Namens Vaarbewijsopleidingen (VBO), s Gravenmoer, 2017 Ben Ros

Vergelijkbare documenten
Vaarbewijsopleidingen (VBO) LES 1. techniek, milieu, waterkaarten en meteorologie. Cursusboek Klein Vaarbewijs

LES 1 _ INLEIDING, UITRUSTING, VEILIGHEID, TECHNIEK, MILIEU, WATERKAARTEN EN METEOROLOGIE

Vaarbewijsopleidingen (VBO) LES 1. techniek, milieu, waterkaarten en meteorologie. Studiewijzer Klein Vaarbewijs

Reglementen. Ivar ONRUST

LES 1 _ ALGEMENE ZAKEN EN BRANDVEILIGHEID

Digitale thuiscursus VB1(KVB1)

hebt tussen de 25 en 40 meter lengte. Je moet dan een Beperkt Groot Vaarbewijs of een Groot Pleziervaartbewijs hebben.

Spelregels voor een veilige snelle vaart

Klein vaarbewijs. 6 e bijeenkomst

Spelregels voor een veilige snelle vaart

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

GELDIG VANAF 1 oktober 2015 KVB1

Regeling snelle motorboten Rijkswateren

TOETSMATRIJS EXAMENS KLEINVAARBEWIJS VB I

Wij wensen u veel succes bij de studie.

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST

Programma Opleidingen en Cursussen

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

KVB1 KVBB / KVBS KVBZ. De wettelijke bepalingen voor zover die van belang zijn voor de

GELDIG VANAF 1 AUGUSTUS 2014 (gewijzigde versie 1 oktober 2014) KVB1

Vaarbewijzen voor de pleziervaart op de Nederlandse binnenwateren na 1 juli 2009

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT

GELDIG VANAF MEDIO APRIL 2016 KVB1. Categorie en Subcategorie

CURSUS KLEIN VAARBEWIJS 1

Examen Beperkt stuurbrevet

VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 1

Het examen voor Klein Vaarbewijs 1 bevat 40 vragen. Het zijn allemaal "meerkeuzevragen". Er zijn maximaal 80 punten te behalen.

Vaarbewijzen. Vragen:

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

KVB1. Examen KleinVaarbewijs-1 Cat. Subcat. Aantal vragen. Punten per vraag. Totaal punten

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

Bijlage bij Studiewijzer Klein Vaarbewijs 1 en 2. Nieuwe leerstof Klein Vaarbewijs 2 per 1 januari 2013

Geachte belangstellende, U ziet hier een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs 1.

Bemanningsvoorschriften voor Pleziervaartuigen

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen.

Regels en vaargebieden voor snelle motorboten

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

Examen November 2007

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

VAMEX - Voorbeeldexamen februari 2015, CWO-GMS deel A pag. 1

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

U ziet hier een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs 1.

VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 1. Geachte belangstellende, U ziet hier een voorbeeld van een officieel examen Klein Vaarbewijs 1.

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Het ROEIEN en de vaarregels

Klein Vaarbewijs I+II

Veilig het water op! Vaarregels recreatie- en beroepsvaart. Algemeen. hoofdvaargeul varen.

VAMEX - Voorbeeldexamen april 2015, CWO-GMS deel A pag. 1

Erratum Studiewijzer Klein Vaarbewijs 7e druk 2015

512 Politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust

Verklaring zeewaardigheid schip /zeevaardigheid schipper

Houd plezier in de vaart!

Onderwerp Beantwoording vragen met betrekking tot het Binnenvaartbesluit

Examen CWO buitenboordmotor III

WATERPOLITIE 2012 GOOI EN VECHTSTREEK / FLEVOLAND G&V / FVL. Gooi en Vechtstreek

Desautel Brandblussers

Veilig varen doen we samen

HANDBOEK VEILIGHEIDSMIDDELEN Branden worden volgens NEN-EN 2 in de volgende klassen onderverdeeld:

Hieronder vind je een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs 1.

Verordening Leukermeer e.o. Bergen (L.)

Wat is een explosie? Een explosie is een zeer snel verlopende brand met een vrijkomende (verwoestende) drukgolf.

ALGEMENE VOORWAARDEN BOOT VERHUUR BOLSWARD. (a)

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Examen November 2005

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Vaarbewijzen voor de pleziervaart

Veilig varen doen we samen

Langszij meevoeren: Certificaatplicht. Langszij meevoeren door pleziervaartuigen. Langszij meevoeren algemeen:

Theorieboekje CWO-Rb3

Afbakening Examens Klein Vaarbewijs (KVB2)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

Waterwaaier. Tips voor samen veilig varen

Technische problemen historische pleziervaartuigen langer dan 20 meter

Vaarbewijzen voor de pleziervaart op de Nederlandse binnenwateren na 1 juli 2009

Snelheids overtredingen met een klein schip Geschwindigkeitsübertretungen mit einem kleinen Boot

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

7.2 Brand voorkomen en bestrijden

CURSUSBOEK MARIFONIE/VHF

- WAT IS BRAND? - BRANDKLASSEN - HOE EEN BRAND BESTRIJDEN? - KLEINE BLUSMIDDELEN - WAT TE DOEN BIJ BRAND - VOORKOMEN VAN BRAND

Inhoudsopgave. Deel 1, Klein Vaarbewijs 1 5. Deel 2, Klein Vaarbewijs 2 133

AANVRAAG VOOR EEN INTERNATIONAAL CERTIFICAAT VAN COMPETENTIE (Plezierjachten)

Nieuws over onderwerpen in de examenvragen KVB1 en KVB2 bericht van de examencommissie

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Algemene Voorwaarden Verhuur van Vaartuigen B&B Bootverhuur

Inleiding 5 Veilig varen door Nederland en België 7 Dit boek in de praktijk gebruiken 13

Theorieavond. URV Viking - 1 -

LES 1 _ STUURBREVET, VEILIGHEID, WATERKAARTEN EN MANOEUVREREN

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

EXAMEN JULI 1999 BEPERKT STUURBREVET

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET

Transcriptie:

COLOFON Vaarbewijsopleidingen (VBO) Samensteller: Ben Ros Grafisch ontwerp: Karolien Bogaerts Vaarbewijsopleidingen Postbus 11 5109 ZG s Gravenmoer Nederland Tel. +31 (0)162 323396 www.watersportcursussen.nl Tiende druk, 2017 ISBN 978-94-91173-17-2 Alle rechten voorbehouden VOORWOORD Allereerst een woord van dank aan iedereen die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van deze studiewijzer. Zonder hun hulp was het nooit gelukt. Het gaat vaak om de details en het zijn de cursisten en instructeurs die de Studiewijzer tot in detail bekeken en verbeterd hebben. Speciale dank aan Onno Walda, Beate de Ponti en Simon Vastenhout: zij hebben een wezenlijke inhoudelijke bijdrage geleverd. Ook dank aan Karolien Bogaerts voor het grafisch ontwerp en het verwerken van alle tekstuele aanpassingen plus de bijbehorende illustraties en aan drs. Cor Gerritsma voor het correctiewerk. De samensteller heeft zich vooral laten inspireren door keuzes die de examencommissie heeft gemaakt uit de wettelijk vastgestelde leerstofgebieden. Opleiding en examinering zijn streng gescheiden en de keuze van de examenonderwerpen kan in de loop van de jaren veranderen. Het kan voorkomen dat het examen hier of daar afwijkt van de leerstof zoals die in deze studiewijzer wordt behandeld. Via de site www.watersportcursussen.nl/studiewijzer worden instructeurs en cursisten op de hoogte gehouden van de meest recente ontwikkelingen. Wij wensen je veel succes bij de studie. Namens Vaarbewijsopleidingen (VBO), s Gravenmoer, 2017 Ben Ros Deze uitgave werd met de meeste zorg samengesteld. De juistheid van de gegevens is mede afhankelijk van informatie die ons door derden is verstrekt. Als die informatie onjuistheden blijkt te bevatten, kan Vaarbewijsopleidingen (VBO) daarvoor geen aansprakelijkheid aanvaarden. 1

Vaarbewijsopleidingen (VBO) INHOUD DEEL 1 LEERSTOF KLEIN VAARBEWIJS I (vier lessen) LES 1 Inleiding, uitrusting, veiligheid, techniek, milieu, 3 waterkaarten en meteorologie LES 2 Varen, aankomen en afvaren, begrippen, zuiging, ankeren, reddingsacties, 41 laterale betonning, cardinale betonning en lichten LES 3 Wetten en reglementen, optische tekens (lichten en dagmerken), 81 geluidsseinen en verkeerstekens LES 4 Basisregels, algemene regels, engtes, oversteken en sluis, 115 bijzondere situaties, verkeerde wal varen en RPR DEEL 2 LEERSTOF KLEIN VAARBEWIJS 2 (vier lessen) LES 5 Inleiding, werken met passer & plotter, van KK naar GrK, 147 van GrK naar KK, Deviatie en lichtenlijn LES 6 Peilingen, constructies GrK-KK, constructies KK-GrK, 175 sectorlicht en overige berekeningen LES 7 Het schip en de zeekaart, maritiem betonningsstelsel-systeem-a, 209 getijden en meteorologie LES 8 Scheepvaartreglement Westerschelde 243 DEEL 3 BIJLAGEN Bijlage 1 verkeerstekens 261 Bijlage 2 bijlage 9, 15a en 15b van het BPR 269 ANTWOORDEN Vragen les 1 t/m 8 273 2

Vaarbewijsopleidingen (VBO) LES 1 LES 1 _ INLEIDING, uitrusting, VEILIGHEID, TECHNIEK, milieu, WATERKAARTEN EN meteorologie 3

LES 1 Vaarbewijsopleidingen (VBO) 1.1.1 Inleiding Het Klein Vaarbewijs In deze studiewijzer behandelen we de leerstof die je moet kennen voor Klein Vaarbewijs 1 (VB 1) en Klein Vaarbewijs 2 (VB 2). In de eerste vier lessen wordt de leerstof voor VB 1 behandeld. In les vijf tot met acht behandelen we de leerstof voor VB 2. Verplichting Een Klein Vaarbewijs is vereist voor het varen met: 1. Snelle motorboten (sneller dan 20 km/uur) tot 15 meter. 2. Pleziervaartuigen met een lengte van 15 meter tot 25 meter. 3. Sleepboten, duwboten of sleepduwboten met een lengte van 15 tot 25 meter die uitsluitend worden gebruikt als pleziervaartuig met formele verklaring. 4. Beroepsvaartuigen met een lengte van 15 tot 20 meter. Leeftijd De minimumleeftijd waarop aan een persoon een Klein Vaarbewijs mag worden afgegeven, is 18 jaar. Het Klein Vaarbewijs is onbeperkt geldig en hoeft niet meer verlengd te worden. Afgifte Klein Vaarbewijs Een Klein Vaarbewijs wordt alleen afgegeven na overlegging van: - het getuigschrift betreffende de theoretische kennis die noodzakelijk is om met een schip te kunnen varen; dit getuigschrift krijg je als je geslaagd bent; - een verklaring betreffende de lichamelijke geschiktheid. Als je geslaagd bent, krijg je het vaarbewijs direct mee. De medische verklaring kun je ter plekke invullen. De medische eisen kun je vinden op de VAMEX-site, www.vamex.nl. Klein Vaarbewijs 1 Een Klein Vaarbewijs 1 is vereist voor de vaart met een vaarbewijsplichtig schip op rivieren, kanalen en meren. Je hoeft alleen de eerste vier lessen te leren. Het VB 1 is gecombineerd met het ICC Inland Waters (internationaal vaarbewijs). Klein Vaarbewijs 2 Een Klein Vaarbewijs 2 is vereist voor de vaart met een vaarbewijsplichtig schip op alle binnenwateren. Dus als je ook op het ruime binnenwater, zoals Wadden, IJsselmeer, Markermeer, Oosteren Westerschelde vaart, moet je VB 2 hebben. Je moet dan de hele studiewijzer kennen. Het VB 2 is gecombineerd met het ICC Inland and Coastal Waters (internationaal vaarbewijs). De zee Voor Nederland geldt dat je geen vaarbewijs nodig hebt als je uitsluitend op zee vaart en geen haven binnengaat. Andere Europese landen, onder andere Griekenland, Italië en Spanje, kennen wel een vaarbewijsplicht voor de kustwateren. Je hebt dan een ICC Coastal Waters nodig. Het schip Schepen zijn er in soorten en maten. De wet maakt alleen onderscheid tussen grote en kleine schepen. De grens ligt bij 20 meter. Een groot schip is een schip met een lengte van 20 meter of meer. Een klein schip is een schip korter dan 20 meter. De kleine schepen noemen we ook wel boten of jachten. Wat wij als watersporters een grote boot vinden, bijvoorbeeld een motorjacht van 17 meter, is volgens de wet een klein schip. 4

Vaarbewijsopleidingen (VBO) LES 1 Rompvormen Knikspant multiknikspant Rondspant Bij het aanschaffen van een boot is het belangrijk rekening te houden met het vaargebied. Enkele basisvormen zijn: knikspant, multiknikspant en rondspant (zie afbeelding). Op ruim water met veel golfslag is een rondspant aan te bevelen. Een knikspant is heel geschikt voor het kleine binnenwater. Hoe ronder de rompvorm, hoe geschikter het schip is voor het varen in golven. De meest geschikte vorm voor het varen in golven is dus een rondspant. TEST JEZELF 1.1.1 4. Een Klein Vaarbewijs 2 is een vereiste voor de vaart met een vaarbewijsplichtig schip op: a. Alleen rivieren, kanalen en meren. b. Alle binnenwateren. c. Alle binnenwateren met uitzondering van de Waddenzee. 5. Een Klein Vaarbewijs wordt alleen afgegeven na overlegging van: a. Een aankooprekening van het schip. b. Een aankooprekening van het schip en het rapport van een medische keuring. c. Het getuigschrift betreffende de benodigde theoretische kennis om met het schip te kunnen varen. d. Een verklaring betreffende de lichamelijke geschiktheid en het getuigschrift betreffende de benodigde theoretische kennis om met het schip te kunnen varen. 1. De minimumleeftijd om een snelle motorboot te mogen besturen is: a. 18 jaar. b. 25 jaar. c. 12 jaar. d. 16 jaar. 2. Een Klein Vaarbewijs is vereist voor het varen met een: a. Motorschip met een hoogst bereikbare snelheid van 16 kilometer per uur en een lengte van minder dan 15 meter. b. Motorschip van 12 meter met een hoogst bereikbare snelheid van minder dan 20 kilometer per uur. c. Zeilschip van 16 meter. 3. Een Klein Vaarbewijs 1 is een vereiste voor de vaart met een vaarbewijsplichtig schip op: a. Alleen rivieren, kanalen en meren. b. Alle binnenwateren. c. Alle binnenwateren met uitzondering van de Waddenzee. 6. De minimumleeftijd waarop aan een persoon een Klein Vaarbewijs mag worden afgegeven is: a. 16 jaar. b. 12 jaar. c. 18 jaar. d. 21 jaar. 7. De geschiktheid voor het varen in golven wordt voor een belangrijk deel bepaald door de vorm van het onderwaterschip. Het meest geschikt voor golven is een a. Multiknikspantschip. b. Rondspantschip. c. Knikspantschip. 8. Mag je met een Klein Vaarbewijs 1 met een vaarbewijsplichtig schip op de volgende vaarwegen varen: Waddenzee, IJsselmeer, Maas, Gelderse IJssel, Westerschelde, Amsterdam-Rijnkanaal? a. Ja b. Niet alle genoemde wateren maar wel op: IJsselmeer, Maas en Gelderse IJssel.. c. Niet op alle genoemde wateren maar wel op: Maas, Gelderse IJssel en Amsterdam-Rijnkanaal. 5

LES 1 Vaarbewijsopleidingen (VBO) 1.2.1 Uitrusting ALGEmEEN De wetgever stelt geen uitrustingseisen aan kleine schepen, met uitzondering van snelle motorboten. Een juiste verlichting en een toeter zijn voldoende om dag en nacht te mogen varen. In verband met onze eigen veiligheid en de verzekeringsvoorwaarden vinden de opleiders en de leden van de examencommissie dat een boot aan een aantal minimumeisen moet voldoen. Deze eisen zijn afhankelijk van het soort schip en het gebied waarin je vaart. Hieronder volgen enkele belangrijke zaken. - Een anker: als de motor uitvalt, moet je op een veilige plaats kunnen ankeren. Je zonder voortstuwing laten voortdrijven is levensgevaarlijk en verboden. - - Een zeereling: is met name belangrijk - voor boten die op ruim water varen. Een zeereling bestaat uit een aantal rechtopstaande buizen (scepters) van gemiddeld zo n 60 centimeter (hoe hoger, hoe beter) waartussen één of twee draden gespannen zijn en soms ook een net. De reling is bedoeld om te voorkomen dat je van boord valt. - Een lenspomp met handbediening vanuit de kuip: is belangrijk voor kajuitzeilboten. Met zo n lenspomp kun je met een kleine lekkage of veel buiswater blijven doorzeilen tot je in een veilige haven bent. De lenspomp pompt het water uit het laagstgelegen deel van het schip. Bij motorboten heet dat de bilge en spreken we van een bilgepomp. - Goede afsluiters voor de doorvoer onder de waterlijn: zijn belangrijk voor alle kajuitboten. Zorg ervoor dat bij het verlaten van de boot alle buitenboordafsluiters dicht zijn. Met de afsluiters open loop je extra veel risico. Schiet er een slang los of gaat er één kapot, dan loopt de boot vol en zinkt. Je hebt kans dat de verzekering in zo n geval niet uitkeert wegens nalatigheid. - Goede reddingsvesten: bij voorkeur minimaal voor elke opvarende één (bij snelle motorboten verplicht). - Een brandblusser: bij voorkeur minimaal één brandblusser met minimaal 2 kilogram inhoud. Zo n brandblusser hang je op een plaats waar je gemakkelijk en van twee kanten bij kunt, bijvoorbeeld bij de ingang van de kajuit, hut of motorruimte. - De reglementen: in digitale of papieren vorm (Almanak deel 1). SNELLE motorboten Alle boten die sneller kunnen varen dan 20 km/ uur vallen onder de categorie snelle motorboten. Het gaat dan over jetski s, waterscooters, speedboten, maar ook om kajuitjachten die sneller kunnen dan 20 km/uur. Voor deze categorie geldt een vaarbewijsplicht en voor het besturen een minimumleeftijd van 18 jaar. Snelle motorboten moeten voorzien zijn van een registratieteken plus bijbehorend registratiebewijs. Dit geldt ook voor het Nederlandse deel van het Rijnvaartgebied (RPR). Bij snelle motorboten is de schipper in eerste instantie verantwoordelijk voor de naleving van de inrichtingsvoorschriften van de boot. De eigenaar op wiens naam het registratiebewijs staat, is medeverantwoordelijk. Via de verplichte registratie is de eigenaar altijd te achterhalen. De schipper is verantwoordelijk voor het vaargedrag, ook als hij zelf niet stuurt. De algemeen geldende maximumsnelheid waarmee op de Nederlandse vaarwegen, inclusief het Nederlandse deel van het Rijnvaartgebied (RPR), met snelle motorboten mag worden gevaren, is 20 km per uur. 6

Vaarbewijsopleidingen (VBO) LES 1 Maximumsnelheid op de Nederlandse vaarwegen In het algemeen geldt voor de Nederlandse vaarwegen een maximumsnelheid van 20 km/uur. Daar kan van worden afgeweken; in natuurgebieden bijvoorbeeld wordt vaak een lagere snelheid verplicht gesteld en voor het varen met snelle motorboten zijn gebieden aangewezen waar sneller gevaren mag worden. Bepaalde categorieën, zoals snelle veerponten of watertaxi s, kunnen speciale toestemming krijgen om toch sneller te varen dan de geldende maximum snelheid. Verplichte uitrusting: - een motoronderbrekingsknop, ook wel dodemansknop genoemd (is niet vereist bij snelle kajuitboten met een gesloten binnenbesturing); als de bestuurder overboord slaat en de motor stopt niet, gaat de boot, mede door het wieleffect (zie les 2), rondjes draaien; de kans is dan groot dat de bestuurder door zijn eigen boot wordt overvaren; - reddingsvesten, voor elke opvarende één exemplaar; - een brandblusser. Verplichtingen van de bestuurder: - hij moet 18 jaar zijn; - hij moet zitten op een voor hem bestemde zitplaats; - als dat niet kan, moet hij, als hij staand stuurt, een reddingsvest dragen, ook bij schitterend weer. De verplichting een reddingsvest te dragen geldt niet als de bestuurder op de bestuurdersstoel zit en voor snelle kajuitboten met een gesloten binnenbesturing. Extra verplichting bij waterskiën: - bij een snelle motorboot die één of meer waterskiërs trekt, moet de bestuurder worden bijgestaan door een mede-opvarende (minimaal 15 jaar oud) die als uitkijk fungeert. TEST JEZELF 1.2.1 1. Het is niet toegestaan aan het scheepvaartverkeer deel te nemen met een snelle motorboot als: a. De zittende bestuurder geen reddingsvest draagt. b. Die niet is voorzien van een registratieteken. c. Het motorvermogen boven de 100 kw is. 2. Aan de inrichting van een snelle motorboot worden speciale eisen gesteld. Welke van de onderstaande eisen hoort daarbij? a. De motoronderbrekingsknop ( dodemansknop ). b. Een deugdelijke voorruit. c. Het registratiebewijs. 3. Een kajuitmotorboot van 13 meter lengte met binnenbesturing en een maximumsnelheid van 25 kilometer per uur moet zijn uitgerust met: a. Een reddingsvest voor iedere opvarende, een brandblusapparaat en een technische voorziening waarmee bij onderbreking van de besturing de middelen tot voortbeweging (nagenoeg) onmiddellijk tot stilstand komen. b. Een reddingsvest voor iedere opvarende. c. Een reddingsvest voor iedere opvarende en een brandblusapparaat. 4. De bestuurder van een snelle motorboot is met het oog op zijn persoonlijke veiligheid verplicht om: a. Als hij alleen het schip vaart, door middel van een veiligheidslijn en -gordel aan het schip verbonden te zijn, zodat hij niet bij een onverwachte beweging overboord kan vallen. b. Een zwemvest te dragen als hij staande stuurt, uitgezonderd bij het sturen vanuit een gesloten binnenbesturing. c. Altijd een zwemvest te dragen. 7

LES 1 Vaarbewijsopleidingen (VBO) 5. Wie is in eerste instantie verantwoordelijk voor de naleving van de inrichtingsvoorschriften van een snelle motorboot? a. De eigenaar op wiens naam het registratiebewijs staat. b. De schipper (niet-eigenaar) die met de snelle motorboot vaart. c. De leverancier. 6. De bestuurder van een snelle motorboot die één of meer waterskiërs voortbeweegt, moet: a. Per vaartocht een vergunning afhalen op het postkantoor. b. Minimaal 15 jaar zijn. c. Door een medeopvarende (min. 15 jaar) als uitkijk worden bijgestaan. 7. De algemeen geldende maximumsnelheid waarmee op de Nederlandse vaarwegen met snelle motorboten mag worden gevaren, is: a. Onbeperkt, tenzij anders door de bevoegde autoriteit voor het betreffende vaarwater is aangegeven. b. 40 kilometer per uur. c. 20 kilometer per uur. 8. Aan boord van een schip moet een bijgewerkt exemplaar van het geldige Binnenvaartpolitiereglement aanwezig zijn om op ieder moment geraadpleegd te kunnen worden. Het Binnenvaartpolitiereglement kan geleverd worden in de vorm van een boek en in digitale vorm. In welke vorm moet het reglement aan boord zijn? a. Alleen in digitale vorm. b. Alleen in boekvorm. c. Mag in boekvorm maar ook in digitale vorm. Hier volgen twee vragen over de uitrusting van snelle boten: 9. Moet een zogenaamde jetski uitgerust zijn met een brandblusser? a. Ja. b. Nee. 10. Moet een speedboot met binnen besturing uitgerust zijn met een zogenaamde dodemansknop? a. Ja. b. Nee. 11. Je hebt een snelle motorboot met kajuit. Welke voorzieningen moeten onder andere aan boord aanwezig zijn? a. Een deugdelijk brandblusapparaat en voor iedere opvarende een reddingsvest onder handbereik. b. Een dodemansknop en voor iedere opvarende een drijfkussen. c. Een dodemansknop en voor iedere opvarende een zwemvest. 12. De bestuurder van een snelle motorboot trekt een waterskiër. De bestuurder zit op een voor hem bestemde zitplaats. Wat bepaalt het BPR? a. De bestuurder moet een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk aanstellen. b. De bestuurder moet een reddingsvest dragen. c. De uitkijk moet op het voordek zitten. d. De bestuurder moet ervoor zorgen dat de skiër tenminste 15 jaar oud is. 8

Vaarbewijsopleidingen (VBO) LES 1 13. Wat is er bepaald met betrekking tot een registratiebewijs voor een snelle motorboot op het Nederlandse Rijnvaartpolitiereglement-gebied? a. In het Rijnvaartpolitiereglement wordt een registratiebewijs niet voorgeschreven, het is dus niet nodig. b. In het Rijnvaartpolitiereglement wordt een registratiebewijs voorgeschreven dat is afgegeven door de Rijnvaartcommissie. c. Het registratiebewijs voor een snelle motorboot, zoals vermeld in het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) is ook verplicht voor het Rijnvaartpolitiereglement-gebied. 14. Je wilt voorkomen dat de opvarenden overboord vallen. Welke maatregel geeft daarvoor de beste garantie? a. Een reddingsvest dragen, bij voorkeur een van het type dat zich automatisch opblaast wanneer de persoon die het draagt overboord valt. b. Een zogenaamde voetlijst (rechtop staande strip) aan de buitenkant van het dek aanbrengen. c. Scepters aan de buitenkant van het dek aanbrengen met een relingdraad op 60 cm boven het dek en daaronder nog een relingdraad op 30 cm hoogte. 15. Hoeveel reddingsvesten moeten aan boord van een snelle motorboot aanwezig zijn? a. Eén voor elke opvarende. b. Eén voor elke waterskieër. c. Eén voor de schipper, die verplicht is het vest te dragen gedurende de vaart. 1.3.1 Veiligheid Het doel van de Binnenvaartwet is het bevorderen van de veiligheid van de vaart van schepen op de binnenwateren en van de veiligheid aan boord van die schepen. Aan schepen die onder de Binnenvaartwet vallen (dat zijn met name de grote schepen waarmee beroepsmatig gevaren wordt) worden strenge veiligheidseisen gesteld. Aan kleine schepen, met uitzondering van snelle boten, niet. Toch zijn de gevaren die deze categorie bedreigen niet kleiner. De belangrijkste gevaren zijn brand en verdrinking. BRAND Voor het ontstaan van een brand moet er gelijktijdig sprake zijn van een brandbare stof, een voldoende hoge ontbrandingstemperatuur en zuurstof. TEMPERATUUR ZUURSTOF BRANDBARE STOF We onderscheiden zes types brand, A-, B-, C-, D-, E- en F-brand. - A-branden zijn kernbranden in vaste stoffen (papier, hout); - B-branden zijn vloeistofbranden (benzine, olie, spiritus); - C-branden zijn gasbranden (propaan, butaan); - D-branden zijn metaalbranden (magnesium, aluminium); - E-branden zijn elektriciteitsbranden (kortsluiting); - F-branden zijn vet- en/of oliebranden (vlam in de pan). 9

LES 1 Vaarbewijsopleidingen (VBO) Enkele blusmiddelen zijn: - water; als blusmiddel alleen geschikt voor A-branden; - schuim; een schuimblusser is bijzonder geschikt voor gebruik aan boord van jachten voor A- en B-branden (soms ook C-branden), omdat schuim weinig schade veroorzaakt, ook na gebruik; nadeel is dat schuim in de winter kan bevriezen; - poeder; geschikt voor A-, B- en C-branden. Het nadeel van een poederblusser is dat die na gebruik schade kan aanrichten aan elektrische apparatuur en metalen. Het nadeel van een schuimblusser is dat je die in de winter bij een lage temperatuur (-5 ) niet kunt gebruiken. Een oliebrand mag je nooit blussen met water. De brandende olie gaat drijven op het water en verspreidt zich dan over de hele boot. Eisen brandblusser - de brandblusser moet een rijkskeurmerk hebben en dient typegoedgekeurd te zijn; - de minimumcapaciteit van een handbrandblusser moet 2 kg zijn; - de brandblusser dient elke 2 jaar gekeurd te worden door een deskundige instantie. Plaats brandblusser Als je maar één brandblusser aan boord hebt, plaats je die bij voorkeur op een plaats waar je van alle kanten gemakkelijk bij kunt, bijvoorbeeld bij de inen uitgang van de kajuit. Vlam in de pan Als de vlam in de pan slaat (F-brand), dek je de pan zo snel mogelijk af met bijvoorbeeld een deksel of natte dweil. TEST JEZELF 1.3.1 1. Je hebt aan boord één brandblusser. Deze plaats je bij voorkeur bij: a. Het kooktoestel. b. De in- en uitgang van de kajuit. c. De slaaphut. 2. Voor het ontstaan van een brand moeten tegelijkertijd drie factoren aanwezig zijn, namelijk: een brandbare stof, een ontbrandingstemperatuur en als derde factor: a. Zuurstof. b. Stikstof. c. Kooldioxide. 3. A-branden zijn: a. Gasbranden. b. Kernbranden in vaste stoffen, zoals hout. c. Metaalbranden. d. Vloeistofbranden. 4. B-branden zijn: a. Kernbranden in vaste stoffen, zoals hout. b. Vloeistofbranden. c. Metaalbranden. d. Gasbranden. 5. C-branden zijn: a. Vloeistofbranden, zoals benzine, petroleum enzovoort. b. Kernbranden in vaste stoffen, zoals hout. c. Gasbranden, zoals propaan, butaan enzovoort. d. Metaalbranden, zoals magnesium, natrium enzovoort. 6. Water is als blusmiddel alleen geschikt bij: a. Klasse D-branden. b. Klasse A-branden. c. Klasse B-branden. d. Klasse C-branden. 10