SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 937 van LYDIA PEETERS datum: 5 april 2016 aan BEN WEYTS VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN Woon-werk- en woon-schoolverkeer - Keuze vervoersmodi In zijn beleidsnota en ook in zijn meest recente beleidsbrief geeft de minister aan dat hij de aantrekkingskracht van de vervoersmodi zoals de fiets, het openbaar vervoer en autodelen wil verhogen. De minister wilt de Vlamingen verleiden om de auto vaker aan de kant te laten staan en de fiets steeds meer als een valabel alternatief te promoten, ook in het woon-werk-, en woon-schoolverkeer. Om die fietstrend te versterken, zal de minister onder meer investeren in fietssnelwegen, wat fietsen vlotter, veiliger, aantrekkelijker en haalbaarder maakt. Om het openbaar vervoer te versterken, wil de minister het aanbod van De Lijn nog verleidelijker maken door te mikken op de meest concurrentiële snelheid, het meest aantrekkelijke comfort en investeringen in nieuwe, comfortabele bussen en trams met meer capaciteit. Anderzijds moet De Lijn wel serieus besparen, zeker in 2015 en 2016. 1. Hoeveel verplaatsingen gebeuren er in Vlaanderen op jaarbasis voor het woonwerkverkeer, gebaseerd op de cijfers van het meest recente onderzoek verplaatsingsgedrag: a) met de auto; b) per fiets; c) met het openbaar vervoer; d) te voet? Indien hiervan statistisch verantwoorde cijfers gegeven kunnen worden per provincie, graag een overzicht. 2. Hoeveel verplaatsingen gebeuren er in Vlaanderen op jaarbasis voor het woonschoolverkeer, gebaseerd op de cijfers van het meest recente onderzoek verplaatsingsgedrag: a) met de auto; b) per fiets; c) met het openbaar vervoer; d) te voet? Indien hiervan statistisch verantwoorde cijfers gegeven kunnen worden per provincie, graag een overzicht.
3. In 2016 zou er een fietsbeleidsplan worden opgesteld om de huidige versnipperde aanpak inzake fietsbeleid te stroomlijnen en af te stemmen. Graag een stand van zaken van dit plan. 4. De bezettingsgraad van personenwagens bepaalt mee het verkeersvolume. Minder personen per wagen betekent meer wagens op de weg. In de beleidsbrief lees ik dat de gemiddelde bezettingsgraad in 2012 1,39 personen per personenwagen bedroeg. Wat was de gemiddelde bezettingsgraad in 2013, 2014 en 2015? Graag de meest recente cijfers. 5. Door bij openbaarvervoerhaltes Park en Ride-parkings aan te bieden, maakt men het voor de autogebruiker eenvoudiger om over te stappen op het openbaar vervoer. In de beleidsbrief lezen we dat gespreid over 30 locaties 5.342 parkeerplaatsen en 1.299 fietsstallingen worden aangeboden. Graag kreeg ik een overzicht van deze locaties, parkeerplaatsen en fietsstallingen, opgedeeld per provincie én een overzicht van de bezettingsgraad van elk van deze Park en Ride-parkings. 6. 2015 en 2016 zijn de jaren waarin De Lijn het meest moet besparen. Zij snoeien daarbij vooral in weinig gebruikte zondagsdiensten en nemen de dure belbussen onder de loep. Noord-Oost-Limburg is inzake openbaar vervoer evenwel nog steeds een blinde vlek. Welke initiatieven zijn gepland om dat euvel te verhelpen, ondanks de besparingen en gelet op de visie van de minister die pleit voor basisbereikbaarheid in plaats van basismobiliteit? 7. De Lijn raamde het aantal reizigersritten in 2014 op 540 miljoen en maakte dat jaar positieve vorderingen die de kostendekking deden toenemen. a) Wat is de raming van het aantal reizigersritten van De Lijn in 2015? b) Hoeveel bedraagt het aantal afgelegde voertuigkilometer in 2015? c) Hoe verhoudt de exploitatietoelage van de Vlaamse Regering zich in 2015 ten opzichte van de exploitatietoelage 2014? d) Wat waren de eigen inkomsten van De Lijn in 2015? Welke (bijkomende) initiatieven nam De Lijn hiertoe én hoe verhouden die inkomsten 2015 zich ten opzichte van de eigen inkomsten 2014?
BEN WEYTS VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN ANTWOORD op vraag nr. 937 van 5 april 2016 van LYDIA PEETERS 1. Onderstaande tabel geeft de aandelen weer van de verplaatsingen in het woonwerkverkeer voor alle vervoersmodi, per provincie. De basis hiervan zijn de gebundelde gegevens van 5 observatiejaren (2008-2013) (OVG 4.1 tot en met OVG 4.5). kolompercentage Vlaams- Antwerpen Limburg West- Oost- Totaal Brabant Vlaanderen Vlaanderen te voet 2,95 3,31 3,56 4,01 2,85 3,32 fietser 5,61 17,87 8,87 12,61 9,91 11,75 brom/snorfietser 0,56 0,97 0,59 2,79 0,14 1,03 motor 1,52 0,12 0,57 0,87 0,81 0,72 autobestuurder 70,08 61,33 79,21 68,05 63,75 67,10 autopassagier 4,53 5,05 2,94 6,18 6,28 5,19 bus/tram/metro 4,89 6,19 0,92 2,24 3,06 3,76 trein 9,14 3,80 2,72 2,68 11,34 6,02 autocar 0,00 0,49 0,00 0,00 1,04 0,37 andere wijze 0,73 0,87 0,62 0,57 0,83 0,74 totaal 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 2. Onderstaande tabel geeft de aandelen weer van de verplaatsingen in het woonschoolverkeer voor alle vervoersmodi, per provincie. De basis hiervan zijn de gebundelde gegevens van 5 observatiejaren (2008-2013) (OVG 4.1 tot en met OVG 4.5). kolompercentage Vlaams- Antwerpen Limburg West- Oost- Totaal Brabant Vlaanderen Vlaanderen te voet 15,35 18,22 14,17 11,36 8,04 13,54 fietser 15,75 33,21 20,03 37,48 25,76 27,87 brom/snorfietser 0,00 0,73 0,98 1,61 0,38 0,75 motor 0,00 0,00 0,00 0,35 0,00 0,07 autobestuurder 2,84 1,99 1,18 3,62 4,89 2,96 autopassagier 38,81 24,06 30,06 23,04 30,30 28,38 bus/tram/metro 19,99 15,00 24,13 11,15 18,57 17,05 trein 4,45 3,03 3,50 7,22 7,28 5,07 autocar 2,81 3,75 4,73 1,86 2,18 3,02 andere wijze 0,00 0,00 1,23 1,95 1,90 0,97 geen antwoord 0,00 0,00 0,00 0,35 0,70 0,22 totaal 100 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 3. Het Vlaams fietsbeleidsplan wordt op 28 maart 2016 voorgesteld in de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken. 4. Op basis van de OVG-data is de gemiddelde autobezettingsgraad in 2013, net zoals in de 4 voorgaande jaren, ruim 1,8. Voor 2014 is geen cijfer voorhanden omdat in dat jaar geen metingen zijn gebeurd. Het cijfer voor 2015 zal later dit jaar beschikbaar zijn. 5. In 2015 spreken we over 31 P+R-parkings in Vlaanderen met 5.563 autoparkeerplaatsen.
N r Prov. P+R NAAM Capaciteit 1 ANT Linkeroever Antwerpen 304 2 ANT F. Van Eeden Antwerpen 103 3 ANT Fortsteenweg Merksem 289 4 ANT Metropolis Luchtbal 442 5 ANT Schoonselhof Hoboken 156 6 ANT Kontich (E19) 320 7 ANT Capenberg Boechout 180 8 ANT Wechelderzande (E34) 111 9 ANT Zoersel (E34) 100 10 ANT Sint-Job-in 't-goor (E19) 248 11 ANT Beerse Gierle (E34) 97 12 ANT Olympiade Wilrijk 195 13 ANT Wommelgem Rondpunt 181 14 LIM Kiewit (N74) 78 15 OVL Krijgsbaan Melsele 367 16 OVL Gentbrugge (viaduct E17) 213 17 OVL Flanders Expo Gent 140 18 OVL Oostakker (N70) 199 19 OVL Industrieweg Wondelgem 62 20 OVL Botestraat Wondelgem 20 21 OVL Post Mariakerke 25 22 OVL Moscou Gent 15 23 VLB Sas Kampenhout 42 24 VLB Rotselaar (N19) 76 25 WVL Steenbrugge Brugge 185 26 WVL Jan Breydel Brugge 102 27 WVL Boogschutterslaan Brugge 152 28 WVL Maria Hendrikapark Oostende 300 29 WVL XPO Kortrijk 448 30 WVL Plopsaland De Panne 353 31 WVL Schiervelde Roeselare 60 Totaal: 5.563 Daar er in Vlaanderen geen richtlijnen bestaan voor P+R, werd de lijst opgesteld aan de hand van een aantal, door De Lijn, vooropgestelde criteria. De opzet was om parkings als P+R af te bakenen wanneer deze vooral gebruikt werden om de auto te parkeren om vervolgens de bus of de tram te nemen. Deze afbakening was echter moeilijk uit te voeren omdat de meeste parkings met P+Rfunctie een gemengde parkeerfunctie hebben. De bezettingsgraad van deze P+R s werd in 2015 bepaald op basis van een telling van de bezette autoplaatsen om 10u00 op een gemiddelde weekdag. Deze methodiek (vanaf 2012) is enigszins anders dan die van 2011.* Wagens Aantal bezette plaatsen Capaciteit % 2011* 2.628 5.216 50,4% 2012 2.067 5.252 39,4%
2013 2.883 5.328 54,1% 2014 2.974 5.340 55,7% 2015 3.159 5.563 56,8% * In 2011 werd een ochtendspitstelling uitgevoerd van 7h00 tot 10h00 s morgens op een gemiddelde werkdag. Hierbij werden de inkomende auto s opgeteld bij de bezette autoplaatsen. Het gegeven dat (zie hierboven) de meeste geselecteerde P+R s een gemengde parkeerfunctie hebben, maakt dat sommige parkings een erg hoge bezetting kennen zonder dat ze echt gebruikt worden als P+R (bv. P+R die gebruikt wordt door buurtbewoners om hun auto te parkeren) en andere dan weer een lage bezetting kennen omdat de capaciteit heel hoog is om andere parkeerfuncties op te vangen (bv. P+R aan evenementenhal). Tenslotte zijn er ook succesvolle P+Rparkings waarbij het gebruik veel groter is dan de cijfers aangeven (bv. P+R waarbij nog andere parkings in de buurt liggen en gebruikt worden om de auto/fiets te parkeren om vervolgens het openbaar vervoer te nemen). Vijf P+R s kennen volgens de telling een overbezetting: Moscou Gent Linkeroever Antwerpen Gentbrugge (viaduct E17) Kiewit (N74) Zoersel (E34) De volgende 5 P+R s hebben een hoge bezettingsgraad (meer dan 80%): F. Van Eeden Antwerpen Flanders Expo Gent Wommelgem De bezetting van een aantal P+R s is bijzonder laag (o.a. omwille van hierboven vermelde redenen). De gemiddelde bezetting van alle P+R s wordt vooral naar omlaag getrokken door een aantal grote P+R s waar amper volk op staat op het moment van de telling 1. Het gaat hier o.a. om de P+R Steenbrugge (Brugge), Kennedylaan EXPO (Kortrijk), Plopsaland (De Panne), Sint-Job-in 't-goor (aan E19) en Oostakker (Gent). Deze P+R s samen staan in voor 26% van de totale capaciteit van alle P+R s maar slechts voor 3,2% van de bezette parkeerplaatsen. De gemiddelde bezetting van deze P+R om 10u00 s morgens bedraagt slechts 9%. Er kan ook geen verband gelegd worden tussen hoogfrequente bediende halten en een hoge bezetting van de P+R. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het multifunctioneel parkeergebruik van de P+R, waardoor de echte P+R-gebruikers niet kunnen worden uitgezuiverd. Het is moeilijk om in de bezettingen een trend te beschrijven van 2011 naar 2014, vooral omdat de afbakening van de P+R-definiëring in 2012 werd herdacht en de methodiek van telling enigszins afwijkt van die van 2011 (verder verfijnd in 2013 met onder andere de telling van nieuwe P+R s). Er is echter wel een licht stijgende trend merkbaar. De bezetting van de fietsstalplaatsen (overzicht niet per P+R beschikbaar) werd bepaald op basis van een telling van de bezette fietsplaatsen op de P+R s om 10u00. op een gemiddelde weekdag. 1 Dit neemt niet weg dat op bepaalde momenten de P+R s wel goed worden gebruikt. Evenementen, shopping e.a. toeristische bestemmingen zorgen ook rond Gent en op de Westvlaamse P+R s voor sterke bezettingen..
Fietsen Aantal bezette plaatsen Capaciteit % 2011 356 1.411 25,2% 2012 378 1.259 30,0% 2013 578 1.171 48,8% 2014 527 1.229 42,9% 2015 568 1.338 42,5% Het gebruik van de fietsstallingen is meestal redelijk laag. Er zijn slechts enkele uitzonderingen, waar er een overbezetting is. Zo heeft de fietsenstalling van Capenberg Boechout een bezetting hoger dan 100%. Een uitbreiding van de fietsenstallingen daar dringt zich dan ook op. Anderzijds is er maar een bezetting van 6% aan de Blancefloerlaan in Antwerpen. Doordat dit een grote fietsenstalling (192 plaatsen) is aan een halte, trekt dit ook het gemiddelde sterk naar beneden. De grootste fietsenstalling staat aan P+R Melsele: deze heeft 243 plaatsen en een gemiddelde bezetting van 40%. 6. Wat busverbindingen betreft, biedt De Lijn in Noordoost-Limburg wel een efficiënt net van buslijnen aan. Dit zowel wat betreft lokale verbindingen (binnen NO- Limburg) als verbindingen naar het centrum van de provincie, naar de treinstations van Hasselt en Genk en zelfs via snellijnen naar Leuven-Brussel en Antwerpen. Wat de toekomst betreft, is het zo dat De Lijn, bij het onderzoek naar de invulling van de basisbereikbaarheid en de uitwerking van het kern- en aanvullend net, het Maasland zeker niet uit het oog zal verliezen. Voor het aanvullend net zal er meer inspraak zijn vanwege de lokale besturen via de nog op te richten vervoerregioraden. Deze vervoerregioraden zullen zelf instaan voor het lokale vervoer op maat. Op dit moment wordt de opstart van drie proefprojecten voorbereid (Aalst, Mechelen, Westhoek), waarna de uitrol in heel Vlaanderen zal gebeuren. 7. a) In 2014 werden er geraamd 532,5 miljoen reizigersritten gerealiseerd. In 2015 werden door het aanbod van De Lijn volgens dezelfde raammethode 529.897.233 reizigersritten gerealiseerd, of te wel een status quo. b) Gereden kilometers 2015: AUTOBUS AUTOBUS AUTOBUS TRAM EIGEN BEHEER EXPLOITANTEN TOTAAL Entiteit Geregeld Leerl.vervoer ALLE DIENSTEN TESAMEN ANTWERPEN 10.843.765 24.440.077 17.611.472 5.492.565 47.544.114 58.387.879 O-VLAANDEREN 3.041.350 17.328.956 14.429.579 4.552.179 36.310.714 39.352.064 VL.-BRABANT 24.593.729 19.946.338 3.057.339 47.597.406 47.597.406 LIMBURG 14.570.170 13.486.547 3.216.405 31.273.122 31.273.122 W- VLAANDEREN 2.943.424 14.251.884 9.621.959 4.205.292 28.079.135 31.022.559 TOTAAL 16.828.539 95.184.816 75.095.895 20.523.780 190.804.491 207.633.030
c) Exploitatietoelage van De Lijn in 2015 t.o.v. 2014 (in k ): 2014: 881.185 2015: 818.643 Deze daling van belastingsmiddelen voor de Lijn wordt gedeeltelijk opgevangen door de hogere inkomsten van de Lijn en door middel van efficiëntiewinsten op de eigen werking. Door de bijkomende investeringsmiddelen die worden ingezet voor het versneld vervangen van versleten rollend materieel daalt immers bijvoorbeeld de onderhoudskost van deze voertuigen. Ook genoot De Lijn mee van de dalende brandstofprijzen waardoor de exploitatiekost verder afnam. Deze brandstofprijs wordt zoals steeds meegerekend in de exploitatietoelage. Bovenstaande maakt dat aanbodmaatregelen deze legislatuur, in tegenstelling tot in het verleden, zeer beperkt bleven. d) Netto vervoerontvangsten 2015 t.o.v. 2014 (in ) 2014: 150.337.955,92 2015: 169.778.722,19 De verhoging van de reizigersontvangsten is te danken aan voornamelijk de gewijzigde tarieven met de focus op de lancering van het betalende 65+abonnement. Ook de uitrol van een nieuwe proactieve aanpak inzake B2B-verkoop wierp zijn vruchten af, evenals enkele gerichte marketing-en communicatiecampagnes, die zeer wervend bleken te zijn. In 2016 wordt een verdere stijging van deze ontvangsten verwacht gelet op het gegeven dat het nieuwe tarievenplan pas dan op kruissnelheid zal komen. De abonnementen voor woon-werk en woonschool verkeer blijven ook in dit tarievenplan de goedkoopste van alle ons omliggende en vergelijkbare regio s