COLLEGEVOORSTEL Onderwerp Besluit tot aanwijzing gebied regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam als kernwerkgebied voor de woningcorporaties Te besluiten om 1. Kennis te nemen van de voorlopige besluiten van de colleges van B&W van de gemeenten in het beoogd kernwerkgebied; 2. De reacties op de ontvangen voorlopige besluiten en zienswijzen, zoals verwoord in de nota van beantwoording, vast te stellen en de partijen die gereageerd hebben daarvan in kennis te stellen; 3. In lijn met het reeds in uw vergadering van 12 april jl. genomen voorlopig besluit, aan de minister van Wonen en Rijksdienst te adviseren om het gebied van de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam aan te wijzen als kernwerkgebied voor de woningcorporaties en een hiertoe strekkend verzoek in te dienen; 4. De voorzitters van de regionale overleggen wonen in de regio s Haaglanden, Midden- Holland en Rotterdam - de heer Kuiper, mevrouw Blok en de heer Versluijs - te machtigen dit verzoek namens de deelnemende gemeenten aan de minister van Wonen en Rijksdienst aan te bieden. 5. Het bijgevoegde besluitblad te ondertekenen en uiterlijk 15 juni a.s. te sturen naar: kernwerkgebied_woningwet@zoetermeer.nl. Inleiding In uw vergadering van 12 april 2016 heeft u, naar aanleiding van het u door de voorzitters van genoemde regionale overleggen wonen toegestuurde voorstel, al het voorlopig besluit genomen aan de minister van Wonen en Rijksdienst te adviseren om het gebied van de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam aan te wijzen als kernwerkgebied voor de woningcorporaties. Aan alle gemeenten die deel uitmaken van de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam is het voorstel voorgelegd en gevraagd een voorlopig besluit daarover te nemen. Tevens is de corporaties die werkzaam zijn in het beoogd kernwerkgebied de gelegenheid geboden een zienswijze in te dienen, evenals de gemeenten buiten het beoogde kernwerkgebied waar deze corporaties eveneens bezit hebben. De voorzitters van genoemde 3 regionale overleggen wonen leggen u nu het definitieve voorstel voor en verzoeken u (definitief) te besluiten aan de minister te adviseren om het gebied van de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam aan te wijzen als kernwerkgebied voor de woningcorporaties en een hiertoe strekkend verzoek in te dienen. Beoogd effect De schaal van de woningcorporaties in overeenstemming brengen met de schaal van de regionale woningmarkt. Argumenten 1. De voorlopige besluiten van de gemeenten in het beoogd kernwerkgebied geven geen aanleiding af te wijken van uw voorlopig besluit. De gemeenten in de drie regio s hebben in meerderheid ingestemd met het voorstel.
De gemeenten Delft en Westland hebben daaraan wel de voorwaarde verbonden dat er bindende afspraken worden gemaakt met de woningcorporaties, i.c. Vestia en Woonbron, over hun investeringen. De voorbereiding voor deze overleggen is inmiddels in gang gezet. Het is de colleges van Albrandswaard, Barendrecht en Ridderkerk niet gelukt binnen de gevraagde termijn te reageren. Behandeling in die gemeenten is/was gepland op 3 en 10 mei. In het collegevoorstel dat in die gemeenten ambtelijk is voorbereid, wordt gepleit voor een kernwerkgebied dat bestaat uit deze drie gemeenten en de regio Drechtsteden. Omdat de voorlopige besluiten in die gemeenten niet tijdig zijn genomen en de overwegingen die daarbij spelen dus ook nog niet bekend waren, was het niet mogelijk om in de nota van beantwoording daarop te reageren. Wel valt op dat in de zienswijze van de Drechtsteden niet wordt gerept over deze mogelijkheid. Uit de gegevens van de regiotool van het ministerie blijkt dat deze gemeenten op basis van de verhuisbewegingen een substantieel sterkere relatie hebben met Rotterdam (49% voor Albrandswaard, 46% voor Barendrecht en 39% voor Ridderkerk) dan met Dordrecht (1% voor Albrandswaard, 2% voor Barendrecht en 3% voor Ridderkerk). Gelet hierop ligt het voor de hand om, ook als de drie genoemde colleges zich uitspreken voor een kernwerkgebied dat bestaat uit de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Ridderkerk en de regio Drechtsteden, vast te houden aan het door u reeds genomen voorlopig besluit. 2. De corporaties in en de gemeenten buiten het beoogd kernwerkgebied onderschrijven in hun zienswijzen in meerderheid uw voorlopig besluit. In de ontvangen zienswijzen zijn drie rode draden te herkennen: de onderbouwing van het voorstel, de positie van de regio Drechtsteden en de omvang van het kernwerkgebied. De onderbouwing van het voorstel In een aantal reacties wordt gevraagd om een nadere of betere onderbouwing van de (volkshuisvestelijke) argumenten voor het voorstel. Een terechte opmerking: gezien het grote draagvlak bij de gemeenten is in het (voorlopige) voorstel van begin maart jl. de aandacht vooral uitgegaan naar de grenskwesties. Het voorgestelde kernwerkgebied bestaat uit 28 aaneengesloten gemeenten met circa 1,1 miljoen huishoudens. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de eisen die de wet aan de omvang van een kernwerkgebied stelt. Uit de regiotool blijkt dat 63% van de verhuisbewegingen binnen dit gebied plaatsvindt. De regio s Haaglanden en Rotterdam zijn ieder voor zich groot genoeg om een eigen zelfstandig kernwerkgebied te vormen. En sinds de VINEX-afspraken uit 1995 (en ook al daarvoor) kennen beide regio s een traditie van samenwerking op het terrein van woningbouw. De meeste corporaties in het beoogd kernwerkgebied zijn lokaal georiënteerd. De omvang van een kernwerkgebied raakt hen niet in hun activiteiten. De doorslag bij de keuze voor een groter kernwerkgebied is de omvang van de volkshuisvestingsopgave in de regio s Haaglanden en Rotterdam en de posities die de corporaties Woonbron en Vestia hebben in de gemeenten waar die opgave het grootst is. Tevens bezit Vestia meer dan de helft van het corporatiebezit in de gemeente Zuidplas, voor de regio Midden-Holland één van de redenen om aansluiting te zoeken bij de Haagse en Rotterdamse regio. Ruimte bieden aan beide corporaties om de noodzakelijke activiteiten te ontplooien alleen is echter niet genoeg. Om te bevorderen dat iedere opgave de aandacht krijgt die het verdient, is afstemming tussen de corporaties en de gemeenten waar zij bezit hebben gewenst. Doel 2
hiervan is om als gemeenten gezamenlijk afspraken te maken met de corporaties over de verdeling van de investeringscapaciteit van de corporaties in die gemeenten. Bij De omvang van het kernwerkgebied (zie hieronder) wordt hier nader op ingegaan. Daar wordt tevens stil gestaan bij de vraagtekens die bestaan bij het aanvragen van ontheffingen of het splitsen van het bezit. De positie van de regio Drechtsteden In hun zienswijze tonen de Drechtsteden begrip voor de gemaakte keuze, maar vragen ook om in het verzoek aan de minister aandacht te besteden aan de positie van Woonbron in Dordrecht. Woonbron reageert teleurgesteld dat de regio Drechtsteden geen onderdeel uitmaakt van het beoogd kernwerkgebied. Indien het ingenomen standpunt wordt gehandhaafd, zal Woonbron zich beraden op de mogelijkheden binnen de Woningwet om aan hun opgave in Dordrecht te kunnen blijven voldoen. Eerder is geconstateerd dat een aansluiting van de Drechtsteden bij het beoogde kernwerkgebied een nieuwe grenskwestie tot gevolg heeft. Daarom wordt voorgesteld vast te houden aan het oorspronkelijke (voorlopige) voorstel. Indien dit leidt tot het aanvragen van een ontheffing door Woonbron om ook in Dordrecht actief te kunnen blijven, zal een dergelijk verzoek in beginsel worden ondersteund. De omvang van het kernwerkgebied In meerdere reacties wordt ingegaan op de omvang van het beoogd kernwerkgebied: is het niet te groot, dat was toch niet de bedoeling van de wetgever? Hoe kan in zo n groot gebied lokale binding bestaan of ontstaan? Waarom wordt gekozen voor zo n groot gebied als er ontheffingen kunnen worden verleend? De door de wetgever gestelde eis van minimaal 100.000 huishoudens heeft automatisch een kernwerkgebied van enige omvang tot gevolg. Deze eis is, naast de volkshuisvestelijke relatie, voor de gemeenten in de regio Midden-Holland een belangrijke reden geweest om aansluiting te zoeken bij de Rotterdamse en Haagse regio s. De wetgever stelt nadrukkelijk geen eisen aan de maximale omvang van een kernwerkgebied. Het aanvragen van een ontheffing lijkt voor grensoverschrijdende woningcorporaties een oplossing te bieden om in gemeenten buiten hun kernwerkgebied op nieuwe locaties te kunnen blijven investeren. Op voorhand is echter niet te zeggen dat deze ontheffing wordt verleend; het ministerie van BZK heeft aangegeven hier zeer terughoudend mee om te zullen gaan. Een verzoek om ontheffing kan pas worden aangevraagd nadat de Tweede Kamer het definitieve voorstel van de minister over de indeling in kernwerkgebieden heeft vastgesteld en dit besluit is gepubliceerd in het Staatsblad. Bovendien moet een verzoek om ontheffing worden gedaan door een corporatie. Deze kan een permanente ontheffing of een ontheffing voor een bepaalde duur en/of een beperkt gebied aanvragen. Dat kan het risico met zich meebrengen dat een corporatie alleen een ontheffing aanvraagt voor die gemeenten waar zij zelf nog wil investeren. Hiermee is er langere tijd onzekerheid bij de betreffende gemeenten en woningcorporaties met de nodige risico s. Dit is onwenselijk. In hun zienswijzen hebben Vestia en Woonbron, de corporaties die het hier in het bijzonder aangaat, gepleit voor een kernwerkgebied dat (in ieder geval) de Haagse en Rotterdamse regio omvat. Dit met het oog op hun opgave in beide gebieden. Een opgave waar zij zich, zoals blijkt uit hun reacties, verantwoordelijk voor voelen. Daarom organiseert Woonbron een afstemmingsoverleg met de gemeenten waar zij bezit heeft. Met de gemeenten waar Vestia omvangrijk bezit heeft, wordt iets vergelijkbaars georganiseerd. Het op deze wijze 3
verankeren van lokale binding heeft de voorkeur boven het aanvragen van een ontheffing, met een onzekere uitkomst. Bovendien biedt het de gemeenten waar deze corporaties bezit hebben de gelegenheid aan de voorkant mee te praten over (een evenredige verdeling van) investeringsbeslissingen van de corporaties. Het splitsen van het bezit van beide corporaties wordt niet wenselijk geacht. De aandacht die nodig is om dat te regelen zal ten koste gaan van de aandacht die nodig is voor volkshuisvestelijke opgave. Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat corporaties door de aanwijzing van een kernwerkgebied niet gedwongen kunnen worden tot investeren en dat de aanwijzing van een kernwerkgebied geen gevolgen heeft voor de huidige en blijkbaar gewaardeerde vormen van samenwerking op lokaal en regionaal niveau. Veel corporaties zijn lokaal georiënteerd, zo valt in meerdere reacties te lezen. Dit voorstel verandert daar niets aan. Het definitieve verzoek Naar aanleiding van alle ontvangen besluiten en zienswijzen en de reacties daarop wordt voorgesteld vast te houden aan het oorspronkelijke voorstel (c.q. uw voorlopig besluit) om de minister van Wonen en Rijksdienst te verzoeken om het gebied van de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam aan te wijzen als kernwerkgebied voor de woningcorporaties. Het beoogd kernwerkgebied wordt dan gevormd door de volgende gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Bodegraven-Reeuwijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Gouda, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Krimpenerwaard, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Nissewaard, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rotterdam, Rijswijk, Schiedam, Vlaardingen, Waddinxveen, Wassenaar, Westland, Westvoorne, Zoetermeer en Zuidplas. In bijlage 1 treft u tevens aan een overzicht van alle corporaties die in dit gebied actief zijn. Dit overzicht is gebaseerd op de informatie die door het ministerie van BZK via de regiotool beschikbaar is gesteld (dvi2014). In het overzicht is tevens aangegeven of de corporaties naar de mening van de samenwerkende gemeenten bovengenoemd beoogd kernwerkgebied tot hún kernwerkgebied zouden moeten rekenen op basis van de omvang van hun bezit in dit gebied. Machtiging Bij het indienen van een verzoek voor een kernwerkgebied wenst het ministerie één gezamenlijk verzoek van de samenwerkende gemeenten te ontvangen. Daarom wordt voorgesteld de drie voorzitters van de regionale overleggen wonen in de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam, de heer Kuiper, mevrouw Blok en de heer Versluijs, te machtigen dit verzoek gezamenlijk namens u aan de minister van Wonen en Rijksdienst aan te bieden. Financiën Er is geen sprake van financiële consequenties. Communicatie Het door u ondertekende besluitblad (in concept bijgevoegd als bijlage 2) wordt uiterlijk 15 juni a.s. gestuurd aan kernwerkgebied_woningwet@zoetermeer.nl. Het besluit zal 4
vervolgens als bijlage bij het definitieve verzoek voor 1 juli a.s. aan de minister worden aangeboden. Bijlagen 1. definitief voorstel van voorzitters 3 regionale overleggen wonen: aanbiedingsbrief, concept-agendapost, Nota van Beantwoording, overzicht corporaties in beoogd kernwerkgebied, concept-besluitblad. 2. besluitblad A.K. Versteeg 5