie met het plaatsen van 10 boringen per saneringsvak. Van de 10 boringen worden de monsters samengesteld tot een mengmonster van het achtergebleven slib dat representatief is voor het gesaneerde vak. Het mengmonster wordt ter analyse aangeboden waarna de kwaliteit wordt bepaald. Conclusie Het saneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld. 6 Saneringsuitvoering De sanering wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de Beoordelingsrichtlijn uitvoering (water)bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); het SIKB protocol 7001: Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden; het SIKB protocol 7002: Uitvoering van landbodemsanering met in-situ methoden; het SIKB protocol 7003: Uitvoering van waterbodemsaneringen. De onderzoeken, de uitvoering van de sanering en de milieukundige begeleiding als bedoeld in deze beschikking dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. 7 Melding start en wijzigingen saneringswerkzaamheden In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de bodemsanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: schriftelijk: Gedeputeerde Staten van Utrecht, team Bodem, Water en Natuur, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of per fax: via de fax van het team Bodem, Water en Natuur, 030-258 2121 of per e-mail: handhavingbodem@provincie-utrecht.nl. Tevens dient u bij deze melding de volgende gegevens aan te leveren: geplande einddatum van de sanering; de naam van de aannemer die de saneringswerkzaamheden gaat uitvoeren; de naam van het bureau en de persoon die de saneringswerkzaamheden milieukundig begeleidt. Indien u vooraf of tijdens de werkzaamheden wilt of moet afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons direct hiervan op de hoogte te stellen. Ook dit dient u te doen bij het team Bodem, Water en Natuur, via één van bovengenoemde mogelijkheden. Daarnaast attenderen wij u erop, dat bij onvoorziene omstandigheden tijdens de uitvoering van de sanering, met ons overlegd dient te worden.
6 8 Opslag en aan- en afvoer van slib Het is niet toegestaan een depot voor de opslag van baggerspecie te hebben. Het is niet toegestaan partijen verontreinigd slib van verschillende kwaliteit en samenstelling te mengen. Vrijkomende baggerspecie dient direct te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. 9 Milieukundig begeleiding De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding: BRL SIKB 6000 van de SIKB; het VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden van de SIKB; het VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de provincie Utrecht. U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. Het verslag kan worden gezonden aan de provincie Utrecht, afdeling Vergunningverlening, team Bodemsanering, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 10 Kadastrale inschrijving Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college voor de hierna genoemde percelen een afschrift van dit besluit zenden aan de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Deze percelen zijn in eigendom van een publieksrechtelijke rechtspersoon en worden daarom niet kadastraal geregistreerd. Hieronder volgen wel een opsomming van de verontreinigde percelen en de ligging van de sterke verontreiniging op basis van de ligging van de interventiewaardecontour voor zware metalen en PAK in de waterbodem. Watergang Kadastrale gemeente Sectie Nummer Traject 6 Lauwerecht C 632 Traject 6 Lauwerecht C 1992 Traject 6 Lauwerecht C 6535 Traject 6 Utrecht D 2315 Traject 6 Utrecht D 3084 Traject 6 Utrecht D 3538 Traject 9 Utrecht H 2080
7 Utrecht, D, 3538 Prof. L. Fuchslaan Utrecht, D, 3084 Lauwerecht, C, 1992 Utrecht, D, 2315 Lauwerecht, C, 6335 Lauwerecht, C, 632 Te saneren watergangen (traject 6) Utrecht, H, 2080 Kardinaal de Jongweg Te saneren watergangen (traject 9)
8 11 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Onder vermelding van de code UT0344/00363 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij Youri den Otter van het team Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: 030-2583612. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, drs. A.J. de Jong Teamleider Bodemsanering Een kopie van deze brief is verzonden naar: - Niebeek Milieumanagement B.V., t.a.v. de heer M.J.W. Hof, Fokkerstraat 5, 3833 LD Leusden; - Gemeente Utrecht, Afd. Milieu en Duurzaamheid, t.a.v. de heer B. Riemeyer, Postbus 8406, 3503 RK Utrecht.