Inspraaknota Nota Ruimtelijke Kwaliteit Van 10 december 2015 tot en met 13 januari 2016 heeft het ontwerp van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit ter inzage gelegen. Gedurende voornoemde periode zijn in totaal drie inspraakreacties Hieronder worden de inspraakreacties besproken. Cursief is de inspraakreactie weergegeven, waarna een reactie van de gemeente is geformuleerd. Inspraakreactie 1, Groen en Heem Valkenswaard, 11 januari 2016 De punten 1 t/m 5 hebben betrekking op hoofdstuk 3; 1. In hoofdstuk 3 zijn de welstandscriteria voor monumenten opgenomen. Het is daarbij niet duidelijk of naast rijks- en gemeentelijke monumenten ook cultuurhistorische waardevolle objecten, met sterstatus (zoals bestemd In het betreffende bestemmingsplan), onder de categorie monumenten vallen. Het hoofdstuk geldt ook cultuurhistorisch waardevolle panden. Dit zal worden verduidelijkt in de tekst. 2. In hoofdstuk 3, pagina 133: citaat "Een monument wordt ook door een monumentencommissie of een geïntegreerde commissie beoordeeld." a. Aangezien het hier een specifieke Nota voor de Gemeente Valkenswaard betreft lijkt het ons noodzakelijk om hier te spreken van de A2- Erfgoedcommlssle (A2-EC). In de tekst zal worden opgenomen Een monument wordt ook door de A2- Erfgoedcommissie of een geïntegreerde commissie beoordeeld (blz. 135). b. In het citaat wordt het woord "ook" gebruikt. Leidt de welstandstoetsing met betrekking tot monumenten door de welstandscommissie altijd tot een eigen advies aan het college op basis van de In hoofdstuk 3 vermelde welstandcriteria? Ja voor alle aanvragen die een welstandstoets behoeven zal de welstandscommissie een advies uitbrengen, ook al betreft het een monument. 3. Citaat blz 133 De monumenten vallen onder het hoogste welstandsniveau. De welstandsbeoordeling is altijd gericht op het handhaven, herstellen en versterken van de cultuurhistorische karakteristieken en de samenhang van het gebouw met zijn omgeving." Hoe gaat de welstandscommissie om met objecten waarvan de CHW nog niet door de A2-EC Is vastgesteld maar waar het object deze CHW wel bezit en In de toekomst alsnog door de A2-EC kan worden vastgesteld? Is er altijd terugkoppeling en/of overleg met de A2-EC? Deze worden dan ook getoetst aan de voorwaarden zoals gesteld in hoofdstuk 3. Deze terugkoppeling wordt gegeven aan de gemeente dan wel aan de geïntegreerde commissie.
4. Citaat blz 133 "De algemene, de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria zijn van toepassing, maar worden aangevuld met onderstaande specifieke criteria. Deze criteria worden altijd bezien in relatie tot (redengevende) beschrijvingen van de monumenten." Worden deze criteria ook bezien in relatie tot de door de A2-EC opgestelde waardenmatrix om tot een inzichtelijke afweging te komen? Alle informatie die aanwezig betreffende een monument of een cultuurhistorisch pand worden gebruikt bij de toetsing. 5. De A2-EC geeft advies aan het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning inzake rijks- gemeentelijke monumenten en, indien vermeld in een bestemmingsplan, advies bij het slopen van een object met bestemmingsregel CHW. a. Welke criteria zijn uiteindelijke doorslaggevend bij een te nemen besluit: de welstandscriteria of de gehanteerde criteria in het advies van de A2-EC, gebaseerd op de criteria gesteld in de erfgoedverordening? En hoe worden deze afweging en toetsing inzichtelijk gemaakt? Indien een pand getoetst moet worden aan welstand, zal dit plaats vinden door de geïntegreerde commissie. Dit wel zeggen de welstandscommissie aangevuld met één of twee leden van de A2-Erfgoedcommissie. Samen zullen zij tot een advies komen voor het gebouw. Hiervan wordt verslag gemaakt. b. Welke juridische instrumenten heeft het college om het bestaande welstandsniveau te handhaven indien een eigenaar verzuimt het monumentale object te onderhouden? Denk hierbij aan monumentale objecten die in verval raken zoals leegstaande boerderijen. Vanuit de Monumentenwet kan aangeschreven worden als een monument wordt verwaarloosd op het feit dat een monument in gevaar wordt gebracht. De excessenregeling kan hierbij in combinatie gebruikt worden, omdat het op basis van deze regeling mogelijk wordt om uiterlijke verpaupering aan te pakken, ongeacht of het een moment betreft. In de excessenregeling zijn diverse bepalingen opgenomen op basis waarvan de regeling toegepast kan worden. Deze zijn uitgebreider dan die in de monumentenwet zijn opgenomen. De punten 6 en 7 hebben betrekking op hoofdstuk 2; 6. Onder paragraaf 2.8 worden Natuurlandschappen beschreven, waarbij vermeld wordt dat het welstandstoezicht er op gericht is om de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden te beschermen. In deze paragraaf ontbreekt een gedetailleerde beschrijving van de deelgebieden Hoppenbrouwers en Weegbree. Het betreft gebieden met hoge en grote cultuurhistorische waarden. Bovengenoemde gebieden Hoppenbrouwers en Weegbree zijn op de verbeeldingskaart op pagina 128, naar onze mening dan ook onterecht, opgenomen als agrarische landschappen. Het huidig gebruik van de gebieden is op dit moment overwegend agrarisch. Het thema sluit hierbij aan. Maar zoals gesteld zijn er inderdaad ook cultuurhistorische waarden
aanwezig, met name in de Weegbree. Het begrip cultuurhistorie zal worden opgenomen in de in de toetsingscriteria (blz. 132). 7. Daarnaast zijn wij van mening dat voor Cultuurhistorisch Landschappen, gebieden met vastgestelde cultuurhistorische waarden zoals vastgelegd in de cultuurhistorische beleidskaart (Erfgoedkaart) afzonderlijke eigen toetsingscriteria binnen deze Nota moeten worden opgesteld. Toetsingscriteria dienen daarbij gericht op de historische context, de ensemblewaarde en het handhaven, herstellen en versterken van de cultuurhistorische karakteristieken en samenhang van deze unieke gebieden. Waardevolle cultuurhistorische landschappen vallen niet onder de taakstelling van de A2-Erfgoedcommissies zoals gesteld in de Erfgoedverordening. Naar onze mening worden de cultuurhistorische waarden in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit voldoende gewaarborgd. Deze zijn opgenomen in de diverse toetsingscriteria en zijn waar nodig nader geduid. De nota is daarnaast besproken met zowel de Welstandscommissie als de A2-Erfgoedcommissie. Zij hebben hier verder geen opmerkingen over gemaakt dat dit niet goed geborgd zou zijn. Inspraakreactie 2, Bewust Ongerust, 11 januari 2016 8. Onder paragraaf 2.8 worden Natuurlandschappen beschreven, waarbij vermeld wordt dat het welstandstoezicht er op gericht is om de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden te beschermen. In deze paragraaf ontbreekt een gedetailleerde beschrijving van de deelgebieden Hoppenbrouwers en Weegbree. Het betreft gebieden met hoge en grote cultuurhistorische waarden. Bovengenoemde gebieden Hoppenbrouwers en Weegbree zijn op de verbeeldingskaart op pagina 128, naar onze mening dan ook onterecht, opgenomen als agrarische landschappen. Het huidig gebruik van de gebieden is op dit moment overwegend agrarisch. Het thema sluit hierbij aan. Maar zoals gesteld zijn er inderdaad ook cultuurhistorische waarden aanwezig, met name in de Weegbree. Het begrip cultuurhistorie zal worden opgenomen in de in de toetsingscriteria (blz. 132). 9. Daarnaast zijn wij van mening dat voor Cultuurhistorisch Landschappen, gebieden met vastgestelde cultuurhistorische waarden zoals vastgelegd in de cultuurhistorische beleidskaart (Erfgoedkaart) afzonderlijke eigen toetsingscriteria binnen deze Nota moeten worden opgesteld. Toetsingscriteria dienen daarbij gericht op de historische context, de ensemblewaarde en het handhaven, herstellen en versterken van de cultuurhistorische karakteristieken en samenhang van deze unieke gebieden. Waardevolle cultuurhistorische landschappen vallen niet onder de taakstelling van de A2-Erfgoedcommissies zoals gesteld in de Erfgoedverordening. Naar onze mening worden de cultuurhistorische waarden in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit voldoende gewaarborgd. Deze zijn opgenomen in de diverse toetsingscriteria en zijn waar nodig nader geduid. De nota is daarnaast besproken met zowel de
Welstandscommissie als de A2-Erfgoedcommissie. Zij hebben hier verder geen opmerkingen over gemaakt dat dit niet goed geborgd zou zijn. Inspraakreactie 3, Woningbelang, 12 januari 2016 10. Parkeren Er wordt gesteld dat parkeren in het centrum zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare ruimte gesitueerd moet worden. Bijvoorbeeld door deze ondergronds dan wel binnen het bouwblok op te lossen. Wij hebben begrip voor deze wens maar merken daarbij op dat dit kostenverhogende oplossingen zijn die binnen de sociale huursector onhaalbaar zijn gebleken. Het realiseren van betaalbare inbreidings- en herstructureringsprojecten wordt daarmee feitelijk onmogelijk. In geval een inbreidingsproject in de sociale huursector aan de orde is, moet parkeren op maaiveldniveau dan wel in de openbare ruimte mogelijk zijn. Bij een herstructureringsproject, dat geen toename van het aantal woningen met zich meebrengt, is het van belang dat de bestaande parkeersituatie uitgangspunt is. 11. Verdichten Historische dorpslinten: er wordt voorgesteld om percelen niet op te delen om nieuwe woningen in te voegen en te verdichten. Deze percelen zijn vaak dermate breed en diep dat ze te groot zijn voor sociale huurwoningen (met een beukmaat van 4,8 tot maximaal 5,4 meter) en daarmee onhaalbaar voor eventuele herstructurering. Wij verzoeken u voor sociale huurwoningen een uitzondering te maken op deze regel. 12. Parkeren in voortuinen Uw inzet Is om parkeren in voortuinen te voorkómen. Iets waar wij het in principe van harte mee eens zijn. Wij constateren echter dat in sommige woonstraten onvoldoende parkeermogelijkheden zijn, waardoor het parkeren in de voortuin noodzakelijk kwaad is. Wij verzoeken u in deze situaties terughoudend te zijn met handhaven. 13. Volgen bestaande rooilijnen Uw inzet is om bestaande rooilijnen of die van naastgelegen bebouwing te volgen bij nieuwbouw. Uiteraard zullen wij hier aandacht aan schenken, maar vragen tevens om enige redelijkheid en flexibiliteit bij de toetsing van plannen waar een andere stedenbouwkundige invulling wenselijk is uiteraard stedenbouwkundig verantwoord en onderbouwd. 14. Toepassen kunststof Kleine bouwwerken, 4.5 Kozijn- of gevelwijziging: er wordt gesteld terughoudend te zijn met het gebruik van kunststof. Toepassing alleen als dimensionering en aansluitingen zijn afgestemd op de gevelarchitectuur. In het kader van vastgoedbeheer vervangen wij regelmatig kozijnen. Kunststof kozijnen zijn qua exploitatie vaak gunstiger dan houten kozijnen. Echter, indien de kozijnprofielen niet als standaard kunnen worden uitgevoerd, wordt dit al snel een te kostbare
ingreep. Wij vragen dan ook om redelijkheid in de beoordeling/afweging van plannen waarbij de indeling wel wijzigt en daarbij niet alleen te letten op de esthetische factor. 10 t/m 14: Wij willen op voorhand niet afwijken van de gekozen kwaliteit en opzet in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Echter kan er altijd sprake zijn van maatwerk. Dit vindt in overleg plaats met de welstandscommissie. 15. Erfafscheiding bij hoekwoningen Kleine bouwwerken, 4.6 Erf- en perceelafscheiding: uw inzet is dat de erfafscheiding van een hoekwoning op het naar de openbare ruimte gekeerde zijerf 2.00 m. hoog mag zijn, mits deze vanaf 1.00 m. een voor minimaal 90% open constructie heeft. Deze open constructie mag wel dichtgezet worden met bijv. een klimplant? Immers, het is uit privacy oogpunt niet gewenst om inkijk op het achter-perceel van een woning te hebben. Dit wordt aangepast in de nota. De erfafscheiding mag tot 60 cm hoogte gesloten zijn, daarboven mag een openhekwerk geplaatst worden die mag worden dichtgezet met groen, bijvoorbeeld een klimplant. Daarnaast mogen afscheidingen tot een meter volledig gesloten worden (blz. 146). Kenmerk: Valkenswaard, de gemeenteraad voornoemd, de griffier, drs. C. Miedema de voorzitter, drs. A.B.A.M. Ederveen