INZICHT IN DE SITUATIE VAN DE LOKALE BUITENSCHOOLSE CULTUUREDUCATIE Een van de speerpunten in het actieprogramma buitenschoolse cultuureducatie, opgesteld door Kunstbalie en de provincie Noord-Brabant naar aanleiding van het rapport van de commissie Paes, is het aanvullen van onze kennis van de buitenschoolse cultuureducatie in Brabant. Daartoe heeft Kunstbalie het PON de opdracht verstrekt om met name het gemeentelijk beleid en de zzp-ers eens nader te beschouwen. Daarnaast heeft Kunstbalie gekeken naar andere onderzoeken die zijn gepubliceerd na het verschijnen van het rapport van de commissie Paes. Deze nieuwe informatie is (beknopt) weergegeven in dit document. Algemene gegevens ten aanzien van de actieve cultuurparticipatie 41% van de Nederlandse bevolking kan worden gerekend tot actieve cultuurdeelnemers. Dat betekent dat zijn de afgelopen 12 maanden een creatieve activiteit hebben gedaan. Uit de cultuurpeiling 2016 blijkt dat 55% van de Brabantse bevolking actief bezig is met cultuur. Dat is iets hoger dan in 2010 (53%). i De cultuurparticipatie in Nederland behoort tot de hoogste van Europa (na Scandinavië). Uit de Cultuurindex (2014) blijkt dat de cultuurparticipatie in Nederland licht daalt. In de periode 2007-2011 zien we een daling van het aantal mensen dat zingt (-14%), een muziekinstrument bespeelt (-17%), aan beeldende kunst (-26%) of aan podiumkunsten doet (-32%). Daaruit kan men concluderen dat de traditionele amateurkunstbeoefening daalt. Nieuwe vormen van amateurkunst (zoals mediakunst) worden in onderzoeken geschaard onder mediagebruik en niet onder amateurkunst. Een derde van de beoefenaars volgt lessen of workshops; twee derde van hen volgt lessen bij een docent of een kunstenaar. Deze docenten zijn voor het overgrote deel zzp-ers; het bereik van de gesubsidieerde instellingen (centra voor de kunsten) is 15% (ruim 300.000 mensen). ii 3. Buitenschoolse cultuureducatie in Brabant. Terugtrekkende overheid: bezuinigingen Er wordt fors bezuinigd op de gesubsidieerde organisaties in de buitenschoolse cultuureducatie. Kunstencentra worden gedwongen te stoppen (landelijk van 181 centra in 2009 naar 152 in 2013, in Brabant van 25 centra in 2009 naar 17 in 2015). Ook zien we dat het werkgebied van de overgebleven centra kleiner wordt. Wat betreft bezuinigingen op kunstencentra in Brabant lopen de kortingen uiteen van 5% tot 52%.
afbeelding 1 en 2: werkgebieden van de centra in Brabant in juli 2012 en juli 2015. Verandering dienstverlening centra De rol en opdracht van de overheid verandert snel en vraagt anno 2015 om een enorme flexibiliteit van organisaties. Gemeenten en andere opdrachtgevers willen wel betalen voor adequate en kwalitatieve uitvoering van taken en programma s op het gebied van cultuur, maar voor hoe het bedrijf of de instelling daarachter georganiseerd is, voelen ze zich niet langer verantwoordelijk. Onder meer de zware huisvestingslasten van veel kunstencentra en de weinig flexibele en dure cao Kunsteducatie, maakt dat zij niet of nauwelijks kunnen meebewegen met de markt. De markt neemt dienstverlening over maar laat ook zaken liggen. Voor het aanjagen van projecten en het maken van verbindingen en het voeren van de regie, is minder (of geen) aandacht. Hier kan een belangrijke taak liggen voor de kunstencentra, als partij die vanuit een lokale publieke opdracht zich verantwoordelijk voelt voor de culturele levensloop (kennismaken, leren, doen) van de inwoners. Voor het adequaat vervullen van deze rol is verandering nodig. Meer nog dan een verandering van het organogram, gaat het om een verandering van mentaliteit, van bedrijfscultuur en mogelijk zelfs van omgangsvormen. De kracht van het kunstencentrum nieuwe stijl zit hem in een sterke basis van programmamanagers (inhoud) en netwerkers (relaties, ophalen van de vraag, bouwen en onderhouden van de netwerken). iii Ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector kunsteducatie Hoeveelheid banen In 2015 telt Brabant in totaal 961vestigingen van kunsteducatie en 250 dansscholen. Het totaal aantal vestigingen van buitenschoolse kunst- en cultuureducatie komt daarmee op 1211. Deze vestigingen zijn goed voor in totaal 2712 banen (ongeacht het aantal uren) in de buitenschoolse kunst- cultuureducatieve sector in Brabant. Dit betreft 2150 banen in de kunstzinnige vorming en 562 banen bij dansscholen. iv
We zien een snelle groei van het aantal zelfstandigen en particuliere organisaties. Dit geldt niet alleen voor Brabant maar voor heel Nederland. Uit onderzoek v blijkt dat er ongeveer 6600 kunst- en cultuur educatieve bedrijven actief zijn in Nederland. Daarvan zijn er ongeveer 6.000 zzp-er en 440 kleine ondernemingen met 2 tot 4 personen. Van de kleine organisaties ontvangt vrijwel niemand een subsidie. Waarschijnlijk is het aantal docenten in werkelijkheid nog wat hoger, zeker als het informele circuit wordt meegenomen als (lokaal) aanbod. Deze gegevens onderstrepen de constatering van de commissie Paes over de versplintering van de sector kunsteducatie. Verwacht wordt dat het aantal banen in de sector redelijk stabiel blijft. vi Het is wel duidelijk dat het aantal reguliere banen in het publieke deel van de sector snel terugloopt. vii Op basis van deze data kan niet worden aangetoond hoeveel vaste banen verdwijnen en worden omgezet in zzp-constructies. viii De meeste organisaties zijn gematigd positief over de nabije toekomst maar onzeker over de financiën. 23% van de ondervraagden verwacht een stijging van het aantal cursisten, 18% verwacht een daling. ix Arbeidsvoorwaarden Weinig vaste banen De SER en de Raad voor Cultuur constateren dat het aantal zelfstandigen in de cultuursector met 20,4% is toegenomen. Dat is veel meer dan in andere sectoren (gemiddeld in Nederland een stijging van 9,6%). Zij constateren dat deze ontwikkeling met name zichtbaar is in de cultuureducatie; muziekdocenten die voorheen in dienst waren van muziekscholen, oefenen hun beroep nu zelfstandig uit. Laag inkomen Werknemers in de cultuursector hebben over het algemeen een laag persoonlijk inkomen. Dit geldt ook voor docenten. x Zzp-ers geven aan dat hun inkomen de afgelopen jaren is gedaald vanwege sterke concurrentie en de kleinere budgetten. Toch lijken zij hiermee akkoord te gaan omdat zij vaak dermate gespecialiseerd zijn opgeleid dat zij geen andere markten kunnen bedienen. Andere verklaringen zijn dat zij het werken in de sector zien als een investering in zichzelf, zij nog andere bronnen van inkomsten hebben en door hun
passie voor het vak akkoord gaan met de lage prijzen. Vaak werken zij naast hun betaalde uren ook nog zonder honorarium om hun kansen in de toekomst te vergroten. xi Gevolgen Bovenstaande heeft tot gevolg heeft een zzp-er niet voldoende inkomen om een pensioen op te bouwen of een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. xii Slechts een op de vijf werknemers heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering; een kwart van de docenten bouwt pensioen op. xiii Meer dan de helft van de docenten geeft aan niet of nauwelijks te kunnen rondkomen. xiv De kwaliteit van de dienstverlening Kwaliteit van de dienstverlening Zowel centra als particuliere organisaties zeggen docenten te selecteren met een goede vooropleiding. Echter net als in andere sectoren zijn er prijsvechters op de markt die werken met niet afdoende opgeleide en /of onderbetaalde docenten. xv Dit komt ook in Brabant voor; er zijn hierover geen harde gegevens beschikbaar. Uit het PON-onderzoek blijkt dat ruim 70% van de docenten een kunstvakopleiding heeft afgerond. Beoefenaars lijken geen verschil in kwaliteit te ervaren tussen de kwaliteit van het onderwijs van particuliere docenten en docenten verbonden aan gesubsidieerde instellingen. Dat geldt eveneens voor de tevredenheid over de prijs van het onderwijs. xvi Toegankelijkheid van de buitenschoolse cultuureducatie Consument tevreden over toegankelijkheid van het aanbod Opvallend is wel dat ondanks de ingrijpende ontwikkelingen in deze sector de klant tevreden blijft over het aanbod aan kunstzinnige vrijetijdsactiviteiten. 62% van de Brabanders is tevreden over het aanbod in Brabant. Slechts 10% vindt het onvoldoende. xvii Dat is in lijn met het landelijk beeld; slechts 7-9% van de Nederlandse bevolking vindt het aanbod onvoldoende. xviii Maar weinig beoefenaars constateren dat er de laatste twee jaar voorzieningen zijn weggevallen. xix Het lijkt erop dat de klant de omgevallen voorzieningen niet mist maar dat wil niet zeggen dat dat op termijn geen probleem gaat worden. Het LKCA stelt in de NMAK dat hoewel er over het geheel genomen dus (nog) geen negatieve effecten van het wegvallen van gesubsidieerd buitenschools aanbod te zien zijn, kunnen er wel knelpunten ontstaan in bepaalde regio s als daar onvoldoende zelfstandige ondernemers zijn of komen die zorgen voor vervangend aanbod. Voorzieningen in de buurt Mensen hechten aan voorzieningen in hun directe omgeving. Ook in Brabant is er behoefte is aan buitenschoolse cultuureducatieve voorzieningen in de eigen gemeente. 82% van de ondervraagden vindt dat buitenschoolse cultuureducatie binnen de eigen gemeente (tot
max. 10 km van huis) gevestigd moet zijn. Dat geldt overigens ook voor bibliotheken (94%) en het verenigingsleven (86%). xx Financiële toegankelijkheid Gemeenten proberen op verschillende manieren actieve cultuurparticipatie toegankelijk voor al hun burgers te houden. Zo verstrekt iedere gemeente subsidies aan culturele verenigingen zodat deelname aan het culturele leven laagdrempelig is. Met name de grotere gemeenten (B5, M7 en 7 kleinere gemeenten) subsidiëren nog steeds centra voor de kunsten met de intentie om aanbod nabij en financieel toegankelijk te houden. Gemeenten die hier niet voor kiezen verstrekken in sommige gevallen individuele subsidies (rugzakjes). De centra voor de kunsten in Brabant die nog ondersteund worden door de gemeente hebben vaak wel andere taken dan 10 jaar geleden. Zij richten zich meer op het verbinden, bemiddelen, toegankelijk maken en promoten van cultuureducatie. xxi Vrijwel alle gemeenten maken actief beleid om de kosten voor deelname en educatie voor mensen met een laag inkomen te beperken. Meestal wordt dit meegenomen in het armoedebeleid. Dertien gemeenten hebben via het Jeugdcultuurfonds Brabant fondsen gevormd om deelname van arme kinderen aan culturele activiteiten mogelijk te maken. Dit aantal groeit nog steeds; de provincie stimuleert gemeenten hieraan deel te nemen door middel van het verstrekken van een startbijdrage. Vier van de B5-gemeenten hebben een eigen jeugdcultuurfonds opgericht. Ook ondersteunen gemeenten andere organisaties met dezelfde doelstelling zoals stichting Leergeld. xxii Conclusie Uit deze onderzoeken ontstaat het beeld van een sector in een organisatorische omwenteling. Het publiek gefinancierde deel van de sector verdwijnt grotendeels; de organisaties die over blijven krijgen een ander profiel waarbij cultuurpromotie en aanjagen de belangrijkste taken zijn. Het terugtrekken van de (gemeentelijke) overheid is hier heel zichtbaar; er is weinig geformaliseerd beleid en er is weinig politieke aandacht. De markt wordt nu nog verder overgenomen door de zzp-ers. De gevreesde versplintering is daarmee een feit. De zzp-er in de kunsteducatie heeft het niet makkelijk; over het algemeen een laag salaris en een slechte rechtspositie; toch wordt er weinig geklaagd, enerzijds omdat men nu eenmaal dit werk wil blijven doen en anderzijds omdat er een gematigd optimisme is over de toekomst. De klant lijkt geen problemen te hebben met de veranderingen; het onderzoek laat zien dat mensen tevreden zijn over de kwaliteit, de prijs en de afstand tot het huidig aanbod. Onderzoekers en betrokkenen in de sector wijzen wel op het gevaar op de iets langere termijn; ze verwachten dat minder mensen kunstdocent willen worden; dat kan leiden tot schaarste en witte vlekken plaatsen met name in het platteland waar er weinig aanbod op het gebied van de kunsteducatie zal zijn. De vraag is echter of dit een specifiek probleem van de kunsteducatie is; het lijkt eerder een onderdeel van de trend waarbij mensen (en daarmee ook dienstverlening) naar de stad trekken.
- Kunstbalie, oktober 2016 Verder lezen? Hieronder vind je verwijzingen naar documenten die meer informatie geven over bovenstaande thema s. Sommige teksten zijn gebruikt bij het opstellen van dit document. Landelijke gegevens De arbeidsmarktpositie van de werknemers in de cultuursector (SER en RvC, 2016) Wie geeft er aan cultuur? (Boekmanstichting, zomer 2015) Cultuur in de kanteling (LKCA, januari 2015) Nieuwe Amateurkunst Monitor (LKCA 2015) Manifest: onjuiste inzet zzp-ers bij centra voor de kunsten (OAK, mei 2014) Meedoen is de kunst (Raad voor Cultuur, 2014) Zicht op actieve cultuurparticipatie (LKCA, 2014) Lokaal stelsel actieve cultuurparticipatie in transitie (LKCA, maart 2014) Cultuur in beeld (ministerie van OCW, dec 2014). Analyse bezuinigingen centra voor de kunsten en muziekscholen 2013 Specifiek voor de Brabantse situatie: Onderzoek PON Kunstbalie mbt gemeentelijk beleid buitenschoolse cultuureducatie en zzp-markt (2016) Buitenschoolse kunst- en cultuureducatie in Brabant (PON, 2016) Cultuur en erfgoed in Brabant; de mening van de Brabantse burger (PON, 2016) Culturele dynamiek versterken (Commissie Paes, 2015) Visiedocument DOKe-Kunstbalie 2015 (Kunstbalie en DOKe, juli 2015) Onderzoek behoeften amateurkunst Noord-Brabant (Kunstbalie en DOKe, nov 2011) Noten: i Cultuur en erfgoed in Brabant; de mening van de Brabantse burger, 2016 ii Nieuwe Amateurkunst Monitor (LKCA 2015) iii visiedocument DOKe Kunstbalie, 2015). iv Buitenschoolse kunst- en cultuureducatie in Brabant (2016) v Onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van de werknemers in de cultuursector (SER en RvC, 2016) vi Onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van de werknemers in de cultuursector (SER en RvC, 2016) vii Manifest: onjuiste inzet zzp-ers bij centra voor de kunsten (OAK, mei 2014) viii Onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van de werknemers in de cultuursector (SER en RvC, 2016) ix Onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van de werknemers in de cultuursector (SER en RvC, 2016) x zie ook zicht op actieve cultuurparticipatie (2014); Meedoen is de Kunst (2014) xi Onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van de werknemers in de cultuursector (SER en RvC, 2016) xii Manifest: onjuiste inzet zzp-ers bij centra voor de kunsten (OAK, mei 2014) xiii zie verkenning arbeidsmarkt cultuursector (2016) en PON (2016) xiv zicht op actieve cultuurparticipatie, (LKCA 2014) xv zicht op actieve cultuurparticipatie, (LKCA 2014) xvi NMAK (LKCA,2015) xvii Cultuur en erfgoed in Brabant; de mening van de Brabantse burger (PON, 2016) xviii NMAK (LKCA 2015) xix Cultuur en erfgoed in Brabant; de mening van de Brabantse burger (PON, 2016) xx Cultuur en erfgoed in Brabant; de mening van de Brabantse burger (PON, 2016) xxi Buitenschoolse kunst- en cultuureducatie in Brabant (PON, 2016) xxii Buitenschoolse kunst- en cultuureducatie in Brabant (PON, 2016)