Trainingsplanning EWC/RESIA F-pupillen najaar seizoen 2009/2010 Onderdeel 1 t/m 5 duurt steeds 10 minuten, het partijspel is het einde van de training en duurt zo'n 20 minuten. Training 1 (week 34) : Training 2 (week 36) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 1-2; Basisbewegingen: oef 1 2. Balgevoel Balgevoel: oef 1-2; Basisbewegingen: oef 1 Training 3 (week 37) : Training 4 (week 38) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 3-4; Basisbewegingen: oef 1-2 2. Balgevoel Balgevoel: oef 3-4; Basisbewegingen: oef 1-2 Training 5 (week 39) : Training 6 (week 40) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 5-6; Basisbewegingen: oef 2-3 2. Balgevoel Balgevoel: oef 5-6; Basisbewegingen: oef 2-3 -3-3
Trainingsplanning EWC/RESIA F-pupillen najaar seizoen 2009/2010 Onderdeel 1 t/m 5 duurt steeds 10 minuten, het partijspel is het einde van de training en duurt zo'n 20 minuten. Training 7 (week 41) : Training 8 (week 42) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 7-8; Basisbewegingen: oef 3-4 2. Balgevoel Balgevoel: oef 7-8; Basisbewegingen: oef 3-4 -3-3 Training 9 (week 43) : Training 10 (week 44) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 1-4; Basisbewegingen: oef 1-2 2. Balgevoel Balgevoel: oef 5-8; Basisbewegingen: oef 3-4 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 3-4 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 3-4 Training 11 (week 45) : Training 12 (week 46) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 9-10; Basisbewegingen: oef 5 2. Balgevoel Balgevoel: oef 9-10; Basisbewegingen: oef 5 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 3-4 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 3-4
Trainingsplanning EWC/RESIA F-pupillen najaar seizoen 2009/2010 Onderdeel 1 t/m 5 duurt steeds 10 minuten, het partijspel is het einde van de training en duurt zo'n 20 minuten. Training 13 (week 47) : Training 14 (week 48) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 11-12; Basisbewegingen: oef 6 2. Balgevoel Balgevoel: oef 11-12; Basisbewegingen: oef 6 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 4-5 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 4-5 Training 15 (week 49) : Training 16 (week 50) : 2. Balgevoel Balgevoel: oef 9-10; Basisbewegingen: oef 5 2. Balgevoel Balgevoel: oef 11-12; Basisbewegingen: oef 6 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 4-5 3. 1 tegen 1 Tegenstander naast je; oef 4-5 Training 17 (week 51) : (zaal) 1. Spelvorm 1 2. Balgevoel 3. 1 tegen 1 4. Spelvorm 2 5. Pass en trap 6. Partijspel Met bal Balgevoel: oef 9-10; Basisbewegingen: oef 5 Tegenstander naast je; oef 4-5 Zonder bal Binnenkant voet 4 tegen 4
Uitwerking oefenstof Thema 1: Balgevoel 1.1. Balgevoeloefeningen 1.2. Basisbewegingen 1.3. Snel voetenwerk 1.4. Jongleren 1.1. Balgevoeloefeningen 1. Dribbelen enkel met het rechter- of het linkerbeen; elke pas de bal raken. 2. Dribbelen; na enkele tikken rechts de bal met links overnemen. 3. Dribbelen enkel met het rechter- of het linkerbeen; elke pas de bal raken, maar nu afwisselend de binnenkant en buitenkant van de voet gebruiken. 4. Dribbelen met het rechterbeen; afwisselend binnenkant en buitenkant voet gebruiken en na enkele tikken met het linkerbeen overnemen en de bal weer afwisselend met binnenkant en buitenkant voet raken. 5. Vanuit de dribbel de bal met de voetzool terughalen en met de binnenkant van dezelfde voet weer voorwaarts tikken. Steeds na enkele tikken de beweging herhalen. Daarna met het andere been dezelfde oefening. 6. Vanuit de dribbel de bal met de voetzool terughalen en met de binnenkant van dezelfde voet weer voorwaarts tikken. Nu echter na het vooruit meenemen met binnenkant voet de bal direct met de andere voet overnemen en de beweging herhalen. 7. Vanuit de dribbel de bal met de voetzool terughalen en met de wreef van dezelfde voet weer voorwaarts tikken. Steeds na enkele tikken de beweging herhalen. Daarna met het andere been dezelfde oefening. 8. Vanuit de dribbel de bal met de voetzool terughalen en met de wreef van dezelfde voet weer voorwaarts tikken. Nu echter na het vooruit meenemen met de wreef de bal direct met de andere voet overnemen en de beweging herhalen. 9. Wandelend de bal met de punt van de voetzool elke pas een stukje meenemen, met om en om het rechter- en het linkerbeen. Vooruit en achteruit lopen. 10. Nu in dribbelpas de bal met de punt van de voetzool vooruit of achteruit meenemen. Let op dat de bal goed voor en niet onder het lichaam ligt. 11. Vanuit zijwaartse wandelpas de bal met de voetzool steeds een stukje meenemen. Elke pas de bal raken. Daarna met het andere been dezelfde oefening. 12. Nu vanuit zijwaartse dribbelpas de bal met de voetzool menemen. Proberen goed op de voorvoeten te bewegen en elke pas de bal te raken. Daarna met het andere been dezelfde oefening.
13. Vanuit zijwaartse wandelpas de bal met de voetzool steeds een stukje meenemen. Nu echter steeds na het afrollen de bal met binnenkant van de andere voet stoppen en direct de beweging herhalen. Daarna met het andere been dezelfde oefening. 14. Na vanuit zijwaartse dribbelpas de bal met de voetzool meenemen en de bal met de binnenkant van de andere voet afstoppen. Daarna met het andere been hetzelfde. 15. Wandelend de bal met de punt van de voetzool voor het lichaam langs rollen, afwisselend met het rechter- en het linkerbeen. 16. Nu vanuit dribbelpas de bal met de punt van de voetzool voor het lichaam langs rollen, afwisselend met het rechter- en het linkerbeen. Na het voorlangs rollen steeds enkele tussenpasjes maken. 17. De onderkant van de voet op de bal en tegelijk met de punt van de andere voet de bal een klein tikje geven. Beide benen maken tegelijk een actie. Afwisselend de rechter- en de linkervoet op de bal. 18. De onderkant van de voet op de bal en tegelijk met de binnenkant van de andere voet de bal een klein tikje geven. Na de voet op de bal te hebben gezet, het lichaam een kwartslag draaien en de bal met de binnenkant voet van het andere been een tikje geven. 1.2. Basisbewegingen 1. De bal voorlangs spelen met binnenkant voet en met de buitenkant van de andere voet de bal twee tikken verlengen. Geen andere richting geven aan de bal. Elke pas de bal raken. 2. In zigzagbaan de bal terugkappen met binnenkant voet op de binnenkant van de andere voet. Na het meenemen met binnenkant voet de bal één tik geven en terugkappen met dat been. De bal moet met binnenkant wreef onder het lichaam worden teruggekapt. 3. De bal met de binnenkant kappen en met de buitenkant van dezelfde voet meenemen. Dan buitenkant kappen en met binnenkant voet meenemen. Eerst alleen met het sterke been, daarna ook met het zwakke been. 4. De bal voorlangs spelen met de punt van de voetzool en met de buitenkant van de andere voet twee tikken verlengen. Geen andere richting geven aan de bal. Elke pas de bal raken. 5. De bal met de punt van de voet onder het lichaam draaien, over de bal stappen en met de binnenkant van de andere voet schuin vooruit meenemen. De bal één tik met buitenkant voet geven en dan met het andere been onder het lichaam draaien. 6. Met de binnenkant voet van het dribbelbeen een overstap om de bal maken en de bal met binnenkant van de andere voet voorlangs meenemen. De bal twee tikken meenemen en opnieuw een felle overstap om de bal maken. 1.3. Snel voetenwerk 1. Op de plaats snelle tussentikken met de binnenkant van de beide voeten. Goed op de voorvoeten bewegen en een hoog bewegingstempo pakken. 2. De bal door tikjes met de binnenkant van de voorvoeten zijwaarts meenemen, heen en terug. Met korte tikjes de bal een stukje naar links meenemen, terugkomen op de plaats en vervolgens naar de andere kant. 3. De bal steeds met binnenkant voet terugkappen op de binnenkant van het andere been. Enkele tussentikken en de bal met de andere voet
terugkappen. 4. De bal van binnen naar buiten afrollen en direct op de andere voet duwen. Na het afrollen komt de voet niet op de grond, maar wordt de bal direct naar de andere voet gespeeld. Enkele tussentikken en de beweging met de andere voet herhalen. 5. De bal met de binnenkant voet afrollen op de binnenkant van het andere been. Tussentikken en de bal met het andere been afrollen. 6. De bal door snelle tussentikken in zigzagbeweging enkele meters vooruit meenemen. 7. De bal schuin vooruit afrollen in zigzagbeweging. 1.4. Jongleren 1. De bal hooghouden met de voeten, de bal mag tussendoor stuiteren 2. De bal hooghouden met de voeten, zonder de bal de grond te laten raken Thema 2: 1-tegen-1 2.1 Tegenstander naast je; halve draaien 2.2 Tegenstander voor je; passeren vanuit de beweging 2.1. Tegenstander naast je; halve draaien 1. Binnenkant voet kappen 2. Buitenkant voet kappen 3. Afrollend kappen met buitenkant voet 4. Overstap om de bal (step-over) 5. Bal onderkant voet terughalen 2.2. Tegenstander voor je; passeren vanuit de beweging 1. Dreigend dribbelen, binnenkant en buitenkant voet 2. Schaar 3. Overstap 4. Lichaamsschijnactie (uitvalspas)