(Ontwerp)besluit van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leudal.

Vergelijkbare documenten
Ontwerp omgevingsvergunning UV

Ontwerp besluit UV

Omgevingsvergunning OV

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

Omgevingsvergunning OV

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Pagina 1 van 51 Registratienummer: Z / D

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

in in ii mi ii mm ii ii

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

ONTWERPBESCHIKKING. Omgevingsvergunning beperkte milieutoets. datum: 28 juni 2016 Gemeente Bronckhorst nr

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

Pagina 1 van 10 Registratienummer: Z / D

Ontwerp omgevingsvergunning UV

FUIV[b. Grou, 5 maart 2015 VERZONDEN -6 MRT Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving

in in miii ii inn ii i ii

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieu) datum: 1 maart 2018 Gemeente Bronckhorst nr

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Deze wijziging is vereist voor het opslaan van waterstof en koolzuur in gasflessen.

Pagina 1 van 14 Registratienummer: Z / D

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. aanleg waterstofleiding. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum. vth-nummer: Z

Omgevingsvergunning Verkleinen van de inrichting

OMGEVINGSVERGUNNING. uitbreiding met parelmolen ten behoeve van het fijnmalen van magnesiumhydroxide

tömgevingsdí enst ļfi Midden- co West-Br»b«nt

(Ömgevingstí ienst Midden- en West-Brabant

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Plaatsen kantoorunit. Componenta B.V. te Weert. Zaaknummer:

Datum: 4 februari 2019 Cumapol Emmen B.V. Opnemen proefnemingsvoorschrift in de vigerende vergunning

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning beperkte milieutoets. datum: 27 september 2016 Gemeente Bronckhorst nr

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wij hebben op 14 juli 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van AVI Den

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Ontwerpbesluit OMGEVINGSVERGUNNING. veranderen koelinstallatie. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING, ONDERDEEL MILIEU

OMGEVINGSVERGUNNING. Lubrizol Advanced Materials Resin BV

Pagina 1 van 11 Registratienummer: Z / D

De overwegingen, de voorschriften en bij dit besluit gevoegde en als zodanig gewaarmerkte documenten,

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager Datum besluit Onderwerp

OMGEVINGSVERGUNNING. BioMCN

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) datum: 31 augustus 2016 Gemeente Bronckhorst nr. 2016W0138

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

Pagina 1 van 8 Registratienummer Z.62657/D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets Rits Scooters T.a.v. mevr. R. Imanse Hugo de Vriesstraat CT Nieuw Vennep

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

OIVIGEVINGSVERGUNNING. Gasunie Transport Services (GTS)

Besluit Milieuneutraal veranderen. Hoogweg Luttelgeest B.V., Nieuwlandseweg 9 Luttelgeest

Omgevingsvergunning Voor de activiteit milieuneutrale verandering

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

ONTWERPBESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING. datum: 11 mei 2017 Provincie Gelderland Zaaknummer: 2017WB0071

omgevingsdienst Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen.

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

(ONTWERP) AMBTSHALVE WIJZIGING VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit Milieuneutraal veranderen. Van Peperzeel B.V, James Wattlaan 6 Lelystad

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

VERZONDEN 0 8 SEP 2016

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in combinatie met een Melding Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer)

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde staten van Limburg. Van Gansewinkel B.V. te Venlo. Zaaknummer:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

BESLUIT. Omgevingsdienst Regio Arnhiem OMGEVINGSVERGUWNING

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 31 januari 2014

Ontwerpbesluit OMGEVINGSVERGUNNING. vergroting stoomafname van derde. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum

De intrekking heeft betrekking op 203 schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (B1).

ECLI:NL:RVS:2012:BV9444

Ontwerpbeschikking AUG Meurs Motors en Vera's Honden opvang Weg en Bos DH BERGSCHENHOEK

OMGEVINGSVERGUNNING. Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leudal

BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT Milieu Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Transcriptie:

(Ontwerp)besluit van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leudal. Omgevingsvergunning Adres Aan de Heibloem 21 Heythuysen Kenmerk 1

INHOUDSOPGAVE 1. OMGEVINGSVERGUNNING: HET BESLUIT 3 1.1. Aanvraag... 3 1.2. Ontwerpbesluit... 3 1.3. Vergunning voor bepaalde tijd... 3 1.4. Zienswijzen... 4 2. OMGEVINGSVERGUNNING: DE PROCEDURE 5 2.1. Bevoegd gezag... 5 2.2. Ontvankelijkheid en procedure... 5 2.3. Coördinatie Waterwet... 5 2.4. Activiteitenbesluit... 5 2.5. Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)... 5 2.6. Richtlijn industriële emissies... 6 2.7. Natuurbeschermingswet 1998 & Flora- en Faunawet... 7 2.8. OBM kleinschalige mestvergisting... 7 3. OVERWEGINGEN MILIEU 8 3.1. Algemeen... 8 3.2. Activiteitenbesluit... 8 3.3. Toetsing aan milieucriteria... 9 3.3.1. Geur... 9 3.3.2. Ammoniak... 9 3.3.3. Luchtkwaliteit... 10 3.3.4. (Volks)gezondheid... 10 3.4. Toetsing aan overige aan WABO verbonden milieucriteria... 10 3.4.1. Afvalstoffen... 10 3.4.2. Afvalwater... 11 3.4.3. (Externe) veiligheid... 11 3.4.4. Geluid... 11 3.4.5. Energie... 11 3.4.6. Toetsing aan overige richtlijnen, regels en wetten... 11 BIJLAGE I. VOORSCHRIFTEN 12 2

1. OMGEVINGSVERGUNNING: HET BESLUIT 1.1. Aanvraag De aanvraag omgevingsvergunning voor het veranderen van (de werking van) voor een milieuinrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder e en artikel 2.6 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omvat de volgende gegevens: - naam en adres:, Karreveld 4 Heibloem - adres/locatie inrichting: - kadastrale aanduiding inrichting: Gemeente Heythuysen, sectie L, nummers 485, 498, 499, 500 - soort bedrijf/activiteiten: mestverwerkingsinstallatie - registratiekenmerk OLO: aanvraag 2128419 en aanvulling 2378727 - gemeentelijk zaaknummer: - datum ontvangst aanvraag: 11 januari 2016 en aanvulling 15 maart 2016 en 13 juni 2016 en 20 januari 2017 1.2. Ontwerpbesluit Gelet op artikel 2.14 Wabo verlenen wij in ontwerp de aangevraagde omgevingsvergunning veranderen van een milieu-inrichting. Onze procedurele en inhoudelijke overwegingen hebben wij verderop toegelicht. De volgende onderdelen maken deel uit van deze ontwerpvergunning: 1. Voorschriften. 2. Ingediende stukken: - Olo formulier, kenmerk aanvraagnummer 2128419, ingekomen 11 januari 2016; - Olo formulier aanvulling, kenmerk aanvraagnummer 2378727, ingekomen 13 juni 2016; - Bijlage nadere toelichting, kenmerk FA/05034-D021, versie 11 januari 2016, ingekomen 11 januari 2016; - Bijlage nadere toelichting, kenmerk FA/05034-D021, versie 10 juni 2016, ingekomen 13 juni 2016; - Bijlage nadere toelichting, kenmerk FA/05034-D021, versie 11 januari 2016 gewijzigd 1 juni 2016, nader kenmerk VERTROUWELIJK, ingekomen 13 juni 2016; - Plattegrondtekening, kenmerk 05034.D022, ingekomen 15 maart 2016; - Plattegrondtekening, kenmerk 05034.D022, wijzigingsdatum 13 juni 2016, ingekomen 13 juni 2016; - Mail nadere toelichting gewijzigde aanvraag van onbepaalde tijd naar bepaalde tijd, ingekomen 21 maart 2016; - Advies Waterschap Peel en Maasvallei, kenmerk 2016-004-132888, ingekomen 11 augustus 2016; - Mail verzoek uitstel tijdelijke termijn, ingekomen 20 januari 2017, met akkoord Waterschap hierop van 9 december 2016. 3. Het stuk met de omschrijving Nadere toelichting lozing afvalwater, kenmerk FA/05034-D021, versie 11 januari 2016 gewijzigd 1 juni 2016, aanduiding VERTROUWELIJK ingekomen 13 juni 2016 is onder het kenmerk vertrouwelijk aangeleverd ingevolge art.10 lid 1 sub c Wob (Wet openbaarheid bestuur), omdat deze bedrijfs- en fabricagegegevens bevat, die vertrouwelijk aan het bevoegd gezag zijn meegedeeld. In samenhang met art. 3:11 lid 2 Awb (Algemene wet bestuursrecht) zullen deze stukken niet ter inzage worden gelegd maar wordt hier uitsluitend mededeling van gedaan. 1.3. Vergunning voor bepaalde tijd De vergunning wordt verleend voor bepaalde tijd. Deze periode vangt aan na inwerkingtreding van deze te verlenen vergunning en eindigt op uiterlijk 1 juli 2018. Na afloop van deze periode, of zoveel eerder als de activiteit wordt gestaakt, moeten de activiteiten weer in de oude staat worden hersteld, zoals het vergund was in de onderliggende vergunning/melding. In de aanvraag ingekomen 11 januari 2016 wordt een vergunning aangevraagd voor onbepaalde tijd. Dit is echter in de aanvulling ingediend op 13 juni 2016 gewijzigd in een aanvraag voor bepaalde tijd met als einddatum 1 januari 2018. Op 20 januari 2017 is aanvulling binnengekomen met het verzoek de bepaalde termijn te verlengen tot 1 juli 2018, waarbij tevens akkoord van het Waterschap is toegevoegd. 3

1.4. Zienswijzen Iedereen kan tegen de ontwerpvergunning met ingang van de datum van de terinzagelegging gedurende 6 weken een zienswijze indienen bij het college van burgemeester en wethouders, postbus 3008, 6093 Heythuysen. Een zienswijze kan ook mondeling worden ingebracht. Daarvoor dient een afspraak te worden gemaakt. Alle ingediende zienswijzen wegen mee bij de definitieve besluitvorming op de aanvraag. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL Plaatsvervangend gemeentesecretaris, De burgemeester, Ing. E.L.A. Lucassen A.H.M. Verhoeven MPM 4

2. OMGEVINGSVERGUNNING: DE PROCEDURE 2.1. Bevoegd gezag Gelet op hetgeen aangevraagd is, het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en bijlage I van het Bor zijn wij in dit geval bevoegd een beslissing te nemen op de aanvraag. 2.2. Ontvankelijkheid en procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. Desgevraagd hebben wij aanvullende gegevens ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag inclusief de aangevulde gegevens ontvankelijk is. Conform artikel 3.10 lid 1 onder c Wabo vindt de behandeling van de aanvraag plaats volgens paragraaf 3.3 Wabo in combinatie met afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betreft de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Daar waar de aanvraag danwel overwegingen niet in overeenstemming zijn met de voorschriften, zijn de voorschriften leidend. 2.3. Coördinatie Waterwet De Wabo en het Besluit omgevingsrecht wijzen bestuursorganen aan als adviseur vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid. Wij hebben de volgende instanties/bestuursorganen om advies gevraagd over de vergunningaanvraag: Waterschap Peel en Maasvallei. Dit is op basis van artikel 2.26 van de Wabo en artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Besluit omgevingsrecht. Het bevoegde waterschap heeft ons geadviseerd over de aangevraagde activiteiten. De adviezen vormen geen beletsel voor het behandelen van en de besluitvorming op de aanvraag. Naar aanleiding hiervan hebben wij op 11 augustus 2016 het volgende advies met kenmerk 2016-004-132888 ontvangen: Het als pilot-installatie voor een tijdelijke duur toestaan dat onder de geadviseerde voorschriften lozing van het aangevraagde afvalwater op het gemeentelijke riool plaatsvindt. 2.4. Activiteitenbesluit In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit wordt de vergunningplicht vanwege het onderdeel milieu voor de meeste inrichtingen opgeheven. Alleen inrichtingen waartoe een IPPC-installatie (Integrated Pollution Prevention and Control) behoort en inrichtingen die zijn aangewezen als vergunningplichtig in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) blijven vergunningplichtig op grond van de Wabo. Deze inrichtingen worden aangemerkt als type C- inrichtingen. De vergunningaanvraag heeft geen betrekking op een inrichting waartoe een IPPC- installatie behoort. De capaciteitsdrempel wanneer mestvergistingsinstallaties een IPPC-installatie zijn bedraagt 100 ton per dag. Voor onderhavige inrichting is vergunning verleend voor een capaciteit van 96 ton per dag. Op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit dienen wijzigingen van de inrichting die onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen te worden gemeld. De informatie uit de aanvraag die daarop betrekking heeft, hebben wij aangemerkt als een melding Activiteitenbesluit. 2.5. Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) behandelt het milieueffectrapport (MER). De Wm maakt onderscheid tussen activiteiten waarbij het opstellen van een MER verplicht is (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarbij het bevoegd gezag moet beoordelen of een MER nodig is (m.e.r.- beoordelingsplicht). De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie bestemd voor de verbranding of de chemische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen, waaronder een inrichting voor (co)vergisting van mest valt, geldt een m.e.r. plicht als het gaat om een vergistingsinstallatie met een capaciteit van 100 ton per dag of meer. In het onderhavige geval is de capaciteit gemaximaliseerd op 96 ton per dag. Er is hierdoor geen overschrijding van de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage. 5

Het gaat bij veehouderijen volgens het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) om activiteiten in de vorm van het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. Onderhavige inrichting betreft op deze locatie alleen een mestverwerkingsinstallatie. Het fokken, mesten of houden van dieren is niet aan de orde. De drempelwaarden ingevolge het m.e.r. zijn dan ook niet van toepassing. De drempelwaarden zijn een indicatieve beoordeling. Er moet worden overwogen of een indirecte m.e.r.-beoordelingsplicht van toepassing is. Dat betekent dat wij gehouden zijn te beoordelen of een MER nodig is als op grond van de selectiecriteria uit bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn niet kan worden uitgesloten dat de aangevraagde activiteiten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De selectiecriteria betreffen: 1. de kenmerken van het project, 2. de plaats van het project en 3. de kenmerken van de potentiële gevolgen. Kenmerken en plaats van het project De kenmerken en de plaats van de voorgenomen activiteiten blijken voldoende duidelijk uit de aanvraag met bijlagen. De activiteit van onderhavige aanvraag betreft het lozen van afvalwater ten behoeve van een reeds vergunde co-vergistingsinstallatie vergund 14 maart 2007. De onderhavige aangevraagde activiteit sluit aan bij de reeds vergunde activiteiten. Wij concluderen dat de aangevraagde activiteiten passen bij de kenmerken van de reeds vergunde activiteiten en bij de functie die het gebied vervult zoals vergund. Potentiële gevolgen Verderop in het besluit gaan wij in op de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor het milieu. Voor zover wij vanuit de MER-richtlijn in aanvulling hierop de cumulatieve effecten en effecten voor specifieke gebieden dienen te beoordelen, stellen wij vast dat het bij de sector vooral gaat om de gevolgen van de uitstoot van ammoniak, geur en fijn stof. Onderstaand gaan wij nader in op deze aspecten. Ammoniak De aangevraagde situatie heeft geen toename van de ammoniakemissie en -depositie tot gevolg. De wijzigingen hebben enkel betrekking op de afvoer van afvalwater. Het aspect ammoniak geeft ons dan ook geen reden een MER te laten opstellen. Geur In het licht van de MER gaat het bij de beoordeling van geur voornamelijk om de achtergrondbelasting. Dit betreft de geurhinder als gevolg van de aangevraagde activiteiten bovenop de al aanwezige geurhinder als gevolg van andere activiteiten in de omgeving. Bij de achtergrondbelasting gaat het dus om de cumulatieve geurhinder. De wijzigingen hebben enkel betrekking op de afvoer van afvalwater. Deze activiteit brengt geen relevante geuremissie met zich mee. Het aspect geur geeft ons dan ook geen reden een MER te laten opstellen. Fijn stof Vooruitlopend op de behandeling van het aspect fijn stof verderop concluderen wij dat de wettelijke grenswaarden voor fijn stof als gevolg van de aangevraagde activiteiten niet worden overschreden. De wijzigingen hebben enkel betrekking op de afvoer van afvalwater. Deze activiteit leidt niet tot enige vorm van fijn stof. Het aspect fijn stof geeft ons dan ook geen reden een MER te laten opstellen. Overige kenmerken en gevolgen De aangevraagde activiteiten hebben geen te verwachten nadelige gevolgen voor de aspecten geluid, bodem, afvalstoffen, water en energie ten opzichte van de vigerende vergunning. De aangevraagde activiteiten hebben betrekking op het lozen van afvalwater. De initiatiefnemer treft volgens de aanvraag voldoende maatregelen om gevaar, schade of hinder voor de omgeving te voorkomen dan wel te beperken tot het wettelijk toegestane niveau. Wij zien geen reden om vanwege een van deze aspecten een MER te laten opstellen. 2.6. Richtlijn industriële emissies Vanaf 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor 6

de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn horende bijlage I RIE. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. De installatie voor het covergisten van dierlijke mest wordt genoemd onder categorie 5.3b van de RIE. Het uitgangspunt is dat het gaat om covergisting van dierlijke mest waarvan het digestaat onder de Meststoffenwet kan worden gebruikt als dierlijke mest. Het te vergisten materiaal moet bestaan uit ten minste 50% uitwerpselen van dieren. Naast uitwerpselen van dieren mogen uitsluitend producten worden vergist van bijlage Aa onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. De capaciteitsdrempel waaraan getoetst moet worden is 100 ton (1.000 kg) per dag. Voor toetsing aan deze drempel tellen in principe zowel de uitwerpselen van dieren als de producten van de bijlage Aa onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet mee. Voor onderhavige inrichting is vergunning verleend voor een capaciteit van 96 ton per dag. Binnen de inrichting waar deze beschikking betrekking op heeft, bevinden zich dus geen IPPC-installaties. 2.7. Natuurbeschermingswet 1998 & Flora- en Faunawet Ter beoordeling ligt voor of de plannen van de aanvrager nadelige gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden die vallen onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) of beschermde plant- of diersoorten die vallen onder de Flora- en Faunawet. De wijzigingen hebben enkel betrekking op de afvoer van afvalwater. De afvoer is op de riolering. Nu geen nieuwe afvoer op bodem of oppervlaktewater van toepassing is, is ook geen veranderend effect op natuur te verwachten danwel planten- of soortenbescherming welke niet in het geding komen. Voor de veranderingen is geen Nbw-vergunning nodig. Ook het vragen van een verklaring van geen bedenkingen is niet van toepassing. 2.8. OBM kleinschalige mestvergisting Het toetsingskader van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor mestvergisters wordt gevormd door artikel 5.13 b lid 11 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor). Onderhavige installatie overschrijdt de maximale drempel van de verwerkingscapaciteit van maximaal 25.000 m 3 per jaar. Derhalve is het OBM voor kleinschalige mestvergisting niet van toepassing. 7

3. OVERWEGINGEN MILIEU 3.1. Algemeen Algemeen De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e en artikel 2.6, lid 1 van de Wabo. De Wabo legt in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag vast. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. Wij beperken ons in het navolgende tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed zijn. Hierbij wordt benadrukt dat onze beslissing enkel ziet op het tijdelijk lozen van afvalwater. Huidige vergunningsituatie Ten behoeve van deze inrichting is op 14 maart 2007 een oprichtingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor een mestverwerkingsinstallatie. Deze vergunning moet volgens het overgangsrecht aangemerkt worden als een omgevingsvergunning. De volgende vergunningen zijn verleend / meldingen zijn ingediend: - Oprichtingsvergunning Wet Milieubeheer d.d. 14-03-2007 - Milieuneutraal wijzigen Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht d.d. 24-07-2014 Aangevraagde situatie In de vigerende vergunning werd het afvalwater afkomstig van de installatie afgevoerd en diffuus uitgereden over landbouwgronden. In de aangevraagde wijzigingen wordt het afvalwater als tijdelijke pilot-installatie afgevoerd via de gemeentelijke riolering. 3.2. Activiteitenbesluit Binnen de inrichting vindt een aantal activiteiten plaats waarvoor het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële regeling direct werkende regels stelt. Het gaat hier, in hoofdzaak, om de onderstaande activiteiten, welke in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. In onderhavige aanvraag worden alleen wijzigingen aangevraagd die betrekking hebben op de lozing van bedrijfsafvalwater. De hiernavolgende onderdelen uit het Activiteitenbesluit zijn hierop van toepassing: - Waterbehandeling voor agrarische activiteiten ( 3.5.4). Wij merken op dat deze activiteit moet plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de daarop gebaseerde ministeriële regeling. Vanwege de rechtstreekse werking van dit besluit en de bijbehorende ministeriële regeling kunnen in deze vergunning geen voorschriften worden opgenomen die betrekking hebben op de daarin geregelde activiteiten en aspecten, tenzij dit besluit of bijbehorende regeling de mogelijkheid biedt tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Wij zien wel aanleiding om maatwerkvoorschriften te stellen ingevolge artikel 3.90 lid 3. Hiertoe zijn de advies voorschriften van het Waterschap overgenomen. Deze maatwerkvoorschriften zijn vastgelegd in een aparte procedure MILIEU- 2017/21. Vanwege de tijdelijke aard van de vergunning worden de maatwerkvoorschriften met dezelfde tijdelijkheid vastgesteld. Op de activiteiten die verricht worden binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing is, zijn ook afdeling 2.1 Zorgplicht, afdeling 2.2 Lozingen en afdeling 2.3 Lucht van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing. Op alle activiteiten die verricht worden binnen de inrichting is ook afdeling 2.4 Bodem van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing, met uitzondering van artikel 2.11, eerste lid. In deze vergunning zijn met betrekking tot de zorgplicht, lozingen, lucht en bodem voor deze activiteiten geen (aanvullende) voorschriften gesteld ingevolge afdeling 2.1, 2.2, 2.3 en/of 2.4. Ook is hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing. 8

3.3. Toetsing aan milieucriteria 3.3.1. Geur Toetsingskader Het algemene uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van BBT de kern van het geurbeleid. De emissies, afkomstig van de mestverwerkingsinstallatie, naar de lucht moeten worden getoetst aan de Nederlandse emissie Richtlijn Lucht (NeR). De NeR beschrijft de BBT voor het beperken van emissie naar de lucht en wordt landelijk toegepast voor de beoordeling en regulering van de emissies naar de lucht. De systematiek van de NeR is gebaseerd op algemene eisen aan emissieconcentraties, die zijn gebaseerd op het toepassen van de Beste beschikbare technieken (BBT) op het gebied van emissiebeperking. De algemene concentratie-eisen zijn gegeven per stof of per klasse van stoffen. Hierbij is in de meeste gevallen ook een drempelwaarde (grensmassastroom) gegeven, die aangeeft of de emissie zo groot is dat maatregelen te overwegen zijn. De concentratie-eisen in de NeR gelden als bovengrens voor de concentratie in de afgasstroom van een bepaalde, relevante bron. Daarnaast zijn er uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Deze worden in de NeR aangeduid als bijzondere regelingen. In de vierde tranche van het Activiteitenbesluit, welke op 1 januari 2016 in werking is getreden, is het normatieve deel van de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) ondergebracht in het Activiteitenbesluit. Deze gelden voor alle typen inrichtingen. Deze eisen zijn rechtsreeks geldend en daarom niet in deze vergunning opgenomen. De algemene emissiegrenswaarden voor emissies naar de lucht en geur die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit, zijn gekoppeld aan categorieën. Dit zijn dezelfde categorieën als uit de NeR. Geur ingevolge de huisvesting of fokken van dieren in het kader van de Wgv behoeft niet te worden beoordeeld, omdat er geen sprake is van het huisvesting of fokken van dieren. Het landelijk geurbeleid voor mestverwerkingsinstallaties staat in het NeR welke is opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen: als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig; als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van BBT afgeleid; voor bepaalde branches is het hinderniveau bepaald en in een bijzondere regeling vastgelegd; de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. Voor deze activiteiten zijn geen bijzondere regelingen opgenomen. Het acceptabele geurhinderniveau moet daarom worden vastgesteld aan de hand van onder meer de aard van de geur (hedonische waarde) en de omgeving waarin de inrichting is gelegen. De aangevraagde veranderingen van de inrichting leiden niet tot wijzigingen die betrekking kunnen hebben op geuremissies van de mestverwerking. De aangevraagde wijzigingen hebben alleen betrekking op de afvoer van afvalwater. Het bewerkingsproces vind plaats inpandig binnen een gesloten afvoersysteem. Eindconclusie Uit voorgaande blijkt dat de aanvraag gelet op het aspect geur voldoet aan de wettelijke eisen. 3.3.2. Ammoniak Toetsingskader De aangevraagde wijzigingen hebben betrekking op de lozing van afvalwater. De overige activiteiten die ammoniak gerelateerd kunnen zijn binnen de inrichting blijven ongewijzigd. Het aspect ammoniak in het kader van de Wav, BBT, Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing, NeR, Handreiking (co-)vergisting van mest en directe ammoniakschade en behoeven dan ook niet verder te worden beoordeeld. Het aspect ammoniak in het kader van mestverwerking wordt verderop in paragraaf mestverwerking nader toegelicht. 9

Eindconclusie Uit voorgaande blijkt dat de aanvraag gelet op het aspect ammoniak voldoet aan de wettelijke eisen. 3.3.3. Luchtkwaliteit Toetsingskader Op grond van de Wet milieubeheer gelden bepalingen voor de luchtkwaliteitseisen. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 staat het toepasbaarheidsbeginsel, blootstellingregeling en locatietoetsing beschreven. Fijn stof komt vooral vrij vanwege de emissie van huid-, mest-, voer- en strooiseldeeltjes uit de stallen. De beoordeling richt zich dan ook met name op de concentratie fijn stof afkomstig van het houden van dieren. Op onderhavige inrichtingslocatie worden geen dieren gehuisvest. De aangevraagde wijziging heeft enkel betrekking op de lozing van afvalwater. Fijn stof PM10, stikstofdioxide NO2 en zwaveldioxide SO2 van verkeersbewegingen en WKK s Ook verkeersbewegingen en de WKK s (warmte-krachtkoppelingen) zorgen voor emissies van fijn stof en ook voor de emissie van stikstofdioxide, daarnaast zorgen de WKK s ook voor de emissie van zwaveldioxide. Voor de toetsing aan de grenswaarden zijn met name relevant de concentraties van NO2 en PM10, omdat de achtergrondconcentratie van NO2 en PM10 landelijk gezien kritisch zijn in de directe nabijheid van de inrichting. De fijn stof emissie afkomstig van de verkeersbewegingen zijn, in vergelijking met de emissies afkomstig van dieren, echter zeer beperkt. Ook de emissie van stikstofoxide is zeer beperkt. De aangevraagde wijzigingen hebben enkel betrekking op het lozen van afvalwater. De lozing van het afvalwater vindt momenteel plaats doormiddel van afvoeren en uitrijden over landbouwgronden. De aangevraagde wijziging betreft dat het afvalwater rechtstreeks op de riolering wordt afgevoerd. Het aantal verkeersbewegingen zullen dus afnemen nu het niet langer noodzakelijk is het afvalwater volledig af te voeren voor externe opslag en uit te rijden over landbouwgronden. De situatie met betrekking tot fijn stof vanuit verkeersbewegingen zal dus verbeteren ten opzichte van de vigerende vergunning. Voor de overige bronnen van uitstoot van PM10, NO2 en SO2 hebben de aangevraagde activiteiten geen effect, omdat dit enkel de lozing van afvalwater betreft. De overige onderdelen zijn reeds vergund bij vigerende vergunning. Eindconclusie Uit voorgaande blijkt dat de aanvraag gelet op het aspect luchtkwaliteit voldoet aan de wettelijke eisen. 3.3.4. (Volks)gezondheid Als door het in werking zijn van een inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico s bij de beoordeling worden meegenomen, gelet op artikel 1.1, tweede lid, van de Wabo. De aangevraagde wijzigingen in onderhavige aanvraag hebben enkel betrekking op de lozing van afvalwater. Hierbij is verspreiding van endotoxinen, veegerelateerde MRSA-bacteriën en zoönosen niet van toepassing. Hierdoor zijn er naar ons oordeel geen zodanige risico's voor de volksgezondheid aanwezig dat de aangevraagde omgevingsvergunning milieu om die reden moet worden geweigerd. Wij nemen daarbij in aanmerking dat er op dit moment algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten ontbreken, waaruit een andere conclusie voortvloeit. 3.4. Toetsing aan overige aan WABO verbonden milieucriteria 3.4.1. Afvalstoffen Vrijkomende afvalstoffen, anders dan afvalwater, vanuit de activiteiten binnen de inrichting wijzigen niet met onderhavige aanvraag. De aangevraagde wijzigingen hebben alleen betrekking op het afvoeren van afvalwater. 10

3.4.2. Afvalwater De vigerende vergunning voorziet in het deels extern opslaan en deels uitrijden conform de Meststoffenwet van het afvalwater voor een capaciteit van 32.000 ton per jaar. In onderhavige aanvraag wordt het afvalwater nog deels afgezet op dezelfde wijze. En de aanvraag voorziet in een gewijzigde activiteit om het afvalwater deels te reinigen waardoor het geloosd kan worden op het riool. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot deze lozing op riool, waarbij het advies van het Waterschap is verwerkt. 3.4.3. (Externe) veiligheid Het (externe) veiligheidsbeleid is bedoeld om risico s door de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen te verminderen en te beheersen. Doel is om onder meer brand en explosies te voorkomen en de nadelige effecten daarvan voor het milieu en de omgeving zoveel mogelijk te beperken. De aangevraagde wijzigingen hebben enkel betrekking op het lozen van afvalwater. Verdere beoordeling in het kader van (externe) veiligheid is dan ook niet aan de orde. 3.4.4. Geluid De aangevraagde verandering heeft geen akoestische gevolgen. Het proces van de afvalwaterlozing vindt inpandig plaats in een gesloten systeem. De geluidvoorschriften van de onderliggende vergunning blijven onverkort van kracht. De situatie met betrekking tot indirecte hinder door verkeersgeluid zal verbeteren met de aangevraagde wijzigingen, nu er minder verkeersbewegingen zullen zijn ten behoeve van het afvoeren en uitrijden van afvalwater. 3.4.5. Energie Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag moet rekening gehouden worden met het aspect zuinig omgaan met energie. De voorschriften hiertoe worden gebaseerd op de circulaire Energie in de milieuvergunning (bron: Ministerie van VROM/ministerie van EZ) en het informatieblad E.11 Veehouderijen t.b.v. energie in de milieuvergunning voor niet-mja inrichtingen. (Infomil, december 1997). In de circulaire Energie in de milieuvergunning wordt er vanuit gegaan dat energiebesparende maatregelen in beginsel haalbaar zijn als het jaarlijkse verbruik hoger is dan 25.000 m 3 aardgas, respectievelijk 23 m 3 propaangas, en 50.000 kwh aan elektriciteit Deze inrichting behoort niet tot een brancheorganisatie waarmee een Meerjarenafspraak (MJA) energie-efficiency is afgesloten. Het energiegebruik wordt voornamelijk veroorzaakt door de bedrijfsprocessen binnen het bedrijf. De aangevraagde activiteit heeft betrekking op het lozingsproces van afvalwater. Hiertoe wordt het afvalwater bewerkt. Dit proces kan leiden tot een ander energieverbruik dan de vigerende situatie, waarbij het afvalwater niet eerst bewerkt werd. In de vigerende vergunning blijft het energie- en gasverbruik beneden de voornoemde drempelwaarden. De verwachting is dat de onderhavige aangevraagde wijziging geen grote gevolgen heeft voor het energieverbruik dat hiermee de drempelwaarden overschreden zullen worden. In de vigerende voorschriften is een registratieverplichting voor het energie- en gasverbruik opgenomen. Gezien de in de vigerende situatie al genomen besparingsmaatregelen en de onderhavige aangevraagde wijzigingen, geeft dit geen aanleiding om voor het energie- en gasverbruik nadere voorschriften op te stellen. 3.4.6. Toetsing aan overige richtlijnen, regels en wetten Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten en regels (zoals een besluit op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven. In sommige gevallen is ook voor deze wetten en regels een toestemming van het daarvoor betreffende bevoegde gezag nodig. 11

BIJLAGE I. VOORSCHRIFTEN 1. Algemeen 1.1 De voorschriften behorende bij de vigerende vergunning oprichtingsvergunning d.d. 14-03-2007 en milieuneutrale melding d.d. 24-07-2014 blijven van kracht. Er zijn in de vigerende vergunningen geen specifieke voorschriften voor afvalwaterlozing opgenomen. Voor een deel van de activiteiten met betrekking tot onderhavige aanvraag gelden de algemene regels uit het Activiteitenbesluit rechtstreeks, voor het overige deel is een maatwerkbesluit opgesteld. 1.2 De voorschriften in het maatwerkbesluit Activiteitenbesluit met kenmerk MILIEU- 2017/21 zijn van tijdelijke aard tot uiterlijk 1 juli 2018. Na deze datum komen deze voorschriften te vervallen. Voor het betreffende aspect zijn in de vigerende vergunning oprichtingsvergunning d.d. 14-03-2007 en milieuneutrale melding d.d. 24-07-2014 geen voorschriften opgenomen, maar gaan conform die vergunningen de algemene regels ingevolge het Activiteitenbesluit gelden. 12