Wijzer. door de tijd. Handleiding. Jakob van Sonderen Suzanne Agterberg-Rouwhorst Marlies Huijzer. Tweede editie. Noordhoff Uitgevers

Vergelijkbare documenten
Lastige woorden 3 Blad 1

Welke wapens worden voor het eerst gebruikt in de Eerste Wereldoorlog? 1. Geweren en gifgas. 2. Machinegeweren en gifgas. 3. Gifgas en pistolen.

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

> Lees In de loopgraven. > Lees Nieuwe wapens.

Bronnen Noem een bron uit de tijd van de wereldoorlogen. Moet op het kaartje staan. Ooggetuigen Voedselbon Monument Museum Oorlogsgraven Filmbeelden

Naam: NEDERLAND IN OORLOG Begin WO2 (1932 tot 1940)

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Samenvatting Moderne Geschiedenis ABC

Projectthema: De verhalenkoffer Les 1 Groeten van Leo Voorbereiding Lesdoelen Achtergrondinformatie Extra s Filmpjes Lesdoelen op het digibord

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Samenvatting Geschiedenis De Tweede Wereldoorlog

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Dagboek Sebastiaan Matte

Tijd van de wereldoorlogen: De tweede wereldoorlog

Na de WOI vluchtte de keizer naar Nederland

Kwartetspel. Korte omschrijving. Lesdoelen. Lesbeschrijving. Materiaal

Anne Frank, haar leven

LEVEN IN DE OORLOG LES 1. Het begin van de oorlog

8 6 Samenwerking in de wereld. Lees het verhaal Bijna de derde Wereldoorlog.

35 oefenvragen over de Tweede Wereldoorlog 1

Brandaan. Geschiedenis WERKBOEK

Hitler op weg naar de macht Wie was Adolf Hitler?

Bijlage VMBO-GL en TL

!"#$%&'&(%)*#+&,-#./##

SO 1. Tijdvak II AVONDMAVO Historisch Overzicht

6.7. Boekverslag door X woorden 8 februari keer beoordeeld. Geschiedenis. 1: Inleiding

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Je gaat een kist inrichten met je groepje. Een presentatiekist van hout met glas ervoor

Werkstuk Geschiedenis Tweede Wereldoorlog

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Een brief schrijven aan Anne Frank

Rassenleer. Nog lager stonden volgens hem de zigeuners en vooral de joden. Dat waren geen mensen maar ongedierte, dat uitgeroeid moest worden.

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Module 5 Geschiedenis en geografie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

2 maart maart Leerlingen groep 7 en 8 De Meeander Heelweg

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

Dit is het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Dit vindt de ChristenUnie belangrijk voor Nederland. Lees maar!

INHOUD. Inleiding Anne Frank Huis Boijmans Van Beuningen Corpus reis door de mens Gevangenismuseum...

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Wat vindt de ChristenUnie belangrijk

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

een zee van tijd een zee van tijd Ze laten zien dat ze geen leger meer willen. Werkblad 12 Ω De Tweede Wereldoorlog Ω Les 1: Wat er vooraf ging Naam:

AAN DE SLAG MET DE RECHTSSTAAT

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa

Lesbrief bij het boek Kiezen in de oorlog. Marte Jongbloed Roelof van der Schans

André Rouvoet ChristenUnie. Foto: Marie Cecile Thijs

In 1918 is na vier lange jaren vechten de eerste wereldoorlog voorbij. In een trein in frankrijk wordt de wapenstilstand getekend.

Europa. De plannen van D66 voor Europa Begrijpelijke versie. Tekst: D66 en Merel van Beeren

Tweede Wereld Oorlog. Xavi van der Linden. 22 mei 2OI2 Groep 8A. Tekening; Bombardement van Rotterdam

Lijst met websites voor het project Moderne Geschiedenis van Alles-in-1

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

Bijlage VMBO-GL en TL

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 12 Ω De Tweede Wereldoorlog Ω Les 1: Wat er vooraf ging Naam: Hitler

Lesbrief Van Papa, voor Sammie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Indelen 1. Voor in het schrift komen de aantekeningen te staan en ook de uitwerkingen 2. Achterin het schrift komen de opdrachten te staan

Gemeenschappelijk schoolonderzoek Tijdvak I 27 oktober

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Elk kind heeft het recht om...

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

.22. Hoe ziet een centrum eruit?

TIJDLIJN WOII

Lesbrief Iedereen betaalt belasting

Inhoud. Inleiding...4 Hoofdstuk 1 Het ontstaan van mensenrechten...6 Hoofdstuk 2 Dertig mensenrechten...14

Naam: JODENVERVOLGING Kristallnacht en Februaristaking

Lees het verhaal over master Roelof en slaaf Tomboy (deel 1).

De tijd van: Wereldoorlogen

Wie is Wie? Zet het nummer van het bijschrift bij de goede foto.

1 Belangrijk in deze periode

je maatje aan de opdrachten beginnen. Veel succes!

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 1. Bronnenboekje b

Klik op een stip... En krijg een wat als...?

Tijdvak II. november : 30-10:00.

Spreekbeurt Geschiedenis tweede wereldoorlog

Plantage Kerklaan 61 (tegenover Artis), Amsterdam

Samenvatting Geschiedenis Koude oorlog h1 en h2

Dit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.

Waar gebeurde het? Korte omschrijving. Lesdoel. Lesbeschrijving. Materiaal. Docentenblad

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

DIT BOEKJE IS VAN DOODGEWONE HELDEN

Wat weet jij over wonen? Dat ga je met je groepje opschrijven in een woordspin.

Antwoordkernen bij Eureka 3MAVO De tijd van Wereldoorlogen H. 4 t/m 14


Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

Taakkaart 3 De ontdekking van de stoommachine: de industriële revolutie

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Wat vindt de ChristenUnie belangrijk. Verkiezingsprogramma in eenvoudige taal

Nederland vóór de Tweede Wereldoorlog

Werkblad Meander Thema 5: Over de grens

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

Transcriptie:

Handleiding Wijzer door de tijd 8 Tweede editie Geschiedenismethode Jakob van Sonderen Suzanne Agterberg-Rouwhorst Marlies Huijzer Noordhoff Uitgevers

Lastige woorden 1 Blad 1 Les 1 Machines doen het werk katoen Pluisjes van een katoenplant. Van katoen worden kleren gemaakt. weefgetouw Een apparaat waarmee van draden lappen stof worden gemaakt. baal Een groot pak. Een baal katoen is een groot pak met katoen. stoom-weverij Een fabriek met weefmachines. De weefmachines werken door de stoom-machines. spinnewiel Een apparaat om van pluisjes katoen draadjes te maken. steenkool Een soort zwarte steen die goed brandt. stoom-machine Een machine die op stoom werkt. Het wiel aan de stoom-machine laat de andere machines werken. Industriële Revolutie Een tijd dat er overal fabrieken en machines kwamen.

Lastige woorden 1 Blad 2 Les 2 Armoede in Nederland huisbaas Iemand die een huis verhuurt. atelier Je zegt: atteljee. Een werkplaats. Bijvoorbeeld van een kleermaker of schilder. jenever Een drank met veel alcohol erin. scheepswerf Een plaats waar schepen gebouwd worden. veenarbeider Iemand die veen los steekt en het tot turf laat drogen. plaggenhut Een huisje gemaakt van stukken grond met gras. platteland Het gebied buiten de steden. Het gebied waar de boeren wonen.

Lastige woorden 1 Blad 3 Les 3 Arbeiderskinderen touwslagerij Een plaats waar touw wordt gemaakt. lijnbaan De plaats in de touwslagerij waar touw wordt gedraaid. armenschool Een school voor arme kinderen. plak Een houten lepel waarmee de meester je vroeger sloeg. pechvogel Een vogel van lappen waarmee de meester je vroeger strafte. schoolopziener Iemand van vroeger die scholen controleerde. krankzinnig Als je ziek in je hoofd bent. Mensen zeggen dan dat je gek bent. Les 4 Vincent van Gogh atelier Je zegt: atteljee. Hier: de werkplaats van een kunstenaar. impressionisten Schilders die met streepjes en vlekjes schilderen. Ze schilderen wat ze zien. schildersdoek Een doek waarop een schilder schildert. schildersezel Een standaard. De schilder zet er zijn schilderij op om eraan te werken. expressionisten Schilders die met grote klodders en felle kleuren schilderen. Ze schilderen wat ze voelen.

Lastige woorden 2 Blad 1 Les 1 Een moderne grondwet grondwet De belangrijkste wet van een land. kiesrecht Als je het recht hebt om te stemmen. veldslag Een groot gevecht tussen legers. minister Een helper van de koning. parlement De mensen die kijken of de regering haar werk goed doet. Ze zijn door het volk gekozen. liberalen Mensen die minder regels willen. En meer vrijheid, bijvoorbeeld voor de handel. democratie Als het volk zijn eigen bestuur kiest. marionet Een pop die beweegt door aan touwtjes te trekken. Les 2 Arbeiders krijgen een stem vakbond Een vereniging van arbeiders. maatschappij Alle mensen die met elkaar in een land leven. En hun regels en afspraken. socialisten Mensen die het leven van de arbeiders willen verbeteren.

Lastige woorden 2 Blad 2 Les 3 Rechten voor vrouwen advocaat Iemand die mensen helpt die voor de rechter moeten komen. universiteit Een school waar je bijvoorbeeld voor dokter of advocaat kunt leren. naaiatelier Je zegt: naai-atteljee. Een werkplaats waar kleren worden gemaakt. feministe Een vrouw die wil dat vrouwen dezelfde rechten hebben als mannen.

Lastige woorden 2 Blad 3 Les 4 Uitvindingen en ontdekkingen gloeidraadje Dun draadje in een lamp. Dit draadje geeft licht. fonograaf Een apparaat waarmee je geluid kunt opnemen. grammofoonplaat Soort cd van vroeger. Een grote, zwarte schijf met muziek. bacterie Een piepklein levend deeltje. Van sommige bacteriën kun je ziek worden. inenten Mensen een spuitje geven. Als de dokter je inent tegen griep, kun je geen griep meer krijgen. laboratorium Een werkplaats van een geleerde. seintoestel Onderdeel van een telegraaf. telegraaf Een apparaat waarmee je berichten kunt versturen. hygiëne Je zegt: hie-giejeh-ne. De manier waarop je voor jezelf en je omgeving zorgt. Je wast jezelf goed en je trekt schone kleren aan.

Lastige woorden 3 Blad 1 Les 1 Nederland doet niet mee neutraal Als je geen partij kiest. loopgraaf Een gat of geul in de grond waarin je beschermd bent tegen kogels. explosie Een ontploffing. vlammenwerper Een wapen dat vuur spuugt. pacifist Iemand die geen geweld wil. granaat Een soort kleine bom. Soldaten schieten een granaat af met een kanon. luitenant Een soldaat die de leider is van een groep soldaten. Les 2 Crisistijd uitkering Geld dat je van de regering krijgt als je geen werk hebt. afbetaling Iets kopen en elke maand een deel ervan betalen. crisistijd Een moeilijke tijd. welvaart Als er welvaart is, is het land rijk. De mensen hebben het goed. nationaal-socialisten Aanhangers van de nazi-partij. Mensen die hun eigen volk het belangrijkst vinden.

Lastige woorden 3 Blad 2 Les 3 Nederland in oorlog dictator Iemand die het alleen voor het zeggen heeft. Een dictator regeert zijn land heel erg streng. zigeuners Een volk dat rondtrekt met woonwagens. synagoge Je zegt: sie-naagoo-ge. Gebouw waar Joden bidden. parachutist Je zegt: paa-raasjuu-tist. Iemand die met een parachute uit een vliegtuig springt. Een parachute is gemaakt van een grote lap stof. Les 4 Propaganda en leugens propaganda Reclame maken voor je eigen mening of je eigen belang. massademonstratie Een heel grote groep mensen die protesteert. censuur Controleren wat mensen schrijven of zeggen. Alle berichten moeten eerst worden goedgekeurd. pamflet Een vel papier dat wordt uitgedeeld. Er staat reclame op. hoofdredacteur De baas van een krant.

Lastige woorden 4 Blad 1 Les 1 Onderduiken en verzet bevolkingsregister De plaats waar een lijst ligt met de namen van alle mensen in een gemeente. verduistering Verduisteren is donker maken. illegaal Als je iets doet wat verboden is. onderduiker Iemand die zich moet verbergen voor de vijand. In de Tweede Wereldoorlog verborgen onderduikers zich voor de Duitsers. razzia Een jacht op mensen door de politie of het leger. persoonsbewijs Een soort paspoort. Les 2 Anne Frank Holocaust De vernietiging van de Joden. concentratiekamp Een kamp waarin mensen gevangen worden gezet. vernietigingskamp Een kamp waar mensen gedood worden. barak Een houten gebouw. tyfus Je zegt: tie-fus. Een besmettelijke ziekte. mazzel Geluk.

Lastige woorden 4 Blad 2 Les 3 De bevrijding capitulatie Overgave. Het Nederlandse leger gaf zich over aan Duitsland. voedseldropping Het uit een vliegtuig gooien van voedsel. geallieerden De soldaten die tegen de Duitsers vochten. zuigeling Een baby. Les 4 Goed of fout? hakenkruis Het teken van de nazi s. Het stond onder andere op hun vlag.

Lastige woorden 5 Blad 1 Les 1 Europa verdeeld communist Iemand die vindt dat alle mensen gelijk behandeld moeten worden. Bijvoorbeeld dat iedereen evenveel moet verdienen. kapitalist Iemand die veel geld wil verdienen door winst te maken. In een kapitalistisch land hebben sommige mensen veel geld en andere weinig. atoombom Een heel zware bom. wapenwedloop Betere wapens willen maken dan je tegenstander. staat Een land met een eigen regering. Les 2 Nederland overzee kolonie Een land waar een ander land de baas over speelt. onafhankelijkheid Als de mensen de baas zijn in hun eigen land. politici Mensen die zich bezig houden met de politiek. Dat is hoe een land bestuurd moet worden.

Lastige woorden 5 Blad 2 Les 3 De dijken breken polder Een stuk land waar een dijk omheen ligt. Een polder ligt lager dan de zee. zeegat Een stuk zee tussen twee eilanden. vloed Hoog water op zee. springvloed Een extra hoge vloed. Dus extra hoog water. stormvloedkering Een grote schuif die het zeewater tegenhoudt. gletsjer Een grote, dikke laag ijs in de bergen. Dat ijs schuift naar beneden de berg af. dam Een soort dijk in een sloot of rivier die het water tegenhoudt. Les 4 Nederland in de jaren zestig droogkap Een kap waar je onder gaat zitten om je haar te drogen. hoorspel Een toneelstuk op de radio. grammofoonplaat Een soort grote, zwarte cd van vroeger. vetkuif Een pluk haar waarin vet zit. Nu gebruik je gel. consumptie Als je iets consumeert, eet je het of gebruik je het. milieu-vervuiling Het vuil maken van je omgeving en van de natuur.

Lastige woorden 6 Blad 1 Les 1 Het bestuur van Nederland partij Een club van mensen die over veel dingen hetzelfde denken. politiek Alles wat te maken heeft met het bestuur van een land, provincie of gemeente. vertegenwoordiger Iemand die namens een groep mensen spreekt en dingen beslist. Les 2 Regels voor iedereen opvoedingsinrichting Een soort gevangenis waar je leert wat wel en wat niet mag. advocaat Iemand die een verdachte helpt. rechtbank Een gebouw waar de rechter werkt. officier van justitie Een man of vrouw die probeert te bewijzen dat iemand iets verkeerd heeft gedaan. uitspraak Zeggen welke straf iemand krijgt.

Lastige woorden 6 Blad 2 Les 3 De Europese Unie concurrent Iemand die hetzelfde werk doet als jij, waardoor jij minder verdient. douane Een soort politie bij de grens. economie Alles wat te maken heeft met dingen maken, kopen en verkopen. Dus alles wat te maken heeft met handel. commissie Een groep mensen met een bepaalde taak. Ze moeten bijvoorbeeld iets controleren. Les 4 Allemaal Nederlanders asiel Als iemand asiel zoekt, zoekt hij bescherming in een ander land. asielzoekerscentrum Een gebouw waar vluchtelingen tijdelijk wonen. emigrant Iemand die van Nederland naar een ander land verhuist. immigrant Iemand die in Nederland komt wonen. allochtoon Mensen die in Nederland wonen, maar er niet geboren zijn. baklava Zoet Turks gebak. couscous Je zegt: koeskoes. Noord-Afrikaans eten gemaakt van kleine, gele graankorrels. kousenband Lange, dunne Surinaamse peulen. onafhankelijk Dit zeg je wanneer een volk de baas is in eigen land.

Samenvatting 1 Blad 1 1 Stoom verandert Nederland Les 1 Machines doen het werk Na 1850 verandert er veel in Nederland. Dat komt door de opkomst van de stoommachine. Die werkt op steenkool en laat andere machines bewegen. Daardoor kunnen er sneller en goedkoper producten worden gemaakt. In de steden worden grote fabrieken gebouwd met vaak direct daaromheen arbeiderswoningen. Arbeiders worden slecht betaald. Als ze het loon te laag vinden, zijn er genoeg arbeiders die hun baan willen overnemen. Door de fabrieken komen de meeste handwerkers zonder werk te zitten. Niet alleen in fabrieken, maar ook in schepen en treinen worden stoommachines gebruikt. Daardoor gaat het vervoer sneller. Al deze veranderingen noemen we de Industriële Revolutie. Les 2 Armoede in Nederland Rond 1870 werken veel mensen in de landbouw. In de steden groeit de industrie. Er is veel werk. Duizenden landarbeiders trekken van het platteland naar de stad. Maar er is niet genoeg werk voor iedereen. Mensen worden werkloosheid en als gevolg arm. Ook is er te weinig woonruimte. Mensen wonen soms in kleine, vochtige kamers. Het werk in de fabrieken is gevaarlijk en ongezond. De fabrieksarbeiders maken lange dagen. En de lonen zijn laag. Veel mannen gaan drinken om hun ellende te vergeten. Velen worden niet ouder dan veertig jaar. 4 2 1 3 Brandende steenkool (1) verwarmt het water. Er ontstaat stoom in de ketel (2). De stoom brengt de zuigers in de cilinder (3) in beweging. Het vliegwiel (4) gaat draaien en drijft andere machines aan.

Samenvatting 1 Blad 2 Les 3 Arbeiderskinderen Veel kinderen van arbeiders werken ook in de fabriek. Ze werken vaak veertien uur per dag. Het werk is zwaar en ongezond. Sommige arbeiderskinderen gaan naar een armenschool. Ze zitten vaak met zijn tachtigen in een klas! Er zijn nauwelijks boeken en de meesters zijn slecht opgeleid. Niet alle arbeiderskinderen hebben het slecht. Op het platteland helpen kinderen alleen in het drukke seizoen mee op het land. In die tijd gaan ze niet naar school. Zo is bijvoorbeeld de herfstvakantie ontstaan. Kinderarbeid komt nog steeds voor. Dat komt doordat er in sommige landen veel armoede is en geen leerplicht. 1 2 3 Als je de pechvogel (1) toegeworpen krijgt, weet je dat je straf krijgt. Het ezelsbord (2) krijg je voor straf om je nek. Met de plak (3) krijg je tikken op je handen. Les 4 Vincent van Gogh Vincent van Gogh wil in zijn schilderijen laten zien hoe gewone mensen leven en werken. In Frankrijk ontmoet hij impressionisten. Zij kijken goed naar kleuren en schilderen minder strakke vormen. Van Gogh schildert gewone onderwerpen, zoals zonnebloemen en een kamer met een bed. Hij werkt vaak buiten. Hij schildert met olieverf op doek. Langzamerhand gaat Vincent anders schilderen. Hij wil laten zien hoe hij zich voelt. Deze manier van schilderen wordt expressionistisch genoemd. Hij schildert met felle kleuren, grote klodders verf, en er zit beweging in zijn schilderijen. Dan wordt Van Gogh ziek in zijn hoofd. In 1890 pleegt hij zelfmoord.

Samenvatting 2 Blad 1 2 Stap voor stap vooruit Les 1 Een moderne grondwet In 1814 wordt Willem I koning van Nederland. Hij is de baas. Het parlement heeft niets te zeggen. De liberalen willen meer vrijheid en minder regels. Ze willen ook dat meer burgers iets te zeggen krijgen in het bestuur van het land. In 1840 volgt Willem II zijn vader op. Hij is bang dat er ook in Nederland opstand komt. Hij is bang om afgezet te worden als hij alleen de baas blijft spelen. Daarom vraagt hij Thorbecke om een nieuwe grondwet te maken. Thorbecke schrijft in de nieuwe grondwet dat de koning en de ministers samen regeren. Maar alleen de minister mogen wetten maken. En alleen het parlement kan deze wetten goed- of afkeuren. Rijke burgers mogen voortaan de Tweede Kamer kiezen. In de grondwet staat ook dat mensen vrijheid van godsdienst, meningsuiting en onderwijs hebben. Les 2 Arbeiders krijgen een stem De liberalen vinden dat de regering zich niet moet bemoeien met het werk van de arbeiders in de fabrieken. Maar in 1874 maakt de liberaal Van Houten een wet waarin staat dat kinderen onder de twaalf niet in een fabriek mogen werken. Ook maken de liberalen de Arbeidswet: jongeren en vrouwen mogen niet langer werken dan elf uur per dag. Beide wetten zijn sociale wetten. Ze verbeteren het leven van de mensen. Veel arbeiders willen zelf beslissen hoe hun leven verbeterd kan worden. Ze noemen zich socialisten. Zij willen bijvoorbeeld kiesrecht voor alle mensen. Ook christelijke politici zetten zich in voor de arbeiders. Er komen socialistische en christelijke vakbonden. Na 1900 komen er heel wat nieuwe sociale wetten. Parlementsleden onderzoeken de werkomstandigheden in fabrieken.

Samenvatting 2 Blad 2 Les 3 Rechten voor vrouwen Rond 1900 maken mannen de dienst uit. Zij vinden dat een getrouwde vrouw niet buitenshuis hoort te werken. Ze moet thuis voor de kinderen en het huishouden zorgen. Alleen arme vrouwen werken buitenshuis. Zij verdienen veel minder dan mannen die hetzelfde werk doen. Vrouwen als Alletta Jacobs en Wilhelmina Drucker strijden voor gelijke rechten voor vrouwen. Ze willen kiesrecht, een goede opleiding en gelijke betaling voor hetzelfde werk. Deze strijd van vrouwen voor gelijke rechten wordt feminisme genoemd. Les 4 Uitvindingen en ontdekkingen In de negentiende eeuw worden er belangrijke uitvindingen en ontdekkingen gedaan. In 1839 rijdt de eerste stoomtrein in Nederland. Morse vindt de telegraaf uit, waarmee je over grote afstanden boodschappen kunt versturen. Edison verbetert de gloeilamp zodat hij langer brandt. Bell vindt de telefoon uit en Edison verbetert hem. Louis Pasteur ontdekt dat melk zuur wordt door bacteriën en dat bacteriën mensen ziek maken. Door de melk te koken, gaan de bacteriën dood. Pasteur ontdekt ook hoe je kunt voorkomen dat mensen ziek worden door hen in te enten. Door alle ontdekkingen en uitvindingen verandert er veel. Mensen kunnen over grote afstand met elkaar praten. Het reizen gaat sneller. Ook de gezondheidszorg wordt beter. Er komt waterleiding en riolering. Door die verbeterde hygiëne blijven er meer mensen in leven. In 1839 rijdt de eerste stoomtrein in Nederland, de Arend, tussen Haarlem en Amsterdam.

Samenvatting 3 Blad 1 3 Oorlog Les 1 Nederland doet niet mee In 1914 krijgen enkele Europese landen ruzie met elkaar, waaronder Frankrijk en Duitsland. Daarmee begint de Eerste Wereldoorlog. Er wordt vooral gevochten in Noord-Frankrijk en België. Nederland kiest geen partij, maar blijft neutraal. Duizenden Belgische vluchtelingen komen naar Nederland. In de Eerste Wereldoorlog wordt gevochten door soldaten in loopgraven. Er komen nieuwe en zwaardere wapens, zoals duikboten, tanks, machinegeweren, vlammenwerpers en gifgas. Deze wapens maken van de Eerste Wereldoorlog een verschrikkelijke oorlog. In 1919 sluiten de landen vrede. Duitsland moet de schade betalen en grondgebied afstaan. Veel Duitsers zijn het daar niet mee eens. Nooit meer oorlog, zeggen de pacifisten. Les 2 Crisistijd In Amerika kunnen arme mensen gemakkelijk geld lenen. Ze kopen daarmee veel nieuwe producten. Daarom gaan fabrieken steeds meer produceren. Maar ze maken zo veel, dat ze hun spullen niet meer kunnen verkopen. Ze moeten arbeiders ontslaan. Werkloze arbeiders verdienen niets en kopen dus geen nieuwe producten. Daardoor moeten de fabrieken nog meer arbeiders ontslaan. Deze crisis, die in Amerika begint, wordt uiteindelijk een wereldcrisis. Ook in Duitsland zijn veel mensen werkloos en arm. En dat terwijl de Duitsers de schade van de Eerste Wereldoorlog moeten betalen. Hitler is de leider van de nationaal-socialistische partij in Duitsland. Nationaal-socialisten vinden het eigen volk erg belangrijk. Hitler geeft vooral de Joden en het buitenland de schuld van de armoede in Duitsland. In 1933 wint hij de verkiezingen en komt aan de macht.

Samenvatting 3 Blad 2 Les 3 Nederland in oorlog Hitler is een dictator. Hij laat tegenstanders oppakken. Hij wil Duitsland weer machtig maken. In 1939 valt hij Polen binnen. Op 10 mei 1940 trekken Duitse soldaten ook Nederland binnen. De regering en koningin Wilhelmina vluchten naar Engeland. Duitse vliegtuigen bombarderen Rotterdam. Omdat de Duitsers dreigen dit ook met andere steden te doen, geeft Nederland zich over. Nederland is nu bezet door Duitsland. Er komen allerlei vervelende maatregelen. De mensen moeten hun radio inleveren. Jonge mannen moeten in Duitsland gaan werken. Vooral de Joden krijgen het steeds moeilijker. Joodse kinderen mogen niet meer naar school en op sommige plaatsen mogen geen Joden meer komen. Les 4 Propaganda en leugens Hitler maakt veel gebruik van propaganda. Daarmee wil hij de Duitsers overtuigen van zijn ideeën. Hij wil hen laten geloven dat het goed is wat hij doet. Hij spreekt op grote massabijeenkomsten. Daar hangen veel vlaggen en spandoeken. Dat maakt indruk. Hitler heeft zelfs een speciale minister voor propaganda: Goebbels. Deze laat posters ophangen waarop Joden lelijk en gemeen worden afgebeeld. In kranten worden leugens geschreven over de vijand en over de Joden. Er komt censuur. Journalisten mogen alleen berichten in de krant plaatsen als de Duitsers die goedgekeurd hebben. Ook de geallieerden gebruiken propaganda. Ze strooien pamfletten uit vliegtuigen. Daarop staan teksten die bedoeld zijn om Duitse soldaten bang te maken.

Samenvatting 4 Blad 1 4 Nederlanders in de oorlog Les 1 Onderduiken en verzet Tijdens de bezetting wordt het leven voor de meeste mensen steeds moeilijker. In de winkels is steeds minder te koop. Je kunt alleen kleding of voedsel kopen als je bonnen hebt. s Avonds moeten alle ramen verduisterd zijn. Dan kunnen de Engelse piloten niet zien waar ze zijn. Na zonsondergang is er een uitgaansverbod. Iedereen moet een persoonsbewijs bij zich dragen. Nederlandse mannen moeten in Duitsland gaan werken. Veel van hen duiken onder. Sommige mensen gaan in het verzet. Zij vervalsen persoonsbewijzen. En ze overvallen postkantoren om voedselbonnen te stelen voor onderduikers. Ook drukken zij illegale kranten en brengen die rond. Soms vermoorden ze een Duitser of een verrader. Les 2 Anne Frank Hitler geeft de Joden de schuld van veel problemen in Duitsland. Joden worden steeds meer lastiggevallen. Hun huizen en winkels worden vernield. Op veel plaatsen komen bordjes met Verboden voor Joden. De Joodse familie Frank vlucht van Duitsland naar Amsterdam. Maar in 1940 worden de Duitsers ook hier de baas. In 1942 besluiten de nazi s alle Joden te vermoorden. Joden worden opgepakt en per trein naar vernietigingskampen gebracht. Daar sterven ze in de gaskamers, net als veel gehandicapten, homo s en zigeuners. In 1942 duikt de familie Frank onder in het Achterhuis. Anne Frank schrijft over die tijd in haar dagboek. In 1944 wordt de familie verraden en naar een vernietigingskamp gestuurd. Alleen vader Otto overleeft het kamp. Anne Frank.

Samenvatting 4 Blad 2 Les 3 De bevrijding In 1943 verslaat een Russisch leger de Duitsers bij Stalingrad. En op 6 juni 1944 landen Engelse, Amerikaanse en Canadese soldaten op de Franse kust bij Normandië. Ze trekken richting Duitsland. De landen die samen tegen Duitsland vechten, noemen we de geallieerden. Op 5 september 1944 denken veel Nederlanders dat de oorlog is afgelopen. Ze vieren feest op straat. Deze dag heet Dolle Dinsdag. In oktober bevrijden Canadese en Engelse soldaten Zuid-Nederland. De aanval op de brug bij Arnhem mislukt. Het noordelijk deel van Nederland blijft in Duitse handen. Er volgt een strenge winter. In het westen is een groot tekort aan voedsel. Tijdens deze hongerwinter sterven duizenden mensen. Geallieerde vliegtuigen droppen voedselpakketten boven West- Nederland. Op 5 mei 1945 geven de Duitsers zich over. Nederland is bevrijd. Les 4 Goed of fout? Van verzetsmensen zeggen we dat ze goed waren. Mensen die de Duitsers hielpen worden fout genoemd. Maar kun je dat wel zo gemakkelijk van iedereen zeggen? Veel mensen waren gewoon bang. Politieagenten moesten soms lastige beslissingen nemen: meewerken met de Duitsers of ontslag nemen. Sommige mensen namen onderduikers in huis. Maar dat was levensgevaarlijk en de meeste mensen durfden dat niet. Er waren Nederlanders die de Duitsers hielpen. En er waren Duitse soldaten die Nederlanders hielpen. Sommige Nederlandse meisjes werden verliefd op een Duitse soldaat. Na de oorlog werden veel van deze meisjes kaalgeknipt en mishandeld. Veel Nederlandse mannen moesten in Duitsland gaan werken. Sommigen raakten bevriend met Duitsers en gingen die na de oorlog nog eens opzoeken.

Samenvatting 5 Blad 1 5 Een verdeelde wereld Les 1 Europa verdeeld Na de Tweede Wereldoorlog vertrouwen Rusland en Amerika elkaar niet meer. Ze denken heel verschillend over het leven van hun burgers. Rusland is bang dat de Amerikaanse manier van leven, het kapitalisme, in Rusland komt. En Amerika is bang dat Rusland het communisme wil verspreiden. De spanning Rusland (communisme) Alle bedrijven zijn van de staat. De staat zorgt voor iedereen. Iedereen heeft werk. Iedereen verdient evenveel. Geen groot verschil tussen arm en rijk. tussen de twee landen heet de Koude Oorlog. De Russen bouwen een hek tussen Oost- en West-Europa: het IJzeren Gordijn. En in Berlijn bouwen ze een muur. Er ontstaat een wapenwedloop tussen beide landen. Dat is een soort wedstrijd in wie de meeste en sterkste wapens heeft. Amerika (kapitalisme) Iedereen kan een eigen bedrijf beginnen. Iedereen moet voor zichzelf zorgen. Niet iedereen heeft werk. Grote verschillen in salaris. Groot verschil tussen arm en rijk Les 2 Nederland overzee In de negentiende eeuw wordt Indië een kolonie van Nederland. De Nederlandse regering bestuurt het land. Boeren moeten producten verbouwen voor de Nederlandse handelaren. Met de verkoop van die producten wordt veel geld verdiend. De boeren zelf krijgen maar weinig geld voor hun producten. Geleidelijk gaan de Nederlanders meer rekening houden met de bevolking in de kolonie. Er komen scholen en ziekenhuizen. In de Tweede Wereldoorlog bezetten de Japanners Nederlands-Indië. Na de oorlog gaan de Indonesiërs zich tegen de Nederlanders verzetten. In 1945 roept Soekarno de onafhankelijkheid uit. Het land wordt Indonesië genoemd. Nederland stuurt soldaten om tegen de vrijheidsstrijders te vechten. Maar in 1949 geeft Nederland de strijd op. In 1975 wordt een andere kolonie van Nederland, Suriname, onafhankelijk.

Samenvatting 5 Blad 2 Les 3 De dijken breken In 1953 wordt Zuid-West Nederland getroffen door een watersnoodramp. Delen van Zeeland, Noord-Brabant en Noord-Holland komen onder water te staan. De ramp ontstaat door een zware storm in combinatie met springvloed. Daardoor breken zwakke dijken. Veel mensen verdrinken of sterven van de kou. Er verdrinkt ook veel vee. En duizenden huizen storten in. De regering voert het Deltaplan uit. Dijken worden versterkt en zeegaten worden met dammen afgesloten. Stormvloedkeringen hoeven alleen bij zware storm te worden afgesloten. Doordat het klimaat steeds warmer wordt, smelt er meer poolijs en ijs van gletsjers. Daardoor stijgt het zeewater. Ook rivieren stromen soms over. Nederland is nog niet klaar met het water. Het Deltaplan. Les 4 Nederland in jaren zestig Na de oorlog moet Nederland opgebouwd worden. De mensen werken hard en leven zuinig. De man verdient het geld. De vrouw zorgt voor de kinderen en het huishouden. In de jaren zestig gaan mensen meer verdienen. Ze kopen huishoudelijke apparaten. Maar ook luxe producten die ze niet echt nodig hebben. Nederland wordt een consumptiemaatschappij. Veel jongeren vinden hun ouders maar saai. Zij verzetten zich tegen de consumptiemaatschappij. Die is slecht voor het milieu, vinden ze. Ze vinden vrede en liefde veel belangrijker. Ze luisteren naar hun eigen muziek. De Beatles en de Rolling Stones zijn populair. Veel jongeren vinden dat er slecht naar hen geluisterd wordt. Ze hebben kritiek op hun ouders, de school, de regering en de kerk. Vrouwen van de actiegroep Dolle Mina willen gelijke rechten voor mannen en vrouwen.

Samenvatting 6 Blad 1 6 Een nieuwe tijd Les 1 Het bestuur van Nederland Onze regering bestaat uit de koningin en een aantal ministers. De leider van de ministers is de minister-president. Een belangrijke taak van een minister is het maken van wetten. De Tweede Kamer beslist of een wet wordt in gevoerd of niet. In de Tweede Kamer zitten honderdvijftig vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen. Iedere Nederlander van achttien jaar of ouder mag bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn stem uitbrengen. In de Eerste Kamer zitten vijfenzeventig mensen. De Eerste en Tweede Kamer heten samen het parlement. Als het parlement een wet heeft goedgekeurd, zet de koningin haar handtekening eronder. Vanaf dan moet iedereen zich aan de wet houden. Les 2 Regels voor iedereen Als je je niet aan de wet houdt, ben je in overtreding. Bij een lichte overtreding krijg je een bekeuring. Bij een misdrijf, bijvoorbeeld inbraak, kom je voor de rechter. Die kan je een boete, een taakstraf of een gevangenisstraf geven. Jongeren tussen twaalf en achttien jaar kunnen ook bij Bureau Halt komen. Bureau Halt bekijkt met degene die iets verkeerd gedaan heeft hoe het goedgemaakt kan worden. De verdachte komt voor de rechtbank. De officier van justitie probeert de schuld van de verdachte te bewijzen. Hij vraagt ook om een straf. De advocaat verdedigt de verdachte. De rechter beslist of de verdachte schuldig is en welke straf hij krijgt.

Samenvatting 6 Blad 2 Les 3 De Europese Unie Na de Tweede Wereldoorlog willen veel Europeanen dat er nooit meer zo n oorlog komt. Dat kan als landen samenwerken. In 1948 gaan België, Nederland en Luxemburg samenwerken in de Benelux. In 1957 komen daar Frankrijk, Duitsland en Italië bij. De zes landen vormen de Europese Economische Gemeenschap: de EEG. Eerst werken ze samen op economisch gebied: handel en industrie. Later gaan ze ook samenwerken op andere terreinen, zoals veiligheid, politie en milieu. In 1992 krijgt de samenwerking een nieuwe naam: de Europese Unie of EU. Er gaan steeds meer landen meedoen. Een aantal landen krijgt dezelfde munt: de euro. Net als een land heeft ook de EU een regering: de Europese Commissie. Die maakt regels en wetten. Er is ook een Europees Parlement. De leden daarvan worden elke vijf jaar gekozen. De meeste macht binnen de EU heeft de Raad van Europa. Deze bestaat uit de ministers van alle landen. Les 4 Allemaal Nederlanders Er zijn altijd mensen uit andere landen in Nederland komen wonen. Sommige zijn gevlucht voor geweld. Ze heten vluchtelingen of asielzoekers. Andere komen hier om te werken. Rond 1960 komen er Spanjaarden, Italianen, Marokkanen en Turken om ons land mee op te bouwen. Zij worden gastarbeiders genoemd. Velen van hen blijven hier wonen. Mensen uit andere landen hebben vaak andere gewoontes en een andere godsdienst. Ze hebben een andere cultuur. Daarom zeggen we dat Nederland een multicultureel land is. Het samenleven van al die mensen uit verschillende culturen heeft voordelen, maar geeft soms ook problemen. Er gaan ook Nederlanders in andere landen wonen. Hen noem je emigranten. Zij beginnen bijvoorbeeld een landbouwbedrijf in Canada.

Herhalingsblad 1 Naam: Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 1. 1 > bladzijde 4 afbeelding 1 Streep de foute woorden door. Je ziet een stoomweverij/stoomspinnerij. In deze fabriek staat een dieselmotor/stoommachine. Er werken boeren/arbeiders. 2 > bladzijde 6 afbeelding 3 Streep de foute woorden door. Deze mensen werken in een fabriek/thuis. Ze werken sneller/langzamer dan een stoommachine. Rond 1850 verandert er veel/weinig in Nederland. Er komen veel fabrieken/kastelen. Deze tijd heet de Machinale/Industriële Revolutie. 3 > bladzijde 8 afbeelding 2 Hier woont een gezin met Op het platteland was niet genoeg Daarom trokken ze naar de Maar daar is ook niet genoeg Er is veel werkloosheid en kinderen. 4 > bladzijde 9 afbeelding 4 Deze arbeiders werken in het Sommigen wonen in een Op het platteland is veel 5 > bladzijde 10 afbeelding 2 Deze tekeningen gaan over Waarom moeten kinderen in een fabriek werken? 6 > 7 > bladzijde 11 afbeelding 3 bladzijde 13 afbeelding 1 en 2 en bladzijde 14 afbeelding 3 Wat gebruikt de meester om orde te houden? Streep de foute woorden door. Vincent van Gogh schildert heel precies/met streepjes. Hij schildert vooral gewone/rijke mensen. Hij wil vooral laten zien wat hij denkt/voelt. Dat heet impressionisme/expressionisme.

Herhalingsblad 2 Naam: Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 2. 1 > bladzijde 18 afbeelding 1 Deze koning heet Hij regeert van tot 2 > bladzijde 20 afbeelding 3 Deze man heet Hij zorgde voor een nieuwe 3 > bladzijde 20 afbeelding 4 Hoe heet deze koning? Wie trekken er aan de touwtjes? De en het 4 > bladzijde 22 afbeelding 2 Dat betekent dat zij de Wat doen de deftige mannen? zijn. Waarom doen ze dat? 5 > 6 > bladzijde 23 afbeelding 3 bladzijde 26 afbeelding 4 Mensen die lid zijn van deze partij heten Hoe noemen deze vrouwen zich? Wat willen ze bereiken? 7 > 8 > bladzijde 27 afbeelding 1 bladzijde 29 afbeelding 5 De eerste trein in Nederland rijdt in het jaar Hij rijdt tussen en Welke naam kom je op een pak melk tegen? Wat heeft deze man uitgevonden? Waarom is dat zo belangrijk geweest?

Herhalingsblad 3 Naam: Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 3. 1 > bladzijde 32 afbeelding 1 Deze mensen zijn Ze komen uit Ze komen naar Nederland, omdat 2 > 3 > bladzijde 33 afbeelding 2 en 3 bladzijde 35 afbeelding 1 De soldaten zitten in een Welke twee landen vechten hier tegen elkaar? en Wat doen deze mensen? Waarom doen ze dat? 4 > bladzijde 37 afbeelding 3 Hoe heten de mensen die Joden lastigvallen? Waarom doen ze dat? 5 > bladzijde 39 afbeelding 2 Wat gebeurt hier? Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog in Nederland? 6 > bladzijde 40 afbeelding 3 Waarom bombarderen Duitse vliegtuigen Rotterdam? 7 > bladzijde 42 afbeelding 2 Wat willen de nazi s met deze poster bereiken? Hoe heet deze manier van oorlog voeren?

Herhalingsblad 4 Naam: Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 4. 1 > bladzijde 47 afbeelding 2 Wie staan hier op de foto? Wat doen ze? Hoe noem je mensen die zoiets doen? 2 > bladzijde 48 afbeelding 3 en 4 Hoe heten mensen die zich zo verbergen? Welke mensen verbergen zich? 3 > bladzijde 51 afbeelding 7 Wie werden er naar Westerbork gestuurd? Wat gebeurde er met hen? Welk beroemd meisje werd ook naar Westerbork gestuurd? 4 > bladzijde 53 afbeelding 2 Wat doen deze kinderen? Waarom doen ze dat? 5 > 6 > bladzijde 54 afbeelding 4 bladzijde 55 afbeelding 1 Door wie werd Nederland bevrijd? Wat gebeurt hier? Waarom doen ze dat?

Herhalingsblad 5 Naam: Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 5. 1 > 2 > bladzijde 60 afbeelding 1 bladzijde 60 afbeelding 2 Hoe heet deze manier van leven? Hoe heet deze manier van leven? Welke twee landen kregen ruzie met elkaar? en Deze ruzie heet de Oorlog. 3 > 4 > bladzijde 64 afbeelding 2 bladzijde 66 afbeelding 1 Streep de foute woorden door. In de negentiende eeuw hadden veel/weinig Europese landen een kolonie. Een kolonie is een gebied/stad waar een ander land de baas is. Een Nederlandse kolonie was Afrika/Indonesië. Dit land werd onafhankelijk na de Eerste/Tweede Wereldoorlog. Wat is hier gebeurd? Waar gebeurde dit? De regering bedacht toen het plan. 5 > bladzijde 70 afbeelding 3 en bladzijde 71 afbeelding 5 Welke zinnen zijn juist? O Jongeren zijn erg tevreden met hun leven. Jongeren kopen grammofoonplaten en brommers. O Er bestaat geen consumptiemaatschappij. Jongeren protesteren tegen de oorlog in Vietnam.

Herhalingsblad 6 Naam: Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 6. 1 > bladzijde 74 afbeelding 1 en bladzijde 75 afbeelding 3 Om de vier jaar kiezen alle Nederlanders de ministers/tweede Kamer. De regering heeft de toestemming nodig van de koningin/tweede Kamer. In de Tweede Kamer zitten 120/150 mensen. 2 > 3 > 4 > bladzijde 76 afbeelding 4 bladzijde 77 afbeelding 1 bladzijde 79 afbeelding 4 Het hoofd van de regering is de Het hoofd van de regering zet een onder elke Noem vier mensen die je hier ziet. 1 2 3 4 Wat voor soort straf zie je hier? een Wat voor straf moet je dan bijvoorbeeld doen? 5 > bladzijde 81 afbeelding 2 Wie vergadert hier? Uit welke landen komen de vertegenwoordigers? Waarom werken die landen samen? 6 > 7 > bladzijde 84 afbeelding 5 bladzijde 84 afbeelding 5 en 6 Wat is opa? Zet een streep onder dat woord. Nederlander vakantieganger gastarbeider Turk Streep het foute woord door. De opa van Soumaira is een emigrant/immigrant. Lonneke is een emigrant/immigrant.

Antwoorden herhaling 1 Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 1. 1 > bladzijde 4 afbeelding 1 Streep de foute woorden door. Je ziet een stoomweverij/stoomspinnerij. In deze fabriek staat een dieselmotor/stoommachine. Er werken boeren/arbeiders. 2 > bladzijde 6 afbeelding 3 Streep de foute woorden door. Deze mensen werken in een fabriek/thuis. Ze werken sneller/langzamer dan een stoommachine. Rond 1850 verandert er veel/weinig in Nederland. Er komen veel fabrieken/kastelen. Deze tijd heet de Machinale/Industriële Revolutie. 3 > bladzijde 8 afbeelding 2 4 > bladzijde 9 afbeelding 4 5 > 6 > 7 > bladzijde 10 afbeelding 2 bladzijde 11 afbeelding 3 bladzijde 13 afbeelding 1 en 2 en bladzijde 14 afbeelding 3 Hier woont een gezin met zes kinderen. Op het platteland was niet genoeg Daarom trokken ze naar de Maar daar is ook niet genoeg Er is veel werkloosheid en Deze arbeiders werken in het Sommigen wonen in een Op het platteland is veel Deze tekeningen gaan over werk. stad. werk. armoede. veen. plaggenhut. armoede. kinderarbeid. Waarom moeten kinderen in een fabriek werken? Hun ouders verdienen te weinig. Wat gebruikt de meester om orde te houden? een plak Streep de foute woorden door. Vincent van Gogh schildert heel precies/met streepjes. Hij schildert vooral gewone/rijke mensen. Hij wil vooral laten zien wat hij denkt/voelt. Dat heet impressionisme/expressionisme.

Antwoorden herhaling 2 Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 2. 1 > 2 > 3 > 4 > 5 > 6 > 7 > 8 > bladzijde 18 afbeelding 1 bladzijde 20 afbeelding 3 bladzijde 20 afbeelding 4 bladzijde 22 afbeelding 2 bladzijde 23 afbeelding 3 bladzijde 26 afbeelding 4 bladzijde 27 afbeelding 1 bladzijde 29 afbeelding 5 Deze koning heet Willem I. Hij regeert van 1814 tot 1840. Deze man heet Hij zorgde voor een nieuwe Hoe heet deze koning? Thorbecke. grondwet. Willem III. Wie trekken er aan de touwtjes? De ministers en het parlement. Dat betekent dat zij de baas zijn. Wat doen de deftige mannen? Ze ondervragen arbeiders in de fabriek. Waarom doen ze dat? De arbeiders hebben het heel slecht. Mensen die lid zijn van deze partij heten Hoe noemen deze vrouwen zich? Dolle Mina s Wat willen ze bereiken? gelijke rechten voor vrouwen socialisten. De eerste trein in Nederland rijdt in het jaar 1839. Hij rijdt tussen Amsterdam en Haarlem. Welke naam kom je op een pak melk tegen? Wat heeft deze man uitgevonden? Pasteur de inenting Waarom is dat zo belangrijk geweest? Er gingen veel minder mensen dood.

Antwoorden herhaling 3 Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 3. 1 > 2 > 3 > 4 > 5 > 6 7 > > bladzijde 32 afbeelding 1 bladzijde 33 afbeelding 2 en 3 bladzijde 35 afbeelding 1 bladzijde 37 afbeelding 3 bladzijde 39 afbeelding 2 bladzijde 40 afbeelding 3 bladzijde 42 afbeelding 2 Deze mensen zijn Ze komen uit vluchtelingen. België. Ze komen naar Nederland, omdat er in hun land oorlog is. De soldaten zitten in een loopgraaf. Welke twee landen vechten hier tegen elkaar? Frankrijk en Duitsland Wat doen deze mensen? Ze leggen het Amsterdamse bos aan. Waarom doen ze dat? Ze moeten werken voor hun uitkering. Hoe heten de mensen die Joden lastigvallen? nationaal-socialisten Waarom doen ze dat? Ze geven de Joden de schuld van alle problemen. Wat gebeurt hier? Duitse parachutisten landen in Den Haag. Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog in Nederland? op 10 mei 1940 Waarom bombarderen Duitse vliegtuigen Rotterdam? Hitler wil dat Nederland zich overgeeft. Wat willen de nazi s met deze poster bereiken? Ze willen de Joden belachelijk maken. Hoe heet deze manier van oorlog voeren? propaganda

Antwoorden herhaling 4 Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 4. 1 > 2 > 3 > 4 > 5 > 6 > bladzijde 47 afbeelding 2 bladzijde 48 afbeelding 3 en 4 bladzijde 51 afbeelding 7 bladzijde 53 afbeelding 2 bladzijde 54 afbeelding 4 bladzijde 55 afbeelding 1 Wie staan hier op de foto? Hannie Schaft en haar vriendin Truus. Wat doen ze? Ze bereiden een actie tegen de Duitsers voor. Hoe noem je mensen die zoiets doen? verzetsmensen Hoe heten mensen die zich zo verbergen? onderduikers Welke mensen verbergen zich? jonge mannen en Joden Wie werden er naar Westerbork gestuurd? Joden Wat gebeurde er met hen? Ze werden naar een vernietigingskamp gestuurd. Welk beroemd meisje werd ook naar Westerbork gestuurd? Anne Frank Wat doen deze kinderen? Ze zoeken eten in vuilnisbakken. Waarom doen ze dat? In de Hongerwinter was er bijna geen voedsel. Door wie werd Nederland bevrijd? Canadezen, Engelsen en Amerikanen Wat gebeurt hier? Mensen nemen wraak op NSB ers. Waarom doen ze dat? NSB ers hadden de Duitsers geholpen.

Antwoorden herhaling 5 Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 5. 1 > bladzijde 60 afbeelding 1 Hoe heet deze manier van leven? communisme 2 > 3 > 4 > bladzijde 60 afbeelding 2 bladzijde 64 afbeelding 2 bladzijde 66 afbeelding 1 Hoe heet deze manier van leven? Welke twee landen kregen ruzie met elkaar? Rusland en Amerika Deze ruzie heet de Koude Oorlog. Streep de foute woorden door. kapitalisme In de negentiende eeuw hadden veel/weinig Europese landen een kolonie. Een kolonie is een gebied/stad waar een ander land de baas is. Een Nederlandse kolonie was Afrika/Indonesië. Dit land werd onafhankelijk na de Eerste/Tweede Wereldoorlog. Wat is hier gebeurd? De dijken zijn doorgebroken en het land is overstroomd. Waar gebeurde dit? in Zeeland, Zuid-Holland en een deel van Brabant De regering bedacht toen het Delta plan. 5 > bladzijde 70 afbeelding 3 en bladzijde 71 afbeelding 5 Welke zinnen zijn juist? O Jongeren zijn erg tevreden met hun leven. Jongeren kopen grammofoonplaten en brommers. O Er bestaat geen consumptiemaatschappij. Jongeren protesteren tegen de oorlog in Vietnam.

Antwoorden herhaling 6 Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 6. 1 > bladzijde 74 afbeelding 1 en bladzijde 75 afbeelding 3 Om de vier jaar kiezen alle Nederlanders de ministers/tweede Kamer. De regering heeft de toestemming nodig van de koningin/tweede Kamer. In de Tweede Kamer zitten 120/150 mensen. 2 > 3 > 4 > 5 > 6 > 7 > bladzijde 76 afbeelding 4 bladzijde 77 afbeelding 1 bladzijde 79 afbeelding 3 bladzijde 81 afbeelding 2 bladzijde 84 afbeelding 2 bladzijde 84 afbeelding 2 en 3 Het hoofd van de regering is de Het hoofd van de regering zet een onder elke wet. Noem vier mensen die je hier ziet. 1 (kinder)rechter 2 advocaat 3 officier van justitie 4 verdachte Wat voor soort straf zie je hier? een Wat voor straf moet je dan bijvoorbeeld doen? schoonmaken of schade betalen Wie vergadert hier? het Europees Parlement koning(in). handtekening taakstraf Uit welke landen komen de vertegenwoordigers? de landen van de Europese Unie Waarom werken die landen samen? Dat is goed voor de handel. En ze willen dat er nooit meer een grote oorlog komt. Wat is opa? Zet een streep onder dat woord. Nederlander vakantieganger gastarbeider Turk Streep het foute woord door. De opa van Soumaira is een emigrant/immigrant. Lonneke is een emigrant/immigrant.

Verdiepingsopdrachten 1 Opdracht 1 Bouw een fabriek Wat ga je doen? Vroeger werden voor het vervoer van mensen en producten vooral rivieren en kanalen gebruikt. Geen wonder dat fabrieken dus langs de oever fabrieken werden gebouwd. Er moesten natuurlijk ook arbeiders zijn. Jij gaat nu een fabriek bouwen en ervoor zorgen dat de producten aan- en afgevoerd kunnen worden. Zorg ook voor de arbeiders. Je kunt deze opdracht alleen doen of met anderen. Doe je het samen, verdeel dan de taken. Dit heb je nodig karton, bijvoorbeeld kartonnen dozen een stevige ondergrond gekleurd papier een schaar, lijm, verf Aan de slag 1 Bedenk eerst een product dat in jouw fabriek gemaakt wordt. Bouw dan de fabriek. Hij moet eruitzien als een fabriek van ongeveer honderd jaar geleden. Vergeet de schoorsteen niet. 2 Zet je fabriek op de ondergrond. Bedenk welke grondstoffen jouw fabriek nodig heeft. Hout? Klei? IJzer? Steenkool? Kan je fabriek dan het beste aan een kanaal of rivier staan? Of kan hij beter langs een spoorlijn liggen? Maak de omgeving er ook bij. Zorg voor een schip of een trein. 3 Je mag je fabriek zo mooi en zo echt mogelijk maken. Gebruik daarvoor gekleurd papier. Misschien heb je zelfs wel steentjespapier. Maak er ook een paar arbeiders bij. Zet hen aan het werk, bijvoorbeeld bij het laden van een schip. 4 Zet je fabriek op een tafel. Leg er een kaartje met informatie bij. Zet daarop wat er in je fabriek gemaakt wordt. En waarom hij juist op die plaats is gebouwd. Wil je meer weten? Lees het Informatieboekje Noordhoff). 81 De Industriële Revolutie (Wolters-

Verdiepingsopdrachten 1 Opdracht 2 Onderzoek fabrieken in jouw omgeving Wat ga je doen? Ga op zoek naar oude gebouwen bij jou in de buurt. Ontdek of ze nu voor iets anders gebruikt worden dan vroeger. Bedenk zelf een bestemming voor een oud gebouw in je eigen omgeving. Dit heb je nodig papier en potlood een camera een computer met internet en een printer Aan de slag 1 Ga met één of meer kinderen in de omgeving van de school op zoek naar oude fabrieken en andere gebouwen. Overleg eerst met je leerkracht. Neem pen en papier mee en als het kan een camera. 2 Maak foto s van de oude gebouwen die je tegenkomt. Schrijf van elk gebouw het adres en eventueel de naam op. Zoek uit hoe oud het gebouw is en waarvoor het vroeger gebruikt werd. Wordt het nu voor iets anders gebruikt? 3 Kun je er niet achter komen waarvoor een bepaald gebouw nu gebruikt wordt? Bedenk dan zelf een goede bestemming. 4 Kun je niet op pad, kijk dan op internet. Zoek naar oude gebouwen in je eigen plaats of in steden in de omgeving. Zoek op de naam van je woonplaats en industriële monumenten of monumenten. Noteer waar de gebouwen vroeger voor werden gebruikt en wat er nu wordt gedaan. 5 Print je foto s of afbeeldingen. Schrijf korte teksten over de informatie die je hebt verzameld. Maak er een muurkrant van en hang die op in je klas. Vertel over je onderzoek aan de rest van de klas. Wil je meer weten? Je kunt ook met je ouders op zoek gaan naar oude gebouwen. Vraag van te voren naar informatie over monumenten bij de VVV of kijk op internet. Typ de naam in van de plaats die je wilt bezoeken en kijk bijvoorbeeld bij historie en/of bezienswaardigheden. Je kunt ook kijken op www.datbewarenwe.nl, een site over cultureel erfgoed.

Verdiepingsopdrachten 1 Opdracht 3 Teken een arbeiderswoning Wat ga je doen? Arbeiders hadden het vroeger vaak niet gemakkelijk. Ze moesten hard werken, maar verdienden weinig geld. Ze woonden in een voudige, kleine huizen in de buurt van de fabriek. Jij gaat zo n arbeiderswoning van ongeveer honderd jaar geleden tekenen. Dit heb je nodig een computer met internet een vel tekenpapier potlood, fineliner, liniaal eventueel Oost-Indische inkt en een tekenpen Aan de slag 1 Bekijk de afbeeldingen van arbeiderswoningen in je boek nog eens. Kijk ook op internet. Gebruik als zoekwoord arbeiderswoning. Bekijk de afbeeldingen van verschillende arbeidershuisjes. 2 Kies een huisje uit dat je mooi vindt. Print de afbeelding uit. Bedenk of je de buitenkant of de binnenkant wilt tekenen. Bekijk de afbeelding goed zodat je weet hoe je het huisje moet tekenen. 3 Maak eerst een schets met potlood. Teken ook de arbeider met zijn gezin. Ben je tevreden, werk je schets dan uit met fineliners of een pen met Oost-Indische inkt. 4 Hang je tekening op in de klas. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google en typ als zoekwoord: arbeiderswoning.

Verdiepingsopdrachten 1 Opdracht 4 Onderzoek een industrieterrein Wat ga je doen? Bijna elke plaats heeft wel een industrieterrein. Daar vind je meerdere bedrijven bij elkaar. Op wegwijzers wordt zo n terrein vaak met een wit bord aangegeven. Zoek uit waar er in jouw woonplaats een industrieterrein is. En hoe het heet. Doe er onderzoek naar en maak een overzicht van de belangrijkste bedrijven die er gevestigd zijn. Dit heb je nodig de Gouden Gids een kaart van de plaats waar je woont (Tip: er staat er een vooraan in de telefoongids.) een groot vel lichtgekleurd papier een schaar, lijm, viltstiften als het kan een digitale camera eventueel een computer met internet Aan de slag 1 Zoek uit waar bij jou in de buurt een industrieterrein is. Kijk hoe dat heet. Gebruik een kaart van je woonplaats. 2 Met welk pictogram staan het industrieterreinen op wegwijzers aangegeven? Teken dat na op een klein stuk wit papier. Schrijf de naam van jouw terrein erbij en plak het boven aan je vel papier. 3 Van grote industrieterreinen is vaak een plattegrond te vinden op internet. Print die en gebruik hem bij je onderzoek. Je kunt deze ook op je vel papier plakken. 4 Welke bedrijven zijn er op het industrieterrein? Ga zelf kijken en maak met de digitale camera enkele foto s. Of zoek bedrijven op internet. Typ bijvoorbeeld Industrieterrein De Slenk. Of kijk in de Gouden Gids bij je woonplaats. 5 Maak op je vel enkele vakken voor de verschillende bedrijven, bijvoorbeeld meubels, auto s, computers, keukens, recreatie- en tuinartikelen, overigen. Schrijf in elk vak de namen van de bedrijven en plak er afbeeldingen bij. 6 Hang je overzicht op in de klas en vertel over je onderzoek aan je klasgenoten. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: industrieterrein of bedrijventerrein, eventueel gecombineerd met de naam van je woonplaats.

Verdiepingsopdrachten 2 Opdracht 1 Maak een technische tekening Wat ga je doen? Stoommachines werden overal voor gebruikt. Niet alleen om machines in fabrieken aan te drijven. Maar ook in gemalen om water uit polders te pompen, in locomotieven, op schepen en zelfs in auto s. Lees en bekijk de informatie die je vindt op internet. Maak daarna een technische tekening van een stoommachine. Dit heb je nodig een computer met internet en een printer wit tekenpapier potlood, zwarte fineliner Aan de slag 1 Ga op internet naar www.kinderpleinen.nl. Klik op de letter S en dan op stoommachines. Je vindt daar verschillende links naar goede sites over de werking en het gebruik van stoommachines. 2 Bekijk de sites die je interessant vindt. Lees de informatie en bekijk de afbeeldingen en animaties. 3 Open (nog eens) de site over de werking van de stoommachine en de sites met animaties. Bekijk deze goed. Kies een afbeelding van een stoommachine uit die je wilt gebruiken voor je tekening. Print deze uit. 4 Teken deze stoommachine zo precies mogelijk na. Maak eerst een schets in potlood. Werk deze uit met een zwarte fineliner. Zet de namen van de verschillende onderdelen erbij in kleine duidelijke blokletters. 5 Laat je tekening aan je leerkracht en je klasgenoten zien. Leg aan de hand van je tekening de werking van de stoommachine uit. Wil je meer weten? Lees de Informatieboekjes 81 De Industriële Revolutie en 17 Scheepvaart van vroeger (Wolters-Noordhoff). Kijk op de site van het Klokhuis (www.hetklokhuis.nl) bij Klokhuis gemist en typ het zoekwoord stoommachines in.

Verdiepingsopdrachten 2 Opdracht 2 Speel een toneelstuk Wat ga je doen? In de tijd van de Industriële Revolutie moesten veel arbeiderskinderen in fabrieken en mijnen werken. Hoe was het leven van die kinderen? Hoe kwam er een einde aan de kinderarbeid? Probeer je in te leven in die tijd en maak er een toneelstuk over. Speel het voor je klasgenoten. Tip Het boek Zwarte sneeuw van Simone van der Vlugt gaat over kinderarbeid in de mijnen van Limburg. Hebben jullie dit boek op school? Lees het dan van tevoren. Dit heb je nodig papier en potlood toneelkleding: armoedige kleren, zoals een pet en een omslagdoek, en wat deftige kleren, bijvoorbeeld een chique jas en hoge hoed. Aan de slag 1 Leef je in. Lees hoofdstuk 1 uit je boek nog eens. Tip: Bekijk op de beeldbank van schooltv het filmpje Kinderarbeid in Nederland. 2 Bedenk over welke personen je toneelstuk gaat. Neem een arbeiders gezin: vader, moeder en enkele kinderen, en een directeur van een fabriek. Eventueel ook Samuel van Houten die de wet tegen Kinderarbeid opstelde. 3 Bedenk het verhaal. Welke personen spelen welke rol? Wat gebeurt er in het verhaal? Wat doen de hoofdpersonen? Hoeveel scènes heb je nodig om het verhaal te vertellen? Hoe eindig je? 4 Vraag enkele klasgenoten om mee te spelen en oefen het toneelstuk in. Overleg eerst even met je leerkracht. 5 Laat het toneelstuk aan de rest van de klas zien. Praat tot slot met hen over de tijd van de Industriële Revolutie en de kinderarbeid. Waar op de wereld is nog steeds sprake van kinderarbeid? Wil je meer weten? Lees het Informatieboekje N202 Kinderarbeid (Wolters-Noordhoff). Kijk op de site van het Jeugdjournaal (www.jeugdjournaal.nl) bij kinderarbeid.

Verdiepingsopdrachten 2 Opdracht 3 Maak een grondwet Wat ga je doen? In de Nederlandse grondwet staan de belangrijkste regels waaraan alle inwoners zich moeten houden. Er staat ook in welke rechten de burgers hebben. Ook op school gelden regels en zijn er afspraken over ieders rechten. Leerkrachten hebben bijvoorbeeld recht op salaris en pauzes. Kinderen hebben recht op goed onderwijs en voldoende speeltijd. Zoek uit welke regels en rechten er op jouw school gelden en maak een grondwet voor je school. Dit heb je nodig de schoolgids eventueel een computer met een printer een stevig vel wit of lichtgekleurd papier eventueel een digitale camera Aan de slag 1 Schrijf op welke regels er op jouw school zijn voor de kinderen. Denk aan gedrag in de klas, op de gang en op het schoolplein. Je kunt ook denken aan regels die bijvoorbeeld tijdens uitstapjes en het schoolkamp gelden. Zoek ook uit wat de regels zijn voor de leerkrachten. Kijk daarvoor eens in de schoolgids. Of vraag ernaar bij je leerkracht of bij de directeur. 2 Welke regels vind jij het belangrijkst? Typ deze uit op een computer. Kies een mooi lettertype en een duidelijke grootte. Je kunt de tekst ook met mooie letters schrijven. 3 Welke rechten vind jij belangrijk? Typ deze ook uit. 4 Maak eventueel enkele foto s van kinderen die zich aan de regels houden. 5 Zet boven aan je bestand of op je papier Grondwet van de... school. Vul de naam van je school in. 6 Laat je grondwet aan enkele klasgenoten en je leerkracht zien. 7 Print je grondwet uit en plak deze op het vel papier. Heb je foto s gemaakt? Plak die er dan bij. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google en tik in: grondwet, schoolregels. Je kunt ook zoeken op de site van het Jeugdjournaal (www.jeugdjournaal.nl).

Verdiepingsopdrachten 2 Opdracht 4 Vergelijk enkele politieke programma s Wat ga je doen? In Nederland heb je nog steeds liberalen en socialisten. Ze hebben politieke partijen opgericht zoals de VVD en de PvdA. Er zijn ook christelijke partijen als het CDA. En er zijn nog meer partijen waarop je kunt stemmen. Denk maar aan SP, Groen Links, GPV, LN, D66 en nog meer. Elke partij heeft een partijprogramma. Daarin kun je lezen hoe de mensen van die partij denken over zaken als verkeer, milieu, werk en onderwijs. Stel je voor dat je moet stemmen en dat je niet weet op welke partij. Je doet daarom een onderzoek naar enkele partijprogramma s. Dit heb je nodig een computer met internet en een printer groot vel wit papier Aan de slag 1 Ga naar de site www.parlement.com (of zoek met de zoekwoorden parlement en politiek). Kies op die site drie partijen uit die je wilt vergelijken. 2 Bedenk welke zaken jij belangrijk vindt. Bijvoorbeeld onderwijs, recreatie, milieu en verkeer. Kies vier onderwerpen uit. 3 Zoek op internet de sites van de drie partijen. Lees hun partijprogramma s. Let op je gekozen onderwerpen. Print die teksten die daarover gaan uit. Of schrijf over elk onderwerp een stukje in je eigen woorden. 4 Verdeel het papier in drie kolommen. Zet boven elke kolom de naam van een politieke partij. Plak nu (naast elkaar) onder elke partij de standpunten van die partij over jouw onderwerpen. 5 Kijk kritisch naar de verschillende standpunten van de drie partijen over jouw vier onderwerpen. Welke partij heeft jouw voorkeur? 6 Vertel je klasgenoten over je onderzoek. Laat hen de standpunten lezen of lees ze voor. Discussieer er met elkaar over. Hoor je veel verschillende meningen? Dat is ook zo bij volwassenen die echt mogen stemmen. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: politiek voor kinderen en gemeenteraad of verkiezingen.

Verdiepingsopdrachten 3 Opdracht 1 Maak een muurkrant over oorlog Wat ga je doen? In 1975 was de oorlog in Vietnam voorbij. Maar de inwoners leefden nog lange tijd met de gevolgen. Ook nu zijn er op verschillende plaatsen in de wereld oorlogen aan de gang. Oorlogen tussen twee landen of burgeroorlogen. Maak daar een muurkrant over. Dit heb je nodig een aantal, liefst verschillende, kranten van de afgelopen weken een groot vel wit papier een schaar en lijm Aan de slag 1 Zoek in de kranten naar berichten, artikelen en foto s die gaan over oorlogen. Denk aan: Tussen welke groepen mensen gaat de oorlog? Waarom vechten ze? Vinden er aanslagen en gevechten plaats? Zijn er vredes besprekingen? Wat zijn de gevolgen (vernielingen, landmijnen, gewonden, doden)? Helpen andere landen (militair of met hulpgoederen)? Komt daar waar een oorlog is afgelopen hulp om het land weer op te bouwen? Sturen andere landen militairen om de vrede te bewaren? 2 Knip die artikelen en foto s uit. 3 Verdeel ze op het grote vel papier en plak ze vast. Plak berichten over één land of één bepaalde oorlog bij elkaar. 4 Maak met uitgeknipte krantenletters zelf koppen bij de verschillende landen of onderwerpen. 5 Hang je muurkrant op en praat erover met je klasgenoten. Weten zij waar er oorlog is (geweest) en waarom? Wil je meer weten? Lees de Informatieboekjes 85 De Tweede Wereldoorlog in Nederland, 97 De Tweede Wereldoorlog, N105 Kinderen in een oorlog (Wolters-Noordhoff). En lees het Junior-Informatieboekje N79 Kinderen in een oorlog (Wolters-Noordhoff). Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: kinderplein en oorlog. Op de site Waar is oorlog? (doktersvandewereld.org/ kids/landeninoorlog.php) kun je zien welke landen er nu in oorlog zijn.

Verdiepingsopdrachten 3 Opdracht 2 Maak een poster Wat ga je doen? Protesteer tegen oorlog in de wereld door een poster te maken. Die poster gaat over kinderen die het slachtoffer zijn van geweld, bijvoorbeeld van oorlog. Dit heb je nodig een computer met internet en een printer viltstiften een schaar en lijm een stevig vel papier op posterformaat Aan de slag 1 Zoek eerst informatie over oorlogen en geweld. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in kinderpleinen en oorlogen. Zo vind je allerlei interessante sites. Ook op de websites van het Jeugdjournaal (www.jeugdjournaal.nl) en Klokhuis (www.hetklokhuis.nl) staan items over oorlog. Lees de informatie en bekijk de afbeeldingen. 2 Zoek afbeeldingen met informatie over kinderen. Bijvoorbeeld 3 een foto van kinderen die angstig schuilen voor oorlogsgeweld. Of van kinderen die gewond in een ziekenhuis liggen. Print deze afbeeldingen. 4 Schrijf of typ bij elke afbeelding een kort blokje tekst met infor 5 matie over: Wie staat er afgebeeld? Hoe oud is het kind? In welk land woont het? Hoe is het gewond geraakt? In welke oorlog? Hoe is die oorlog ontstaan? Je mag natuurlijk ook zelf interessante informatie toevoegen. Je kunt hiervoor verschillende kleuren viltstiften gebruiken. 6 Maak van de afbeeldingen en de teksten een goed geheel en plak deze op het vel papier. 7 Hang de poster op een plek waar veel mensen hem kunnen zien. Wil je meer weten? Lees de Informatieboekjes 85 De Tweede Wereldoorlog in Nederland, 97 De Tweede Wereldoorlog, N105 Kinderen in een oorlog (Wolters-Noordhoff). En het Junior-Informatieboekje N79 Kinderen in een oorlog (Wolters-Noordhoff).

Verdiepingsopdrachten 3 Opdracht 3 Schrijf een verhaal over leven in oorlogstijd Wat ga je doen? In Nederland is er al ruim zestig jaar geen oorlog meer geweest. We kunnen ons daarom niet goed voorstellen hoe het moet zijn om in oorlogstijd te leven. Je gaat dat nu toch proberen. Stel je voor dat jij midden in een oorlog zit, bijvoorbeeld in Afrika. Schrijf een verhaal over je ervaringen en belevenissen. Dit heb je nodig papier en pen eventueel een computer met internet met een printer Aan de slag 1 Leef je in. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: oorlog(en) in Afrika. Kijk ook op de site van het Jeugdjournaal (www.jeugdjournaal.nl). Zoek naar een oorlog in Afrika, bijvoorbeeld in Sudan. 2 Schrijf kort de belangrijkste punten van je verhaal op. Denk bijvoorbeeld aan: In welk land woon je? Hoe leven jij en je familie daar? Is er nog genoeg te eten? Kun je nog naar school? Heb je van dichtbij gevechten meegemaakt? Zijn er familieleden bij de strijd betrokken? In Afrika worden ook kinderen geronseld om soldaat te worden. Heb jij dat meegemaakt? Ben je erg bang? 3 Schrijf het verhaal. Bedenk een titel en zet die boven aan de bladzijde. Let op de opbouw: een begin, het eigenlijke verhaal en een afsluiting. Laat ruimte open voor een afbeelding. 4 Teken een afbeelding bij je verhaal. 5 Lees het verhaal voor aan je klasgenoten. Praat er met hen over. Hebben zij er wel eens over nagedacht hoe het is om in oorlogstijd te leven? Wil je meer weten? Lees het Informatieboekje N105 Kinderen in een oorlog. Of het Junior-Informatieboekje N79 Kinderen in een oorlog.

Verdiepingsopdrachten 3 Opdracht 4 Maak een presentatie over War Child Wat ga je doen? Er zijn verschillende organisaties die mensen helpen om de oorlog in hun land te overleven en te verwerken. War Child helpt vooral kinderen om de ellende een beetje te vergeten. Wat is War Child voor organisatie? Wat voor mensen werken er? Wat voor activiteiten doen ze? Maak een PowerPoint-presentatie over War Child. Tip Overleg met je leerkracht op welke wijze je je PowerPointpresentatie aan je klasgenoten kunt laten zien. Dit heb je nodig een computer met internet en het programma PowerPoint. indien mogelijk een beamer en een projectiescherm of witte muur Aan de slag 1 Zoek eerst informatie over het werk van War Child. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: War Child. Of ga meteen naar dit adres: www.kidsforwarchild.nl. 2 Maak in PowerPoint een verslag van de activiteiten van War Child. Schrijf duidelijke, korte teksten. Denk aan: Wanneer en hoe is War Child begonnen? Wie heeft de organisatie bedacht? Wat doen de medewerkers? Wat voor soort activiteiten en voor wie? In welke landen werkt War Child? Welke problemen komen de medewerkers tegen? Op welke manier kun je War Child helpen? 3 Zoek afbeeldingen die je kunt gebruiken, zoals: het logo van War Child, een wereldkaart met de plaatsen waar medewerkers actief zijn, foto s van evenementen en activiteiten. 4 Maak een mooie indeling. Plaats de afbeeldingen in je presentatie. 5 Laat je PowerPoint-presentatie aan je klasgenoten zien. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: rechten van het kind. Op de site van Unicef (www.unicef.nl) vind je ook geschikte informatie.

Verdiepingsopdrachten 4 Opdracht 1 Maak een radio-uitzending Wat ga je doen? Nederland vocht niet mee in de Eerste Wereldoorlog. Natuurlijk volgden de mensen het verloop van de oorlog in de kranten en op de radio. Stel je voor dat je radioverslaggever bent in 1915. Je maakt een nieuwsbericht over het verloop van de oorlog in Frankrijk. Daarin houd je ook een kort interview met een Nederlandse legerleider over de rol van het Nederlandse leger. Dit heb je nodig papier en pen een mp3-speler met opnamemogelijkheid of een cassetterecorder Aan de slag 1 Zoek informatie over de Eerste Wereldoorlog. Kijk in boeken of typ in een programma als Google: Geschiedenis voor kinderen en dan Eerste Wereldoorlog. Je vindt ook informatie via www.jeugdbieb.nl. 2 Lees de informatie die je nodig denkt te hebben voor je nieuwsbericht en bekijk de afbeeldingen. Kies een bepaalde situatie of gebeurtenis uit. 3 Probeer je in te leven in die tijd. Wat zouden de luisteraars in Nederland willen horen? 4 Schrijf je nieuwsbericht op. Maak je zinnen niet te lang. Zorg voor een goede opbouw: Wat is er aan de hand? Waar speelt het zich af? Wat zijn de gevolgen? Doden, gewonden, inname van een bepaald gebied? Zorg voor een goede afsluiting, bijvoorbeeld: Morgen komen we weer bij u terug met verdere berichten. 5 Lees je nieuwsbericht een aantal keren hardop. Doe net of je tegen de luisteraars praat. Laat eventueel één van je klasgenoten kritisch meeluisteren. 6 Neem je nieuwsbericht op. Ben je niet helemaal tevreden? Doe het dan nog eens. 7 Laat je uitzending aan je klasgenoten horen. Wat vinden zij ervan? Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: Eerste Wereldoorlog.

Verdiepingsopdrachten 4 Opdracht 2 Maak een bezuinigingsplan Wat ga je doen? Stel je voor dat jouw ouders werkeloos worden. Tegenwoordig krijg je dan een uitkering. Maar die is niet zo hoog. Jullie hebben alleen geld voor de meest noodzakelijke dingen. Je moet dus zuiniger gaan leven. Maak een lijst van dingen waarop je kunt bezuinigen. Dit heb je nodig kladpapier, potlood een vel papier, fineliners of viltstiften Aan de slag 1 Kijk eerst eens goed naar je eigen leven. Wat heb je allemaal en wat doe je allemaal? Maak hier in klad een lijstje van. Denk aan: eten, kleren, hobby s, sport, spullen in je kamer (computer, muziekapparatuur), feestjes, vakantie, uitjes, abonnementen op tijdschriften. 2 Bedenk wat je zou kunnen missen. Streep die dingen op de lijst aan. 3 Veel dingen kun je goedkoper doen. Je kunt je kleding bijvoorbeeld tweedehands kopen. In de supermarkt kun je op aanbiedingen letten. Een zelf uitgezette speurtocht in het bos is veel goedkoper dan een dagje naar een pretpark. Bedenk zoveel mogelijk dingen die je met weinig geld of zelfs voor niets kunt doen. Schrijf die dingen op. Tip: heb je wat inspiratie nodig? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: zuinig leven. 4 Maak nu een definitieve lijst in twee kolommen. In de eerste kolom schrijf je wat je kunt missen. In de tweede kolom hoe je dingen goedkoper kunt doen. 5 Laat de lijst aan je klasgenoten zien. Vertel waarom je deze dingen hebt gekozen. Praat er met hen over. Zouden je klasgenoten andere keuzes maken? Wil je meer weten? Zuinig leven is meestal ook veel beter voor het milieu. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: duurzaam en zuinig leven of de ecologische voetafdruk.

Verdiepingsopdrachten 4 Opdracht 3 Maak een werkstuk over de Tweede Wereldoorlog Wat ga je doen? De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog zullen waarschijnlijk nooit meer vergeten worden. Steeds weer komen de gebeurtenissen uit deze tijd terug in de media, bijvoorbeeld op de tv. Vooral in de meimaand als er overal herdenkingen worden gehouden. Jij gaat deze tijd ook herdenken door een ICT-werkstuk te maken. Dit heb je nodig een computer met internet een printer papier Aan de slag 1 Zoek op internet met een zoekmachine als Google. Ga naar http://davindi.kennisnet.nl, kies voor basisonderwijs en tik in: Tweede Wereldoorlog. Je ziet dan allerlei sites. Kies een onderwerp. Je kunt bijvoorbeeld een werkstuk maken over de hele oorlog, of over één onderwerp, bijvoorbeeld Anne Frank. 2 Maak een opzet voor je werkstuk. Bedenk hoeveel hoofdstukjes je gaat schrijven. Denk aan: Hoe begon de Tweede Wereldoorlog? Wie deden eraan mee? De belangrijkste gebeurtenissen. De onderdrukking en vervolging van Joden en andere mensen zoals zigeuners. Het verzet. De onderduikers. De bevrijding en de vrede. De wederopbouw en het herdenken. 3 Schrijf van elk hoofdstuk de belangrijkste woorden op. 4 Werk de hoofdstukken op de computer uit. Zoek afbeeldingen, print die uit en plak ze bij je teksten. 5 Maak voor je werkstuk een mooie voorkant met een titel en je naam. Plak er een pakkende foto of andere afbeelding op. Of maak zelf een tekening. 6 Laat je werkstuk aan je leerkracht zien. Vertel erover aan je klasgenoten. Wil je meer weten? Lees de Informatieboekjes 85 De Tweede Wereldoorlog in Nederland en 97 De Tweede Wereldoorlog.

Verdiepingsopdrachten 4 Opdracht 4 Houd een quiz Wat ga je doen? Over de Tweede Wereldoorlog zijn dikke boeken geschreven. Ook zijn er veel documentaires en films over gemaakt. Iedereen weet wel iets van deze nare periode in de geschiedenis. Wat kunnen je klasgenoten vertellen over de Tweede Wereldoorlog? Houd een quiz en ontdek wat ze daarover weten. Dit heb je nodig een computer met internet boeken over de Tweede Wereldoorlog stevig papier en een schaar fineliners of viltstiften Aan de slag 1 Zoek informatie over de Tweede Wereldoorlog in boeken en op internet. Lees hoofdstuk 3 nog eens. En zoek in het Documentatiecentrum naar de Informatieboekjes 85 De Tweede Wereldoorlog in Nederland en 97 De Tweede Wereldoorlog. Gebruik in een zoekprogramma als Google de zoekwoorden: davindi plus kennisnet en tik in: Tweede Wereldoorlog. 2 Bedenk ongeveer twintig vragen. Denk daarbij aan de volgende onderwerpen: de geallieerden, belangrijke personen, de ideeën van Hitler, de Jodenvervolging, de kampen, de censuur in kranten en op de radio, het verzet, plaatsen waar belangrijke gevechten hebben plaatsgevonden. 3 Schrijf deze vragen op kaartjes. Zet op de achterkant van elk kaartje het juiste antwoord. 4 Houd de quiz. Verdeel de klas in vier groepen. Stel aan elke groep om de beurt een vraag. Heeft een groep het antwoord fout, dan mag de volgende groep het zeggen. Elk goed antwoord is één punt. 5 De groep die de meeste juiste antwoorden weet, heeft gewonnen. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: Tweede Wereldoorlog.

Verdiepingsopdrachten 5 Opdracht 1 Houd een interview Wat ga je doen? Ken je iemand tussen de vijftig en zestig jaar oud die de komst van de eerste televisie in de huiskamer heeft meegemaakt? Misschien je opa of oma? Vraag of je met hem of haar een interview mag houden. Als iemand wat verder weg woont, kan dat natuurlijk ook telefonisch. Overleg eerst met je leerkracht en/of je ouders. Dit heb je nodig papier en een pen Aan de slag 1 Maak een afspraak voor het interview. Bedenk van tevoren een aantal vragen, bijvoorbeeld: Hoe oud was u toen u uw eerste televisieprogramma zag? Waar was dat? Hoe ging dat eraan toe? Hoe heette het programma? Vond u het leuk? Waren er speciale programma s voor kinderen? Welke pro gramma s waren dat? Uit hoeveel netten kon u kiezen? Waren er zoals nu de hele dag uitzendingen? In het begin waren de programma s zwart-wit. Wanneer had u voor het eerst een kleuren-tv? 2 Houd het interview. Snap je iets niet goed, vraag dan nog even door. Schrijf de antwoorden in het kort op. 3 Op school werk je het interview uit. Je schrijft de vragen en antwoorden onder elkaar. 4 Vertel je klasgenoten over het interview. Hebben andere kinderen ook iemand geïnterviewd? Vergelijk dan de antwoorden. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: geschiedenis van de televisie, de eerste televisie(uitzending).

Verdiepingsopdrachten 5 Opdracht 2 Bedenk oplossingen voor het fileprobleem Wat ga je doen? Elke ochtend kun je het op de radio horen: Op de A1 tussen Amsterdam en Amersfoort 10 kilometer file. Tussen knooppunt Lunetten en Hoevelaken 14 kilometer file. Heel veel mensen vinden het heel gewoon om elke dag in een file te staan op weg naar hun werk. Het fileprobleem is ook niet één-twee-drie op te lossen. Verkeersdeskundigen maken plannen voor meer en bredere wegen. Milieudeskundigen voelen meer voor beter en goedkoper openbaar vervoer. Wat vind jij ervan? Bedenk enkele oplossingen om de files te verkleinen. Dit heb je nodig een computer met internet printer Aan de slag 1 Verzamel eerst informatie. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: filemeldingen en verkeersinformatie. Lees en bekijk de informatie. Op welke wegen zijn de meeste files? Hoe komt dat? 2 Bedenk oplossingen om de files te verminderen. Denk aan: aanpassing van de wegen; het aantal auto s op de weg; de snelheid; verkeersmaatregelen; openbaar vervoer; werktijden; thuis werken. 3 Wat vind jij de beste oplossing(en) en waarom? Schrijf daar een verslag over. 4 Laat je verslag aan je leerkracht zien. Vertel erover aan je klasgenoten. Kunnen zij nog andere oplossingen bedenken? Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: fileprobleem, oplossing fileprobleem.

Verdiepingsopdrachten 5 Opdracht 3 Maak een tijdlijn van... Wat ga je doen? De tijd waarin we nu leven wordt wel de tijd van de Digitale Revolutie genoemd. Door de computer en internet is het leven van miljoenen mensen sterk veranderd. De apparaten om ons heen worden steeds sneller verder ontwikkeld. Kies een apparaat dat je thuis of op school gebruikt en maak daar een tijdlijn van. Denk bijvoorbeeld aan: een televisie, telefoon, radio, pc, fototoestel of een apparaat voor in de keuken. Dit heb je nodig een computer met internet en een printer een lange strook gekleurd papier van ongeveer 15 centimeter breed schaar, lijm, potloden en stiften Aan de slag 1 Heb je al een apparaat gekozen? Verzamel daar dan meer informatie over. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik bijvoorbeeld in: geschiedenis van de telefoon of de telefoon vroeger en nu. 2 Maak je tijdlijn van de ontwikkeling van het apparaat eerst in het klad. Begin met het jaartal van de uitvinding. Schrijf daar de naam van de uitvinder onder. Probeer bij een aantal belangrijke ver beteringen of veranderingen de juiste jaartallen te vinden. Eindig met de modernste versie van het apparaat. 3 Zoek zoveel mogelijk afbeeldingen. Liefst van elk model één. Print deze afbeeldingen uit. 4 Maak dan je tijdlijn boven aan de strook papier. Maak met liniaal en potlood een indeling in jaren. Zet bij elk jaar een zwart streepje, bij elke vijf jaar een gekleurd streepje en bij elke tien jaar een langere streep in een andere kleur. 5 Zet de data horend bij de verschillende modellen van het apparaat op de juiste plaats. Plak de bijbehorende afbeeldingen erbij. 6 Laat de tijdlijn aan je klasgenoten zien. Vertel bij elk plaatje wat bijzonderheden over dat apparaat. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik bijvoorbeeld in: museum voor communicatie, geschiedenis van de computer.

Verdiepingsopdrachten 5 Opdracht 4 Hoeveel energie verbruikt jouw school? Wat ga je doen? Alle elektrische apparaten verbruiken energie. Dat wordt uitgedrukt in watt of kilowatt per uur (kwh). Op elk apparaat en elke lamp of buis staat hoeveel energie het verbruikt. Onderzoek hoeveel energie er op school per dag verbruikt wordt. Dit heb je nodig pen en papier een rekenmachine Aan de slag 1 Maak een tabel zoals in het voorbeeld hieronder. Neem de teksten uit de donkere vakjes over in jouw eigen tabel. Maak daarna een lijst van alle apparaten in school die stroom verbruiken. Denk daarbij ook aan alle lampen en tl-buizen. Vul deze apparaten in onder het kopje apparaat. 2 Zet achter elk apparaat hoeveel watt of kilowatt het verbruikt. Op lampen staat bijvoorbeeld 60 watt. Dat betekent dat zo n lamp per uur 60 watt stroom verbruikt. Vul het in in de juiste kolom. 3 Tel alle getallen van watt bij elkaar op. Deel dat getal door 1000. In het voorbeeld is dat 970 : 1000 = 9,7. Je krijgt dan het aantal kilowatt. Tel hier de energie van de apparaten waar kwh op staat bij op. In het voorbeeld is dat 9,7 + 6 = 15,7. Je weet dan hoeveel kilowatt stroom er op jouw school per uur verbruikt wordt. Voorbeeld: apparaat watt (W) kilowatt (kwh) 1 1 computer in groep 8 250 2 1 kopieerapparaat 6 3 12 tl-buizen: 12 x 60W 720 4 enz. totaal 970 = 9,7 6 4 Ga er voor het gemak vanuit dat de stroomkosten 0,10 per kwh zijn. Hoeveel moet de school dan per dag betalen? 5 Hoe kan het energieverbruik van de school omlaag? Bedenk mogelijkheden om te bezuinigen. Wil je meer weten? Ga naar de site www.stroomkorting.nl. Of zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: bespaartips of zelf energie besparen.

Verdiepingsopdrachten 6 Opdracht 1 Maak een knipselkrant Wat ga je doen? Na de aanslagen in de Verenigde Staten volgen er meer terroristische aanslagen, onder andere in Spanje en Londen. Wereldwijd nemen regeringen veiligheidsmaatregelen. Er komen bijvoorbeeld nog scherpere controles op de vliegvelden. Maak een knipselkrant over terrorisme en vooral over de maatregelen die genomen worden om terroristische aanslagen te voorkomen. Dit heb je nodig een aantal, liefst verschillende, kranten van de afgelopen weken enkele vellen papier schaar, lijm viltstiften Aan de slag 1 Zoek in kranten berichten en artikelen over terrorisme. Denk aan: aanslagen die zijn gepleegd; maatregelen die regeringen nemen; de informatie die inwoners van Nederland krijgen; wat de resultaten van terrorismebestrijding zijn. 2 Maak een knipselkrant. Knip de berichten en artikelen uit en plak ze op de vellen papier. 3 Probeer artikelen die bij elkaar horen ook bij elkaar te plakken. Schrijf er kopjes boven. Of maak die van krantenletters. 4 Ben je klaar? Laat de knipselkrant dan aan je klasgenoten lezen. Wil je meer weten? Lees het Informatieboekje: 158 Terrorisme. Zoek op internet met een zoekmachine als Google en tik in: terrorisme bestrijding. Kijk op de site www.schooltv.nl/weekjournaal en tik in terrorisme. Je vindt er je meerdere interessante links.

6 Verdiepingsopdrachten Opdracht 32 Maak een beeldverhaal over de toekomst Wat ga je doen? Over vijftig jaar... ben jij al ruim zestig jaar. Dan ben je misschien al opa of oma. Dan hebben we misschien een president. Hoe leef je over vijftig jaar? In wat voor huis woon je, in wat voor auto rijd je en welke kleren zijn dan in de mode? Ga daar eens over fantaseren en maak een beeldverhaal: Over vijftig jaar. Dit heb je nodig papier (kleur)potloden fineliners Aan de slag 1 Bedenk welke gebeurtenissen je wilt tekenen. Bijvoorbeeld: Hoe ziet je huis eruit? Wat voor tv heb je? Zit je op zwevende stoelen? Hoe zie jij eruit? En je partner en kinderen? Wat voor kleding dragen jullie? Hoe is het leven in de stad? Hoe zien de mensen eruit? Welke vervoersmiddelen zie je op straat? 2 Maak eerst een schets. Werk die daarna uit met bijvoorbeeld fineliners en kleurpotloden. 3 Schrijf bij elke tekening een korte tekst. Je kunt die schrijven of op de computer typen en uitprinten. 4 Maak van je beeldverhaal een boekje of plak alle tekeningen en teksten achter elkaar op een groot vel papier. Leg het neer of hang het op zodat je klasgenoten je werk kunnen zien. Wat vinden ze van jouw ideeën over de toekomst?

Verdiepingsopdrachten 6 Opdracht 3 Ontwerp een sciencefictionvoertuig Wat ga je doen? In de toekomst op reis gaan... Wat stel jij je daar bij voor? Gaan we dan door de lucht, onder de grond of over supersnelle zweeftreinbanen? Hoe ziet een vliegtuig, ruimtevaartuig, trein of auto er over vijftig of honderd jaar uit? Leef je uit, gebruik je fantasie en knutsel een voertuig van de toekomst! Dit heb je nodig allerlei knutselmateriaal zoals: karton, doosjes, doppen, aluminium folie, aluminium schaaltjes, plastic, lege plastic flessen schaar sterke lijm of een lijmpistool (kleur)potloden papier Aan de slag 1 Maak eerst een schets van je ontwerp of ontwerpen. 2 Heb je inspiratie nodig? Kijk dan op internet met een zoekmachine als Google afbeeldingen en tik bijvoorbeeld in: ruimtevaart of moderne treinen. 3 Bouw met het knutselmateriaal je zelf ontworpen voertuig. Let op de details en de afwerking. 4 Laat je voertuig aan je leerkracht en je klasgenoten zien. Vertel hun wat je hebt gemaakt en hoe het werkt. Wil je meer weten? Ga op de site van Het Klokhuis (www.hetklokhuis.nl) naar gemiste uitzendingen en klik op slimme auto s.

Verdiepingsopdrachten 6 Opdracht 4 Maak een tentoonstelling Wat ga je doen? Over vijftig jaar zijn allerlei voorwerpen die je nu gebruikt verouderd. Waarschijnlijk zie je dan in musea dingen die nu nog heel gewoon zijn. Dan denk je: Hé, zo n tandenborstel had ik ook toen ik twaalf was! Of: Zo n jas droeg m n zusje vroeger ook. Stel je voor dat je over vijftig jaar in een museum werkt. Maak een tentoonstelling over de tijd van nu. Wat zou er te zien zijn? Wat zou er over vijftig jaar verouderd zijn? Dit heb je nodig diverse folders van winkels of warenhuizen allerlei voorwerpen karton papier, schaar, lijm Aan de slag 1 Denk eerst goed na wat je wilt tentoonstellen. Denk aan: speelgoed, (computer)spelletjes kleding gebruiksvoorwerpen schoolspullen keukenspullen meubelen, spulletjes in huis gereedschap, apparaten 2 Als je een keuze hebt gemaakt, ga je informatie en afbeeldingen verzamelen. Je kunt afbeeldingen zoeken in folders of op internet. Maar je kunt natuurlijk ook echte voorwerpen gebruiken. 3 Je kunt je tentoonstelling zo uitgebreid maken als je zelf wilt. Je maakt bijvoorbeeld één poster met afbeeldingen. Of je maakt een echte tentoonstelling: een tafel met voorwerpen. Of misschien wil je wel beide maken. 4 Maak bij elk voorwerp een kaartje. Daarop typ je de naam en waarvoor het voorwerp wordt of werd gebruikt. Probeer te verzinnen wat er over vijftig jaar voor in de plaats is gekomen. Schrijf dat erbij of maak er een kleine tekening van. 5 Laat je klasgenoten je tentoonstelling zien. Vertel waarom je juist die voorwerpen hebt genomen. Waarom denk je dat die over vijftig jaar verouderd zullen zijn? Heb je kunnen bedenken wat ervoor in de plaats is gekomen?

Herhaling tijdvakken 2 Blad 1 Ganzenbord Van speer tot computer Wat ga je doen? Plak de drie spelonderdelen van de kopieerbladen aan elkaar met plakband. Zorg dat elke speler een pion heeft en zorg ook voor een dobbelsteen. Zet de pionnen op het eerste vakje van de tijd van Jagers en boeren. Wie het hoogste gooit, mag beginnen. Kom je op een hokje met een cijfer? Lees dan hieronder wat je moet doen. Wie als eerste bij de tijd van nu aankomt, heeft gewonnen. 1 Je start in de tijd van Jagers en boeren. 4 De stam heeft honger. Je gaat op jacht naar een rendier. Sla één beurt over. 6 Je moet vuursteen zoeken om gereedschap van te maken. Ga twee plaatsen vooruit. 9 Je hebt een boerderij gebouwd aan een riviertje. Je mag nog een keer gooien. 13 Je bent aangekomen in de tijd van Grieken en Romeinen. Ga twee plaatsen vooruit. 15 Je moet oefenen voor de Olympische Spelen. Sla één beurt over. 19 Je trekt met het Romeinse leger over de Rijn. Je mag twee plaatsen verder. 23 De Germanen overvallen een Romeinse legerplaats. Sla één beurt over. 25 Je bent aangekomen in de tijd van Ridders en monniken. Je verdedigt met succes je kasteel. Je mag nog een keer gooien. 28 De koning wil dat je hem helpt om tegen de Franken te vechten. Als beloning mag je twee plaatsen vooruit. 31 Je bent gewond geraakt. Je wordt in een klooster verpleegd door monniken. Sla één beurt over. 35 Je hoort over de nieuwe godsdienst van Mohammed: de islam. Ga één plaats vooruit. 37 Je bent aangekomen in de tijd van Steden en staten. Je gaat door de stadspoort naar de markt. Je mag nog een keer gooien. 42 Je koopt een product van een ambachtsman. Je wilt het op de markt verkopen. Sla één beurt over. 45 Je kijkt ademloos toe hoe ze in de stad een grote kathedraal bouwen. Sla één beurt over. 49 Je bent aangekomen in de tijd van Ontdekkers en hervormers. Je reist met Columbus naar Amerika. Ga vier plaatsen vooruit. 53 Je koopt een prachtig, duur schilderij van een kunstenaar uit de renaissance. Ga drie plaatsen terug. 55 Je hoort dat Luther en Calvijn andere ideeën hebben over de Bijbel en over de kerk. Je luistert aandachtig en moet twee plaatsen terug. 57 Er is een opstand tegen de Spaanse koning Filips II. Je vlucht met de geuzen de zee op. Ga twee plaatsen verder. 61 Je bent aangekomen in de tijd van Regenten en vorsten. Je vaart op een VOC-schip helemaal naar Oost-Indië om peper en nootmuskaat te kopen. De reis duurt lang. Ga drie plaatsen terug. 64 Je bent lid van de Staten-Generaal. Je vindt dat de Nederlanden voortaan een republiek zonder koning moeten zijn. Je mag nog een keer gooien. 66 Je bezoekt het paleis van de Franse Zonnekoning in Versailles om te zien hoe rijk Lodewijk XIV is. Ga twee plaatsen verder. 70 Je mag bij Van Leeuwenhoek door zijn microscoop naar bacteriën kijken. En bij Huygens door zijn telescoop naar Saturnus. Sla twee beurten over. 73 Je bent aangekomen in de tijd van Pruiken en revoluties. Je hoort van allerlei geleerden nieuwe ideeën over hoe een land bestuurd moet worden. Ga twee plaatsen verder.

Herhaling tijdvakken 2 Blad 2 77 Je helpt mee om een encyclopedie te schrijven. Je mag nog een keer gooien. 79 Je reist naar Amerika en praat met George Washington over de eerste moderne grondwet in zijn nieuwe land, de Verenigde Staten. Sla twee beurten over. 81 Je bent in Parijs tijdens de Franse Revolutie, maar je moet vluchten. Je moet snel zijn, want veel mensen die worden opgepakt, worden onthoofd onder de guillotine. Ga twee plaatsen verder. 85 Je bent aangekomen in de tijd van Burgers en stoommachines. Overal verschijnen fabrieken met stoommachines. Alles gaat sneller. Ga twee plaatsen verder. 90 Je ziet hoe slecht de arbeiders het hebben. Je denkt na over maatregelen tegen de kinderarbeid. Sla één beurt over. 94 Je hoort dat Thorbecke een grondwet aan het schrijven is. Voortaan heeft het parlement de macht, niet meer de koning. Je mag nog een keer gooien. 100 De crisistijd is begonnen. Je hoort de mensen om je heen klagen, want ze zijn werkloos en arm. In Duitsland komt Adolf Hitler aan de macht. Ga vier plaatsen terug. 104 Op 10 mei 1940 valt Duitsland Nederland binnen. Na enige tijd moet jij onderduiken. Sla twee beurten over. 107 Je gaat in het verzet en brengt illegale kranten rond. Je mag nog een keer gooien. 109 Je bent aangekomen in de tijd van Televisie en computer. De Russen bouwen een IJzeren Gordijn dwars door Europa. Amerika en Rusland maken steeds meer wapens. De sfeer is ijzig: het is de Koude Oorlog. Ga twee plaatsen terug. 112 Je vindt je ouders heel saai. Je koopt platen van de Beatles en speelt ze heel hard af. Sla één beurt over. 115 Je hoort bij de Europese Unie. Ga één plaats vooruit. 120 Hoera! Je hebt het heden bereikt. 97 Je bent aangekomen in de tijd van de Wereldoorlogen. Je hebt het druk met helpen van vluchtelingen uit België. Sla één beurt over.

Herhaling tijdvakken 2 Blad 3

Herhaling tijdvakken 2 Blad 4 Ganzenbord Van pijl en boog tot computer

Herhaling tijdvakken 2 Blad 5

Herhaling tijdvakken 4 Blad 1 Kwartet Jagers en boeren mammoet krabber eergetouw hunebed Grieken en Romeinen atleet amfitheater het Romeinse Rijk Noviomagus Jagers en boeren mammoet krabber eergetouw hunebed Grieken en Romeinen atleet amfitheater het Romeinse Rijk Noviomagus Jagers en boeren mammoet krabber eergetouw hunebed Grieken en Romeinen atleet amfitheater het Romeinse Rijk Noviomagus Jagers en boeren mammoet krabber eergetouw hunebed Grieken en Romeinen atleet amfitheater het Romeinse Rijk Noviomagus

Herhaling tijdvakken 4 Blad 2 Kwartet monniken en ridders kerk kloosterling harnas leenhee Steden en staten stadspoort ambachtslieden de pest kruistochten monniken en ridders kerk kloosterling harnas leenheer Steden en staten stadspoort ambachtslieden de pest kruistochten monniken en ridders kerk kloosterling harnas leenheer Steden en staten stadspoort ambachtslieden de pest kruistochten monniken en ridders kerk kloosterling harnas leenheer Steden en staten stadspoort ambachtslieden de pest kruistochten

Herhaling tijdvakken 4 Blad 3 Kwartet ontdekkingsreizigers en hervormers indianen Renaissance Calvijn Beeldenstorm regenten en vorsten Filips II Willem van Oranje de Opstand de Zonnekoning ontdekkingsreizigers en hervormers indianen Renaissance Calvijn Beeldenstorm regenten en vorsten Filips II Willem van Oranje de Opstand de Zonnekoning ontdekkingsreizigers en hervormers indianen Renaissance Calvijn Beeldenstorm regenten en vorsten Filips II Willem van Oranje de Opstand de Zonnekoning ontdekkingsreizigers en hervormers indianen Renaissance Calvijn Beeldenstorm regenten en vorsten Filips II Willem van Oranje de Opstand de Zonnekoning

Herhaling tijdvakken 4 Blad 4 Kwartet pruiken en revoluties Amerikaanse grondwet encyclopedie Franse Revolutie slavenhandel burgers en stoommachines Industriële Revolutie arbeiders grondwet van Thorbecke gelijkheid voor vrouwen pruiken en revoluties Amerikaanse grondwet encyclopedie Franse Revolutie slavenhandel burgers en stoommachines Industriële Revolutie arbeiders grondwet van Thorbecke gelijkheid voor vrouwen pruiken en revoluties Amerikaanse grondwet encyclopedie Franse Revolutie slavenhandel burgers en stoommachines Industriële Revolutie arbeiders grondwet van Thorbecke gelijkheid voor vrouwen pruiken en revoluties Amerikaanse grondwet encyclopedie Franse Revolutie slavenhandel burgers en stoommachines Industriële Revolutie arbeiders grondwet van Thorbecke gelijkheid voor vrouwen

24 Herhaling tijdvakken Blad 15 Kwartet wereldoorlogen loopgraaf crisistijd bezetting onderduiken televisie en computer wapenwedloop Koude Oorlog de Beatles de EU wereldoorlogen loopgraaf crisistijd bezetting onderduiken televisie en computer wapenwedloop Koude Oorlog de Beatles de EU wereldoorlogen loopgraaf crisistijd bezetting onderduiken televisie en computer wapenwedloop Koude Oorlog de Beatles de EU wereldoorlogen loopgraaf crisistijd bezetting onderduiken televisie en computer wapenwedloop Koude Oorlog de Beatles de EU

62 Herhaling tijdvakken Blad 1 Kettingspel picogram tijd van Jagers en boeren picogram tijd van Regenten en vorsten picogram tijd van Grieken en Romeinen picogram tijd van Pruiken en revoluties picogram tijd van Ridders en monniken picogram tijd van Burgers en stoommachines Vrijheid -Gelijkheid Broederschap picogram tijd van Steden en staten picogram tijd van Wereldoorlogen picogram de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden picogram tijd van Televisie en computer

Herhaling tijdvakken 6 Blad 2 Kettingspel jagers en verzamelaars adel, geestelijkheid en burgers hunebedden de Verenigde Oost-Indische Compagnie Olympische Spelen de groei van de steden verspreiding van het christendom de renaissance de islam de Beeldenstorm

Herhaling tijdvakken 6 Blad 3 Kettingspel de crisistijd liberalen Franse Revolutie eerste moderne grondwet slavenhandel Industriële Revolutie de bezetting THORBECKE socialisten Koude Oorlog