betreft: [klager] datum: 13 juli 2017 de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

Vergelijkbare documenten
betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

betreft: [klager] datum: 27 november 2013 de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Betreft: [klager] datum: 7 december gericht tegen een op 16 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

betreft: [klager] datum: 14 juli 2014

betreft: [klager] datum: 13 februari 2017

betreft: [klager] datum: 27 maart 2017

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 19 september 2017 de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught en van

HANDLEIDING ANONIMISEREN UITSPRAKEN BEROEPSCOMMISSIE = Welke gegevens anonimiseren

betreft: [klager] datum: 2 april 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [ ] datum: 7 januari 2013 [ ], verder te noemen klager, Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

betreft: [klager] datum: 8 april 2014

Vindplaats: Sancties 2013/41 Bijgewerkt tot: Auteur: -

betreft: [klager] datum: 13 mei 2014

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2012

betreft: [klager] datum: 15 december 2010

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012 gericht tegen een op 10 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

betreft: [klager] datum: 30 september 2013 gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie [...

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 14 augustus 2015

betreft: [klager] datum: 31 augustus 2016

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels;

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

betreft: [klager] datum: 12 april 2017

Beslissing d.d. 15 november 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

You created this PDF from an application that is not licensed to print to novapdf printer (

Betreft: [klager] datum: 23 november 2016

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

de "Stichting VRT - Verenigd Register van Taxateurs" (VRT), gevestigd te Den Haag.

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2017/6

I. Ten aanzien van de niet verzonden brieven en niet uitgereikte kaart

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

betreft: [klagers] datum: 23 november 2016

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

BESLISSING. inzake KLACHT. de heer D., makelaar in onroerende. zaken te H, klager. tegen: L., makelaar in onroerende. beklaagde

U I T S P R A A K

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

Uitspraak Commissie AedesCode d.d. 15 mei 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

betreft: [klager] datum: 19 mei 2015

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

De aangeboden school voor so is voor de leerling voldoende nabij, waardoor op dit punt is voldaan aan de zorgplicht van de school.

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft uitspraak in de klacht van

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

SAMENVATTING /106161/ Klachten over pedagogisch handelen leerkracht en interne klachtafhandeling; PO

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

REGLEMENT TUCHTCOMMISSIE MAKELAARDIJ

SAMENVATTING. inzake de klacht van: mevrouw A te D, moeder van B, oud-leerling van basisschool C te D, klaagster gemachtigde: mevrouw mr. E.

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

betreft: [klager] datum: 12 augustus 2015

U I T S P R A A K

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Reglement Tuchtrechtspraak

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2017/4

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel;

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. ALPHEN AAN DEN RIJN JAARVERSLAG 2015

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

ECLI:NL:CRVB:2014:39. Uitspraak. Centrale Raad van Beroep. Datum uitspraak Datum publicatie

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

Transcriptie:

nummer: 16/4060/GA en 16/4062/GA betreft: [klager] datum: 13 juli 2017 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn, gericht tegen uitspraken van respectievelijk 24 oktober 2016 en 12 december 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op klachten van [ ], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2017, gehouden in het Justitieel Complex Scheveningen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Kok, en de heer [ ], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Groot Alphen. Omdat de directeur de zitting in verband met andere dringende afspraken voortijdig moest verlaten, is een verslag van horen opgemaakt dat naar partijen is gestuurd. Van de directeur is op 24 mei 2017 een nadere schriftelijke reactie ontvangen die naar klager en zijn raadsman is gestuurd. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt: 1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie Het beklag betreft voor zover in beroep aan de orde: Beroep 16/4060/GA -het feit dat klager als levenslang gestrafte wordt ingesloten als hij niet deelneemt aan TRA (terugdringen recidive activiteiten) voor zover de activiteiten zijn gericht op re-integratie en de arbeid (klachtnummer AR 2016/739). Beroep 16/4062/GA - het feit dat klager als levenslang gestrafte wordt ingesloten tijdens de onderwijsmomenten waaraan hij niet wenst deel te nemen (klachtnummer AR 2016/851) en -het nieuwe beleid dat een gedetineerde die arbeidsongeschikt is verklaard de eerste zes weken tijdens de arbeid op cel wordt ingesloten (klachtnummer AR 2016/1098). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en ter zake klachten AR 2016/851 en AR 2016/1098 een tegemoetkoming van 25,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven. 2. De standpunten van de directeur en klager De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft aangevoerd dat hij zich bewust is van de jurisprudentie van de beroepscommissie en dat er anders moet worden omgegaan met levenslang gestraften. Die jurisprudentie dient naar de mening van de directeur echter, gezien recente ontwikkelingen, in een ander perspectief te worden geplaatst. De directeur wijst daarbij op de oprichting van

een adviescommissie levenslang. Wat de klacht betreft: arbeid hoort erbij. Het ORZ blok (onderwijs, recreatie en zorg) bestaat niet alleen uit activiteiten die gericht zijn op terugkeer in de maatschappij. Daarom kan klager daar aan meedoen. Van de vier ORZ momenten wordt klager er voor drie uitgesloten en voor een ingesloten, terwijl hij ook aan die laatste zou kunnen deelnemen. Klager wordt op alle momenten geconfronteerd met medegedetineerden die in vrijheid komen, niet alleen bij arbeid. De directeur meent dat klager ook aan activiteiten gericht op re-integratie kan deelnemen, maar dat is wel heel vooruitstrevend. De directeur legt de vraag daarom graag aan de beroepscommissie voor. De directeur ziet ook graag een standpunt van de beroepscommissie over de stelling: als klager als levenslang gestrafte niet wil werken, dan krijgt hij ook geen loon. Op de vraag naar de diversiteit in het onderwijs geeft de directeur aan dat er een standaardpakket is en dat daarna maatwerk kan worden toegepast. Nu is er voor klager nog voldoende keus in het standaardpakket. Daar is schriftelijk nog het volgende aan toegevoegd: de directeur verwijst vooreerst naar zijn verweer van 12 december 2016. Terugkeer in de samenleving is het uitgangspunt voor alle gedetineerden. De afdeling Zorg heeft geoordeeld dat klager in staat is om te werken in de inrichting en is dus niet arbeidsongeschikt bevonden. Het verrichten van arbeid speelt tevens een belangrijke rol bij een dag- en nachtritme van een gedetineerde en de daarbij behorende structuur. Voor klager geldt, net als voor andere gedetineerden, dat er gekeken moet worden naar de individuele omstandigheden. Samen met klager moet gekeken worden naar de mogelijkheden en uitdagingen wat betreft werk en ORZ-momenten. De mening ik hoef niet te werken, want ik ben levenslang gestraft komt voort uit een beroepszaak van een andere gedetineerde. Het gegeven dat klager niet in aanmerking komt voor een eventueel bijzonder baantje is niet juist. Iedere gedetineerde kan en mag zich opgeven voor alle baantjes binnen de inrichting. Zo is er een levenslang gestrafte op een andere afdeling bijvoorbeeld afdelingsreiniger. Tevens zal er gekeken worden naar mogelijkheden voor reguliere werkzaamheden. Wat onderwijs betreft dient eveneens sprake te zijn van maatwerk. Het is voor een gedetineerde mogelijk om een MBO of HBO-opleiding aan te vragen. Tevens kan er in de onderwijsruimte gebruik worden gemaakt van computers. Tijdens de ORZ-momenten kan er ook deelgenomen worden aan trainingen, zoals bijvoorbeeld Cova of Mindfullness. Klager zal zelf aan moeten geven wat hij wenst en wat er mogelijk is, om zo een zinvolle dagbesteding te creëren. Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers raadsman vraagt zich af hoeveel TRA momenten zijn gericht op terugkeer. Bij het onderwijs zijn meerdere onderdelen daarop gericht. Verder stelt de raadsman de vraag hoeveel diversiteit er in onderwijs zit. Klager is klaar met de cursussen. Volgens klager gaat het niveau van het onderwijs niet verder dan basisschool groep acht en daar gaat hij niet aan meedoen. Ten aanzien van het onderdeel arbeid. De beroepscommissie heeft in RSJ 21 augustus 2014, 14/1296/GA, betreffende de p.i. Krimpen aan den IJssel, bepaald dat een levenslang gestrafte niet hoeft te werken. Die uitspraak geldt landelijk. De directeur in Alphen aan den Rijn zegt dat klager wel moet werken en heeft hem drie dagen straf gegeven toen klager weigerde te werken. Klager heeft hiertegen beklag ingediend en is gaan werken onder dwang, want anders zou hij weer straf krijgen. De beklagcommissie heeft de uitspraak van de beroepscommissie bekrachtigd. Klager hoeft dus niet te werken en wil dat ook niet. Hij gaat geen sponsjes inpakken. Namens klager wordt aangevuld dat er laag, niet interessant werk wordt aangeboden. Voor andere baantjes geldt een veiligheidsrisico en daar komt klager niet voor in aanmerking. Om inzicht te geven in de situatie van klager geeft klager aan dat hij 20 jaar geleden is afgekeurd in verband met rugproblemen en in de WAO is terechtgekomen. Hij kampt met psychische problemen. Hij heeft een indrukwekkend medicatie-overzicht met een hoge dosis kalmeringsmiddel en valium tegen de stress. Klager

werkt momenteel niet en zit dan ook niet op cel. Van de vier TRA momenten, zit hij een uur achter de deur. Hij wil niet meedoen aan zingeving, onderwijs en re-integratie en dat hoeft ook niet. Klagers raadsman heeft op 10 augustus 2016 een brief naar de directeur geschreven met het verzoek om met klager in overleg te treden. De kern van de zaak betreft de weigering van de directeur om ten aanzien van klager maatwerk te leveren. Het is belangrijk om naar de individuele omstandigheden te kijken. Belangrijke principes daarbij zijn individualisering en normalisering, terug te vinden in de European Prison Rules en de Pbw. De eerdergenoemde uitspraak van de beroepscommissie is een direct uitvloeisel daarvan. Nederland ligt onder de loep in verband met het beleid ten aanzien van levenslang gestraften. De RSJ heeft een advies uitgebracht waarin staat dat de Staatssecretaris ook met zijn nieuwe beleid niet voldoet aan de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf conform het EHRM. Er zijn in de onderhavige zaken twee vragen van belang: moet klager meedoen aan alle activiteiten en als hij niet meedoet, mag hij dan worden ingesloten op cel? Bij de vraag over meedoen: hoeveel van de activiteiten zijn dan gericht op re-integratie en zingeving? Welke activiteiten zijn naar hun aard niet geschikt voor klager? Wat vervolgens overblijft is het standaardprogramma en dat heeft klager al gedaan. Er wordt hem heel weinig aangeboden. Bij de vraag over insluiting: momenteel is het zo, doe je niet mee dan is dat jouw keuze en volgt insluiting. Gedetineerden die arbeidsongeschikt zijn verklaard of met pensioen zijn mogen wel rond lopen op de afdeling. Klager wordt als iedere andere gedetineerde behandeld en voor hem wordt geen uitzondering gemaakt. Volgens klager hoeft voor hem niks extra s geregeld te worden. Er zijn twee afdelingen waarvan het dagprogramma gespiegeld verloopt. Er zijn continu bewaarders aanwezig en er is altijd een afdeling geopend. In vrijheid kunnen rondlopen op de afdeling lijkt maar relatieve vrijheid, maar betekent in klagers geval heel veel gezien zijn medicatielijst, het feit dat hij arbeidsongeschikt was voor detentie en de opgelopen detentieschade. Voor de directeur is dit een principieel punt, de regels worden toegepast. Daarom wordt de beroepscommissie om een visie hierop gevraagd, om een richtsnoer te geven. Het gaat klager erom dat de directeur activiteiten voor hem als levenslang gestrafte moet ontplooien en als dat niet lukt, dan moet een bepaalde vorm van bewegingsvrijheid mogelijk zijn. Het gaat niet aan klager verder te beperken dan nodig is gedurende de detentie. 3. De beoordeling De directeur heeft de beroepscommissie, naast de beoordeling van het onderhavige beroep, verzocht om een antwoord op de vraag of klager ook aan activiteiten gericht op reintegratie kan deelnemen en om een standpunt van de beroepscommissie over de stelling: als klager als levenslang gestrafte niet wil werken, dan krijgt hij ook geen loon. Namens klager wordt de beroepscommissie om een visie gevraagd op de problemen waar klager als levenslang gestrafte tegenaan loopt. De directeur dient voor hem passende activiteiten te organiseren en als dat niet lukt moet klager niet ingesloten worden maar een zekere mate van bewegingsvrijheid kunnen genieten. De beroepscommissie beoordeelt het beroep op de inhoud en zal zich derhalve daartoe beperken. Ten aanzien van beroep 16/4060/GA Klager verwijst voor wat betreft de verplichting tot deelname aan de arbeid naar RSJ 21 augustus 2014, 14/1296/GA en stelt dat de beroepscommissie heeft uitgemaakt dat een levenslang gestrafte niet hoeft te werken. De beroepscommissie heeft in deze uitspraak het uitgangspunt geformuleerd dat voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij als uitgangspunt dient te blijven gelden voor alle gedetineerden. In die uitspraak was aan de orde dat de klager een disciplinaire straf kreeg opgelegd zodra hij weigerde aan de arbeid deel te nemen. De beroepscommissie overwoog: De beroepscommissie merkt hierbij op

dat arbeid in de penitentiaire inrichting niet uitsluitend de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij dient. Weliswaar is de verplichting om daaraan deel te nemen hierop gebaseerd, maar arbeid heeft ook in de penitentiaire inrichting een belangrijk structurerende functie voor het dagelijks leven en kan, afhankelijk van het soort arbeid en het niveau daarvan, ook bijdragen aan de vorming en ontwikkeling van een gedetineerde. Ook al dient arbeid verscheidene functies, de verplichting om hieraan deel te nemen is gebaseerd op de voorbereiding van de terugkeer van de gedetineerde in de maatschappij. Gegeven de duur van de levenslange straf en de hiervoor geschetste beperkte(re) perspectieven op in vrijheidstelling past het niet onverkort vast te houden aan deze verplichting. De directeur die geconfronteerd wordt met een levenslang gestrafte die weigert vanwege het ontbreken van perspectief op terugkeer aan de arbeid deel te nemen, dient zijn detentieomstandigheden uitdrukkelijk te betrekken in zijn beslissing om hiertegen sanctionerend op te treden. De praktijk blijkt in dit opzicht ook wisselend, getuige de mededeling van klager dat hij in andere inrichtingen kan "aftekenen" voor arbeid. Onder deze omstandigheden is de beslissing van de directeur om wegens werkweigering klager telkens disciplinair te straffen niet redelijk en billijk. In de onderhavige zaak is klager eenmaal een disciplinaire straf opgelegd wegens werkweigering, daarna heeft klager ervoor gekozen aan de arbeid deel te nemen. Klagers klacht is dat hij wordt ingesloten op cel indien hij niet wenst deel te nemen aan activiteiten gericht op re-integratie en arbeid. Uit de overwegingen van de beroepscommissie in RSJ 21 augustus 2014, 14/1296/GA kan niet worden opgemaakt dat een levenslang gestrafte in geen geval hoeft te werken en er is geen oordeel gegeven over het insluiten op cel van een levenslang gestrafte indien niet aan de arbeid wordt deelgenomen. De directeur heeft aangegeven dat klager in staat is om te werken en binnen de inrichting niet (structureel) arbeidsongeschikt is bevonden. Voor klager geldt, net als voor andere gedetineerden, dat er gekeken moet worden naar de individuele omstandigheden. Samen met klager moet gekeken worden naar de mogelijkheden en uitdagingen wat betreft werk en ORZ-momenten, aldus de directeur. Bovendien is het gegeven dat klager niet in aanmerking komt voor een eventueel bijzonder baantje niet juist. Iedere gedetineerde kan en mag zich opgeven voor alle baantjes binnen de inrichting. De beroepscommissie maakt hieruit op dat de directeur welwillend is om de detentieomstandigheden van klager als levenslang gestrafte in ogenschouw te nemen bij klagers deelname aan de arbeid en de activiteiten gericht op re-integratie. Klager kan zich opgeven voor een bijzonder baantje en in overleg is aanpassing naar meer uitdagend werk mogelijk. Voor wat betreft de TRAmomenten stelt de beroepscommissie vast dat lang niet alle activiteiten zijn gericht op reintegratie. In overleg kan gekeken worden aan welke activiteiten gericht op re-integratie klager wel kan en wil deelnemen. Verder geldt het volgende. Klager verblijft in de p.i. Groot Alphen in een regime van beperkte gemeenschap. Op grond van artikel 21 van de Pbw worden gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap in de gelegenheid gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte op. Gelet op de ruimte die er kennelijk is om voor klager individuele afspraken te maken met betrekking tot zijn deelname aan arbeid en TRA activiteiten, is de beroepscommissie van oordeel dat het niet onredelijk of onbillijk is om klager, indien hij niet aan TRA activiteiten dan wel aan de arbeid wenst deel te nemen, in te sluiten op cel. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Ten aanzien van beroep 16/4062/GA - de klacht betreffende het feit dat klager als levenslang gestrafte wordt ingesloten tijdens de onderwijsmomenten waaraan hij niet wenst deel te nemen. De directeur heeft in eerste instantie aangegeven dat er een standaardpakket is en dat daarna maatwerk kan worden toegepast. Nu is er voor klager nog voldoende keus in het standaardpakket. Daarna is schriftelijk aangevoerd dat er ook bij het onderwijs sprake dient te zijn van maatwerk. Het is voor een gedetineerde mogelijk om een MBO of HBO-leiding aan te vragen. Tevens kan

er in de onderwijsruimte gebruik worden gemaakt van computers. Tijdens de ORZmomenten kan ook deelgenomen worden aan trainingen, zoals bijvoorbeeld Cova of Mindfullness. De beroepscommissie constateert dat er voor klager mogelijkheden zijn voor het volgen van onderwijs op maat. Indien klager niet wenst deel te nemen aan de onderwijsmomenten, geldt hetgeen de beroepscommissie hiervoor met verwijzing naar artikel 21 van de Pbw heeft geoordeeld, namelijk dat het niet onredelijk of onbillijk is om klager dan in te sluiten op cel. Bovendien heeft de beklagcommissie dezelfde klacht in haar uitspraak met klachtnummer AR 2016/739 ongegrond verklaard. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. - de klacht betreffende het nieuwe beleid dat een gedetineerde die arbeidsongeschikt is verklaard de eerste zes weken tijdens de arbeid op cel wordt ingesloten. De beroepscommissie is van oordeel dat de klacht niet gericht is tegen een beslissing met betrekking tot klager. Klager had derhalve niet-ontvankelijk in zijn klacht dienen te worden verklaard. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. 4. De uitspraak Met betrekking tot 16/4060/GA De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond. Met betrekking tot 16/4062/GA De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag betreffende klagers insluiting tijdens de onderwijsmomenten waaraan hij niet wenst deel te nemen ongegrond en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht betreffende het nieuwe beleid met betrekking tot arbeidsongeschikte gedetineerden. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. H. Heddema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 13 juli 2017 secretaris voorzitter