Aan Raad voor Werk en Inkomen t.a.v. de Voorzitter de heer J.P.C.M. van Zijl Postbus 16101 2500 BC Den Haag Landelijke Cliënten Raad Den Haag, 18 november 2002 Betreft: Reactie op uw advies aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het vergroten van de bijdrage van de aanbestedingsprocedure UWV aan een effectieve en efficiënte reïntegratie. Ref.:LCR/015/ER/JL Geachte heer van Zijl, De LCR heeft kennis genomen van uw advies aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het vergroten van de bijdrage van de aanbestedingsprocedure UWV aan een effectieve en efficiënte reïntegratie. In het kader van uw advies heeft er ook een interview met een delegatie van de LCR plaatsgevonden. De LCR wil hierbij haar commentaar op uw advies kenbaar maken. U geeft aan dat bij uw aanbevelingen over de aanbestedingsprocedure 2003 drie hoofdvragen spelen. Hoe kan de financiering zo worden ingericht dat de doelen van het reïntegratiebeleid worden gerealiseerd en efficiënte en effectieve reïntegratie maximaal bevorderd wordt? Welke gegevens moet de aanbestedingsprocedure opleveren om de transparantie van de reïntegratiemarkt te bevorderen? Welke verbeteringen zijn mogelijk in de huidige aanbestedingsprocedure om de positie van de cliënt te verbeteren. Het zal u niet verbazen dat de LCR in het bijzonder vanuit de laatste hoofdvraag naar uw advies heeft gekeken en vanuit deze vraag naar de huidige wijze van aanbesteden heeft gekeken. Waarbij wij van mening zijn dat de huidige wijze van aanbesteding haaks staat op de uitgangspunten van de Wet SUWI dat de cliënt centraal staat. Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag tel.: 070-78 90 770/78 90 771 1
De huidige wijze van aanbesteding Bij de vaststelling van de Wet SUWI heeft de wetgever gekozen om de reïntegratieactiviteiten bij voorkeur bij private marktpartijen neer te leggen. De achterliggende gedachte daarbij is dat concurrentie op de zo gecreëerde reïntegratiemarkt tot meer doelmatigheid en doeltreffendheid zal leiden. De LCR constateert dat de beoogde concurrentie nu hoofdzakelijk plaats vindt op het niveau van de reïntegratieorganisaties, gemeentes en UWV. Voor cliënten heeft het hooguit in formele zin geleid tot keuzemogelijkheden in welke marktpartij het reïntegratietraject vorm mag geven. De praktijk komt erop neer dat cliënten in kavels worden uitbesteed en afgehandeld. De LCR pleit ervoor daadwerkelijk te stimuleren dat cliënten regie over hun eigen reïntegratietraject kunnen hebben. In dat verband pleit de Landelijke Cliëntenraad voor de snelle invoering van een Persoonsgebonden Reïntegratiebudget. Echter ook als de cliënt niet kiest voor een PRB moet de cliënt in staat zijn, zijn eigen regie te voeren over zijn reïntegratietraject. Daartoe dient de huidige systematiek van aanbesteden te veranderen. De LCR zal daartoe met een eigen voorstel komen. Resultaatafhankelijke financiering De LCR deelt de analyse van de RWI over voor en nadelen van resultaatfinanciering. Met betrekking tot de voorstellen van het RWI over resultaatsafhankelijke financiering plaatst de LCR de volgende kanttekeningen. Het voorstel van de RWI om een deel van de trajectprijs vooraf te vergoeden en het restant achteraf op basis van duurzame plaatsing wijst de LCR niet op voorhand af. Met het voorstel van de RWI om bij resultaat financiering onderscheid te maken in soort plaatsing kan de LCR instemmen. De LCR wil hier nog aan toevoegen dat ook de mate van duurzaamheid van de plaatsing een rol zou moeten spelen bij de financiering. De LCR heeft geen bezwaar tegen het afrekenen op geoffreerde prijs per traject. Echter de opmerking dat het reïntegratiebedrijf het beste weet welke methode een cliënt aan werk helpt, stuit ons tegen de borst. Het invullen van het reïntegratietraject zou in nauw overleg met de cliënt moet geschieden. En het opgestelde trajectplan zou door cliënt en reïntegratiebedrijf moet worden ondertekend. Het traject start als het trajectplan is ondertekend. Het voorstel van het RWI om een (steil) oplopende bonus in te voeren naarmate reïntegratiebedrijven meer cliënten uit een doelgroep plaatsen, wordt door de LCR niet op voorhand afgewezen. Waarbij ook zou kunnen worden gedacht aan een differentiatie in bonus op basis van de afstand tot de arbeidsmarkt van de cliënt. Tevens zou de LCR willen voorstellen dat de bonus wordt verhoogd als de cliënt de uitvoering van het reïntegratietraject goed beoordeelt. De RWI noemt een aantal voorwaarden voor optimale werking resultaatfinanciering Indeling in (homgene) doelgroepen De RWI is van mening dat de mate van resultaatfinanciering zou moeten samenhangen met de doelgroep. Naar mate de doelgroep in de toekomst homogener is van samenstelling kan meer op resultaat worden afgerekend. De RWI constateert dat van indeling in homogene en transparante doelgroepen momenteel geen sprake is. Volgens de RWI zou dit in de toekomst moet verbeteren. De LCR is van mening dat het praten over homogeniteit van de doelgroep geen recht doet aan het individu. Het is een voorbeeld van technocratisch denken en verzwakt de positie van de cliënt. Het denken in termen van homogene en transparante groepen leidt er toe dat de aanbesteding in kavels zal worden voortgezet. Een systeem dat de LCR verfoeit en vernederend is voor de cliënt. 2
Verder leidt het er toe dat een cliënt wordt aangeduid in zijn beperkingen en niet in zijn mogelijkheden.het streven naar een indeling in homogene en transparante doelgroepen kan ernstige gevolgen hebben voor het beoogde individuele maatwerk bij reïntegratie. Terugmelden cliënt na intake De RWI geeft aan dat risico-opslag in de prijsvorming kan worden verminderd door het reïntegratiebedrijf de mogelijkheid te geven de cliënt na intake terug te melden aan het UWV. Dit zou moeten kunnen als het reïntegratiebedrijf de noodzakelijke expertise mist, noch kan inkopen bij een ander bedrijf. Als het reïntegratiebedrijf de nodige expertise mist, is het ook in het belang van de cliënt dat de hij wordt teruggemeld aan het UWV. Dit mag zeker niet betekenen dat de cliënt een jaar moet wachten voor hij in een volgende aanbestedingsronde pas weer mee kan doen. Als een cliënt wordt teruggemeld, zou het UWV samen met de cliënt moeten bekijken welk traject nodig is en welk reïntegratiebedrijf dit wel kan bieden. Zoals als eerder gezegd het koppelen van doelgroepen aan trajecten leidt er toe dat er cliënten uit de boot vallen. En het domweg indelen van de cliënt in een andere doelgroep en op basis daarvan naar een ander reïntegratiebedrijf sturen leidt op nieuw niet tot maatwerk. Bij het terugmelden zou het reïntegratiebedrijf moeten aangeven waarom hij de cliënt terugmeldt. Daarbij zou hij moeten aangeven wat de cliënt nodig heeft voor een succesvolle reïntegratie. Immers dat geeft cliënt en UWV nader inzicht om wel een passend reïntegratiebedrijf te vinden. Tevens is de LCR van mening dat als een cliënt wordt teruggemeld de cliënt een ander reïntegratiebedrijf moet kunnen kiezen, buiten de door het UWV gecontracteerde bedrijven. Verder is de LCR van mening dat niet alleen het reïntegratiebedrijf een cliënt zou moeten kunnen terugmelden. Ook de cliënt moet het recht hebben zich zelf terug te melden bij het UWV als hij van mening is dat het door het reïntegratiebedrijf aan te bieden traject niet bij hem past. Ook dan dient de cliënt niet een jaar te moeten wachten. En dient de cliënt het recht te hebben een reïntegratiebedrijf van zijn eigen keuze te kiezen. Ook zou de cliënt dan de mogelijkheid moeten hebben te kiezen voor een Persoonsgebonden Reïntegratiebudget. Rol cliënt De medewerking van de cliënt is cruciaal voor het slagen van een reïntegratietraject. Als de cliënt niet gemotiveerd is loopt het reïntegratiebedrijf het risico dat er geen plaatsing tot stand komt. De reïntegratiebedrijven calculeren dit in hun prijs door een risicoopslag in de prijs mee te nemen. Het RWI is van mening dat deze risico-opslag kan worden verlaagd doordat het UWV de cliënten vooraf wijzen op hun rechten en plichten. De LCR vraagt zich af wat de rechten van de cliënt in deze zijn. Hij heeft wel een aantal plichten. De cliënt is verplicht mee te werken aan zijn reïntegratie. Voor deze reïntegratie wordt de cliënt naar een door het UWV gekozen reïntegratiebedrijf gestuurd. Het traject is in grote lijnen al bepaald door de doelgroep indeling van het UWV en het daaraan gekoppelde traject. Motivatie is één van de belangrijkste factoren voor het slagen van een reïntegratietraject. Om de cliënt te motiveren, indien dat bij aanvang van een traject nodig is, dient de cliënt meer rechten te krijgen, zoals keuzevrijheid bij het kiezen van een reïntegratiebedrijf en meer mogelijkheden om zijn traject op maat in te vullen. De cliënt het recht geven een ander reïntegratiebedrijf, buiten de door de UWV gecontracteerde bedrijven, te kiezen als hij van mening is dat het aan te bieden traject niet bij hem past, kan daartoe bij dragen. Het zou zo moeten zijn dat reïntegratiebedrijf en cliënt samen overleggen over de invulling van het traject. Dit trajectplan zou door cliënt en reïntegratiebedrijf moeten worden ondertekend. Komen cliënt en reïntegratiebedrijf niet tot overeenstemming dan kan de cliënt een ander bedrijf kiezen. Zoals al eerder aangegeven pleit de LCR voor een snelle invoering van het PRB. Op 3
deze wijze worden de rechten van de cliënt pas werkelijk versterkt. Om de positie van de cliënt te versterken zou ook verplicht moeten worden dat het reïntegratiebedrijf regelmatig rapporteert over de voortgang. Deze voortgangsrapportage dient door het reïntegratiebedrijf met de cliënt te worden besproken. Een voortgangsrapportage dient voorzien te zijn van de handtekening van reïntegratiebedrijf en cliënt. Hierbij dient de cliënt de mogelijkheid te hebben zijn mening te geven over de voortgang en de prestaties van het reïntegratiebedrijf. De suggestie van het RWI dat het UWV tijdens de begeleiding door de casemanager kan informeren bij de cliënt naar de voortgang van het traject is veel te vaag. De casemanager zou dit tot zijn taak moeten hebben. Concurrentie op de markt Een brede markt is van belang ook voor de cliënt. Echter zoals de LCR reeds eerder heeft aangegeven speelt de concurrentie zich af over het hoofd van de cliënt. De positie van de cliënt moet verbeteren. Dit kan er daadwerkelijk toe bijdragen dat reïntegratiebedrijven naar de gunst van de cliënt gaan dingen en zich adequaat inspannen om de cliënt op maat te bedienen. Transparantie reïntegratiemarkt De door de RWI voorgestane transparantie van de reïntegratiemarkt is dringend noodzakelijk. Dit is niet alleen noodzakelijk voor de keuze voor verregaande resultaatfinanciering maar ook voor de keuzevrijheid van de cliënt. Immers om te kunnen kiezen moet de cliënt inzicht hebben in de markt. De LCR kan instemmen met de door de RWI voorgestelde maatregelen met betrekking tot transparantie: 1. Openbaarheid van gegevens per reïntegratiebedrijf; 2. Tussentijdse informatie; Bij de openbaarheid van gegevens is het voor de cliënt van het grootste belang dat de gegevens per vestiging van een reïntegratiebedrijf beschikbaar komen. Voor de LCR is er geen onderzoek nodig of dit mogelijk is. Het dient een verplichting te zijn. Positie Cliënt Met de uitgangspunten en voorstellen van de RWI voor het verbeteren van de positie van de cliënt binnen het huidige systeem kan de LCR instemmen. Waarbij wij reeds een aantal aanvullende voorstellen hebben gedaan om de positie van de cliënt te versterken.. Meer bedrijven contracteren Meer bedrijven contracteren geeft enige keuzevrijheid. De cliënt moet dan ook feitelijk in staat en in de gelegenheid worden gesteld om te kiezen. In een recente uitspraak op bezwaar werd het UWV-gak nog in het gelijk gesteld dat zij een cliënt niet de mogelijkheid had geboden om een ander reïntegratiebedrijf te kiezen. Het UWV-gak motiveerde dit besluit als volgt: de cliënt is niet in staat om zelf een keuze te maken. Naast meer bedrijven contracteren zou het ook mogelijk moeten zijn dat de cliënt een niet door het UWV gecontracteerd bedrijf kan kiezen. Als voorwaarde hiervoor kan worden gesteld dat de cliënt zijn keuze moet kunnen motiveren. Meer maatwerk mogelijk maken Ook de LCR wil meer maatwerk mogelijk maken. Het omschrijven van trajecten in meer globale kaders kan daartoe bijdragen. Bij de nadere invulling van het traject dient nadrukkelijk de cliënt te worden betrokken. 4
Het uiteindelijk opgestelde traject dient door cliënt en reïntegratiebedrijf te worden getekend. Indien cliënt en reïntegratiebedrijf niet tot overeenstemming kunnen komen dient de cliënt een ander reïntegratiebedrijf, desgewenst ook buiten de door het UWV gecontracteerde bedrijven, te kunnen kiezen. Cliënt informeren en ondersteunen bij keuze Naast schriftelijke informatie is het ook van belang dat de cliënt ondersteuning kan krijgen bij het bepalen van zijn keuze. De casemanager van de UWV zou hierbij volgens de RWI een rol kunnen vervullen. De LCR is van mening dat de casemanager hierbij een rol kan hebben echter het moet ook mogelijk zijn dat de cliënt ondersteuning kan krijgen van een door hem zelf gekozen adviseur. Gelet op de uitspraak in bezwaar waar wij reeds eerder in deze brief aan refereerden is het goed informeren van de cliënt en goede ondersteuning van de cliënt uitermate belangrijk. Voorwaarde daarbij is dat de cliënt serieus wordt genomen. Het kan en mag niet zo zijn dat het UWV of een gemeente een beslissing over een cliënt neemt omdat de cliënt niet in staat wordt geacht zelf een beslissing te nemen. Dit zal overigens ook niet bijdragen aan de motivatie van de cliënt bij de uitvoering van het reïntegratietraject. Positie van de cliënt wordt optimaal versterkt als hij kan kiezen voor een Persoonsgebonden Reïntegratiebudget Met vriendelijke groet, Landelijke Cliëntenraad J.P. Laurier voorzitter c.c. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de heer A.J. de Geus Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 5