Fragment 2 Taalnorm DERDE GRAAD Sommige taalfouten maak je altijd opnieuw, hoe vaak je de regel ook herhaalt. Bovendien werd je waarschijnlijk ooit gewezen op een taalfout, terwijl de zin of woordgroep die je gebruikte volgens jou volledig correct was. Misschien vind je taalafspraken wel nuttig, maar erger je je dood aan mensen die anderen constant wijzen op fouten. In deze les ga je na hoe oud taalregels zijn, hoe ze opgesteld werden en hoe doorsneevoorbijgangers hierover denken. Opdracht 1 1 Lees de volgende zinnen en duid de correcte vormen aan. a) Ik weet het beter dan jou. b) Hij is groter als ik. c) Thomas leest even graag dan Hannah. d) Zij loopt sneller dan wij. e) Wij drinken meer als hem. f) Michel weegt evenveel als Jan. 2 Vergelijk je keuze met die van enkele klasgenoten. a) Welke vorm gebruiken jullie in de dagelijkse spreektaal? b) Hoe komt het dat we twijfelen aan de juiste vorm? c) Stel dat je voor een schrijfopdracht of presentatie zeker wil zijn over welke vorm je gebruikt. Aan wie zou je dan advies vragen bij twijfel? d) Waar vind je online correcte informatie over taalkwesties? Welke bronnen gebruik je beter niet? 8 Fragment 2 Groter als/dan derde graad
Opdracht 2 Je bekijkt een fragment uit Man over woord over het correcte gebruik van als en dan na een vergelijkend woord. 1 Houd jij in het dagelijkse leven rekening met een correct gebruik van taalregels? Vind je die vorm van taalcorrectie belangrijk? 2 Wie houdt, volgens jou, het meeste rekening met taalregels. Houd rekening met leeftijd, sociale klasse, opleidingsniveau, beroepsgroep, geslacht 3 In het fragment hoor je de mening van een taalkundige over het wegvallen van sommige taalregels. Wat verwacht je dat hierover zijn oordeel zal zijn? 4 Bekijk het fragment en neem ondertussen notities. Daarna krijg je een aantal vragen over het onderwerp. Houd bij het noteren rekening met de voorspellingen die je deed in de vorige fase. 5 Jan Stroop legt in dit fragment uit waarom Vlamingen en Nederlanders al 300 jaar problemen hebben met de taalregel groter/meer/hoger dan. a) Hoe komt dat volgens hem? b) Sluit zijn visie en uitleg aan bij je verwachtingen? Fragment 2 Groter als/dan derde graad 9
6 Uit het fragment blijkt dat jongeren zich niet storen aan het door elkaar gebruiken van groter als en groter dan ( kan allebei en kan me helemaal niks schelen ), terwijl ouderen (de docent in het filmpje) dat wel doen. a) Hoe verklaart Jan Stroop dat? b) Komt dit overeen met de voorspelling die je bij vraag 3b deed? Ben je het eens met Jan Stroop zijn verklaring of dacht je zelf aan andere elementen? c) Hoe ziet Jan Stroop de toekomst van als/dan na een vergelijkend woord? Opdracht 3 In het fragment krijgen we informatie over Balthasar Huydecoper. 1 Wie was die man en wat was zijn invloed op onze taal? 2 Hoe ging hij hierbij te werk? 10 Fragment 2 Groter als/dan derde graad
3 Wat was zijn uitgangspunt bij het opstellen van taalregels? Opdracht 4 Man over woord is naast een informatief programma ook bedoeld om mensen te amuseren. 1 Toon aan de hand van dit fragment aan dat Man over woord een duidelijk voorbeeld is van een infotainmentprogramma. 2 De informatie die we over Huydecoper krijgen is gekleurd. Wat is de houding van de makers van Man over woord tegenover die taalkundige? Uit welke elementen kun je dat afleiden? Opdracht 5 De docent in het filmpje ergert zich aan groter als en aan ik wordt. 1 Begrijp je die ergernis of niet? Zijn er taalfouten die jij storend vindt? 2 Lees onderstaande zinnen en kies de juiste mogelijkheid. Geef ook telkens aan welke taalregel geldt. Maak gebruik van de taalhulpmiddelen die je bij 2d opsomde als je twijfelt over de correcte vorm. a) Het vrouwenclubje was tevreden over zijn / haar uitstap naar Maasmechelen. Fragment 2 Groter als/dan derde graad 11
b) Thomas is een van de leraren die dit jaar mee op skireis gaat / gaan. c) Er zijn teveel / te veel flauwe stand-upcomedians in Vlaanderen. d) Je kunt die T-shirt bestellen, maar wel met minimum / minimaal tien exemplaren. e) Er werd hen / hun gevraagd die stelten onmiddellijk terug te leggen. Opdracht 6 Tijdens de straatinterviews in Utrecht stelt Pieter de volgende vraag aan toevallige voorbijgangers: Welk land heeft volgens u de hoogste staatsschuld: België of Nederland? 1 Wat is zijn achterliggende bedoeling? 2 Waarom gebruikt hij die vraag als omweg? 3 Lees de tekst Het warenhuis van William Labov en ga na welke twee indirecte vragen de taalkundige tijdens zijn onderzoeken gebruikte. 12 Fragment 2 Groter als/dan derde graad
4 Gebruik de tekst om uit te leggen wat sociolinguïstiek doet. Toon aan dat het afwijkt van de taalbenadering van Balthasar Huydecoper. Opdracht 7 Stel een sociolinguïstisch onderzoek op en volg daarbij deze stappen. 1 Kies één taalonderwerp dat je wilt onderzoeken. Je kunt de taalfouten uit de vorige oefening of de onderzoeken van William Labov als inspiratiebron gebruiken. 2 Kies twee uiteenlopende doelgroepen die je voor dit onderzoek wilt benaderen. In vraag 3b stond je al stil bij enkele parameters die vaak voorkomen in de sociolinguïstiek. 3 Formuleer kernachtig je uitgangspunt en wat je als resultaat verwacht (hypothese). 4 Stel een situatie of verborgen vraag op om een zo spontaan mogelijke taaluiting van mensen te bekomen. Opdracht 8 1 Vergelijk de notities die jij bij het beeldfragment maakte met die van je buur. - Ga na of jullie dezelfde elementen noteerden. - Kon je de vragen bij het onderdeel Uitvoeren beantwoorden op basis van je notities? Hoe zat dat bij je buur? - Wat neem je over van je buur? - Wat onthoud je voor een volgende luister- of kijkopdracht? 2 Je maakte kennis met een normatieve en beschrijvende (descriptieve) manier van taalgebruik. a) Geef aan wat het doel is van beide benaderingen. b) Welke van beide benaderingen draagt je voorkeur weg? Waarom? c) Bekijk het antwoord dat je op de vragen bij het onderdeel Uitvoeren gaf en maak een lijst van deugdelijke argumenten pro en contra taalnormering. Tekst bij vraag 10c Het warenhuis van William Labov http://depot.knaw.nl/9970/1/labov.pdf Fragment 2 Groter als/dan derde graad 13