INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

Vergelijkbare documenten
Regioportret Noordwest-Veluwe en Stedendriehoek. Arbeidsmarkt zorg en welzijn 2013

Regioportret Achterhoek. Arbeidsmarkt zorg en welzijn 2013

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

Regioportet Twente. Arbeidsmarkt zorg en welzijn 2013

Regioportret IJssel-Vecht. Arbeidsmarkt zorg en welzijn 2013

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

Regioportret Haaglanden Arbeidsmarkt zorg en welzijn

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

COLOFON. Samenstelling regioportret:

INLEIDING REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6

COLOFON. Samenstelling regioportret:

COLOFON. Samenstelling regioportret: E,til. In opdracht van: RegioPlus. Eindredactie: Venturaplus

COLOFON. Goes, januari Welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang

Ontgroening en vergrijzing Noord en Midden Limburg en Zuid Limburg

FACTSHEET ARBEIDSMARKT

Regioportret Flevoland

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

FACTSHEET. Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Zeeuws-Vlaanderen. foto Xander Koppelmans voor DNA-beeldbank op

Aantal medewerkers West-Brabant

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Friesland 2017

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant

WERKGELEGENHEID ZORG EN WJK NIEUWE WATERWEG NOORD

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Drenthe 2017

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Groningen 2017

FACTS & FIGURES. Arbeidsmarktmonitor zorg en welzijn Zeeland

INLEIDING RegioPortret arbeidsmarkt zorg en WJK Transvorm Leeswijzer RegioPortret Midden-Brabant

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant MBO

Voorwoord. Inleiding. In dit tabellenboek worden de volgende 28 regio's onderscheiden: Zaanstreek en Waterland. Amstelland, Kennemerland, Meerlanden

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant

Aanzet tot ontwikkelen van een arbeidsmarktvisie. Zorg en Welzijn West Brabant. Januari 2012, versie 0.1

Prognose bevolking Fryslân

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Regioportret. Gooi- en Vechtstreek. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Arbeidsmarktprognoses van VOV-personeel in Zorg en Welzijn

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regioportret. West-Brabant. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Beleidsneutrale prognose HCA Zorg en Welzijn

Regioportret. Noordoost-Brabant. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Regioportret. Zaanstreek en Waterland. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Leeftijdsopbouw Groningen

Leeftijdsopbouw Drenthe

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

REGIO RIVIERENLAND. Samengesteld door Koster & van Hooren in opdracht van WZW Juli 2014

De Arbeidsmarkt in de provincie Utrecht

Facts & Figures. Arbeidsmarktgegevens Regio Kennemerland, Amstelland & Meerlanden KENNEMERLAND, AMSTELLAND & MEERLANDEN AMSTERDAM & DIEMEN TEXEL

Regioportret. Zeeland. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

REGIO NIJMEGEN. Samengesteld door Koster & van Hooren in opdracht van WZW Juli 2014

Regioportret. Noord-Holland Noord. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Colofon. Gebruikte bronnen: CPB, CBS, PGGM, DUO-CFI, UWV Werkbedrijf, Prismant, bewerking door Panteia/SEOR/Etil.

Onderwijs in Kaart 2017

Regioportret. Zuid-Holland Zuid. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

SIGRA. Facts & Figures. Arbeidsmarktgegevens Regio Zaanstreek - Waterland ZAANSTREEK-WATERLAND NOORD-HOLLAND NOORD AMSTERDAM & DIEMEN TEXEL DEN-HELDER

REGIO ARNHEM. Samengesteld door Koster & van Hooren in opdracht van WZW Juli 2014

Onderwijs in Kaart 2017

Inleiding 2. Beschouwing Regioschets Sectorschets Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK 20

Inleiding 2. Beschouwing Regioschets Sectorschets Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK 20

REGIO EDE. Samengesteld door Koster & van Hooren in opdracht van WZW Juli 2014

Regioportret. Groningen. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Feiten en cijfers 2010 Branche Kinderopvang

Inleiding 2. Beschouwing Regioschets Sectorschets Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK 20

Colofon. Samenstelling: E til In opdracht van: Regioplus Eindredactie: Zowelwerk

Onderwijs in Kaart 2017

Regioportret. Zuidoost-Brabant. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Inleiding 2. Beschouwing Regioschets Sectorschets Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK 19

Inleiding 2. Beschouwing Regioschets Sectorschets Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK 19

SIGRA. Facts & Figures. Arbeidsmarktgegevens Regio Amsterdam & Diemen AMSTERDAM & DIEMEN NOORD-HOLLAND NOORD ZAANSTREEK-WATERLAND TEXEL DEN-HELDER

Colofon. Gebruikte bronnen: CPB, CBS, PGGM, DUO-CFI, UWV Werkbedrijf, Prismant, bewerking door Panteia/SEOR/Etil.

Regioportret. Midden-Gelderland. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Regioportret. Amsterdam. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Regioportret. Zuid-Limburg. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Regioportret. Zuid-West Gelderland. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Regioportret. Noord- en Midden-Limburg. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Colofon. Gebruikte bronnen: CPB, CBS, PGGM, DUO-CFI, UWV Werkbedrijf, Prismant, bewerking door Panteia/SEOR/Etil.

Regioportret. Amersfoort. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Colofon. Gebruikte bronnen: CPB, CBS, PGGM, DUO-CFI, UWV WERKbedrijf, Prismant, bewerking door Panteia/SEOR/Etil.

Regioportret. Haaglanden. Arbeidsmarkt zorg en welzijn Werkgeversvereniging voor Zorg en Welzijn

Regioportret. Utrecht. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Colofon. Gebruikte bronnen: CPB, CBS, PGGM, DUO-CFI, UWV Werkbedrijf, Prismant, bewerking door Panteia/SEOR/Etil.

Regioportret. Twente. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Inhoudsopgave. Leeswijzer

Regioportret. Rijnmond. Arbeidsmarkt zorg en welzijn

Facts & Figures 2017 De arbeidsmarkt Zorg en Welzijn in Flevoland

Factsheet uitstroom van werknemers

Nieuwsbrief Drenthe, oktober 2012

Colofon. Gebruikte bronnen: CPB, CBS, PGGM, DUO-CFI, UWV WERKbedrijf, Prismant, bewerking door Panteia/SEOR/Etil.

Transcriptie:

INHOUDSOPGAVE Pagina INLEIDING 2 1. REGIOSCHETS 3 Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing 3 (Potentiële) beroepsbevolking 4 Werkgelegenheid 6 2. SECTORSCHETS 7 Werkgelegenheidsstructuur 7 Contractomvang: relatief veel kleine banen 9 Instroom in het onderwijs 10 Opleidingslocaties 11 Deelnemers 12 Kans op stage 12 Gediplomeerden 13 Onderwijs- en sectorrendement 13 Pendel 15 3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK 17 Onzekerheden en interpretatie prognoses 17 Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel 17 Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel 20 Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie 21 Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) 22 Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief) 24 CONCLUSIES EN AANDACHTSPUNTEN 26 BIJLAGE 1: BRONNEN EN DEFINITIES 27 1

INLEIDING Transvorm De arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK 1 is sterk regionaal bepaald. De regionale werkgeversorganisaties, met hun lokale kennis, zijn dan ook onmisbaar. Transvorm is het werkgeversverband van de provincie Noord-Brabant, waaronder de regio Midden- Brabant valt. Transvorm werkt samen met partners zoals zorg- en welzijnsorganisaties en het beroepsonderwijs om de arbeidsmarkt voor zorg en welzijn zo goed mogelijk te laten functioneren. Regioportret arbeidsmarkt zorg en welzijn Om te komen tot regionaal beleid is betrouwbare informatie over de ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt in zorg en WJK onmisbaar. Betrouwbare arbeidsmarktinformatie is bijvoorbeeld van belang voor de personeelsplanning en personeelsvoorziening van zorg- en welzijnsorganisaties. Met cijfers die het nodige zeggen over het heden en de middellange termijn, kunnen partijen de juiste acties ondernemen op het gebied van personeelsvoorziening en onderwijs. Dit rapport brengt de arbeidsmarktknelpunten, onderwijsknelpunten en knelpunten in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK in kaart. Dit geeft aan de betrokken partijen handvatten om proactief beleid te voeren, op provinciaal en subregionaal niveau. Voorliggend rapport heeft betrekking op de regio Midden-Brabant en omvat de volgende gemeenten: Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk. Het rapport bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Regioschets Wat is de regionale context waarbinnen de ontwikkeling op de Midden-Brabantse arbeidsmarkt voor zorg en WJK zich afspeelt? 2. Sectorschets Hoe ziet de sector zorg en WJK in Midden-Brabant er op dit moment uit? 3. Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK Hoe gaat de sector zorg en WJK in Midden-Brabant zich de komende jaren ontwikkelen? Bij de beantwoording van deze vragen gaat de aandacht uit naar ontwikkelingen in de vraag naar en het aanbod van personeel afkomstig uit het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De focus binnen het rapport ligt op het verpleegkundig, (sociaal-) agogisch en verzorgend personeel ook wel VOV-personeel genoemd 2. 1 2 Tot de zorg behoren de branches ziekenhuizen, GGZ, overige zorg, gehandicaptenzorg en VVT (verpleging, verzorging, thuiszorg). Tot WJK behoren de branches welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang. Voorheen werd (sociaal-)agogisch aangeduid met opvoedkundig, vandaar de (nog altijd gebruikelijke) afkorting VOV. 2

1. REGIOSCHETS De regionale arbeidsmarkt is zeer divers. Iedere regio heeft zijn eigen, typische kenmerken. Aan de aanbodkant kan gedacht worden aan verschillen in de kenmerken en de ontwikkeling van de beroepsbevolking. Aan de vraagzijde zijn er verschillen in bijvoorbeeld de sectorale samenstelling. Vanwege deze verschillen is het belangrijk om de arbeidsmarkt op regionaal niveau te monitoren. Dit hoofdstuk schetst de arbeidsmarkt in de regio Midden-Brabant. Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing Figuur 1.1 toont de bevolkingspiramide voor Midden-Brabant. Te zien is het aantal mannen en vrouwen naar leeftijdscategorieën in 2013 en 2025. Opvallend is dat de bevolking zowel ontgroent als vergrijst. Met andere woorden, het aantal jongeren neemt af, terwijl het aantal ouderen toeneemt. Deze ontwikkeling is zichtbaar in figuur 1.1: het aantal 5-19-jarigen daalt tot 2025, terwijl het aantal 55-plussers veelal toeneemt. Deze verandering in de leeftijdssamenstelling kan ook worden uitgedrukt met behulp van de indicatoren groene en grijze druk. De groene druk is de verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. De grijze druk is de verhouding tussen het aantal 65-plussers en het aantal 20- tot 65-jarigen. In 2013 is de groene druk 37,1%. In 2025 is dit gedaald tot 36,3%. De grijze druk laat een tegengestelde ontwikkeling zien. In 2013 is de grijze druk 27,5%, tegenover 37,9% in 2025. Overigens neemt de bevolking als geheel in Midden-Brabant de komende jaren toe. In 2013 heeft Midden-Brabant 436.300 inwoners, in 2025 zijn er dat 453.800. Wat betekent dit voor het onderwijs en de arbeidsmarkt? Door de ontgroening zal de instroom in de VOV-opleidingen op termijn gaan dalen, mits het studiekeuzegedrag van jongeren niet verandert. Hierdoor zal ook de instroom vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt in de toekomst afnemen, terwijl het aantal ouderen dat met pensioen gaat juist groeit als gevolg van de vergrijzing. Figuur 1.1 Samenstelling bevolking naar leeftijd en geslacht, Midden-Brabant, 2013 en 2025 Leeftijden 95 e.o. 90-94 85-89 80-84 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 Bron: CBS, PBL, bewerking Etil 3

(Potentiële) beroepsbevolking Alle mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar vormen de potentiële beroepsbevolking. De potentiële beroepsbevolking kan verdeeld worden in de volgende groepen: - De werkzame beroepsbevolking bestaat uit alle 15- tot 65-jarigen die werk hebben voor twaalf uur of meer per week. Daarnaast heeft een deel geen werk van twaalf uur of meer per week maar is daar wel actief naar op zoek (werkloze beroepsbevolking). - De mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar die geen twaalf uur of meer per week werken en ook niet actief op zoek zijn naar dergelijk werk, vormen de nietberoepsbevolking (bijvoorbeeld nuggers). - Van de niet-beroepsbevolking wil een deel wel 12 uur of meer per week werken. Een ander deel wil, kan of hoeft dat niet om uiteenlopende redenen (zoals ziekte, opleiding/studie, VUT, andere inkomsten en zorgtaken). Figuur 1.2 geeft de samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van Midden- Brabant in 2012 weer. Figuur 1.2 Samenstelling potentiële beroepsbevolking in Midden-Brabant naar categorie, 2012 Potentiële beroepsbevolking 291.900 personen Beroepsbevolking (heeft/zoekt werk > 12 u pw) 211.500 personen Werkzame beroepsbevolking (heeft werk >= 12u pw) 197.200 personen Werkloze beroepsbevolking (zoekt werk >= 12u pw) 14.300 personen Nietberoepsbevolking 80.400 personen Wil >= 12u pw werken 9.800 personen Wil of kan niet >= 12u pw werken 70.600 personen Reden: Opleiding/studie (40%) Ziekte/AO (23%) Vut (17%) Zorgtaken (10%) Anders (11%) Bron: CBS In 2012 waren er in potentie 291.900 mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt in Midden-Brabant. Daarvan hebben 211.500 mensen een baan van minimaal 12 uur per week, of zijn op zoek hiernaar. Ongeveer 24.100 mensen vormen de arbeidsreserve op de arbeidsmarkt in Midden-Brabant: deze mensen willen 12 uur of meer per week werken. Van deze groep zijn 14.300 personen actief op zoek naar een baan en op korte termijn beschikbaar. Doordat het aantal jongeren daalt en het aantal ouderen stijgt (figuur 1.1), neemt de potentiële beroepsbevolking in de periode 2013-2020 af. Figuur 1.3 toont dat de daling 4

van het aantal 15- tot 65-jarigen in Midden-Brabant in 2010 reeds is ingezet: sindsdien neemt de potentiële beroepsbevolking jaarlijks af. Figuur 1.3 Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking, beroepsbevolking en arbeidsparticipatie, Midden-Brabant, 1998-2020 Procentuele ontwikkeling pot. ber. bevolking en ber. bevolking 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% -0,5% 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 80,0% 75,0% 70,0% 65,0% 60,0% Potentiële beroepsbevolking Beroepsbevolking Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie Bron: CBS, bewerking en prognose Etil De potentiële beroepsbevolking daalt Jaarlijks stromen er dus meer personen uit de potentiële beroepsbevolking dan erbij komen. Het aantal jongeren daalt al geruime tijd in Midden-Brabant, als gevolg van een afname van het aantal geboorten begin jaren zeventig. Hierdoor bevinden zich nu minder vrouwen in de leeftijdsgroep waarin zij kinderen krijgen. In de periode 1998-1999 groeide het aantal jongeren nog licht, maar sindsdien is er sprake van een afname. Deze daling zet zich ook de komende jaren voort. Het aantal 65-plussers neemt al langer toe. In 2010 leidden deze ontwikkelingen tot een daling van de potentiële beroepsbevolking. Naar verwachting houdt deze daling ook de komende jaren aan. In 2020 is de potentiële beroepsbevolking tot 289.750 personen gedaald, vergeleken met 291.930 personen in 2012. Het tempo van de verwachte jaarlijkse daling is gering, en heeft vooral betrekking op de periode 2010-2017. De arbeidsparticipatie stijgt echter De arbeidsparticipatie bepaalt de omvang van de beroepsbevolking. Deze geeft de verhouding weer tussen de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking en de potentiële beroepsbevolking. Sinds de jaren negentig neemt de arbeidsparticipatie in Midden- Brabant over het algemeen toe, met name door een stijging van de arbeidsparticipatie onder ouderen en vrouwen. In 2000 participeerde nog 55% van de vrouwen, in 2012 was dit gestegen tot 66% en in 2020 stijgt dit naar verwachting tot 71%. De totale verwachte arbeidsparticipatie in 2020 is 76%, tegenover 72% in 2012. waardoor ook de beroepsbevolking toeneemt De beroepsbevolking laat over het algemeen een toename zien in de periode 1998-2009. In 2004. 2005 en 2010 daalde deze echter licht. De grootste oorzaak van de laatste daling was een tijdelijke daling van de arbeidsparticipatie, als gevolg van het met de economische crisis gepaard gaande ontmoedigingseffect. Doordat mensen minder kans zien om een geschikte baan te vinden, bieden zij zich (tijdelijk) niet meer aan op de arbeidsmarkt. In deze periode waren het vooral jongeren die besloten langer door te leren en dus niet toetraden tot de arbeidsmarkt. In 2011 herstelde de arbeidsparticipatie zich weer. De beroepsbevolking telde toen 209.200 personen. De komende jaren neemt de beroepsbevolking nog toe, als gevolg van de stijgende arbeidsparticipatie. In 2020 bestaat de beroepsbevolking uit ongeveer 219.330 personen. 5

Werkgelegenheid Aandeel sector zorg en WJK in totale economie stijgt Als gevolg van de economische crisis is de totale werkgelegenheid in de regio Midden- Brabant gedurende de periode 2008-2012 met ongeveer 1% afgenomen. De werkgelegenheid in de sector zorg en WJK is daarentegen relatief sterk toegenomen. De sector zorg en WJK heeft zich de afgelopen vijf jaar ontpopt tot banenmotor van Midden- Brabant. Omdat de werkgelegenheidsontwikkeling in de overige sectoren de laatste jaren daalde, is het werkgelegenheidsaandeel van de sector zorg en WJK in de totale economie in omvang gegroeid. Figuur 1.4 geeft de verdeling weer van de totale werkgelegenheid naar sector in 2008 en 2012. Het aandeel blijkt in 2012 te zijn gestegen tot 19%, vergeleken met 16% in 2008. De sector zorg en WJK is daarmee de grootste sector binnen de Midden-Brabantse economie. Andere belangrijke sectoren binnen Midden- Brabant zijn handel en reparatie (16%) en overheid en onderwijs (15%). Figuur 1.4 Verdeling totale aantal arbeidsplaatsen naar sector, Midden-Brabant, 2008 en 2012 16% 1% 4% 5% 4% 5% 1% 19% 3% 4% 4% 5% Landbouw en visserij Bank- en verzekeringswezen Overige diensten Horeca 16% 7% 16% 9% Bouw Transport en communicatie 11% 11% Zakelijke dienstverlening 14% 17% 15% 13% Industrie Overheid en onderwijs Handel en reparatie Zorg en welzijn Bron: LISA, bewerking Etil Vooruitzichten voor de korte termijn blijven negatief Voor de korte termijn, 2013 en 2014, gaat Etil uit van een verdere afname van de totale werkgelegenheid. Volgens de prognoses van het Centraal Plan Bureau krimpt de Nederlandse economie dit jaar met 1,25%. Minder economische activiteiten leiden in de regel tot minder vraag naar arbeid. In 2014 is naar verwachting sprake van een licht herstel en neemt de economische groei met 0,75% toe. Ondanks dit economische herstel neemt de werkgelegenheid in Nederland en Midden-Brabant verder af. De reden hiervoor is dat werkgevers op dit moment nog ruim in hun personeel zitten. Voor de periode 2015-2018 verwacht Etil weer een beperkte werkgelegenheidsgroei in Midden-Brabant. Aandeel zelfstandigen in zorg en WJK neemt toe Het aandeel zelfstandigen binnen de sector zorg en WJK lag in Midden-Brabant in 2010 op 3,7% (ofwel 1.300 personen). In 2007 was dit aandeel 3,6%. Het aandeel ligt in Midden-Brabant iets lager dan het landelijk aandeel van 4,4%. Het is de verwachting dat dit aandeel de komende jaren verder zal toenemen als gevolg van een grote vraag naar flexibel inzetbare vakmensen in de sector zorg en WJK. Het helpt daarbij dat de regels van de overheid en belastingdienst voor het werken als zelfstandige in de zorg in 2012 eenvoudiger zijn gemaakt. Daarbij speelt nog wel een discussie over het al dan niet af moeten dragen van btw. 6

2. SECTORSCHETS In elke regio heeft de sector zorg en WJK een andere structuur, waardoor ontwikkelingen in de nabije toekomst net weer anders uitwerken. Dit hoofdstuk schetst een beeld van de sector zorg en WJK in de regio, verdeeld over branches en kwalificaties, door te kijken naar werkgelegenheid, onderwijs en pendelstromen. Werkgelegenheidsstructuur Naar branche In tabel 2.1 is het aantal werknemers en hun kenmerken per branche weergegeven. Te zien is dat de sector zorg en WJK in 2012 in Midden-Brabant 34.740 werknemers kent. De meeste werknemers werken in de verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) (37%), gevolgd door gehandicaptenzorg en ziekenhuizen. In de branche jeugdzorg werken de minste mensen. Een aandachtspunt hierbij is dat de traditionele indeling naar branches als gevolg van branchevervaging aan het verdwijnen is. De geplande hervormingen versterken dit. Tabel 2.1 Werknemers in de sector zorg en WJK naar branche, Midden-Brabant, 2012* Aantal werknemers Deeltijd Gemiddelde Aandeel Aandeel Aandeel Aandeel Branches 2012 factor leeftijd 55+ 35- vrouwen allochtonen Ziekenhuizen 5.660 0,77 41,0 14% 32% 79% 10% GGZ 2.610 0,82 41,0 17% 35% 74% 11% Gehandicaptenzorg 6.060 0,73 40,4 14% 36% 81% 8% VVT 12.860 0,58 43,4 20% 24% 93% 10% Zorg overig 3.120 0,73 39,8 12% 37% 78% 12% Jeugdzorg 440 0,77 38,7 13% 45% 82% 11% Kinderopvang WMD Totaal zorg en WJK Midden-Brabant Totaal alle sectoren Midden-Brabant Totaal zorg en WJK Nederland 2.100 0,72 34,8 8% 56% 96% 11% 1.900 0,75 43,2 23% 28% 70% 19% 34.740 0,69 41,3 16% 32% 85% 11% 194.640 0,76 38,7 14% 40% 49% 15% 1.267.210 0,71 40,8 16% 34% 84% 15% Totaal alle sectoren Nederland 7.332.890 0,80 39,5 15% 37% 47% 18% * Voor de kenmerken van werknemers is gebruik gemaakt van gegevens over 2010. Bron: CBS, PGGM, bewerking Etil In de sector zorg en WJK werken veel werknemers in deeltijd. In Midden-Brabant ligt de deeltijdfactor op 0,69 fte; in heel Nederland op 0,71 fte. De lagere gemiddelde deeltijdfactor wordt verklaard doordat het werkgelegenheidsaandeel VVT in Midden- Brabant groter is dan landelijk en juist deze branche veel kleine deeltijdbanen kent. Vergeleken met alle sectoren in Midden-Brabant ligt de deeltijdfactor in de sector zorg en WJK ook lager. Van alle werknemers in de sector zorg en WJK in Midden-Brabant is 85% vrouw. De percentages verschillen echter per branche. In de kinderopvang is 96% van de werknemers vrouw terwijl dit in de WMD slechts 70% is. Gemiddeld zijn de werknemers 7

41,3 jaar oud. In de VVT is men gemiddeld het oudst (43,4 jaar) en in de kinderopvang het jongst (34,8 jaar). Verder is 11% van alle werknemers in de zorg en WJK in Midden- Brabant allochtoon. Naar VOV-kwalificatie Niet alle werknemers in de zorg en WJK werken in VOV-functies. In Midden-Brabant werken in 2012 naar schatting zo n 22.790 werknemers in zogenaamde VOV-functies (65% van het totale aantal werknemers in de sector; tabel 2.2). Verdeeld naar branche, is het aandeel VOV-personeel het grootst in de gehandicaptenzorg (76%) en VVT (75%), gevolgd door de WMD (68%) en kinderopvang (64%). In de branche ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg (GGZ) ligt het aandeel VOV-personeel relatief laag met 49% en 59%. Verdeeld naar kwalificatie werken de meeste mensen in Midden-Brabant als verzorgende (3) en verpleegkundige (4) in de sector zorg en WJK. De kwalificaties sociaal-cultureel werker (4), sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4) en Cultureel maatschappelijke vorming (5) hebben de kleinste aantallen werknemers. Tabel 2.2 Aantal werknemers (VOV-kwalificatie) in zorg en WJK naar kwalificatie, Midden-Brabant, 2012 Kwalificatie VOV-werknemers 2012 Zorghulp (1) 1.590 Helpende zorg en welzijn (2) 820 Verzorgende (3) 6.230 Verpleegkundige (4) 4.640 Verpleegkundige (5) 1.630 Sociaal-cultureel werker (4) 70 Sociaal-pedagogische hulpverlening (4) 2.700 Sociaal-pedagogische hulpverlening (3) 980 Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4) 100 Pedagogiek (5) 600 Sociaal-pedagogische hulpverlening (5) 2.400 Maatschappelijk werk en dienstverlening (5) 810 Cultureel maatschappelijke vorming (5) 240 Totaal VOV-personeel 22.790 Totaal zorg en WJK 34.840 Bron: CBS, PGGM, Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil Verdeling inzet personeel naar directe en indirecte werkzaamheden Wat betreft de inhoud van de functie is in figuur 2.1 te zien dat ongeveer 65% van de werknemers in de sector zorg en WJK in Midden-Brabant behoort tot het verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel. De resterende 35% van werknemers heeft een niet VOV-functie, bijvoorbeeld in management, facilitair, hotelfuncties of overige cliëntgebonden functies. Inzicht in de samenstelling en omvang van het niet-vov-personeel wordt steeds belangrijker, aangezien eventuele bezuinigingen door zorg- en WJK-organisaties in het niet-vov-deel de noodzaak om op het VOV-personeel te bezuinigen minder noodzakelijk maken. 8

Figuur 2.1 Verdeling werkgelegenheid zorg en WJK naar directe en indirecte werkzaamheden, regio Midden-Brabant, 2012 2% 3% 5% 4% 7% VOV-personeel Onderzoek/academi sch patientgebonden Management/staf 13% 65% Administratief Facilitair Hotelfuncties Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil Contractomvang: relatief veel kleine banen Tabel 2.1 liet reeds zien dat veel werknemers in de zorg en WJK in deeltijd werken. In aanvulling daarop kan gekeken worden naar de contractomvang in de sector. Zo is op basis van landelijke kengetallen bekend dat 23% van de werknemers in de zorg en WJK een contract heeft van 36 uur of meer. 29% heeft een contract van 28 tot 36 uur, 30% werkt 20 tot 28 uur per week, terwijl 14% een contract heeft van 12 tot 20 uur. Tot slot heeft 4% van de werknemers een contract tot 12 uur per week. De sector als geheel kent daarmee relatief veel kleine banen. Verdeeld naar branche zijn er echter relatief grote verschillen waarneembaar (figuur 2.2). Figuur 2.2 Contractomvang in uren per week naar branche, 2012, Nederland 100% 80% 60% 40% 20% 0% 15% 13% 22% 28% 44% 30% 24% 34% 41% 28% 32% 35% 34% 20% 24% 20% 15% 14% 7% 6% 1% 1% 4% 3% 6% 7% 11% 15% 20% 36% 41% 30% 21% 12% 7% 30% 19% 23% 36% 29% 42% 28% 30% 19% 12% 14% 7% 2% 5% 4% tot 12 uur 12 tot 20 uur 20 tot 28 uur 28 tot 36 uur 36 uur of meer Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil 9

Instroom in het onderwijs Van de totale instroom in het MBO in Midden-Brabant stroomt jaarlijks ongeveer 27% van de leerlingen in een zorg en WJK-opleiding in (figuur 2.3). Het grootste deel stroomt in in een VOV-opleiding zorg (bijna 10% in 2011). Het aandeel dat een overige zorg- en welzijnsopleiding gaat volgen bedraagt ruim 9%; het aandeel dat een VOV-opleiding welzijn gaat volgen ligt lager (7,1%). Opvallend is de ontwikkeling van de instroom in 2010; in dit jaar lag de instroom in de VOV-zorgkwalificaties fors hoger dan in de periode 2006-2009 en in 2011. Mogelijke verklaring voor deze instroomontwikkeling is de economische crisis, waardoor (tijdelijk) meer leerlingen voor een VOV-opleiding in de zorg kozen vanwege de goede baanperspectieven in de gezondheidssector die er toen waren. Figuur 2.3 Ontwikkeling instroom zorg- en welzijnsopleidingen in het MBO ten opzichte van totale instroom in het MBO (2006-2011), Midden-Brabant 2011 9,8% 7,1% 9,6% 2010 13,0% 6,9% 8,0% 2009 10,7% 7,8% 8,2% 2008 10,1% 8,1% 8,8% 2007 9,6% 6,6% 9,0% 2006 8,7% 7,5% 10,2% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Aandeel VOV-zorgopleidingen Aandeel overige zorg- en welzijnsopleidingen Aandeel VOV-welzijnsopleidingen Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil Figuur 2.4 toont de instroom van leerlingen en studenten in de VOV-opleidingen zorg en WJK voor de periode 2006-2012. De totale instroom is in de periode 2009-2011 afgenomen. In 2012 groeide de instroom echter licht tot ruim 1.500 leerlingen. Er zijn over de jaren heen weinig verschillen te zien tussen de diverse opleidingsvormen. Zo is het aandeel BOL de afgelopen jaren iets groter geworden, ten koste van het aandeel BBL. Deze trend wordt onder andere veroorzaakt door een afname van het aantal BBLplaatsen bij instellingen, als gevolg van teruglopende inkomsten en toenemende bezuinigingen. Het aantal leerlingen dat een HBO-opleiding volgt is redelijk stabiel gebleven. 10

Figuur 2.4 Ontwikkeling instroom in VOV-opleidingen zorg en WJK naar leerweg, Midden-Brabant, 2006-2012 1.800 100% 1.750 1.700 34% 37% 34% 33% 34% 33% 32% 80% 1.650 1.600 1.550 1.500 22% 25% 26% 27% 26% 24% 25% 60% 40% 1.450 1.400 44% 39% 39% 40% 39% 43% 43% 20% 1.350 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 MBO - BOL MBO - BBL HBO Totaal 0% Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking en prognoses Etil Opleidingslocaties De belangrijkste opleidingslocaties in Midden-Brabant worden weergegeven middels de procentuele verdeling van het aantal deelnemers naar woonplaats per locatie (figuur 2.5) 3. Het gaat hierbij om deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt wat de belangrijkste opleidingslocaties zijn voor Midden- Brabant. Te zien is dat het ROC Tilburg de instelling is met verreweg het grootste aantal leerlingen: maar liefst 66% van de deelnemers volgt hier een opleiding. Figuur 2.5 Verdeling deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK in Midden-Brabant naar locatie in het schooljaar 2012/2013 7% 5% Koning Willem I College 's-hertogenbosch 18% ROC Eindhoven 3% ROC Tilburg 66% ROC West-Brabant Etten-leur Overig Bron: Calibris, bewerking Etil 3 De gegevens hebben betrekking op de totale vestiging van het ROC en zijn momenteel nog niet beschikbaar op het niveau van nevenvestigingen. 11

Deelnemers Op 1 oktober 2011 staan bijna 11.000 MBO-leerlingen en bijna 12.000 HBO-leerlingen ingeschreven bij de verschillende onderwijsinstellingen in Midden-Brabant. De samenstelling van de MBO- en HBO-populatie staat weergegeven in figuur 2.6. Het aantal MBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen die opleiden tot een VOVkwalificatie, bedraagt in 2011 ruim 2.360 deelnemers (aandeel van 18%). Van deze deelnemers volgen ruim 1.500 personen het BOL-traject (12%) en ruim 800 personen het BBL-traject (6%). Het aantal HBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen bedraagt in 2011 ongeveer 1.500 personen; de opleidingen hebben daarmee een aandeel van 11% in de totale HBO-populatie. Figuur 2.6 Samenstelling MBO- en HBO-deelnemers in de VOV-opleidingen in Midden-Brabant in het schooljaar 2011/2012 MBO-deelnemers 2011 HBO-deelnemers 2011 1.540 12% 820 6% 1.510 11% Z&W BOL 10.750 82% Z&W BBL Overig MBO 11.700 89% Z&W HBO Overig HBO Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil Kans op stage 12

Gediplomeerden In tabel 2.3 wordt het aantal gediplomeerden voor alle VOV-opleidingen, en voor het MBO naar leerweg, weergegeven 4. In het schooljaar 2012/2013 bedraagt het aantal VOV-gediplomeerden in het MBO en het HBO respectievelijk 770 en 300. Totaal zijn er dus 1.070 gediplomeerden in VOV-opleidingen van de sector zorg en WJK. Bij de MBOgediplomeerden heeft 49% de leerweg BOL gevolgd en 44% de leerweg BBL. De overige 7% bestaat uit extranei. Extranei zijn studenten die alleen ingeschreven staan als examendeelnemer en dus geen lessen volgen van de betreffende opleiding. Tabel 2.3 Verwachte aantal gediplomeerden in de VOV-opleidingen zorg en WJK in Midden-Brabant in het schooljaar 2012/2013 Kwalificaties Aantal 2012 Aandeel BOL Aandeel BBL Aandeel extraneï Zorghulp (niveau 1) 10 0% 0% 100% Helpende zorg en welzijn (niveau 2) 210 55% 35% 9% Verzorgende (niveau 3) 140 30% 70% 0% Verpleegkundige (niveau 4) 80 51% 49% 0% Verpleegkundige (niveau 5) 60 Sociaal cultureel werker (niveau 4) 20 92% 8% 0% Sociaal pedagogisch werker (niveau 4) 110 60% 40% 0% Pedagogisch werker (niveau 4) 40 100% 0% 0% Oud agogisch (niveau 4) 30 59% 41% 0% Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4) 40 20% 80% 0% Sociaal pedagogisch werker (niveau 3) 180 43% 46% 11% Pedagogisch werker (niveau 3) 120 39% 53% 8% Oud agogisch (niveau 3) 30 34% 32% 34% Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3) 30 69% 31% 0% Sociaal dienstverlener (niveau 4) 20 92% 5% 3% Pedagogiek (niveau 5) 80 Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5) 90 Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5) 70 Cultureel maatschappelijke vorming (niveau 5) 10 Totaal zorg en WJK 1.070 Totaal zorg en WJK MBO 770 49% 44% 7% Totaal zorg en WJK HBO 300 Bron: CBS Onderwijsstatistieken, raming Etil Niet alle VOV-gediplomeerden gaan werken in de zorg en WJK. Een deel kiest voor een vervolgopleiding en gaat mogelijk pas later in de zorg en WJK werken. Dit geldt met name voor de lagere niveaus. Een ander deel gaat werken in een andere sector of wordt inactief. Hoeveel VOV-gediplomeerden uiteindelijk kiezen voor een baan in de sector zorg en WJK wordt uitgedrukt in het sectorrendement. Het sectorrendement wordt toegelicht in de volgende paragraaf, samen met het onderwijsrendement. Onderwijs- en sectorrendement Het aantal leerlingen dat vanuit het onderwijs instroomt op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK, is afhankelijk van het onderwijs- en sectorrendement van de VOVopleidingen. Het onderwijsrendement is de mate waarin studenten na instroom een diploma halen. Het sectorrendement is het percentage gediplomeerden van een VOV- 4 Het aantal gediplomeerden in VOV-opleidingen zorg en WJK is geprognosticeerd voor het schooljaar 2012/2013. 13

opleiding dat een jaar na diplomering werkzaam is in de sector zorg en WJK. Het regionale sectorrendement wordt bepaald op basis van de woonregio van de gediplomeerde. Door het onderwijsrendement te vermenigvuldigen met het sectorrendement ontstaat een gecombineerd rendement dat aangeeft in welke mate leerlingen die in een VOV-opleiding instromen, later op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK terechtkomen. Tabel 2.4 toont het onderwijs-, sector- en gecombineerd rendement per VOV-opleiding. Tabel 2.4 Onderwijsrendement, sectorrendement en gecombineerd rendement van de VOVopleidingen in Midden-Brabant Onderwijs rendement Sector rendement Gecombineerd rendement Zorghulp (niveau 1) 65,9% 49,9% 32,9% Helpende zorg en welzijn (niveau 2) 69,1% 66,9% 46,2% Verzorgende (niveau 3) 55,0% 94,6% 52,0% Verpleegkundige (niveau 4) 56,8% 88,8% 50,5% Verpleegkundige (niveau 5) 54,4% 88,0% 47,9% Sociaal cultureel werker (niveau 4) 46,7% 22,5% 10,5% Pedagogisch werker (niveau 4) 36,3% 59,8% 21,7% Oud agogisch (niveau 4) 69,4% 69,5% 48,2% Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4) 55,6% 89,4% 49,7% Pedagogisch werker (niveau 3) 49,6% 69,4% 34,4% Oud agogisch (niveau 3) 64,8% 74,5% 48,2% Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3) 52,5% 90,9% 47,7% Sociaal dienstverlener (niveau 4) 50,0% 30,5% 15,2% Pedagogiek (niveau 5) 48,2% 59,9% 28,8% Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5) 43,6% 73,2% 31,9% Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5) 50,2% 58,1% 29,2% Cultureel maatschappelijke vorming (niveau 5) 36,8% 40,8% 15,0% Bron: CBS, bewerking Etil De oud-agogische VOV-opleiding (niveau 4) en helpende zorg en welzijn (niveau 2) kennen het hoogste onderwijsrendement (ruim 69%). Ook de opleidingen zorghulp en de oud-agogische VOV-opleiding (niveau 3) hebben een relatief hoog onderwijsrendement van 65%. Daarentegen is het onderwijsrendement laag voor de HBO-opleiding pedagogisch werker van niveau 4 (36%) en de opleiding cultureel maatschappelijke vorming van niveau 5 (37%). Het sectorrendement ligt over het algemeen iets hoger dan het onderwijsrendement. Dus als men eenmaal een diploma heeft behaald, is de kans relatief groot dat men in de sector zorg en WJK gaat werken. Uit tabel 2.4 blijkt dat het sectorrendement het hoogst is voor de opleiding tot verzorgende niveau 3 (bijna 95%), gevolgd door de opleidingen medewerker maatschappelijke zorg niveau 3 en 4 (rond 90%) en verpleegkundige niveau 4 en 5 (89% respectievelijk 88%). Het gecombineerde rendement is het hoogst voor de opleidingen verzorgende (niveau 3) en verpleegkundige (niveau 4) met een rendement van minimaal 50%. 14

Pendel De regionale arbeidsmarkt is geen gesloten systeem. Veel werknemers pendelen dagelijks naar een andere gemeente (of zelfs provincie) dan waar ze woonachtig zijn. Dit komt onder andere door verschillen in de concentratiedichtheid van banen, regionale woningmarkten en woonvoorkeuren. De afgelopen jaren is het woon-werkverkeer toegenomen door een toename van de werkgelegenheid, maar ook door de problemen op de woningmarkt en een toename van het aantal tweeverdieners waardoor verhuizen naar de werkgemeente niet altijd mogelijk is. Bij pendel wordt normaliter onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse pendel. Bij binnenlandse pendel gaat het om woon-werkverkeer binnen Nederland; bij buitenlandse pendel gaat het om grensoverschrijdend woon-werkverkeer. Veel van deze pendelgegevens worden jaarlijks door het CBS verzameld via registratie- en enquêtebestanden. Hierdoor heeft het CBS goed zicht op de pendelbewegingen van personen die in loondienst in Nederland werken. Er is bekend hoeveel inwoners van een ander land in Nederland werken (inkomende buitenlandse pendel). Omdat deze gegevens niet voor het buitenland beschikbaar zijn, is onduidelijk hoeveel inwoners van Nederland in het buitenland werkzaam zijn (uitgaande buitenlandse pendel). Binnenlandse pendel In Midden-Brabant is sprake van een positief binnenlands pendelsaldo van werknemers. In 2010 bedroeg het pendelsaldo voor alle sectoren -6.650 en voor de sector zorg en WJK 1.020. Ruim 7.300 inwoners van Midden-Brabant verlaten om elders in de zorg en WJK te gaan werken, terwijl ruim 8.000 mensen de omgekeerde beweging maken. Dus per saldo komen er meer werknemers in de sector zorg en WJK naar Midden-Brabant dan er vertrekken. Figuur 2.7 geeft de binnenlandse pendelstromen en saldi grafisch weer voor de zorg en WJK en alle sectoren in 2010. Figuur 2.7 Binnenlandse pendel van werknemers in de sector zorg en WJK en alle sectoren, 2010 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0-10.000-20.000 8.340 7.320 1.020 zorg en WJK Midden-Brabant 61.900 55.250-6.650 Alle sectoren Midden-Brabant Inkomende pendel Uitgaande pendel Pendelsaldo Bron: CBS, bewerking Etil Tabel 2.5 toont de belangrijkste pendelbewegingen van en naar Midden-Brabant voor de sector zorg en WJK. Uit deze tabel blijkt dat de populairste bestemmingen om vanuit Midden-Brabant in de sector zorg en WJK te gaan werken, de naburige regio s Noordoost-, West- en Zuidoost-Brabant zijn. Werknemers die naar Midden-Brabant pendelen om te werken komen vaak uit dezelfde regio s. 15

Tabel 2.5 Top-3 inkomende en uitgaande pendelstromen in zorg en WJK Midden-Brabant, 2010 Inkomende pendel Regio van herkomst Uitgaande pendel Regio van bestemming West-Brabant 4.440 Noordoost-Brabant 2.720 Noordoost-Brabant 1.660 West-Brabant 2.310 Zuidoost-Brabant 1.500 Zuidoost-Brabant 1.210 Bron: CBS, bewerking Etil Buitenlandse pendel Er zijn alleen gegevens beschikbaar over de inkomende buitenlandse pendel van werknemers. In totaal komen 4.460 mensen die in het buitenland wonen naar Midden- Brabant om te werken. Daarvan hebben 340 mensen een baan in de sector zorg en WJK. Op basis van landelijke cijfers is bekend dat de grootste groep buitenlandse werknemers die in Nederland in de sector zorg en WJK komt werken, afkomstig is uit België, gevolgd door Duitsland (tabel 2.6). In vergelijking met andere sectoren werken er in Midden- Brabant relatief veel inwoners uit het buitenland in de gezondheidssector (aandeel zorg en WJK: 3,5% en aandeel alle sectoren: 2,5%). Tabel 2.6 Inkomende buitenlandse pendel van werknemers, 2010 Zorg en WJK Alle sectoren Nederland 9.780 179.160 Midden-Brabant 340 4.460 Voor Nederland geldt de volgende uitsplitsing: België 62% 23% Duitsland 21% 23% Polen 0% 22% Overig buitenland 17% 33% Bron: CBS, bewerking Etil Mobiliteit van gediplomeerden Tot nu toe is de pendel van werknemers besproken. Daarnaast is het ook mogelijk dat gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden, in een andere regio gaan werken dan de regio waarin ze in het jaar van afstuderen woonden. In Midden-Brabant betreden jaarlijks ruim 660 gediplomeerden de arbeidsmarkt. Hiervan komen een kleine 170 gediplomeerden vanuit andere regio s. Jaarlijks gaan er echter circa 160 gediplomeerden uit Midden-Brabant aan het werk in andere regio s, waarbij de bestemming vaak West-Brabant of Noordoost-Brabant is. Per saldo krijgt Midden-Brabant dus een klein aantal gediplomeerden uit andere regio s. 16

3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Het kabinet Rutte II wil de kwaliteit van zorg en welzijn verbeteren door de burger centraal te stellen. Tegelijkertijd wil het kabinet de alsmaar oplopende kosten van zorg en welzijn beteugelen. Om dit te bereiken is in het regeerakkoord 5 een groot aantal maatregelen aangekondigd. In meerdere opzichten betekenen deze maatregelen een trendbreuk met het verleden. Niet alleen neemt het groeitempo van de uitgaven af, ook wordt de zorg (care) anders georganiseerd. In dit hoofdstuk geven we een eerste doorkijk van de verwachte arbeidsmarktgevolgen van het regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in Midden-Brabant. Onzekerheden en interpretatie prognoses In het verleden was sprake van een gestage groei van het aantal werkenden in de zorg en WJK. Dit beeld gaat de komende jaren veranderen. Deze trendbreuk met het verleden en de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de uitvoering van de langdurige zorg en ondersteuning (care) brengt de nodige onzekerheid voor beleidsmakers met zich mee. De behoefte aan inzicht in toekomstige ontwikkelingen is daardoor groot. Momenteel is het echter lastig om de precieze gevolgen van het regeerakkoord inzichtelijk te maken, aangezien er nog veel zaken onzeker zijn. In de prognoses die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd, maken we daarom gebruik van aannames over deze onzekerheden. Bij de interpretatie van de regionale prognoses dient hiermee rekening te worden gehouden. Het doel van de prognoses is dan ook niet om toekomstige tekorten of overschotten aan personeel exact te voorspellen, maar om de diverse actoren op de arbeidsmarkt een eerste inzicht te geven van de arbeidsmarktgevolgen van het regeerakkoord voor Midden-Brabant. Op basis van deze inzichten kan vervolgens het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten. Bij de beschrijving van de prognoseresultaten wordt achtereenvolgens ingegaan op de uitbreidingsvraag (groei of krimp werkgelegenheid), de vervangingsvraag, het (toekomstige) aanbod van VOV-personeel en de confrontatie tussen vraag en aanbod. Gezien de onzekerheden worden de prognoseresultaten op hoofdlijnen beschreven. Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. In de zorg en WJK wordt de uitbreidingsvraag, zowel landelijk als regionaal, sterk bepaald door beschikbare middelen. Momenteel is het onzeker hoeveel middelen in de toekomst precies naar de verschillende branches gaan. Gemeenten kunnen namelijk zelf beslissen hoe de middelen die zij ontvangen voor de verschillende zorg- en welzijnsfuncties worden ingezet. Bij de prognoses van de uitbreidingsvraag hebben we de aanname gemaakt dat de beschikbare middelen worden ingezet voor de zorg- en welzijnsfuncties op de wijze waarop dat ook in het basisjaar 2012 is gedaan. Met andere woorden, er wordt door deze aanname geen rekening gehouden met de gevolgen van keuzes die gemeenten gaan maken over de inzet van middelen of met mogelijk hogere uitvoeringskosten bij de gemeenten zelf. 5 En daarop volgende akkoorden en plannen. In dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen verwerkt tot en met september 2013. In het algemeen is er op alle politieke niveaus nog besluitvorming gaande. 17

Naast de beschikbare middelen zijn regionale ontwikkelingen in het ziekteverzuim, de zorgvraag, arbeidsproductiviteit en de deeltijdfactor van invloed op de uiteindelijke uitbreidingsvraag. Figuur 3.1 laat de verwachte uitbreidingsvraag voor Midden-Brabant zien in de branches van zorg en WJK. Figuur 3.1 Uitbreidingsvraag branches zorg en WJK, Midden-Brabant, 2013-2017 Ziekenhuizen GGZ Overige zorg Gehandicaptenzorg VVT Kinderopvang Jeugdzorg WMD Totaal -1.160-560 -350-290 -80 0 0 100 20-1.300-1.100-900 -700-500 -300-100 100 300 Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil De totale uitbreidingsvraag voor de sector zorg en WJK in Midden-Brabant is gedurende de periode 2013-2017 negatief met 1.160 personen (-3%). Er is wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en de WJK-branches. In de zorgbranches is in Midden-Brabant sprake van een afname van -1,5%, terwijl de afname in de WJKbranches met -16,2% veel sterker is. Hierna gaan we kort in op de gehanteerde aannames voor de uitbreidingsvraag in Midden-Brabant naar branche. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat veel beleidsmaatregelen op een specifiek moment betrekking hebben waardoor de uitbreidingsvraag in een branche gedurende de periode 2013-2017 sterk kan fluctueren. Ziekenhuizen: in de ziekenhuizen is een nieuw bestuurlijk akkoord afgesloten, waarin afgesproken is de groeiruimte van de financiële middelen in 2014 en de drie jaren erna te beperken. Gezien deze afspraken en de aanname dat er in de ziekenhuizen sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Midden-Brabant binnen de ziekenhuizen nagenoeg 0 zal zijn. GGZ: voor de GGZ is overeenstemming bereikt over de verlenging van het bestuurlijke akkoord 2013-2014 dat in 2012 is afgesloten. Ook in dit akkoord is afgesproken de groeiruimte in 2014 tot 1,5% en in de jaren erna tot 1% te beperken. Vanwege deze afspraken en de aanname dat binnen de GGZ sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Midden-Brabant voor de GGZ de komende jaren nagenoeg 0 zal zijn. Gehandicaptenzorg: in de gehandicaptenzorg gaan we voor de komende jaren uit van een bescheiden groei van de uitbreidingsvraag in Midden-Brabant. In het jaar 2015 is de (negatieve) invloed van de beleidsmaatregelen voor de langdurige zorg en ondersteuning wel zichtbaar. VVT: in de VVT gaan we voor de komende jaren uit van een afname van de uitbreidingsvraag. Bij de interpretatie van deze ontwikkeling is het van belang om te realiseren dat er in de VVT meerdere beleidsmaatregelen door elkaar heen spelen. Zo is er in de langdurige zorg vanaf 2015 sprake van een verschuiving van intramurale naar extramurale zorg. Hierdoor nemen de middelen voor de thuiszorg toe, terwijl de middelen in de verpleging en verzorging juist sterk afnemen. Daarbij wordt in de 18

thuiszorg ook de huishoudelijk hulp verleend. Hierop wordt in het regeerakkoord met ingang van 2015 juist sterk bezuinigd (40%). Het totale effect van de beleidsmaatregelen voor de thuiszorg is echter positief, waardoor we voor de thuiszorg in Midden-Brabant uitgaan van een positieve uitbreidingsvraag. Kinderopvang: voor de kinderopvang gaan we uit van een negatieve uitbreidingsvraag in Midden-Brabant. Vooral in de eerste drie jaar verwachten we een aanzienlijke afname van de uitbreidingsvraag als gevolg van de bezuinigingen van de rijksoverheid op de bijdrage in de kosten. Daarna is weer sprake van een beperkte toename van de uitbreidingsvraag. Jeugdzorg: de uitbreidingsvraag in de branche jeugdzorg staat onder druk als gevolg van de invoering van de nieuwe wet Jeugdzorg welke gepaard gaat met een landelijke korting op het budget die oploopt tot 15% in 2017. Voor Midden-Brabant gaan we daarom dan ook uit van een negatieve uitbreidingsvraag in de branche Jeugdzorg. WMD: voor de sector WMD hebben we aangenomen dat gemeenten in Midden- Brabant net als in de afgelopen jaren blijven bezuinigen op de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Het gevolg hiervan is dat we uitgaan van een negatieve uitbreidingsvraag voor de sector WMD in Midden-Brabant. In tabel 3.1 is de vraag naar VOV-personeel weergegeven per kwalificatie. In 2017 is in Midden-Brabant de vraag naar VOV-personeel ongeveer 800 werknemers lager dan in 2012. Voor de meeste VOV-kwalificaties neemt de vraag over de periode 2013-2017 af. De vraag naar zorghulp (niveau 1) neemt het sterkst af, hetgeen het gevolg is van de budgettaire korting op huishoudelijke hulp. Ook de vraag naar verzorgende (niveau 3) en sociaal agogisch werker (niveau 4) neemt sterk af. Niet voor alle zorgkwalificaties neemt de uitbreidingsvraag af. Zo neemt de vraag naar verpleegkundige (niveau 4 en 5) in Midden-Brabant toe. Dit is het gevolg van de relatief gunstige ontwikkelingen in de ziekenhuizen en de GGZ, branches waar relatief veel verpleegkundigen werken. Daarnaast investeert het kabinet in de wijkverpleegkundigen waardoor de vraag naar verpleegkundigen in de thuiszorg fors toeneemt. Voor alle agogische kwalificaties daalt de vraag naar personeel. Tabel 3.1 Uitbreidingsvraag werknemers met een VOV-kwalificatie, Midden-Brabant, 2013-2017 19 Werknemers Werknemers Abs. ontw. % Ontw. (VOV) 2012 (VOV) 2017 2013-2017 2013-2017 Verpleegkundige (niveau 5) 1.630 1.790 170 10% Verpleegkundige (niveau 4) 4.640 4.770 130 3% Verzorgende (niveau 3) 6.230 5.940-290 -5% Helpende zorg en welzijn (niveau 2) 820 770-60 -7% Zorghulp (niveau 1) 1.590 1.170-420 -27% Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5) 2.400 2.310-90 -4% Sociaal cultureel werker (niveau 5) 240 220-20 -7% Sociaal cultureel werker (niveau 4) 70 60-10 -8% Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) 810 750-60 -7% Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4) 100 100-10 -5% Pedagogiek (niveau 5) 600 580-20 -3% SAW (niveau 4) 2.700 2.590-110 -4% SAW (niveau 3) 980 960-20 -2% Totaal VOV-personeel 22.790 21.990-800 -4% Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil

Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers in zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van de uitstroom meegenomen, te weten: uitstroom naar overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); uitstroom naar uitkering en inactiviteit; uitstroom naar pensioen; uitstroom naar opscholing (exclusief doorscholing); uitstroom naar een andere regio (pendel). Tabel 3.2 geeft een overzicht van de totale uitstroom van werknemers met een VOVkwalificatie. In Midden-Brabant stromen gedurende de periode 2013-2017 7.310 werknemers met een VOV-kwalificatie uit de sector zorg en WJK, hetgeen ongeveer 32% is van het totale VOV-personeel in het realisatiejaar 2012. Gedurende deze periode gaan in Midden-Brabant ongeveer 1.130 personen uit de zorg en WJK met pensioen. Bij het vaststellen van deze uitstroom is rekening gehouden met een toename van de gemiddelde uittredeleeftijd van 63,5 jaar naar 64,3 jaar in 2017. De uitstroom naar overige bedrijfstakken, uitkeringen en inactiviteit hangt samen met de ontwikkelingen in de vraag naar VOV-personeel. Indien de uitbreidingsvraag sterker afneemt, neemt de uitstroom van personeel naar deze bestemmingen sterker toe. Om een goed totaalbeeld te krijgen van de totale wervingsbehoefte van zorg- en welzijnsorganisaties hebben we in tabel 3.2 ook gegevens opgenomen over de verwachte wervingsbehoefte. De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt vervangen. De totale wervingsbehoefte in de regio in de sector zorg en WJK is gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 6.360 personen, hetgeen ongeveer 28% van het VOV-personeel is in het jaar 2012. Tabel 3.2 Uitstroom en wervingsbehoefte van werknemers met een VOV-kwalificatie, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers 2012, Midden-Brabant, 2013-2017 Uitstroom Werknemers werknemers Wervingsbehoefte (VOV) 2012 2013-2017 2013-2017 abs. % abs. % Verpleegkundige (niveau 5) 1.630 370 23% 500 31% Verpleegkundige (niveau 4) 4.640 1.050 23% 1.120 24% Verzorgende (niveau 3) 6.230 1.430 23% 1.070 17% Helpende zorg en welzijn (niveau 2) 820 500 61% 410 50% Zorghulp (niveau 1) 1.590 800 50% 390 25% Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5) 2.400 800 33% 730 30% Sociaal cultureel werker (niveau 5) 240 120 51% 110 46% Sociaal cultureel werker (niveau 4) 70 60 90% 60 86% Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) 810 390 49% 350 43% Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4) 100 60 54% 60 60% Pedagogiek (niveau 5) 600 320 54% 300 50% Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 4) 2.700 940 35% 840 31% Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 3) 980 470 48% 420 43% Totaal VOV-personeel 22.790 7.310 32% 6.360 28% Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil 20

Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Tegenover de wervingsbehoefte van VOV-personeel staat de instroom van VOV-personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodscategorieën: instroom vanuit onderwijs/instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing); instroom vanuit overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); instroom vanuit uitkeringen en inactiviteit; instroom vanuit een andere regio (pendel). In tabel 3.3 is de totale (potentiële) instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in Midden-Brabant weergegeven voor de periode 2013-2017. Gedurende de periode 2013-2017 gaan we ervan uit dat ongeveer 8.790 werknemers met een VOV-kwalificatie op de arbeidsmarkt zullen instromen in Midden-Brabant. Deze instroom komt overeen met ongeveer 39% van het aantal werknemers met een VOV-kwalificatie in het uitgangsjaar 2012. Vooral de lagere zorgopleidingen en de veel van de agogische kwalificaties hebben ten opzichte van het aantal werknemers in 2012 een relatief hoge instroom van werknemers. Gezien het grote aandeel van de aanbodscategorie instroom vanuit onderwijs hebben we deze ook separaat in tabel 3.3 opgenomen. Opleidingen zorg en welzijn waren en zijn nog steeds populair onder leerlingen. Vanuit het onderwijs stromen daardoor in Midden- Brabant ongeveer 3.570 werknemers met een VOV-kwalificatie in de arbeidsmarkt zorg en WJK. De instroom vanuit onderwijs is goed voor ruim 40% van de totale instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie. De totale instroom vanuit het onderwijs neemt gedurende de periode 2013-2017 beperkt af, hetgeen vooral komt door de afname van de instroom van de agogische opleidingen. Met uitzondering van helpende zorg en welzijn niveau 2 neemt de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs voor alle zorgopleidingen toe. Tabel 3.3 Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie, uit het onderwijs en totale instroom, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012, Midden-Brabant, 2013-2017 Werknemers Instroom vanuit Totale instroom (VOV) 2012 onderwijs 2013-2017 2013-2017 abs. % abs. % Verpleegkundige (niveau 5) 1.630 320 20% 560 34% Verpleegkundige (niveau 4) 4.640 370 8% 940 20% Verzorgende (niveau 3) 6.230 670 11% 1.870 30% Helpende zorg en welzijn (niveau 2) 820 580 71% 700 85% Zorghulp (niveau 1) 1.590 170 11% 1.100 69% Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5) 2.400 300 13% 940 39% Sociaal cultureel werker (niveau 5) 240 20 8% 110 46% Sociaal cultureel werker (niveau 4) 70 10 14% 50 71% Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) 810 190 23% 450 56% Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4) 100 50 50% 70 70% Pedagogiek (niveau 5) 600 160 27% 470 78% SAW (niveau 4) 2.700 250 9% 790 29% SAW (niveau 3) 980 470 48% 730 74% Totaal VOV-personeel 22.790 3.570 16% 8.790 39% Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil 21

Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) In de voorgaande paragrafen zijn we achtereenvolgens ingegaan op de prognoses van uitbreidingsvraag, vervangingsvraag en instroom van werknemers met een VOVkwalificatie. Door deze onderdelen bij elkaar te brengen kan worden bepaald of er tekorten dan wel overschotten aan personeel dreigen te ontstaan. Figuur 3.2 geeft een overzicht van de verwachte overschotten aan werknemers met een VOV-kwalificatie in Midden-Brabant in 2017 binnen de sector zorg en WJK. Voor het totaal van VOVpersoneel dreigt in Midden-Brabant in de komende jaren een overschot te ontstaan dat oploopt tot 2.500 personen in 2017. Vooral in 2015, het jaar waarin veel beleidsmaatregelen uit het regeerakkoord worden ingevoerd, is het dreigende overschot aan VOV-personeel groot. Figuur 3.2 Overschot aan werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017 (uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012), Midden-Brabant 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 8% 35% Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil 11% zorg WJK zorg en WJK Figuur 3.2 geeft een eerste inzicht in de arbeidsmarktgevolgen van voorgenomen beleid voor Midden-Brabant. Bij de interpretatie van deze onderzoeksresultaten dient ermee rekening te worden gehouden dat we momenteel nog geen al te harde uitspraken kunnen doen over de omvang van de verwachte tekorten en overschotten naar branches en kwalificaties. De reden hiervoor is dat de onzekerheden daarvoor momenteel nog te groot zijn. De onzekerheden hebben met name betrekking op de keuzes van gemeenten en zorg- en WJK-organisaties naar aanleiding van de voorgenomen beleidsmaatregelen. Daarnaast is het ook lastig om de veranderde dynamiek in de sector zorg en WJK, van sterke groei naar krimp, te prognosticeren. Prognoses zijn namelijk voor een deel gebaseerd op historische gegevens. We kiezen er dan ook voor de verwachte tekorten/overschotten binnen de sector zorg en WJK weer te geven met behulp van een meer kwalitatieve indicator, de indicator kans op een baan. De indicator kans op baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie/branche als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel. In tabel 3.4 is de gehanteerde afbakening van de indicator kans op een baan inclusief de bijbehorende namen van de categorieën weergegeven. 22