Kristalvormen en de vorm van kristallen. Het terugvinden van vlakken met bekende Millerindices. Inleiding

Vergelijkbare documenten
De Miller-indices van kristalvlakken

De Miller-indices van kristalvlakken

Overzicht van de 48 kristalvormen

1. MORFOLOGIE VAN KRISTALLEN, EEN EERSTE KENNISMAKING 1

TWEELINGKRISTALLEN. Inleiding. Tweelingen van aragoniet. door drs. E.A.J. Burke Instituut voor Aardwetenschappen Vrije Universiteit, Amsterdam

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo

Domein A: Inzicht en handelen

1BK2 1BK6 1BK7 1BK9 2BK1

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen

Stap 1: Ga naar Stap 3: Gebruik de pijltjes om te navigeren tussen de bladzijden.

Vl. M. Nadruk verboden 1

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 6 les 4

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

1 Wiskunde, zeker. 1, 2, 3, 5, 6, 7. 8, 10, 11, 12 en 13 eurocent. duimstok Timmerman Hoe lang iets is.

Vlakke meetkunde. Module Geijkte rechte Afstand tussen twee punten Midden van een lijnstuk

HOOFDSTUK 2 TRANSFORMATIES

Inhoud. 1 Ruimtefiguren 8. 4 Lijnen en hoeken Plaats bepalen Negatieve getallen Rekenen 100

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen!

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde . (D)

WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2005 Uitwerkingen

1 Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Rekenen en wiskunde ( bb kb gl/tl )

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Figuur 3 PYTHAGORAS SEPTEMBER 2016

Niet meer dan drie tetraëders in één kubus

Een boekje met wiskundige vragen en opdrachten voor Havo 3

de Leuke En Uitdagende Wiskunde VEELVLAKKEN SAMENSTELLING: H. de Leuw

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 4

Wat is het aantal donkere tegels?

Extra oefenmateriaal H10 Kegelsneden

0,6 = 6 / 10 0,36 = 36 / 100 0,05 = 5 /100 2,02 = 2 gehelen en 2 / 100

handleiding pagina s 1005 tot Handleiding 1.2 Huistaken nihil 2 Werkboek 3 Posters 4 Scheurblokken bladzijden 122, 147, 150 en Cd-rom

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste ronde.

1. rechthoek. 2. vierkant. 3. driehoek.

B136. BIJLAGE H De verbinding met het 'On-eindige' vanuit het twaalf-, het ruitendertig- en het twintig-vlak. Het twaalfvlak of dodecaëder

Opgaven Kangoeroe vrijdag 17 maart 2000

Opmerking Als de punten A en B op de juiste plaats getekend zijn, maar iedere toelichting ontbreekt, drie punten toekennen.

handleiding pagina s 434 tot Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 12: bladzijde Werkboek

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Morenaments Ornamenten met symmetrie. Werkblad vooraf met begeleidende tekst en oplossingen

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

IJkingstoets burgerlijk ingenieur juni 2014: algemene feedback

Herhalingsles 5 Meetkunde Weeroefeningen

HET IS EEN PRISMA, OF TOCH NIET...

IJkingstoets burgerlijk ingenieur juni 2014: algemene feedback

1. C De derde zijde moet meer dan 5-2=3 zijn en minder dan 5+2=7 (anders heb je geen driehoek).

Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica september 2017: algemene feedback

Gecijferdheid periode D Bijeenkomst 2 Hand-out: Meetkundige begrippen en vormen. Instap. Een opgave uit de oefentoets:

Extra opgaven Aanzichten, oppervlakte en inhoud

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Hoofdstuk 4: Meetkunde

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Kernbegrippen Kennisbasis wiskunde Onderdeel meetkunde

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

WISKUNDE-ESTAFETTE Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Eindtermen wiskunde. 1. Getallen. Nr. Eindterm B MB NB Opm. B = behaald MB = meer behaald NB = niet behaald Opm. = opmerking

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.

Faculteit, Binomium van Newton en Driehoek van Pascal

Hoofdstuk 6 Inhoud uitwerkingen

Niet-euclidische meetkunde

Bij deze PTA-toets hoort een uitwerkbijlage, die behoort bij opdracht 4c. Pagina 1 van 8. Vestiging Westplasmavo

W i s k u n d e. voor de eerste klas van het gymnasium UITWERKINGEN AUTEUR: JOHANNES SUPIT

Alpiene kwartskristallen: kristalgroei en morfologie

Een ander zijvlak is het regelmatige vijfhoek met aantal zijden P=5. Hierbij moeten Q=3 zijvlakken samenkomen in een hoekpunt van het veelvlak.

BRUGPAKKET 8: VLAKKE FIGUREN

héöéäëåéçéå=~äë=ãééíâìåçáöé=éä~~íëéå=ãéí=`~äêá= = hçéå=píìäéåë= = = = = = = =

PARATE KENNIS & VAARDIGHEDEN WISKUNDE 1 STE JAAR 1. TAALVAARDIGHEID BINNEN WISKUNDE. a) Begrippen uit de getallenleer ...

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

handleiding pagina s 687 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 444: tangram 2 Werkboek 3 Posters

Uitleg. Welkom bij de Beverwedstrijd Je krijgt 15 vragen, die je in maximaal 45 minuten moet beantwoorden.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Inversie. Hector Mommaerts

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica juli 2018: algemene feedback

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Vesuvianiet: het mineraal uit de vulkaan

WISKUNDE-ESTAFETTE 2010 Uitwerkingen

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Opgaven Kangoeroe vrijdag 17 maart 2000

2. Antwoorden meetkunde

1 Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

2. Waar of vals: Als een rechte a evenwijdig is met een vlak α en dat vlak staat loodrecht op een vlak β dan staat a loodrecht op β.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-II

Hoofdstuk 1 Spiegelen in lijn en in cirkel. Eigenschappen.

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2003-II

Selecties uit de Elementen van Euclides (ca. 300 v.c.), Boek 1

DE basis. Wiskunde voor de lagere school. Jeroen Van Hijfte en Nathalie Vermeersch. Leuven / Den Haag

Examen HAVO. wiskunde B 1,2

Herhalingsles 3 Meetkunde Weeroefeningen

2 Lijnen en hoeken. De lijn

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

Transcriptie:

Afb. 38. Kristallen van galeniet (A) en pyriet (C) met het kubische assenkruis (B). lend van lengte zijn. Door de gelijke verhoudingen krijgen de twee vlakken wel dezelfde indices. Het terugvinden van vlakken met bekende Millerindices Als men zich een voorstelling wil maken van de ligging van een vlak met bekende Mi Her-indices t.o.v. de kristallografische assen van een kristal, dan kan men het best eerst de Miller-indices terugrekenen naar de overeenkomstige Weiss-parameters. Men krijgt daardoor immers de verhouding tussen het aantal eenheidscellen die voor het verkrijgen van dit vlak langs ieder van de assen gestapeld zijn. Een voorbeeld: is in afb. 38-A het vlak met de Millerindices (110) nu vlak a, vlak d of vlak o van het galenietkristal? De reciproken zijn in dit geval eenvoudig: 1ai:1a2: a3 (het reciproke getal van 0 is ); het vlak snijdt dus gelijke stukken af van de +a- -as en van de +a2-as, en loopt evenwijdig aan de a3-as. Hoe het vlak dan ligt kan men zich voorstellen met behulp van het kubische assenkruis (galeniet is kubisch) in afb. 38-B. Het vlak (110) moet dus het vlak d zijn in afb. 38-A; het vlak o heeft als indices (111), en vlak a is (100). Een ander voorbeeld: van het eveneens kubische mineraal pyriet wordt vaak het vlak (210) beschreven; is dit het vlak a, e, s of o in afb. 38-C? De reciproken van (210) zijn respectievelijk 1/2, 1/1, 1/0; vermenigvuldigen met 2 om de breuken weg te werken, en het bijvoegen van de letters van de assen in de juiste volgorde geeft 1ai:2a2: a3. Volgens deze Weiss-parameters ligt het vlak dus evenwijdig aan de a3-as, en snijdt het tweemaal zoveel eenheden af van de +a2-as als van de +a- -as. Als men zich dat voorstelt aan de hand van het assenkruis in afb. 38-B moet men tot de conclusie komen dat het vlak (210) van pyriet overeenkomt met het vlak e in afb. 38-C: dit is een vlak van de pentagondodekaeder (zie ook afb. 29, en de voorplaat: daarop staat het vlak echter 90 gedraaid!)._de andere vlakken in afb. 38-C zijn: a = (100), o = (111), en s = (321). Men moet er dus altijd aan blijven denken dat de getallen in de Miller-indices reciproken zijn van het relatieve aantal eenheden dat een vlak van de assen afsnijdt: in het voorbeeld betekent (210) dat dit vlak van de +a- -as het halve aantal eenheden afsnijdt van dat van de +a2-as! Kristalvormen en de vorm van kristallen Drs. E.A.J. Burke Instituut voor Aardwetenschappen Vrije Universiteit, Amsterdam Inleiding Een kristalvorm is een verzameling vlakken die gelijkwaardig zijn ten opzichte van de symmetrie-elementen van een kristal. Dit houdt in dat in een kristalvorm alle vlakken dezelfde positie en orientatie innemen t.o.v. die symmetrie-elementen, en dat in ideale kristallen alle vlakken van een kristalvorm dezelfde afmetingen en vorm hebben. De vier schuine driehoekige vlakken van de piramiden in Egypte zijn samen een kristalvorm, omdat zij eenzelfde hoek maken met de verticale 4-tallige as, en omdat zij dezelfde vorm en afmetingen hebben (afb. 39). Het basisvlak van de piramide hoort niet tot deze kristalvorm: het vlak maakt immers een totaal andere hoek met de as en het heeft een totaal andere vorm. In een vierzijdige piramide maakt het basisvlak deel uit van een andere, aparte kristalvorm! Afb. 39. De vier schuine vlakken van een piramide maken deel uit van een enkele kristalvorm; het basisvlak is een andere, aparte kristalvorm. 112 Gea, vol. 18, nr. 3

Afb. 40. Verband tussen symmetrie-elementen en kristalvorm. In de vijf trikliene (A en B) en monokliene (C, D en E) kristalklassen wordt eenzelfde vlak a; herhaald tot vijf verschillende kristalvormen, respectievelijk pedion, pinakoide, sfenoide t doma en prisma. Het aantal vlakken in een kristalvorm varieert van 1 tot 48. Het aantal vlakken is afhankelijk 1) van de kristalklasse waartoe het kristal behoort (en dus van het aantal symmetrie-elementen in die klasse), en 2) van de orientatie van de kristalvlakken t.o.v. de symmetrie-elementen. Afb. 41. Verband tussen orientatie van een beginvlak en kristalvorm. A: een vlak a-j, loodrecht op een 6-tallige as, wordt niet herhaald; richtingen (zoals UJVIWJ) worden wel herhaald; B: een vlak a], evenwijdig aan een 6-as, wordt herhaald tot een prisma; C: een vlak a j, dat de 6-as snijdt (niet loodrecht, zie A), wordt herhaald tot een piramide. Invloed van de kristalklasse De 32 kristalklassen zijn gebaseerd op de 32 mogelijke verschillende combinaties van symmetrie-elementen (zie tabel 1). Naarmate er meer symmetrie-elementen zijn, zal een kristalvorm uit meer vlakken bestaan, of: in een kristal met hogere symmetrie zullen er meer gelijkwaardige vlakken aanwezig zijn dan in een kristal met lagere symmetrie. Dit wordt aangetoond in afb. 40. In de vijf verschillende kristalklassen van de trikliene en de monokliene kristalsystemen (klassen 1,T, 2, m, 2/m) zullen we nagaan welke kristalvormen er ontstaan door de werking van de symmetrie-elementen op eenzelfde willekeurig vlak a*. In de trikliene klasse 1 (afb. 40-A) is geen symmetrie aanwezig: het vlak a- wordt dus niet herhaald, en vormt op zich een eenvlakkige vorm die pedion genoemd wordt. In de trikliene klasse 1 (afb. 40-B) is een symmetriecentrum aanwezig; dit inversiecentrum herhaalt het vlak a- in een tweede evenwijdig vlak a2- Een kristalvorm die bestaat uit twee evenwijdige vlakken noemt men een pinakoide. In de monokliene klasse 2 (afb. 40-C) is een 2-tallige as aanwezig; de werking van deze as herhaalt het vlak a- in het vlak a2- Deze beide vlakken vormen een sfenoide, per definitie een kristalvorm van twee niet-evenwijdige vlakken die gelijkwaardig zijn t.o.v. een 2-tallige as. In de monokliene klasse m (afb. 40-D) herhaalt het spiegelvlak het vlak a-j in het vlak a2; het resultaat ziet er het- Afb. 42. Open en gesloten vormen; van open vormen is er altijd meer dan esn nodig om een volledig kristal te vormen. 113

zelfde uit als de sfenoide, maar wordt nu een doma genoemd, per definitie een kristalvorm van twee nietevenwijdige vlakken die gelijkwaardig zijn t.o.v. een symmetrievlak. In de monokliene klasse 2/m tenslotte (afb. 40-E) is een 2-tallige draai-as aanwezig met loodrecht daarop een symmetrievlak; het vlak a- wordt door de 2-tallige as herhaald in vlak a2, en het symmetrievlak herhaalt beide vlakken in a3 en 34. Het resultaat is nu een prisma, per definitie een kristalvorm van minstens drie vlakken (in dit geval: vier) die elkaar volgens onderling evenwijdige ribben snijden. Samenvattend: door het verschil in aanwezige symmetrie worden vanuit eenzelfde vlak a-j vijf verschillende kristalvormen ontwikkeld; het aantal vlakken in, en de aard van een kristalvorm is afhankelijk van de aanwezige symmetrieelementen. Afb. 43. Kubus (links) en oktaeder (rechts) metdaartussenin twee combinaties van beide in verschillende relatieve ontwikkelingen. Invloed van de orientatie t.o.v. de symmetrieelementen In afb. 41 wordt duidelijk gemaakt dat de orientatie van vlakken t.o.v. de symmetrie-elementen belangrijk is voor de daaruit volgende kristalvormen. In de drie gevallen wordt nu uitgegaan van dezelfde symmetrie: een verticale 6-tallige symmetrie-as. In afb. 41-A ligt een vlak a-\ loodrecht op die 6-tallige as. Het vlak wordt niet herhaald, het draait alleen maar rond; we hebben een eenvlakkige vorm, het pedion. In afb. 41-B ligt een vlak a- nu evenwijdig aan die 6-tallige as. Door de werking van de as ontstaan de vlakken a2 t/m a6- Het resultaat is een hexagonaal prisma, want de zes vlakken snijden elkaar volgens onderling evenwijdige ribben. Als een vlak a- een willekeurige hoek maakt met de 6-tallige as (afb. 41-C), zorgt de werking van die as eveneens voor de vlakken a2 t/m a6, nu echter tot de vorm van een piramide: per definitie een kristalvorm van minstens drie vlakken die elkaar in een punt snijden. Een vlak dat loodrecht op een symmetrievlak ligt, wordt uiteraard niet herhaald en vormt dus een pedion. Een vlak loodrecht op een inversie-as wordt door de inversiewerking van die assen wel herhaald in een tweede even- Afb. 44. In het midden is een kristal getekend dat bestaat uit een combinatie van drie kristalvormen: hexagonaal prisma a, hexagonale dipiramide p, en pinakoide c. wijdig vlak: samen vormen die twee vlakken een pinakoide. Opmerking. In de vorige paragrafen, en ook wel elders in dit nummer, is een aantal malen gezegd, en zal worden gezegd dat "een vlak herhaald wordt door symmetrieelementen". Dat is eigenlijk onjuist. De vlakken van een kristal worden immers gevormd door de kristalstructuur: de verdeling van de vlakken aan een kristal wordt bepaald door de symmetrie die in de inwendige bouw aanwezig is. Die verdeling van vlakken geeft een kristal een bepaalde uitwendige symmetrie, die wij kunnen vertalen in symme- Afb. 45. Drie kristallen met dezelfde combinatie van de drie kristalvormen uit afb. 44, maar in verschillende relatieve ontwikkeling. De habitus van kristal A is pinakoidaal, die van kristal B is prisma tisch, en die van kristal C is dipiramidaal. 114 Gea, vol. 18, nr. 3

Afb. 46. Verschillende typen van habitus in kristallen. trie-assen en -vlakken. Daardoor ontstaat ook het beeldend taalgebruik dat "vlakken door symmetrie-elementen herhaald worden". In de kristallografie zijn er maar 18 verschillende typen van open vormen en 30 verschillende typen van gesloten vormen: in totaal zijn er dus maar 48 verschillende typen van kristalvormen. Open en gesloten vormen De tot nu toe vermelde kristalvormen pedion, pinakoïde, sfenoïde, doma, prisma en piramide noemt men open kristalvormen omdat zij niet op zichzelf een volledig kristal kunnen vormen: er ontbreekt immers altijd minstens één vlak. Bij een piramide ontbreekt het ondervlak (zie afb. 39), bij een prisma ontbreken boven- en ondervlak, enz. De kubus daarentegen is een gesloten vorm; een gesloten vorm kan geheel op zich een kristal vormen. Afb. 42 geeft een aantal voorbeelden van gesloten en open vormen. In de bovenste rij dienen oktaëder, tetragonale en hexagonale dipiramide als voorbeelden van gesloten vormen. In de onderste rij zijn prisma en pinakoïde open vormen; een combinatie van open vormen kan natuurlijk wel een kristal vormen! Combinatie van vormen in kristallen Kristallen waarin open vormen voorkomen moeten uiteraard meer dan één vorm bezitten om een gesloten geheel te kunnen vormen (afb. 39, afb. 42). Afb. 48. De habitus van calcietkristallen in ertsgangen van de westelijke Harz (BRD) in relatie tot temperatuur, verzadiging en voorkomen met andere mineralen. Afb. 47. Verandering van de habitus van kyaniet in relatie met de temperatuur (t) en de oververzadiging (s). De habitus bij hogere temperatuur is tabulair, die bij hogere oververzadiging is langprismatisch. 115

Afb. 49. De habitus van kwartskristallen in verband met de relatieve ontwikkeling van de drie kristalvormen m, r en z (A: ideaal kristal) en misvorming. Vergelijk ook met afb. 5 en 6. Maar ook in het geval van gesloten vormen komen meestal meerdere vormen tegelijk in een kristal voor. Dergelijke kristallen vertonen dan een uiterlijk dat een combinatie is van de samenstellende vormen. Een combinatie van vormen wijzigt het uiterlijk van de vlakken van de afzonderlijke kristalvormen nogal ingrijpend; niet alleen de vorm van de vlakken wordt sterk veranderd, maar ook hun afmetingen. Daardoor wordt het herkennen van de kristalvormen en hun combinaties erg bemoeilijkt. Een voorbeeld van deze veranderingen wordt in afb. 43 gegeven. Daarin staat links een kubus afgebeeld, en rechts een oktaeder. De twee kristallen daartussen zijn voorbeelden van de combinatie van kubus en oktaeder in verschillende relatieve ontwikkelingen. In afb. 44 staat in het midden een hexagonaal kristal dat bestaat uit een combinatie van drie kristalvormen: het hexogonale prisma a, de hexagonale dipiramide p, en een pinakoide c. Door een verschil in ontwikkeling van deze kristalvormen kunnen kristallen ontstaan die qua uiterlijk nogal wat van elkaar verschillen. Afb. 45-B is identiek aan het kristal in het midden van afb. 44: hierin is het prisma a relatief het sterkst ontwikkeld. In afb. 45-A is de pinakoide c relatief sterk ontwikkeld, en in afb. 45-C de dipiramide p. Het resultaat van deze verschillende ontwikkeling van kristalvormen in eenzelfde combinatie zijn kristallen met een verschillende habitus. Habitus: de vorm van kristallen De uiterlijke vorm die een kristal krijgt door de relatieve ontwikkeling van de gecombineerde kristalvormen noemt men de habitus van een kristal; dit is een nuttig woord, want anders krijgt men in het Nederlands de volgende verwarrende woordspeling: de kristalvormen bepalen de vorm van kristallen. In afb. 44 en 45 zijn al wat voorbeelden gegeven hoe groot het verschil in habitus van kristallen kan zijn met de combinatie van dezelfde kristalvormen, maar in verschillende relatieve ontwikkeling. De uiteindelijke vorm van een kristal, de habitus, is het resultaat van twee factoren: welke vlakken vormen zich (= kristalvormen), en wat is hun relatieve ontwikkeling. Beide factoren zijn afhankelijk van zowel de kristalstructuur (welke richting heeft de sterkste bindingskracht), als van zaken zoals oververzadiging, aanwezigheid van bepaalde onzuiverheden, temperatuur, druk, vloeirichting, zwaartekracht. De habitus van kristallen wordt beschreven (afb. 46) in termen als naaldvormig, plaatvormig, tabulair, equidimensionaal, prismatisch, enz. Verder noemt men de habitus van kristallen vaak naar de dominante kristalvorm; zo zegt men van het kristal in afb. 45-A dat het een pinakoi'dale habitus heeft, dat van afb. 45-B heeft dan een prismatische habitus, en dat van afb. 45-C een dipiramidale habitus. Tenslotte worden er voor de omschrijving van de habitus zeer veel fantasienamen gebruikt, die echter soms heel beeldend zijn: de hondetand-habitus van calciet, de nagelkop-habitus van calciet. Als illustratie van het verband tussen habitus en een aantal factoren volgen hier nog een paar voorbeelden. In afb. 47 is het verband tussen drie zaken weergegeven: enerzijds de habitus van het mineraal kyaniet (AI2S1O5), en anderzijds de temperatuur t en de oververzadiging s van de oplossing waaruit de kristallen groeien. En afb. 48 toont de verschillende habitus van calciet-kristallen in ertsgangen van de Harz als functie van temperatuur, verzadiging en het voorkomen met andere mineralen. Tenslotte nogmaals een waarschuwing over de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de kristalmorfologie. In afb. 49-A staat een eenvoudig, ideaal kristal van kwarts getekend: er zijn drie kristalvormen aanwezig, het hexagonale prisma m, en de twee rhomboeders r en z (resp. positief en negatief vgl. afb. 25). Dit relatief eenvoudige kwartskristal krijgt de meest bizarre habitus door verandering van twee factoren: de relatieve ontwikkeling van de drie kristalvormen en enige misvorming (vooral duidelijk 116 Gea, vol. 18, nr. 3

in D, E en G); als men niet beter zou weten door andere eigenschappen bepaalt men de kristallen D en G als orthorhombisch, en kristal E als monoklien! Benoeming van kristalvormen Een kristalvorm kan op drie verschillende manieren benoemd worden. De 48 verschillende typen van kristalvormen hebben ieder een eigen naam, soms eenvoudig, bv. pedion, kubus, soms niet eenvoudig, bv. tetraedrische pentagondodekaeder. Een tweede manier van benoemen van kristalvormen is nodig omdat men in tekeningen niet alle namen voluit kan schrijven; dan worden kristalvormen met een letter aangeduid, zoals bv. de letters c, p en a in afb. 44 en in afb. 45. Deze letteraanduidingen van de kristalvormen zijn natuurlijk internationaal gestandaardiseerd. De derde manier van naamgeving van kristalvormen gebeurt met Miller-indices. Een kristalvorm wordt dan genoemd naar de indices van het vlak in de vorm, dat zoveel mogelijk positieve zijden van de assen snijdt. In afb. 50 is een orthorhombische dipiramide getekend (= dubbele piramide met een ruit als grondvlak; symmetrie 2/m 2/m 2/m); die vorm bevat acht vlakken. Van zes van de acht vlakken zijn de Miller-indices gegeven, duidelijkheidshalve zonder de bijbehorende ronde haakjes. De vorm wordt dan genoemd naar het vlak (111), het enige vlak dat de positieve zijden van de drie kristallografische assen a, b en c snijdt. Dit vlak wordt door de symmetrieelementen (niet getekend in afb. 50, maar zie afb. 17) "herhaald" in de 7 overige vlakken van de vorm. Om Afb. 50. Orthorhombische dipiramide {///} met de Miller-indices van zes van de acht vlakken. verwarring met het afzonderlijke vlak (111) te voorkomen, plaatst men de indices van een kristalvorm tussen accoladen: {ill}. In afb. 43 zijn de drie nomenclatuursystemen verenigd: de kubus = de vorm a = {100); de oktaeder = de vorm o = {111}. Overzicht van de 48 kristalvormen Drs. E.A.J. Burke Instituut voor Aardwetenschappen Vrije Universiteit, Amsterdam Inleiding Er zijn 18 verschillende typen van open kristalvormen, en 30 verschillende typen van gesloten kristalvormen. In het kubische kristalsysteem komen alleen gesloten vormen voor, en wel de 15 karakteristieke typen die enkel in dat systeem kunnen voorkomen. In de trikliene en de monokliene systemen komen alleen open vormen voor. In de hexagonale, tetragonale, trigonale en orthorhombische systemen komen zowel open als gesloten kristalvormen voor. OPEN VORMEN Pedion, pinakoide, doma en sfenoide Deze vier eenvoudige open vormen zijn reeds opgesomd naar aanleiding van afb. 40, zie aldaar. Prisma's En prisma is een kristalvorm die per definitie bestaat uit drie of meer vlakken die elkaar volgens onderling evenwijdige ribben snijden. Het aantal gelijkwaardige vlakken in een prisma kan 3, 4, 6, 8 of 12 zijn. Op grond van de vorm van hun dwarsdoorsnede worden de prisma's ingedeeld in de volgende typen: a) orthorhombisch of monoklien prisma met ruitvormige doorsnede (afb. 51-a); b) trigonaal, tetragonaal en hexagonaal prisma (afb. 51-b, -c, -d): de dwarsdoorsnede is resp. een gelijkzijdige en gelijkhoekige driehoek, een vierkant en een gelijkzijdige en gelijkhoekige zeshoek; c) ditrigonaal, ditetragonaal en dihexagonaal prisma (afb. 52): het aantal vlakken is nu verdubbeld (di = twee of dubbel) tot resp. 6, 8 en 12, en de dwarsdoorsneden hebben geen gelijke hoeken tussen de vlakken als in afb. 51; er is nu een afwisseling van meer en minder stompe hoeken. Let er op dat er in de laatste gevallen geen 8- of 12-tallige symmetrie is, maar een ditetragonale en dihexagonale symmetrie. Piramiden Een piramide is per definitie een kristalvorm die bestaat uit drie of meer vlakken die elkaar in een punt snijden. Van piramiden komen dezelfde typen voor als van de prisma's, zij het dat in het monokliene systeem geen piramiden voorkomen. Er zijn dus trigonale, tetragonale, 117