Verslag onderzoek OENOSAN (Agraphyt) - proef 2 # Proefopzet Om het effect van op de ontwikkeling van planten te evalueren, werd een proef met tomaat (Minibel) opgezet. Kiemplantjes van 14 dagen werden verpot in een standaard potgrond, bemest met 6 g organische meststof / liter potgrond (NPK 8-5-7). Per pot werd telkens 1 plantje voorzien, met in totaal 8 potten per behandeling (controle vs. ). De behandeling met gebeurde op week, 1, 2 en vervolgens om de twee weken, aan een dosis van ong. 1 kg / ha, door een suspensie van 25 mg / liter water te vernevelen op de bladeren. Aan de controle werd telkens eenzelfde hoeveelheid water toegediend. De planten kregen een bijbemesting na 5 en 7 weken. Er werd behandeld tegen meeldauw ( witziekte ) en witte vlieg. Tijdens de proef werden de volgende parameters opgevolgd: - initiële groei (lengte van de plant) - chlorofylgehalte in het blad - aantal tomaatjes i.f.v. de tijd Bij de oogst werden volgende bijkomende metingen verricht: - ph in het sap van de tomaten - versgewicht van de tomaten (rijp en onrijp) Aangezien de planten tijdens de groei werden gesnoeid om zieke bladeren te verwijderen, was een bepaling van het drooggewicht van de plant bij de oogst niet meer relevant. Er was eveneens te weinig bladmateriaal beschikbaar om een bladanalyse (N, P, K, Ca, Mg, Fe) te kunnen uitvoeren. Resultaten Algemene observaties en chlorofylmeting Van week 1 na de behandeling met tot week 4 van de proef, lijkt de ontwikkeling van de behandelde tomaatplantjes sneller in vergelijking met de controleplantjes (Foto s 1-2): de foto s tonen een groter % bedekking van het potoppervlak door de bladeren van de behandelde planten. Metingen van planthoogte en breedte tonen echter minimale verschillen die niet significant zijn (Fig. 1). Vanaf week 3 waren de bladeren van de behandelde tomaatplantjes wel zichtbaar donkerder groen dan de onbehandelde plantjes (Foto 3). Na week 6 was het verschil tussen de behandelingen reeds minder uitgesproken (Foto 4) en na 8 weken werd geen verschil in kleur meer geobserveerd (Foto 5). Dit werd bevestigd door de uitgevoerde chlorofylmetingen (Fig. 2). # VZW Scientia Terrae onderzoekt en oordeelt volgens de haar gekende wetenschappelijke inzichten. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken en de verslaggeving ervan zijn gebaseerd op de stalen en/of de gegevens zoals ze door de opdrachtgever ter beschikking gesteld werden, evenals op de jarenlange ervaring van Scientia Terrae. Deze resultaten zijn uitsluitend bedoeld voor persoonlijk gebruik door de opdrachtgever en mogen zonder uitdrukkelijke toestemming niet worden gepubliceerd. Scientia Terrae is niet verantwoordelijk en aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die rechtstreeks of onrechtstreeks zou ontstaan of voortvloeien uit deze resultaten of de verslaggeving ervan. 1
Hoogte van de plant Breedte 2 18 16 14 centimeter 12 1 8 6 4 2 week1 week2 week4 week4 Figuur 1. Metingen van planthoogte (van grond tot kop) en -breedte (van as tot uiteinde van het blad). De foutbalken geven het 95% betrouwbaarheidsinterval. Foto 1. Tomaat na week 4: (controle links, rechts) 2
Foto 2. Tomaat na week 6: (controle bovenaan, onderaan) Chlorofylgehalte in het blad (Chl A + Chl B) 5, mg / g blad 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, week3 week5 week9 Figuur 2. Bepaling van het chlorofylgehalte (Chl A + B) in de bladeren van planten (volgens D.I.Arnon, 1949). De foutbalken geven het 95% betrouwbaarheidsinterval. Ontwikkeling tomaten Na 4 weken verschenen in beide behandelingen de eerste tomaatjes. Er werden op elk tijdstip gemiddeld meer tomaten per plant geteld bij de planten behandeld met in vergelijking met de onbehandelde controle; het verschil in aantal tomaten per plant was echter statistisch niet significant (Fig. 3). In deze proef werd de rijping van de tomaten niet versneld door toediening van (Foto 6; roodkleuring tomaat geobserveerd vanaf week 1). 3
Aantal tomaatjes per plant 45 4 35 3 aantal 25 2 15 1 5 6/4/29 1/4/29 14/4/29 17/4/29 2/4/29 23/4/29 3/4/29 15/5/29 25/5/29 5/6/29 11/6/29 19/6/29 datum Figuur 3. Gemiddeld aantal tomaten per plant i.f.v. de tijd. Foutbalken geven het 95% betrouwbaarheidsinterval. Bij de oogst op week 16 (Foto 7) werd een onderscheid gemaakt tussen het aantal rijpe (rode) en niet rijpe (groene) tomaten (Fig. 4). Het % rijpe tomaten bij de oogst was voor de behandelde planten (64%) vergelijkbaar met de onbehandelde (62%). Wel was er een duidelijk verschil in de massa van de oogst per plant (Fig. 5). Een plant behandeld met leverde in totaal gemiddeld 25 g tomaten (rood + groen), terwijl dit bij een onbehandelde plant slechts 171 g bedroeg een verschil van bijna 2%. Van de rijpe tomaten werd ook de ph in het sap bepaald. Hier werden tussen de behandelingen geen verschillen gemeten, met in beide gevallen ph = 4,. Foto 3. Tomaat na week 16: (controle links, rechts) 4
Tomaten bij de oogst 5 45 4 aantal per plant 35 3 25 2 15 1 5 totaal rood groen Figuur 4. Aantal tomaten per plant bij de oogst op week 16, met onderscheid tussen het totale aantal tomaten, het aantal rijpe tomaten (rood) en niet rijpe tomaten (groen). De foutbalken geven het 95% betrouwbaarheidsinterval weer. Tomaten bij de oogst 25 2 gram per plant 15 1 5 totaal rood groen Figuur 5. De massa van de geoogste tomaten per plant, met onderscheid tussen de massa van alle tomaten, de massa aan rijpe tomaten (rood) en niet rijpe tomaten (groen). De foutbalken geven het 95% betrouwbaarheidsinterval weer. 5
Besluit Onze resultaten bevestigen wat in een eerdere proef met op Minibel werd vastgesteld: de eerste weken na toediening van de kalkmeststof ontwikkelt zich een groter en donkerder groen blad in vergelijking met de onbehandelde controle. In het blad van de behandelde planten lag het chlorofylgehalte minstens van week 3 t.e.m. week 5 significant hoger dan in het blad van de onbehandelde planten. In de hoogte en breedte van de planten werden geen duidelijke verschillen opgemeten. Bij de oogst was het aantal tomaten per plant vergelijkbaar tussen de behandelde en onbehandelde planten. Het rijpingstijdstip van de tomaten werd niet versneld met. Een behandeling met resulteerde in deze proef wel in een significant hogere massa van de totale oogst per plant, van bijna +2%. De behandeling had geen effect op de ph van het sap van de tomaten. Onderzoek van Scientia Terrae Research Institute voor Agraphyt Uitgevoerd door Hans Jacobs en Filip Coppens (29) 6